VAN WIE IS DIT WAPEN
onze jeuGD
HET GROOTE AVONTUUR
VAN EEN KIKKERTJE.
n.
Intusschen was het avond geworden, maar
de kruidensoep, die anders zoo heerlijk
smaakte, vond nu heelemaal geen aftrek
door de droeve gedachten, waarin het twee
tal steeds was verdiept.
„Gisteravond om dezen tijd was hij hier
nog", zette zij haar overpeinzingen hardop
voort. „Maar wat is dat toch voor een la
waai, dat ik daar hoor
Hij liep met den knuppel en zij met de
lamp gewapend naar buiten, en wat zagen
zij daar?Het scheen wel een echte on
geluksdag. Bij het haasje over springen had
een van de lieve diertjes, waar dat edele
spel naar genoemd is, den bewusten mooien
paddestoel omvergetrap, waar Mevrouw Ka
bouter altijd zoozeer op gesteld was.
Nu ja, de schuldige had natuurlijk al lang
het „hazenpad" gekozen, dus daar was geen
verhaal op
Verdrietig en ontstemd ging het tweetal
naar bed. Maar nauwelijks waren zij inge
slapen, of daar werd zoo geweldig op hun
deur geklopt, dat zij beiden, hevig ver
schrikt, opvlogen.
„Wie is daar riep het kaboutermannetje.
„Ik ben het, vriend Kikker, en ik wou zoo
graag binnen
Nu konden zij haast hun ooren niet geloo-
ven en het volgende oogenblik stond het
kaboutermannetje al in de geopende deur.
„Maar, maar stamelde hij. „Ben je het
waarlijk zelf?En Kabientje heeft nog
gezien, dat je opgegeten werd
„Ja, dat is ook zoo; maar „dat muisje had
nog een staartje", zouden de menschen zeg
gen. Op dit oogenblik ben ik nog niet tot
veel praten in staat, eerst moet ik wat be
komen. Misschien heeft mijn vriendelijke
gastvrouw wel iets voor me te eten, want ik
heb een honger als een paard
„Neen maar Dat had ik toch niet durven
denken juichte de vriendelijke gastvrouw
en reeds had zij een stoel naderbij gescho
ven en Kikkertje genood, daarop plaats te
nemen.
„Maar wat zie je er uit!Heelemaal
vuil en zoo mager Wat zal je veel hebben
pitgestaan".
In een ommezien stond de tafel gedekt en
was er heerlijke kruidenthee gezet, waarna
Kikkertje zijn verhaal deed.
„Ja, verbeeld jullie, daar zag ik vanmor
gen zoo'n dikke vlieg je weet wel, zoo'n
lekker, malsch hapje en net zou ik dat
snappen, of ik ging zelf naar binnen als het
eerste ontbijt van zoo'n gulzigen Langbeen!
Hoe lang ik in dien ooievaarsmaag in zwijm
gelegen heb, weet ik niet, maar toen ik weer
bij kwam, heerschte er overal om mij heen
stikduistere nacht! Daar zat ik nu en goede
raad was duur! In doodsangst begon ik ein
delijk in de nauwe maag op en neer te sprin
gen en piekdaar stak ik mij aan iets
scherps, wat bij nader onderzoek een groote
vischgraat bleek te zijn, die daar zeker nog
van den vorigen maaltijd lag.
Daar viel mij iets in! ..Ik ben toch verlo
ren", dacht ik bi> mijzelf en met de kracht
der wanhoop begon ik nu met de graat in
den maagwand te boren. En nog eens en nog
eens, totdat de heele maag als een bal ln
elkaar kromp en ik nog maar een benauwd
gaatje over hield. Nog een zet, zoo mogelijk
nog heviger dan de eerste en het was
klaarlichte dag om mij heen
Ik lag op de groene weide en die nare
Langbeen maakte, zoo gauw als hij kon,
rechtsomkeert, beurtelings klapperend en
zich de keel schrappend.
Nu, ik kan niet bepaald zeggen, dat ik zoo
ver van mijn punt van uitgang af was. In
de verte zag ik zelfs uw woning al liggen,
maar ik was zoo zwak en ellendig, dat ik
maar heel langzaam vooruit kwam en tel
kens even halt moest houden, om op adem
te komenJa, ja, je kunt heel wat be
leven, vóór je van ouderdom sterft".
Het kabouterpaar had sprakeloos zitten
toeluisteren, maar nu konden zij het toch
niet langer uithouden en zij zwaaiden Kik
kertje allen mogelijke lof toe voor zijn ver
standig en beleidvol optreden. Zij stonden
Teekenen met zwarte vakken
Je moet beginnen met den zwarten recht
hoek langs de witte lijnen zorgvuldig uit te
knippen en als je het spelletje wilt bewaren,
moet je eerst de heele teekening op een
stukje karton plakken, dat je later precies
langs de witte lijnen afsnijdt.
Van deze zwarte stukken nu, kun je aar
dige teekeningen samenstellen, zooals de
drie voorbeelden aangeven: een paardekop,
een vliegende eend, een filosofeerende kraai.
Maar er zijn natuurlijk nog heel wat meer
figuren te maken.
er nu op, dat hij bij hen aan huis weer op
zijn verhaal zou komen en alle twee namen
zich voor, hem eens goed te vertroetelen,
dat hij weer gauw hun gezellige, vroolijke,
grcene vriend zou worden.
's Morgens, al heel vroeg, toen de patiënt
nog op een oor lag, ging de heer des huizes
er al op uit; en eerst tegen den middag
kwam hij met den knapzak overvol terug:
een waterjuffer had hij gevangen en twee
vleeschvliegen! En daar zat een heele hap
aan, toen ze 's middags, smakelijk in het
fijnste muggenvet gebakken, voor den gast
ter tafel verschenen. De waterjuffer werd
zoolang in den schoorsteen gerookt en voor
den winter bewaard, want je begrijpt wel:
het beviel het Kikkertje zoo goed bij de
vriendelijke kabouterfamilie, dat hij zich al
heel gemakkelijk liet overhalen, daar voor
goed zijn intrek te nemen. En als hij in het
vervolg uit zwemmen ging, zorgde hij wel,
eerst goed den omtrek te verkennen, voor hij
zich aan dien tak van sport wijdde.
Wie goed doet, goed ontmoet.
Al langen tijd van te voren hadden de
vader en moeder van Jan en Annie beloofd,
dat zij samen naar de kermis mochten en
dat zij ieder wel vijf maal in den draaimolen
mochten meedraaien. Want de draaimolen,
dat was toch maar het fijnste van de heele
kermis. En de beide kinderen hadden heel
erg hun best op school gedaan, waren thuis
vriendelijk en hulpvaardig geweest, zoodat
toen de kermiswagens waren aangekomen
en deze op het groote marktplein werden op
gezet, zij van opgewondenheid niet konden
inslapen.
Eindelijk dan stonden de verschillende
kramen, waar al dadelijk een heerlijke pof
fertjes-geur uit kwam. Een eindje verderop
stond een schiettent, waar je voor een dub
beltje zes maal op een schijf mocht schieten
en dan, als je het hart van de schijf raakte,
kreeg je een medaille van verguld blik.
Maar de draaimolen, die prachtige draai
molen met al die hobbelende paarden, al die
bellen en lichtjes, die spande toch maar
altijd de kroon. En al hadden de kinderen
ook nog zoo dikwijls een rondje gemaakt, zij
waren er altijd weer voor te vinden om dat
nog eens over te doen.
Maar tenslotte hadden zij hun centjes in
den draaimolen al heel gauw opgedraaid en
moesten Jan en Annie zich nu verder een
beetje amuseeren met wat rond te kijken.
De kermis duurde drie dagen en het was wel
Hier zie je acht insignes van de volgende
beroepen: telefoniste, onderwijzer, verpleeg
ster, schoorsteenveger, groenteboer, portier,
kleermaker en veearts.
Zoek nu zelf uit voor wie A. bestemd is,
voor wie B, enz., want de beroepen staan
niet in dezelfde volgorde als de insignes.
heel erg, dat zij dadelijk al hun geld hadden
opgemaakt, want nu hadden zij eigenlijk
verder niets aan de kermis.
Maar toen zij tegen etenstijd thuis kwa
men, was oom Harry, die heelemaal in Rot
terdam woonde, naar hen toegekomen. Dat
was een feest, want de kinderen hielden bui
tengewoon veel van hun oom Harry. Zij ver
telden hem van de kermis en wat daar
allemaal te zien was. Natuurlijk werd niet
vergeten over den draaimolen te spreken. Zij
vertelden daar zoo opgewonden over, dat
oom Harry hun lachend beloofde, dat zij den
volgenden dag met hun drieën nog eens een
bezoek aan de kermis zouden gaan brengen.
Den volgenden middag was het prachtig
weer. Al vroeg gingen de kinderen ieder aan
een kant van hun oom naar het marktplein,
waar de kermisdrukte reeds van verre te
hooren was. Zij mochten nu eens schieten,
van de poffertjes snoepen, met ringen
gooien en allerlei andere spelen doen, zij
gingen in een zweefmolen, o, het was alle
maal even verrukkelijk. Maar het allerheer
lijkste hadden zij voor het laatst bewaard
de beroemde draaimolen. Oom Harry gaf de
kinderen ieder een tienrittenboekje en ging
toen even zelf naar het postkantoor, dat
daar vlak bij in de buurt was, waarna hij de
kinderen, die bij de draaimolen op hem zou
den wachten, weer zou opvisschen om dan.
gezamenlijk naar huis terug te gaan.
Nauwelijks zaten Jan en Annie ieder op
een paard, dat vervaarlijk op en neer hob
belde, of zij zagen aan den kant een paar
heel arme kinderen staan, die met groote
oogen naar de feestvreugde keken. En Annie
zei tegen Jan: „Zeg Jan, wij hebben ieder
toch tien bonnetjes, zullen wij die arme
kinderen ook eens een keertje laten draaien?
Jan keek eerst een heel klein oogenblikje
wat donker, maar toen hij de kinderen zag
staan, terwijl de draaimolen langs hen heen
ging, toen kwam zijn goede hart toch boven
en hij stemde er in toe.
Nauwelijks stond de draaimolen stil of de
kinderen sprongen er uit, liepen naar de
twee arme kinderen toe en vroegen, met een
bonnetje uit hun boekje in hun hand: „Wil
len jullie ook eens een ritje met den draai
molen maken?"
Eerst dachten de arme kinderen, dat zij
voor den gek werden gehouden, maar toen
zij de bonnetjes in de handen van de kinde
ren zagen, begrepen zij, dat het werkelijk
heid was. Zonder iets te zeggen en met groote
schitteroogen pakten zij het bonnetje aan en
vlogen letterlijk den draaimolen in. Ach, wat
hadden Jan en Annie een pret, dat die kin
deren zoo blij waren.
Toen dit rondje afgeloopen was, oii de
arme kinderen weer waren uitgestapt, kwa
men zij even naar hen toe om te bedanken.
Nu pas, nu zij de pret genoten hadden, wa
ren zij weer in staat om te spreken.
Het plezier dat de kinderen hadden gehad
bij het weggeven van de bonnetjes deed hen
besluiten ook nog andere arme kinderen een
ritje met den draaimolen te laten maken,
en toen zij hun laatste bonnetje weggaven,
kwam oom Harry weer aanwandelen, die
juist zag, dat zijn nichtje en neefje zoo
royaal waren.
Hij vroeg hun dadelijk „Hadden jullie
genoeg van de pret
Maar Annie vertelde toen, hoe blij de
arme kinderen, die misschien wel nooit van
hun leven geld zouden hebben om ook eens
in den draaimolen te zitten, waren geweest,
toen zij hun een bonnetje had gegeven.
Oom Harry keek zijn neef en nicht eens
even aan en zei verder niets. Maar toen hij
den volgenden dag afscheid nam, omdat hij
weer naar Rotterdam terug moest, kreeg
ieder kind een rijksdaalder in zijn spaarpot,
want Oom Harry vond, dat hun goedheid
toch wel beloond moest worden, hoewel zij
zelf vonden, dat het niet meer dan hun
plicht was geweest om van hun vreugde aan
een ander mee te deelen. Ja, en dat vonden
hun ouders tóch eigenlijk ook.
„Hé. Klaartje, ga je dan niet meer naar de
kennis?" riep een troep jongens, die zich naar
het naburige dorp begaf.
Den vorigen avond had Klaartje nog vast het
plan gehad, om te gaan, want zij moest er een
muts en omslagdoek koopen en daar had zü ook
een spaarpotje voor gemaakt. Maar nu vandaag
was zij met heel andere gedachten vervuld. Zij
had namelijk een stuk linnen, dat zij eigenhan
dig geweven had, bij den burgemeester in het
dorp moeten brengen. De rijke inrichting, daar
in huis, had haar gfcheel van streek gemaakt. O,
had zij toch maar eens iets mogen uitkiezen uit
al die weelde, die haar zoo belangrijk voorkwam!
Het ezeltje, dat zij bereed, had erg veel lust.
om even te rusten en ons meisje ook. Terwijl
Langoor wat graasde, zou zij even onder den Elf
eik gaan liggen. Die oude boom heette zoo. om
dat algemeen geloofd werd, dat daar 's avonds,
in den maneschijn, de elfen haar rondedansje
hielden.
„O, feetjes", kreeg Klaartje ineens een inge
ving ..als het waar is. wat mijn moeder zegt, dat
fee Diamantine mij bij mijn geboorte haar lange
gouden haar heeft geschonken, och. wijs mij dan
ook nog eens een plekje, waar ik mijn verlangens
bevredigd kan krijgen".
Nauwelijks waren de laatste woorden van haar
lippen, of daar verscheen Diamantine tusschen
het kreupelhout, onderaan den eikenstam. Dui
delijk was zij te herkennen aan de diamanten,
die in iedere plooi van haar kleedje fonkelden.
Zoo'n lief. vriendelijk elfengezichtje had zij, dat
Klaartje in het geheel niet ontsteld was door
haar komst, maar, heel op haar gemak, vroeg:
„Neem mij niet kwalijk, feetje, maar al dat
moois bij den burgemeester brandt mij het hart
af! Ik vat ook niet, waarom die meisjes zooveel
meer hebben dan ik."
„Maar liefje, denk je nu heusch, dat ze daar
om zooveel gelukkiger zijn dan jij? De oudste is
gebrekkig en sleept zich slechts met moeite
voort: de tweede is zóó leelijk, dat zij ik weet
niet wat zou geven, om jouw lange, blonde vlech
ten te hebben!"
„En ik zou juist alle haren van mijn hoofd
geven, om de sieraden te bezitten, waarmee zij
zich tooien!"
Het feetje schudde bedroefd het hoofd.
„Ik heb dus eigenlijk heel dom gedaan, met
je zoo'n mooi geschenk te geven bij je geboorte,
maar toch zal ik mij nog maar eens over je ont
fermen. Neem dezen draad, die je naar de feeën-
kermis zal voeren die ééns In het jaar in Mei.
gehouden wordt. Maar je moet je wenschen wat
matigen."
„Dat beloof ik!" riep Klaartje blij.
In een lichte wolk gehuld, was Diamantine al
verre en Klaartje liet zich leiden door den
draad. Eerst toen de nachtegalen hun lied be
gonnen, de maan zich vertoonde, en Klaartje
aan een tweede lichte plek in het bosch was ge
komen, uitte ze een kreet van verwondering. Om
haar heen zag zij een heirleger feetjes, die van
alles te koop aanboden in haar kraampjes. Van
alle kanten schitterden ons boerinnetje robijnen,
saffieren en diamanten tegemoet, die in het zil
veren maanlicht straalden, met oogverblindenden
glans. Wat er verder in de kraampjes was uitge
stald, was ook zóó fijn en mooi, dat Klaartje
van sommige toiletartikelen niet eens het ge
bruik begreep.
„Zeg maar eens, wat er van je gading is, men-
schenkindje. Zoek maar uit, zoek maar uit!"
klonk het van alle kanten.
„Maar feetjes, ik heb mijn beurs niet meege
bracht!"
„Kind, je draagt een fortuin op je hoofd. Wist
je dat niet? Je geeft ons voor ieder van je inkoo-
pen maar een paai- haren, naar gelang het voor
werp je waard is."
Klaartje was buiten zichzelve van geluk. Gul
gaf ze tien, twintig, tot dertig haren en kocht
achtereenvolgens een armband, een halsketting,
een reukfleschjekortom, te véél om op te
noemen.
Maar de maan ging al plaats maken voor een
eerste ochtendgloren en daarmee werd het tijd
voor de feetjes, haar kermis te sluiten.
„Zie zoo, Klaartje, nu zal je wel tevreden zijn;
je lange, blonde haren gaan nu naar het doch
tertje van den burgemeester!"
Klaartje bekeek zich nu in het mooie spiegeltje,
één van haar nieuwe aankoopen, en daar zag
zeeen bolletje, zoo glad als een nieuwe
aardappel....! Zóó dwaas zag ze er uit, dat ze
er uit, dat ze verschrikt riep: „O, Diamantine!"
„Ja Ja!" klonk het van de weide..
Klaartje greep naar haar vlechten..
gelukkigdaar hingen ze nog, in volk
over haar mg: Het was maar een dra
weest!
En toen Klaartje den volgenden dag
bescheiden inkoopjes, die zij zich had
stcld, van de echte kermis kwam, zag zt
stralend uit. of ze nooit eenlg verlangen
kend naar al de schatten van den burgen
DE VLIEGWEDSTRI,
Er was een groote wedstrijd uitges
door den burgemeester van BerensU
alleen de beren mochten meedoen, m
dieren, die in staat waren zelf een
machine te bouwen, of ballons of
maar wilden, als zij er maar mee
vliegen. De verschillende dieren, die
dig waren, begonnen nu de allervree:
tigste vliegtuigen te bouwen. Teddyl
heel slim was, nam twee groote
en ging er proefvluchten mee ma ka
ach, hij kon wel de lucht ln, maar i
gemakkelijk naar de aarde terugkon
konden de dieren, die een bestuurbar
tuig probeerden te bouwen, natuu
Er werden heel wat buitelingen
voordat de dieren zoover geoefend
dat er aan den wedstrijd te denken i
Toen de groote dag aankwam,
zon helder. De zon had zelf groot ple|
het feest en lachte, dat zij niet meer
Soms vielen er tranen uit haar oogj
dieren wisten niet dat dit van het
was en dachten, dat het zou gaan i
Maar dat gebeurde natuurlijk niet.
om tien uur zouden ze allemaal
Bruintje, die groote adelaarsvleugej
gebouwd en op een stuk van een fietJ
ging het eerst de hoogte in. Dat gil
stekend. Vervolgens gingen de
naar boven. Die hadden van een ai|
en een paar manden een prachtige i
in elkaar getooverd. De bovenkant
band, waar zij met een laddertje bij li
komen, diende tegelijk als uitkijkpa
plaats van een moeilijke motor te b
had hij zijn vrienden Zwartrok om hu
vraagd. In alle stilte hadden zij geo
De kraaien, Piet en Kauw Zwartkop n
ingespannen, mijnheer Pluimstaart
mende en daar gingen zij er van dooi
vlugger dan Bruintje met zijn groote o
dige adelaarsvleugels. Mijnheer Vos
dat hij het best met paard de lucht ii
Hij had daarom een pracht van een h
paard gemaakt en daarin een motortj
maakt. Hij ging ook wel vooruit, maa
kon er toch maar net mee door. Een i
eekhoorn en zijn vriendje Langstaart
den een slimmigheidje bedacht dooraa
wilde eend te vragen, met hen hoog v
vliegen. Deze had er wel ooren naar
en toen tenslotte alle vliegtuigen
bleven, werd het een wedstrijd tusschi
twee Zwartrokken en de wilde eend.
de Zwartrokken hadden een veel te
vracht te dragen, terwijl de eend lacht
het lichte vrachtje dat op zijn rug zat
zoo kwam het, dat de slimme eekhooi
Langstaart den eersten prijs weghai
O, wat waren zij blij.
De andere dieren kwamen hen feü
ren, omdat zij dit zoo slim bedacht ha
Maar toen er een paar maanden later
eens een vliegwedstrijd was, liet de t
meester er bij zeggen, dat nu alleen zij
een prijs in aanmerking kwamen, die
door een motor lieten voortbewegen,
hadden de anderen weer een kans. De
tuigen werden zorgvuldig opgeborgei
onderhouden, 's Zaterdagsmiddags we
altijd druk geoefend en zoo werden de
ren uit Berenland de meest volleerde
kendste piloten van de heele dieren*
Oplossing de cijfer-meneer.
33 cijfers. Som 126.
EVEN LACHEN.
KAAS MET GAATJES
Lena Moeder, die kaas lust ik
die zit vol gaatjes.
Moeder Dat is niet zoo erg, k
leg de gaatjes maar op je schoteltje,
alleen de kaas op.