De Wieringermeerpoliler De Brabantsche Brief van Dré. Spooroverweg te Heerhugowaard. IN EEN HOOIKLAMP. Een aanrijding met gevolgen. DUITSCHE ONRUST. Het in cultnnr brengen. Ont- zilting. Het totaal aantal in woners thans 290. Het grootste aantal werkkrachten uit Noord- Holland. In aansluiting met hetgeen we Donderdag j.1. plaatsten uit het drie-maande 1 ijksche bericht betreffende de Zui derzeewerken nog het volgende: De afgeloopen winter is door de abnormale droogte ten aanzien van de ontzilting zeer teleurstellend geweest. In het laatst van Maart hebben enkele regenbuien ge lukkig een eind gemaakt aan de droogteperiode en daar in de maand April aanzienlijk meer regen is gevallen dan normaal verwacht had mogen worden, is er in weinig weken een totale ommekeer in de concentratie- cijfers en daarmee in den stand van de gewassen op getreden. Ook de flinke regenval in Mei heeft een uit werking ten goede gehad, zoodat de droogte van de maand Juni slechts plaatselijk een ongunstigen invloed op de gewassen blijkt te hebben uitgeoefend. De analyses van de Februari-Maart bemonstering hebben tot grondslag gediend voor de beantwoording van de vraag, op welke kavels inzaaiing kon plaats vinden. Het overzicht van deze analyses, aangevende het zoutgehalte van de bouwvoor, toont aan hoe groot de i verschillen kunnen zijn en bewijst overtuigend, dat in vroegere jaren, toen op goed geluk af, dus zonder voorafgaand onderzoek, bezaaiing van jonge gronden ■werd uitgevoerd, groote teleurstellingen niet konden uit blijven. Hoewel de tijd, gedurende welken de gronden reeds begreppeld en dus ontwaterd liggen, op de hoogte van het aanwezige zoutgehalte van grooten invloed is, spelen de grondsoort, de gelaagdheid en doorlaatbaar heid van boven- en ondergrond uit den aard van de zaak hierbij tevens een groote rol. Uitgaande van deze gegevens heeft in het verstreken kwartaal een geregelde controle plaats gehad van de wijzigingen in de vocht- en zoutgehalten op de daarvoor in aanmerking komende standaardkavels, aangevuld door een bemonstering van de vele proefvelden. Het spreekt van zelf, dat deze gegevens voor een juiste be oordeeling van de ontwaterings-, grondbewerkings-, be- mestings- en gewaseenproefvelden niet gemist kunnen worden. Tevens wordt door de bemonstering van de afwijkingen Jn den groei van de gewassen op „goede" en .slechte" plekken getracht de kennis van de storende invloeden, welke zich op jonge gronden kunnen voordoen, te ver ruimen. Tewerkstelling. Het aantal tewerkgestelde arbeiders wisselde in de verslagperiode tusschen 2025 en- 2170. Naarmate de woningen in Slootdorp gereed kwamen werden deze betrokken door de arbeidersgezinnen, die weiden aangenomen door bemiddeling van den Rijks dienst der werkloosheidsverzekering en arbeidsbemidde ling. De arbeiders werden bij de Cultuurmaatschappij tewerkgesteld. Begin Juni 1932 waren uit de verschillende provinciën de daarachter vermelde aantallen landarbeiders werk zaam: Groningen 227 11.6% Friesland 134 6.8 Drenthe 181 9.3 Overijssel 57 2.9 Gelderland 11 0.6 Utrecht m Noor d-H o 11 a n d 1174 60.1 Zuid-Holland 7 0.4 Zeeland 107 5.5 Noordbrabant 54 2.8 Limburg 1 1953 100% ULVENHOUT, 16 Augustus 1932 Menier, Hij ia weg! Zit in Amsterdam. En ons gedoeike?Ollee, 't is er zoow stil nouw! Gisteren, toen ik in 't stal- leke kwam, zag ik in 'n •hoekske, boven op 'n leege ton, z 'n gehavende deur- zeefde schietschijf staan. De •breinaalden, waar ie ze mee vast stak op d'n mesthoop, lagen d'r bij en wilde ge- leuven, da'k effe 'n brokske in m'n keel kreeg? Hij is zoow gère hier, ee. En Trui. ,,'k Zal Onzelieveneer op m'n bloote knieën daan- ken, as dieën druktemakert weg is," had ze al 'n paar keeren gezeed. „Gek mokt ie me. Heel Ulvenhout brikt ie af! Veur hum olleen is de pliesie veul meer aan de deur gewist, as vroeger veur al ons jongens samen." Maar gisterenavond, toen me mee z'n tweekes 'n bietje zatten te bekomen van d'n heeten dag, me /zatten veur de deur, laanks d'n weg, om nouw en kdan don 's 'nen mensch, of 'nen fietsert, of 'n auto- mobiel te zien me kunnen aan de stilte nog nie wennen), zee Trui zoow zonder erg, mee 'n zuchtje: '„stillekes, Dré". «n Ik lachte zochtjes en knikte. ;i „Toch 'nen schoonen avond," zee Trui weer, en ze ,3ceek naar 't volle maantje, da nouw en dan besluierd wier, deur 'n wolkragske, dun as 'n spinnewebbeke, dat er snel laankst-jaagde, as 'n plulske zoow licht; as 'n rookslierke uit m'n pijp. „Ja," lachte-n-ik: „tóch .'nen schoonen avond, Trui, al is ons boske weer weg." „Wa-d-is-ie toch druk, ee," peinsde Trui hardop: i^Dré, witte waar 'k vandaag al 'n paar keeren over 'geprakkizeerd heb?" M Ik keek ze 's aan en toen zag 'k 'n bietje onrust in d'r oogen. „Over die fiets," zee ze toen mee nadruk. •„Ik kan maar nie begrijpen, wa ge begonnen zijt! Had toch da fietske nie meegegeven naar Amsterdam. Van- tdaag of anergen..." Ze zuchtte: ,,'k Zal blij zijn as ie [weer hoog en droag op kostschool zit. D'n aangst fsla me somtijen om m'n hart, as ik denk dat ie meer Jda fietske deur da drukke Amsterdam jakkert." P „Maar z'n vader en z'n moeder zijn 'r toch ók nog, jTrui! Dré en Wies zullen 'm best aan 'n lijntje hou wen, horre." „En tóchzee ze. En mee groot-open oogen keek ze d'n donkerte in. Kneep d'r lippen opmekaar, en zuchtte: „wa zijde begonnen?" Ziezoow, docht ik stiekum, daar zit ik veurloopig weer aan vast, aan da gemaauw. Waana as 'r zoowiets in Trui d'ren kop spuit, dan hen 'k d'n eersten tijd nog niet gelukkig, amico. 'k Pakte-n-'t dus maar 's flink aan en 'k zee: ,jmensch, schei nouw uit mee oew gebaker! Eerst Hieruit blijkt, dat het overgroot® aantal werd betrok ken uit Noordholland, in het bijzonder uit de ge meenten, grenzende aan den polder, waar In de land en tuinbouwbedrijven groote werkloosheid heerscht. Dit groote aantal wordt evenwel mede geïnfluenceerd door het feit, dat onderscheidene tewerkgestelden hun vaste woonplaats uit andere deelen van ons land naar de randgemeenten hebben overgebracht. Ontslag en werkverschaffing. Door beëindiging van de ontwateringswerken moeten noodwendig een groot aantal arbeiders worden ontsla gen. Het kan niet worden verwacht, dat deze arbeiders in de land- en tuinbouwbedrijven op het oude land wederom werk zullen vinden. Teneinde een aantal van deze menschen, die anders zouden zijn aangewezen op werkloozensteun, aan het werk te kunnen houden, wordt overwogen de randkavels, welke dit najaar moeten worden ingezaaid, niet te ploegen, doch te doen spitten onder werkverschaffingsvoorwaarden, waaromtrent met het departement van binnenlandsohe zaken onderhan- handelingen loopende zijn. Stand van de gewassen. a. Akkerbouwgewassen. Dank "zij de voorjaarsregens zijn de akkerbouwgewassen aanvankelijk voor een groot deel nog tot een bevredigende ontwikkeling gekomen. Door de droogte in Juni 1932 is de rogge, op die kavels, welke onvoldoende ontzilt waren, den laatsten tijd plaat selijk wit geworden en afgestorven. Gelukkig 3s dit ver schijnsel tot slechts een kleine oppervlakte beperkt ge bleven. Naast dit verschijnsel kan ook op verschillende plaatsen het noodrijp worden van de rogge worden waargenomen. De stand van gerst, tarwe, en haver is zeer ongelijk matig. b. Wel- en hooiland. De grasgroei had veel te lijden van de aanhoudende droogte. Toch houden de graslanden zich boven verwachting goed. Ze zijn gedeeltelijk ge weid, gedeeltelijk gehooid, terwijl de kavels, waar zich de verschillende grassen en klavers niet in voldoende mate hadden ontwikkeld, alleen getopt werden. Bevolkingstoename. 1932 1 April 1 Mei 1 Juni lJuli Gezinnen 31 33 61 68 Mannen 75 81 138 157 Vrouwen 61 65 111 133 Totaal Inwoners 136 146 249 290 waarv. Inwonende personen 11 13 15 19 Voorts bevat het rapport hoofdstukken over de pel lingen, stroommetingen, stortbedden, sluizen en wegen. Verbetering, van de bestrating. Op het gedane verzoek van de Vereeniging van auto mobiel-bezitters in den kring West-Friesland aan de Nederl. Spoorwegen om verbetering der bestrating van den overweg bij station Heerhugowaard, ontvin gen zij het volgende antwoord: Alkmaar, 22 Juli 1932. Onderwerp: Bestrating spoorwegovergang bij het station Heerhugowaard. Aan het Bestuur van de Vereeniging van Automob. bezitters in den kring West-Friesl. p.a. Den heer Secretaris. Veemarkt 15, Hoorn. Aan den heer M. F. Overdijk, wegopzichter te Hoorn, is opgedragen om hierin verbetering te bren gen. Mocht dit binnen afzïenbaren tijd niet in orde komen, zoo verzoek ik U U rechtstreeks tot genoem den ambtenaar te wenden. De Ingenieur van den weg, SCHWEERS. zouwde d'n hemel gedaankt emmen da ge van 'm af waart en nouw zouwde 'm mee alle geweld weer hier willen zien! Gij mokt ze in d'n hemel ok nog in de wèèr, mee oew wipselturigbedens!" „As ge 'm da fietske maar nie meegegeven had!" „Is 't nouw uit?" ,,'k Snap nië wa ge verzint!" »Krijgt de pip!" „Krijgt de pip? Krijgt de pip? De pi—ip? Had 'm da fietske nie meegegeven!" „As ge nouw nog ééns 't woord „fietske" in oewen mond nimt, dan..." „Fietske, fietske, fietske; had 'm da fietske nie meegegeven!" Toen zweeg 'k maar en zuchtte-n-'s teugen de sterren. „As 't jonk 'n ongeluk krijgt, Onzelieveneer sta me bij, is 't jouw schuld!" Ik zweeg. ,,'k Heb gin rus of duur meer!" 'k Zweeg. „Da verèke fietske nogantoe." „Sloppèl," zee ik en 'ksting op. slepte m'nen stoel mee naar binnen en besloot maar de bedstee in te kruipen. 'k Had m'n klompen al uitgetrokken, m'nen kiel over m'n hoofd geetrokken, toen 'k meende te heuren, da Trui, die natuurlijk ng 'n bietje aan de dèur bleef zitten, bij wijze van ,,'k heb tóch de smoor in," en „ga maar alleen naar bed", maar toen meende-n-ik toch te heuren, da ze visite had gekregen. En vriendelijk, vriendelijk da ze was! En sjuust dooht ik zoo: is da nouw cm mijn te pesten of ls 't zulke bezondere visite, toen 'k ze duidelijk heurde zeggen: ,,'k zal 'm 's effe roepen, menier d'n burge meester. Hij is net even naar d'n erft gegaan, waant ik zee nog: Dré, zee ik, ik geleuf dat de kiepenkooi nog nie gesloten is en toen zee-t-ie, dan za'k 's effe gaan zien, maar gaat u even zitten. Menier d'n Burge- meester( ge kon ze duidelijk mee hoofdletters heuren spreken, amico), maar gaat U even zitten Menier d'n Burgemeester, dan za'k d'n Dré eventjes aan roepen. Wilt U soms iets gebruiken, 'n borreltje of 'n kom- meke koffie, 't is me-n-alelgaar gelijk." Toen kwam ze bij myn. „Ollee, schiet op, stuk on- verstaan, om zo'n klein boske mee 'n fiets naar Am sterdam te sturen, daar is d'n burgemeester, die mot oew effe spreken, sufferd." „Zeg maar teugen 'm da'k al op bed leg." pestte-n- ik: „da gij me ziek gemaauwd hedt ouwe baker." Toen gong ze weg en riep hard: „M'nen man komt zoo, Menier d'n Burgemeester, hij mot nog effe z'n haanden wasschen." Daarop weer naar mijn: „schiet toch op. Idioot; lot dieën mensch nie zoowlaank wachten, baron Onver- staand." 'k 'Schoot weer maar gauw In m'n klompen, trok d'n kiel weer aan en gong naar veuren. Wa zou ie toch van me motten hebben, docht ik zoow en veur alle zekerheid pakte-n-ik m'n kistje vorstenlaanders maar van de schouw, 'n Segaar op 't goeie memènt kan soms wonderen doen, amico...! „Komt 't toch in, burgemeester?" noodigde ik 'm uit. „Trui lot oew net aan de deur staan as 'nen ne- gosjant." (Ziezoow, 'k was nouw kiet mee dieën fiets- kesmemmert). „Eventjes dan," zee d'n burgemeester. „Ge zit hier aanders op ginnen schupstoel, horre," Controleur van de verzekering valt in het smoorheete gat van een aan- gespitte hooiklamp. OP HET NIPPERTJE GERED. Wij lezen in De Nieuwe Dag: 't Is gebeurd bij een veehouder in de onmiddellijke omgeving van Alkmaar. 'tWas op Maandag 15 Augustus, een der heetste dagen van deze bij uitzondering nu eens mooie va- cantiemaand. Maar heeter nog dan in het onbarmhartige zon netje was het in den hooiklamp van dezen agrariër. Plichtmatig, zooals zijn verzekering hem dat voor schrijft, was hij aan het werk getogen, om een gat in zijn klamp te spitten, waardoor voor de broeihitte een veiligheidsklep geschapen werd. Dit gat liep van den top van den hoogen berg eenige meters loodrecht naar beneden. Toen het uur van den noen was aangebroken en de boer en zijn helpers den welverdienden maaltijd gingen nuttigen, werd boven over het gat een plankje gelegd met een dun laagje hooi erop, om „trekking" in het gat te voorkomen. Deze verstandige wijze van doen, die wel geinspi- reerd lijkt op de bekende methode om in de woestijn wilde dieren te vangen, had echter bijna een mert- schelijk slachtoffer gemaakt. Want het toeval wilde, dat tijdens de middagrust een controleur der verzekering eens kwam kijken heel begrijpelijk in dezen tijd, nu hooibroei aan de orde van den dag is of aan alle polisvoorwaarden wel was voldaan. Geen mensch ziende, klom hij tegen de ladder van den hooiklamp op en waagde zich boven op dezen berg. Met het gevolg dat hij door de broze bedekking heen zakte en in het smoorheete hooigat terecht kwam. Natuurlijk verhief hij zijn stem en riep luide om hulp. Dit werd in de boerderij wel gehoord, doch bij in spectie bleek geen sterveling te zien. Wie kon ook vermoeden, dat deze hooiklamp als wijlen de wal- visch hij Ninivé een menschelijk wezen in zijn buik herbergde? Later evenwel hoorde men een geheimzinnig ge klop als van metaal op hout. Nu werd het toch al te gek. Nogmaals werd alles onderzocht en een der aan wezigen kwam op het gelukkige idee. den berg te be klimmen en den top eens te bekijken. Toen was het geheim opgelost. De gevangene, die door angst, hitte en inspanning zijn stem reeds ver loren had. was met zijn tabaksdoos gaan kloppen op de gebroken plankjes die mee naar beneden waren gevallen. Dit werd zijn redding; met een laddertje werd hij nu spoedig uit zijn hachelijke postitie ver lost. Vrachtauto na verscheidene botsingen ten slotte in een zwaar hek klem gereden. Donderdagavond reed over den Westzeedijk te Rot terdam een vrachtauto van den dienst Rotterdam- Hoorn, bestuurd door J. K. uit Hoorn in de richting van de binnenstad. Voor deze vrachtauto reeds op de tramrails een andere vrachtauto, J. K., die wilde passeeren week, gekomen bij de vluchtheuvel tegen over den ingang van het park naar rechts uit. Hij werd toen aangereden door een personenauto, die ook zee Ik: „en 'k hoop. da 'k oew van dienst kan zijn, burgemeester." Eindelijk zatten me in 't „museum", ge wit wel: Trui d'ren salon, proppensvol mee onbegrijpelijkhe- dens-ln-lijst, van onzen kunstschilder. en toen 'k 't licht aanstook, toen zee-t-ie „wel, wei, wa zitten guilie in de schilderijen, 't is gin kleinigheid!" „Maar veur ge me ópslaat in de perseneele belas ting," gooide-n-ik er gaauw tusschen: „da zijn alle gaar Sinterklaas-, Kerst- en verjaarskedoows, van m'nen zeun, onzen Dré-d'n-verver In Amsterdam." „Kek, kek," laohte-n-ie: „da'e dan zeker van d'n vader van oew kleinzeuntje, Dré?" Sjuust," ze ik: „gerajen! Zooveul as van Dré II. vader van Dré m, da kltsig boske. Hij ls gisteren weer ver trokken naar z'n uwers!" „Gefiliciteerd," zee d'n burgemeester: „*k moest oew sjuust 's over da kitsig boske gesproken hebben, Dré." Toen wier 't tijd! „Stikt 's aan burgemeester," prezen- teerde-n-ik en 'k dee de kist open. „Lucifers? Aste- blieft!" „En hier is 'n assiebokske asteblieft," gooide Trui er bovenop: ,,'k aal nouw maar 's wa-d-Snschenken ok, menier d'n burgemeester. Wa zal 't zijn. 'n advekotje, 'nen boerejongen of 'n borreltje recht-op-en-neer aste blieft?" „Stil," zee ik teugen Trui: ,,'n slopmutske! Wemmen nog 'n kliekske kejak onder d'n stop!" ,,'k Houw oew toch nie uit oew bed?" vroeg ie toen. „Da's zoow erg nie," zee ik en 'k docht: „ziezoow. nouw zulde t wel kort maken! Waant 'k had wèl in de gaten, amico, dat 'r ons boske, ons fietserke, nie zonder kleerscheuren af zouw komen! Trui schonk In, in de mooie gloskes, "k zee: „santjes burgemeester en vertel nouw 's wa g"op oewen lever hedt" „Kek 's," begon ie 'n bietje verlegen, na al die vriendelijkhedens: ,,'k was sjuust 'n luchtje scheppen op de fiets, toen 'k Trui aan de deur zag zitten en toen dooht ik zoow: wacht, da kan ik oew nouw meteen 's effe vragen." „Tuurlijk," zee ik. „tuurlijk, toe, drink nog 's uit, daar slopt 'nen mensch zoow lekker op, burgemeester!" Toen dee ik z'n haand weg, die ie boven z'n gloske hiew, en 'k schonk nog 's vol. „En wa wou-de mijn vragen, as ik oew vragen mag?" „Verlejen week," zee-t-ie: „hebben de brakken bij mijn 'n ruit inge „Santjes," zee ik weer: ,,'t is goeie, ee?" „Waar hedde die vandaan, Dré?" 'k Gaf 'm 't dareske. „Wa was da-d-ok alweer?" vroeg ik: „ge zee om- mers dat de jong verlejen week „Och ja, die hebben bij me thuis 'n groot spiegelruit ingeschupt mee 'r.en harden pampieren voetbal. En nouw heb ik heuren zeggen eh ik zeg nie da-d-et zoow is, Dré „Tuurlijk nie," gaf ik 'm gaauw gelijk: „as ge oew eigen aan de protjes van de menschen stoort, burge meester, dan gerokte heelegaar van oewen streek!" Hij knikte. „Da's waar," zee-t-ie: „hoewelde ruit is kapot; da sta-d-in ieder geval vast, Dré!" ,,'t Is 'nen strop," zee ik verbouwereerd, zonder te laten merken, da'k da nuuws al 'n week wlest. „Jammer da Dré III weg Is. aanders hadden me 'm kunnen vragen of hij wist, wie da gedaan hee, nie- waar?" Trui, die nergens van wist, gooide-n-er ok 'n woordje tusschen. „Hee d'n Jaan 't nie kunnen achterhalen, wie d'n dader is, menier d'n burgemeester?" „Da's toch 'nen greioa plisr'^mr-n," vulde-n-ik aan. (As ge'nen k-:nerr.ad 'i% plazier kunt doen, motte 't nie laten, wa gij, amico?) In de oude Duitsche landen Gist en woelt het wild dooreen, Burgera dooden medeburgers In 't belang van 't algemeen! In de straten wordt gevochten, In café'6, ln 't parlement. Omdat elke tegenstander Wel z'n Pappenheimers kent! Met den hartstocht en den honger Is men onvervaard op 't pad, Om het vaderland te redden, Dat geen voorspoed heeft gehad, Dat na zware aderlating, In een zieken crisis-tijd, Zwak en hijgend ligt te wachten Op het einde van den strijd. Bij 't rumoer van eigen meening Daast langs 't ziekbed het publiek, Met wat zelf gedraaide pillen, En 'n recept van politiek! Ieder prijst z'n eigen drankje Met de vuist op tafel aan. En meent, dat met deze midd'len, De patiënt weer op zal staan! Maar de oude, grijze dokter. Levenswijs door levenskracht. Telt den polsslag van den lijder, Ernstig peinzenden hij wacht. Dan stelt hfj z'n diagnose, E>n hij noemt de medicijn. Dokter Hindenburg zegt zachtjes: „Eenheid" zal de redding zijn!" KROES. Augustus 1932. (Nadruk verboden). in dezelfde richting reed. De vrachtauto kreeg een schok, terwijl hij egen een lantaarnpaal op den vluchtheuvel aanbotste. Deze brak af. Daar de band van een der voorwielen van den vrachtauto daarbij sprong, raakte J. K. het stuur kwijt. De auto schoot naar rechts den rijweg over en het trottor op. Daar werd een houten consumptietent van de 49-jarige mej. M. J. v. O. M., wonende in de Nadorststraat ge troffen en zeer ernstig beschadigd. De eigenares, die erin stond, liep snijwonden op aan hoofd en han den en brak den linkerarm. De vrachtauto reed bo vendien tegen het zware ijzeren hek, dat rond hel park staat, hetwelk anderhalve M. werd ontzet. Daarin bleef de auto klem zitten. Mej. v. d. O. is in de politiepost in het Park veifoonden en daarna ter behandeling naar het ziekenhuis aan den Cool-| singel gebracht. De vrachtauto, waarvan de chauffeur! er zonder letsel is afgekomen, moest worden wegge-i sleept. BADER KRIJGT KRAMP. Bijtijds geredi Donderdagmiddag kreeg de kantoorbediende N. J1 K-.\ wonende aan den Haagweg te Loosduinen, tei^ wijl hij bü Kuikduin in zee baadde, krampen- Mei" wist hem in veiligheid te brengen. -*><? prnccskundige dienst heeft hem naar het Roode Kruis-ziekenhuis vervoerd. Maar daar zee d'n burgemeester niks op. Hij keek I maar 's strak op de tafel. En toenamicoop 't zelfste oogenbllk, keekl onze Sjerlok, mee z'nen dikken kop tusscen z'n haandenl gehouwen, teugen 't raam naar binnen. Ik docht da'k akelig wier van 't ingehouwenn lachenJ Waant ge wit, hoe d'n Blaauwe 'm verlejen week, toeni Dré m sjuust die ruit ingeschupt had. Janus 't on-l meugelijk gemokt hee, om verhaal te maken. As ie da dee, mocht ie nie op 't verjaarsfeest vanl Aaitje komen, „waant ruziemakers kunnen me nie ge-| bruiken." had d'n Tiest uitgemokt! En nouw ie. d'n nuuwsgierigen dikkop, naar binnen keek, omdat er licht braandde in onzen salon, moest ie snotverdemallemosterdpot net in 't gezicht van z'nen baas kijken! „Wa beteekent da?" vroeg d'n burgemeester aan mijn: „ls d'n dieën zóów nuuwsgierig?" „Welneeë," lachte-n-ik: „maar hij wit graag alles, ee, daar is le toch pliesieman veur!" Janus saluerde en smeerde-'m as 'nen snoek ln de donkerte. „Komt le wel 's ier?" vroeg d'n burgemeester wan trouwend. „Ja," zee die lompe Trui: „dikkels!" „Da wil zeggen," mokte-n-ik er van: „as Dré IXT op vakaansie is, waant as goed pliesieman zijnde, lot Janus niks over z'nen kaant gaan, horre! Enwas waar ls, ls waar: Dré III is 'n boske om op te frèten, bur gemeester, maar hij zit van z'n teentjes tot aan z'n kruintje, staampende vol mee jongensstreken, zoowda Janus aan hum alleen al z'n haanden vol hee mee de vakaansie's. Lekkere kejak, ee?" „Heel lekker, maar 'k mot nouw toch niks meer hebben, Dré. Janus ls zóów dicht in de buurt en as ie zo'nen goelen pliesieman is, as gij zegt, dan mag ik wel veurzlchtig zijn, aanders stikt m'nen eigen veld wachter mijn nog in 't kot!" Toen hebben me maar voluit gelachen, amico. Toen wisten me zoow omtrent wel hoe d'n vurk aan d'n steel zat! „Eurgemeester," stelde-n-ik veur: „lot die ruit maaj^ op mijn kosten inzetten, 'k Heb zo'n veurgevuul dat, as ik naar Amsterdam schrijf, ons boske z'n eigen proces-verbaal opstuurt as antwoord." „Da neem ik aan," zee d'n burgemeester: „waant ik heb g'eurd Dré, da Dré III hier d'n aanvo;:der was van de voetbalüers en eh Janus mag wel zeggen teugen mijn dat 't deur stadsohe jongens is gedaan, maar eh hm! Bedaankt veur de ontvaangst; wel te rusten samen!" 'k Weet 't nie, amico, maar ik heb zo'n ideeke, dat d'n Blaauwe weer 's gaauw 'n „prachtige-zaak-op-heeter- dad' in mekaar mot zetten veur d'n Jaan, zoowas lest mee da zigeuneroptochtje, waarbij ó'n Jaan z'n Piëta zaliger gedachtenis, veur zigeunerin hee gespeuld mee 'n pijn, gelajen me 'n rolleke ruimtabak van d'n Tiest, zoowda-d-et mensch d'r eigen later moest verschoonen van kop-tot-teen. D'n Jaan mot weer 's 'n staaltje van z'n Sjerlok-Holmes-t_lenten vertoonen aan z'nenen baaa en daar hebben me d'n Blaauwe veur noodig As 't gebeeurt, zulde 'r van heuren. Maar Janus mot weer 's 'n douvke in z'nen rug hebben! Pliesieman speulen. sodejuu da valt nio mee! ,.'n Veurdeelig dagske vandaag." zee Trui veur me gongen slapen. Maar toen hè'k maar nèt gedaan of me nog kwaad waren op mekaaren gezwegen! ..Kwaad" zijn is op z'nen tijd ók wel 's makkelijk. Maar ollee! Dré III is uit d'n braand. D'n burge meester is kontent. ik ben kontent en d'n Jaan helpen me weer wel aan 'n bietje respect bij z'nen baas! Veul greeten van „Vrektefietskenogantce" en as altij, gin horke minder van oewen i toe a voe DRé.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1932 | | pagina 10