De Wieringermeerpoliler
De Brabantsche Brief
van Dré.
Spooroverweg te
Heerhugowaard.
IN EEN HOOIKLAMP.
Een aanrijding met
gevolgen.
DUITSCHE ONRUST.
Het in cultnnr brengen. Ont-
zilting. Het totaal aantal in
woners thans 290. Het grootste
aantal werkkrachten uit Noord-
Holland.
In aansluiting met hetgeen we Donderdag j.1. plaatsten
uit het drie-maande 1 ijksche bericht betreffende de Zui
derzeewerken nog het volgende:
De afgeloopen winter is door de abnormale droogte
ten aanzien van de ontzilting zeer teleurstellend geweest.
In het laatst van Maart hebben enkele regenbuien ge
lukkig een eind gemaakt aan de droogteperiode en daar
in de maand April aanzienlijk meer regen is gevallen
dan normaal verwacht had mogen worden, is er in
weinig weken een totale ommekeer in de concentratie-
cijfers en daarmee in den stand van de gewassen op
getreden. Ook de flinke regenval in Mei heeft een uit
werking ten goede gehad, zoodat de droogte van de
maand Juni slechts plaatselijk een ongunstigen invloed
op de gewassen blijkt te hebben uitgeoefend.
De analyses van de Februari-Maart bemonstering
hebben tot grondslag gediend voor de beantwoording
van de vraag, op welke kavels inzaaiing kon plaats
vinden. Het overzicht van deze analyses, aangevende het
zoutgehalte van de bouwvoor, toont aan hoe groot de
i verschillen kunnen zijn en bewijst overtuigend, dat in
vroegere jaren, toen op goed geluk af, dus zonder
voorafgaand onderzoek, bezaaiing van jonge gronden
■werd uitgevoerd, groote teleurstellingen niet konden uit
blijven. Hoewel de tijd, gedurende welken de gronden
reeds begreppeld en dus ontwaterd liggen, op de hoogte
van het aanwezige zoutgehalte van grooten invloed is,
spelen de grondsoort, de gelaagdheid en doorlaatbaar
heid van boven- en ondergrond uit den aard van de zaak
hierbij tevens een groote rol.
Uitgaande van deze gegevens heeft in het verstreken
kwartaal een geregelde controle plaats gehad van de
wijzigingen in de vocht- en zoutgehalten op de daarvoor
in aanmerking komende standaardkavels, aangevuld
door een bemonstering van de vele proefvelden. Het
spreekt van zelf, dat deze gegevens voor een juiste be
oordeeling van de ontwaterings-, grondbewerkings-, be-
mestings- en gewaseenproefvelden niet gemist kunnen
worden.
Tevens wordt door de bemonstering van de afwijkingen
Jn den groei van de gewassen op „goede" en .slechte"
plekken getracht de kennis van de storende invloeden,
welke zich op jonge gronden kunnen voordoen, te ver
ruimen.
Tewerkstelling.
Het aantal tewerkgestelde arbeiders wisselde in de
verslagperiode tusschen 2025 en- 2170.
Naarmate de woningen in Slootdorp gereed kwamen
werden deze betrokken door de arbeidersgezinnen, die
weiden aangenomen door bemiddeling van den Rijks
dienst der werkloosheidsverzekering en arbeidsbemidde
ling. De arbeiders werden bij de Cultuurmaatschappij
tewerkgesteld.
Begin Juni 1932 waren uit de verschillende provinciën
de daarachter vermelde aantallen landarbeiders werk
zaam:
Groningen
227
11.6%
Friesland
134
6.8
Drenthe
181
9.3
Overijssel
57
2.9
Gelderland
11
0.6
Utrecht
m
Noor d-H o 11 a n d
1174
60.1
Zuid-Holland
7
0.4
Zeeland
107
5.5
Noordbrabant
54
2.8
Limburg
1
1953
100%
ULVENHOUT, 16 Augustus 1932
Menier,
Hij ia weg!
Zit in Amsterdam. En ons
gedoeike?Ollee, 't is er
zoow stil nouw!
Gisteren, toen ik in 't stal-
leke kwam, zag ik in 'n
•hoekske, boven op 'n leege
ton, z 'n gehavende deur-
zeefde schietschijf staan. De
•breinaalden, waar ie ze mee
vast stak op d'n mesthoop,
lagen d'r bij en wilde ge-
leuven, da'k effe 'n brokske
in m'n keel kreeg?
Hij is zoow gère hier, ee.
En Trui.
,,'k Zal Onzelieveneer op m'n bloote knieën daan-
ken, as dieën druktemakert weg is," had ze al 'n paar
keeren gezeed. „Gek mokt ie me. Heel Ulvenhout
brikt ie af! Veur hum olleen is de pliesie veul meer
aan de deur gewist, as vroeger veur al ons jongens
samen."
Maar gisterenavond, toen me mee z'n tweekes 'n
bietje zatten te bekomen van d'n heeten dag, me
/zatten veur de deur, laanks d'n weg, om nouw en
kdan don 's 'nen mensch, of 'nen fietsert, of 'n auto-
mobiel te zien me kunnen aan de stilte nog nie
wennen), zee Trui zoow zonder erg, mee 'n zuchtje:
'„stillekes, Dré".
«n Ik lachte zochtjes en knikte.
;i „Toch 'nen schoonen avond," zee Trui weer, en ze
,3ceek naar 't volle maantje, da nouw en dan besluierd
wier, deur 'n wolkragske, dun as 'n spinnewebbeke,
dat er snel laankst-jaagde, as 'n plulske zoow licht;
as 'n rookslierke uit m'n pijp. „Ja," lachte-n-ik: „tóch
.'nen schoonen avond, Trui, al is ons boske weer weg."
„Wa-d-is-ie toch druk, ee," peinsde Trui hardop:
i^Dré, witte waar 'k vandaag al 'n paar keeren over
'geprakkizeerd heb?"
M Ik keek ze 's aan en toen zag 'k 'n bietje onrust in
d'r oogen. „Over die fiets," zee ze toen mee nadruk.
•„Ik kan maar nie begrijpen, wa ge begonnen zijt! Had
toch da fietske nie meegegeven naar Amsterdam. Van-
tdaag of anergen..." Ze zuchtte: ,,'k Zal blij zijn as ie
[weer hoog en droag op kostschool zit. D'n aangst
fsla me somtijen om m'n hart, as ik denk dat ie meer
Jda fietske deur da drukke Amsterdam jakkert."
P „Maar z'n vader en z'n moeder zijn 'r toch ók nog,
jTrui! Dré en Wies zullen 'm best aan 'n lijntje hou
wen, horre."
„En tóchzee ze. En mee groot-open oogen keek
ze d'n donkerte in. Kneep d'r lippen opmekaar, en
zuchtte: „wa zijde begonnen?"
Ziezoow, docht ik stiekum, daar zit ik veurloopig
weer aan vast, aan da gemaauw. Waana as 'r zoowiets
in Trui d'ren kop spuit, dan hen 'k d'n eersten tijd
nog niet gelukkig, amico.
'k Pakte-n-'t dus maar 's flink aan en 'k zee:
,jmensch, schei nouw uit mee oew gebaker! Eerst
Hieruit blijkt, dat het overgroot® aantal werd betrok
ken uit Noordholland, in het bijzonder uit de ge
meenten, grenzende aan den polder, waar In de land
en tuinbouwbedrijven groote werkloosheid heerscht. Dit
groote aantal wordt evenwel mede geïnfluenceerd door
het feit, dat onderscheidene tewerkgestelden hun vaste
woonplaats uit andere deelen van ons land naar de
randgemeenten hebben overgebracht.
Ontslag en werkverschaffing.
Door beëindiging van de ontwateringswerken moeten
noodwendig een groot aantal arbeiders worden ontsla
gen. Het kan niet worden verwacht, dat deze arbeiders
in de land- en tuinbouwbedrijven op het oude land
wederom werk zullen vinden. Teneinde een aantal van
deze menschen, die anders zouden zijn aangewezen op
werkloozensteun, aan het werk te kunnen houden, wordt
overwogen de randkavels, welke dit najaar moeten
worden ingezaaid, niet te ploegen, doch te doen spitten
onder werkverschaffingsvoorwaarden, waaromtrent met
het departement van binnenlandsohe zaken onderhan-
handelingen loopende zijn.
Stand van de gewassen.
a. Akkerbouwgewassen. Dank "zij de voorjaarsregens
zijn de akkerbouwgewassen aanvankelijk voor een groot
deel nog tot een bevredigende ontwikkeling gekomen.
Door de droogte in Juni 1932 is de rogge, op die kavels,
welke onvoldoende ontzilt waren, den laatsten tijd plaat
selijk wit geworden en afgestorven. Gelukkig 3s dit ver
schijnsel tot slechts een kleine oppervlakte beperkt ge
bleven. Naast dit verschijnsel kan ook op verschillende
plaatsen het noodrijp worden van de rogge worden
waargenomen.
De stand van gerst, tarwe, en haver is zeer ongelijk
matig.
b. Wel- en hooiland. De grasgroei had veel te lijden
van de aanhoudende droogte. Toch houden de graslanden
zich boven verwachting goed. Ze zijn gedeeltelijk ge
weid, gedeeltelijk gehooid, terwijl de kavels, waar zich
de verschillende grassen en klavers niet in voldoende
mate hadden ontwikkeld, alleen getopt werden.
Bevolkingstoename.
1932
1 April 1 Mei 1 Juni lJuli
Gezinnen
31
33
61
68
Mannen
75
81
138
157
Vrouwen
61
65
111
133
Totaal Inwoners 136 146 249 290
waarv. Inwonende personen 11 13 15 19
Voorts bevat het rapport hoofdstukken over de pel
lingen, stroommetingen, stortbedden, sluizen en wegen.
Verbetering, van de bestrating.
Op het gedane verzoek van de Vereeniging van auto
mobiel-bezitters in den kring West-Friesland aan de
Nederl. Spoorwegen om verbetering der bestrating
van den overweg bij station Heerhugowaard, ontvin
gen zij het volgende antwoord:
Alkmaar, 22 Juli 1932.
Onderwerp: Bestrating spoorwegovergang
bij het station Heerhugowaard.
Aan het Bestuur van de Vereeniging van
Automob. bezitters in den kring West-Friesl.
p.a. Den heer Secretaris. Veemarkt 15, Hoorn.
Aan den heer M. F. Overdijk, wegopzichter te
Hoorn, is opgedragen om hierin verbetering te bren
gen. Mocht dit binnen afzïenbaren tijd niet in orde
komen, zoo verzoek ik U U rechtstreeks tot genoem
den ambtenaar te wenden.
De Ingenieur van den weg,
SCHWEERS.
zouwde d'n hemel gedaankt emmen da ge van 'm af
waart en nouw zouwde 'm mee alle geweld weer hier
willen zien! Gij mokt ze in d'n hemel ok nog in de
wèèr, mee oew wipselturigbedens!"
„As ge 'm da fietske maar nie meegegeven had!"
„Is 't nouw uit?"
,,'k Snap nië wa ge verzint!"
»Krijgt de pip!"
„Krijgt de pip? Krijgt de pip? De pi—ip? Had 'm da
fietske nie meegegeven!"
„As ge nouw nog ééns 't woord „fietske" in oewen
mond nimt, dan..."
„Fietske, fietske, fietske; had 'm da fietske nie
meegegeven!"
Toen zweeg 'k maar en zuchtte-n-'s teugen de sterren.
„As 't jonk 'n ongeluk krijgt, Onzelieveneer sta
me bij, is 't jouw schuld!"
Ik zweeg.
,,'k Heb gin rus of duur meer!"
'k Zweeg.
„Da verèke fietske nogantoe."
„Sloppèl," zee ik en 'ksting op. slepte m'nen stoel
mee naar binnen en besloot maar de bedstee in te
kruipen.
'k Had m'n klompen al uitgetrokken, m'nen kiel
over m'n hoofd geetrokken, toen 'k meende te heuren,
da Trui, die natuurlijk ng 'n bietje aan de dèur bleef
zitten, bij wijze van ,,'k heb tóch de smoor in," en
„ga maar alleen naar bed", maar toen meende-n-ik
toch te heuren, da ze visite had gekregen.
En vriendelijk, vriendelijk da ze was! En sjuust
dooht ik zoo: is da nouw cm mijn te pesten of ls 't
zulke bezondere visite, toen 'k ze duidelijk heurde
zeggen: ,,'k zal 'm 's effe roepen, menier d'n burge
meester. Hij is net even naar d'n erft gegaan, waant
ik zee nog: Dré, zee ik, ik geleuf dat de kiepenkooi
nog nie gesloten is en toen zee-t-ie, dan za'k 's effe
gaan zien, maar gaat u even zitten. Menier d'n Burge-
meester( ge kon ze duidelijk mee hoofdletters heuren
spreken, amico), maar gaat U even zitten Menier d'n
Burgemeester, dan za'k d'n Dré eventjes aan roepen.
Wilt U soms iets gebruiken, 'n borreltje of 'n kom-
meke koffie, 't is me-n-alelgaar gelijk."
Toen kwam ze bij myn. „Ollee, schiet op, stuk on-
verstaan, om zo'n klein boske mee 'n fiets naar Am
sterdam te sturen, daar is d'n burgemeester, die mot
oew effe spreken, sufferd."
„Zeg maar teugen 'm da'k al op bed leg." pestte-n-
ik: „da gij me ziek gemaauwd hedt ouwe baker."
Toen gong ze weg en riep hard: „M'nen man komt
zoo, Menier d'n Burgemeester, hij mot nog effe z'n
haanden wasschen."
Daarop weer naar mijn: „schiet toch op. Idioot; lot
dieën mensch nie zoowlaank wachten, baron Onver-
staand."
'k 'Schoot weer maar gauw In m'n klompen, trok
d'n kiel weer aan en gong naar veuren.
Wa zou ie toch van me motten hebben, docht ik
zoow en veur alle zekerheid pakte-n-ik m'n kistje
vorstenlaanders maar van de schouw, 'n Segaar op 't
goeie memènt kan soms wonderen doen, amico...!
„Komt 't toch in, burgemeester?" noodigde ik 'm
uit. „Trui lot oew net aan de deur staan as 'nen ne-
gosjant." (Ziezoow, 'k was nouw kiet mee dieën fiets-
kesmemmert).
„Eventjes dan," zee d'n burgemeester.
„Ge zit hier aanders op ginnen schupstoel, horre,"
Controleur van de verzekering valt in
het smoorheete gat van een aan-
gespitte hooiklamp.
OP HET NIPPERTJE GERED.
Wij lezen in De Nieuwe Dag:
't Is gebeurd bij een veehouder in de onmiddellijke
omgeving van Alkmaar.
'tWas op Maandag 15 Augustus, een der heetste
dagen van deze bij uitzondering nu eens mooie va-
cantiemaand.
Maar heeter nog dan in het onbarmhartige zon
netje was het in den hooiklamp van dezen agrariër.
Plichtmatig, zooals zijn verzekering hem dat voor
schrijft, was hij aan het werk getogen, om een gat
in zijn klamp te spitten, waardoor voor de broeihitte
een veiligheidsklep geschapen werd.
Dit gat liep van den top van den hoogen berg
eenige meters loodrecht naar beneden.
Toen het uur van den noen was aangebroken en
de boer en zijn helpers den welverdienden maaltijd
gingen nuttigen, werd boven over het gat een plankje
gelegd met een dun laagje hooi erop, om „trekking"
in het gat te voorkomen.
Deze verstandige wijze van doen, die wel geinspi-
reerd lijkt op de bekende methode om in de woestijn
wilde dieren te vangen, had echter bijna een mert-
schelijk slachtoffer gemaakt.
Want het toeval wilde, dat tijdens de middagrust
een controleur der verzekering eens kwam kijken
heel begrijpelijk in dezen tijd, nu hooibroei aan de
orde van den dag is of aan alle polisvoorwaarden
wel was voldaan.
Geen mensch ziende, klom hij tegen de ladder van
den hooiklamp op en waagde zich boven op dezen
berg. Met het gevolg dat hij door de broze bedekking
heen zakte en in het smoorheete hooigat terecht
kwam.
Natuurlijk verhief hij zijn stem en riep luide om
hulp.
Dit werd in de boerderij wel gehoord, doch bij in
spectie bleek geen sterveling te zien. Wie kon ook
vermoeden, dat deze hooiklamp als wijlen de wal-
visch hij Ninivé een menschelijk wezen in zijn buik
herbergde?
Later evenwel hoorde men een geheimzinnig ge
klop als van metaal op hout. Nu werd het toch al te
gek. Nogmaals werd alles onderzocht en een der aan
wezigen kwam op het gelukkige idee. den berg te be
klimmen en den top eens te bekijken.
Toen was het geheim opgelost. De gevangene, die
door angst, hitte en inspanning zijn stem reeds ver
loren had. was met zijn tabaksdoos gaan kloppen op
de gebroken plankjes die mee naar beneden waren
gevallen. Dit werd zijn redding; met een laddertje
werd hij nu spoedig uit zijn hachelijke postitie ver
lost.
Vrachtauto na verscheidene botsingen ten
slotte in een zwaar hek klem gereden.
Donderdagavond reed over den Westzeedijk te Rot
terdam een vrachtauto van den dienst Rotterdam-
Hoorn, bestuurd door J. K. uit Hoorn in de richting
van de binnenstad. Voor deze vrachtauto reeds op
de tramrails een andere vrachtauto, J. K., die wilde
passeeren week, gekomen bij de vluchtheuvel tegen
over den ingang van het park naar rechts uit. Hij
werd toen aangereden door een personenauto, die ook
zee Ik: „en 'k hoop. da 'k oew van dienst kan zijn,
burgemeester."
Eindelijk zatten me in 't „museum", ge wit wel:
Trui d'ren salon, proppensvol mee onbegrijpelijkhe-
dens-ln-lijst, van onzen kunstschilder. en toen 'k 't
licht aanstook, toen zee-t-ie „wel, wei, wa zitten guilie
in de schilderijen, 't is gin kleinigheid!"
„Maar veur ge me ópslaat in de perseneele belas
ting," gooide-n-ik er gaauw tusschen: „da zijn alle
gaar Sinterklaas-, Kerst- en verjaarskedoows, van m'nen
zeun, onzen Dré-d'n-verver In Amsterdam."
„Kek, kek," laohte-n-ie: „da'e dan zeker van d'n vader
van oew kleinzeuntje, Dré?"
Sjuust," ze ik: „gerajen! Zooveul as van Dré II. vader
van Dré m, da kltsig boske. Hij ls gisteren weer ver
trokken naar z'n uwers!"
„Gefiliciteerd," zee d'n burgemeester: „*k moest oew
sjuust 's over da kitsig boske gesproken hebben, Dré."
Toen wier 't tijd! „Stikt 's aan burgemeester," prezen-
teerde-n-ik en 'k dee de kist open. „Lucifers? Aste-
blieft!"
„En hier is 'n assiebokske asteblieft," gooide Trui er
bovenop: ,,'k aal nouw maar 's wa-d-Snschenken ok,
menier d'n burgemeester. Wa zal 't zijn. 'n advekotje,
'nen boerejongen of 'n borreltje recht-op-en-neer aste
blieft?"
„Stil," zee ik teugen Trui: ,,'n slopmutske! Wemmen
nog 'n kliekske kejak onder d'n stop!"
,,'k Houw oew toch nie uit oew bed?" vroeg ie
toen.
„Da's zoow erg nie," zee ik en 'k docht: „ziezoow.
nouw zulde t wel kort maken! Waant 'k had wèl in
de gaten, amico, dat 'r ons boske, ons fietserke, nie
zonder kleerscheuren af zouw komen!
Trui schonk In, in de mooie gloskes, "k zee: „santjes
burgemeester en vertel nouw 's wa g"op oewen lever
hedt"
„Kek 's," begon ie 'n bietje verlegen, na al die
vriendelijkhedens: ,,'k was sjuust 'n luchtje scheppen
op de fiets, toen 'k Trui aan de deur zag zitten en
toen dooht ik zoow: wacht, da kan ik oew nouw meteen
's effe vragen."
„Tuurlijk," zee ik. „tuurlijk, toe, drink nog 's uit, daar
slopt 'nen mensch zoow lekker op, burgemeester!"
Toen dee ik z'n haand weg, die ie boven z'n gloske
hiew, en 'k schonk nog 's vol.
„En wa wou-de mijn vragen, as ik oew vragen mag?"
„Verlejen week," zee-t-ie: „hebben de brakken bij mijn
'n ruit inge
„Santjes," zee ik weer: ,,'t is goeie, ee?"
„Waar hedde die vandaan, Dré?"
'k Gaf 'm 't dareske.
„Wa was da-d-ok alweer?" vroeg ik: „ge zee om-
mers dat de jong verlejen week
„Och ja, die hebben bij me thuis 'n groot spiegelruit
ingeschupt mee 'r.en harden pampieren voetbal. En nouw
heb ik heuren zeggen eh ik zeg nie da-d-et zoow
is, Dré
„Tuurlijk nie," gaf ik 'm gaauw gelijk: „as ge oew
eigen aan de protjes van de menschen stoort, burge
meester, dan gerokte heelegaar van oewen streek!"
Hij knikte. „Da's waar," zee-t-ie: „hoewelde ruit
is kapot; da sta-d-in ieder geval vast, Dré!"
,,'t Is 'nen strop," zee ik verbouwereerd, zonder te
laten merken, da'k da nuuws al 'n week wlest.
„Jammer da Dré III weg Is. aanders hadden me 'm
kunnen vragen of hij wist, wie da gedaan hee, nie-
waar?"
Trui, die nergens van wist, gooide-n-er ok 'n woordje
tusschen.
„Hee d'n Jaan 't nie kunnen achterhalen, wie d'n
dader is, menier d'n burgemeester?"
„Da's toch 'nen greioa plisr'^mr-n," vulde-n-ik aan.
(As ge'nen k-:nerr.ad 'i% plazier kunt doen, motte 't nie
laten, wa gij, amico?)
In de oude Duitsche landen
Gist en woelt het wild dooreen,
Burgera dooden medeburgers
In 't belang van 't algemeen!
In de straten wordt gevochten,
In café'6, ln 't parlement.
Omdat elke tegenstander
Wel z'n Pappenheimers kent!
Met den hartstocht en den honger
Is men onvervaard op 't pad,
Om het vaderland te redden,
Dat geen voorspoed heeft gehad,
Dat na zware aderlating,
In een zieken crisis-tijd,
Zwak en hijgend ligt te wachten
Op het einde van den strijd.
Bij 't rumoer van eigen meening
Daast langs 't ziekbed het publiek,
Met wat zelf gedraaide pillen,
En 'n recept van politiek!
Ieder prijst z'n eigen drankje
Met de vuist op tafel aan.
En meent, dat met deze midd'len,
De patiënt weer op zal staan!
Maar de oude, grijze dokter.
Levenswijs door levenskracht.
Telt den polsslag van den lijder,
Ernstig peinzenden hij wacht.
Dan stelt hfj z'n diagnose,
E>n hij noemt de medicijn.
Dokter Hindenburg zegt zachtjes:
„Eenheid" zal de redding zijn!"
KROES.
Augustus 1932. (Nadruk verboden).
in dezelfde richting reed. De vrachtauto kreeg een
schok, terwijl hij egen een lantaarnpaal op den
vluchtheuvel aanbotste. Deze brak af. Daar de band
van een der voorwielen van den vrachtauto daarbij
sprong, raakte J. K. het stuur kwijt. De auto schoot
naar rechts den rijweg over en het trottor op. Daar
werd een houten consumptietent van de 49-jarige
mej. M. J. v. O. M., wonende in de Nadorststraat ge
troffen en zeer ernstig beschadigd. De eigenares, die
erin stond, liep snijwonden op aan hoofd en han
den en brak den linkerarm. De vrachtauto reed bo
vendien tegen het zware ijzeren hek, dat rond hel
park staat, hetwelk anderhalve M. werd ontzet.
Daarin bleef de auto klem zitten. Mej. v. d. O.
is in de politiepost in het Park veifoonden en daarna
ter behandeling naar het ziekenhuis aan den Cool-|
singel gebracht. De vrachtauto, waarvan de chauffeur!
er zonder letsel is afgekomen, moest worden wegge-i
sleept.
BADER KRIJGT KRAMP.
Bijtijds geredi
Donderdagmiddag kreeg de kantoorbediende N. J1
K-.\ wonende aan den Haagweg te Loosduinen, tei^
wijl hij bü Kuikduin in zee baadde, krampen- Mei"
wist hem in veiligheid te brengen. -*><? prnccskundige
dienst heeft hem naar het Roode Kruis-ziekenhuis
vervoerd.
Maar daar zee d'n burgemeester niks op. Hij keek I
maar 's strak op de tafel.
En toenamicoop 't zelfste oogenbllk, keekl
onze Sjerlok, mee z'nen dikken kop tusscen z'n haandenl
gehouwen, teugen 't raam naar binnen.
Ik docht da'k akelig wier van 't ingehouwenn lachenJ
Waant ge wit, hoe d'n Blaauwe 'm verlejen week, toeni
Dré m sjuust die ruit ingeschupt had. Janus 't on-l
meugelijk gemokt hee, om verhaal te maken.
As ie da dee, mocht ie nie op 't verjaarsfeest vanl
Aaitje komen, „waant ruziemakers kunnen me nie ge-|
bruiken." had d'n Tiest uitgemokt!
En nouw ie. d'n nuuwsgierigen dikkop, naar binnen
keek, omdat er licht braandde in onzen salon, moest
ie snotverdemallemosterdpot net in 't gezicht van z'nen
baas kijken!
„Wa beteekent da?" vroeg d'n burgemeester aan
mijn: „ls d'n dieën zóów nuuwsgierig?"
„Welneeë," lachte-n-ik: „maar hij wit graag alles, ee,
daar is le toch pliesieman veur!"
Janus saluerde en smeerde-'m as 'nen snoek ln de
donkerte.
„Komt le wel 's ier?" vroeg d'n burgemeester wan
trouwend.
„Ja," zee die lompe Trui: „dikkels!"
„Da wil zeggen," mokte-n-ik er van: „as Dré IXT op
vakaansie is, waant as goed pliesieman zijnde, lot Janus
niks over z'nen kaant gaan, horre! Enwas waar
ls, ls waar: Dré III is 'n boske om op te frèten, bur
gemeester, maar hij zit van z'n teentjes tot aan z'n
kruintje, staampende vol mee jongensstreken, zoowda
Janus aan hum alleen al z'n haanden vol hee mee
de vakaansie's. Lekkere kejak, ee?"
„Heel lekker, maar 'k mot nouw toch niks meer
hebben, Dré. Janus ls zóów dicht in de buurt en as
ie zo'nen goelen pliesieman is, as gij zegt, dan mag
ik wel veurzlchtig zijn, aanders stikt m'nen eigen veld
wachter mijn nog in 't kot!"
Toen hebben me maar voluit gelachen, amico.
Toen wisten me zoow omtrent wel hoe d'n vurk aan
d'n steel zat!
„Eurgemeester," stelde-n-ik veur: „lot die ruit maaj^
op mijn kosten inzetten, 'k Heb zo'n veurgevuul dat,
as ik naar Amsterdam schrijf, ons boske z'n eigen
proces-verbaal opstuurt as antwoord."
„Da neem ik aan," zee d'n burgemeester: „waant
ik heb g'eurd Dré, da Dré III hier d'n aanvo;:der was
van de voetbalüers en eh Janus mag wel zeggen
teugen mijn dat 't deur stadsohe jongens is gedaan,
maar eh hm! Bedaankt veur de ontvaangst; wel
te rusten samen!"
'k Weet 't nie, amico, maar ik heb zo'n ideeke, dat
d'n Blaauwe weer 's gaauw 'n „prachtige-zaak-op-heeter-
dad' in mekaar mot zetten veur d'n Jaan, zoowas lest
mee da zigeuneroptochtje, waarbij ó'n Jaan z'n Piëta
zaliger gedachtenis, veur zigeunerin hee gespeuld mee
'n pijn, gelajen me 'n rolleke ruimtabak van d'n Tiest,
zoowda-d-et mensch d'r eigen later moest verschoonen
van kop-tot-teen. D'n Jaan mot weer 's 'n staaltje van
z'n Sjerlok-Holmes-t_lenten vertoonen aan z'nenen baaa
en daar hebben me d'n Blaauwe veur noodig
As 't gebeeurt, zulde 'r van heuren. Maar Janus mot
weer 's 'n douvke in z'nen rug hebben! Pliesieman
speulen. sodejuu da valt nio mee!
,.'n Veurdeelig dagske vandaag." zee Trui veur me
gongen slapen. Maar toen hè'k maar nèt gedaan of me
nog kwaad waren op mekaaren gezwegen!
..Kwaad" zijn is op z'nen tijd ók wel 's makkelijk.
Maar ollee! Dré III is uit d'n braand. D'n burge
meester is kontent. ik ben kontent en d'n Jaan helpen
me weer wel aan 'n bietje respect bij z'nen baas!
Veul greeten van „Vrektefietskenogantce" en as altij,
gin horke minder van oewen
i toe a voe
DRé.