■■fut
Raad Zijpe.
Het Pad langs
de Klip
Woensdag 24 Augustus 1932.
SCHAGER COURANT.
Tweede blad. No. 9129
Meer boer dan christen,
toen het ging om den grond.
Wat zegt een klein prijsverschil
tegenover een GROOT
kwaliteitsverschil
Ver,®
Een bezoek bij Holiandsohe kolonisten aan
den Dnjepi. Slechter dan vóór den
oorlog. Boeren, die de helit van
hun grond moesten afstaan.
Mennonieten die aan hun
geloof vasthielden.
Op zijn zwerftocht door Rusland, welke de heer Mat-
thijsen voor Het Volk onderneemt, vertelde een land-
bouwconsulent te Zaporojie aan de Dnjepr hem, dat er
In zijn district afstammelingen wonen van Hollandsche
'kolonisten. Het vooruitzicht om te kunnen spreken met
menschen, „wien Neerlandsch bloed door d'adren
vloeit" zij het dan ook misschien niet geheel van
.vreemde smetten vrij vond de heer M. aantrekkelijk
genoeg om er een autotocht van 80 K.M. aan te wagen.
De landbouwconsulent diende hem daarbij als gids.
1 Uitvoerig beschrijft de heer M. wat hij op dien tocht
boorde en zag. Wij knippen daaruit het volgende:
De „Hollanders" wonen in Jacobsdorp en hun col
lectief bedrijf is „Nadia", de Hoop, genaamd.
De boekhouder, die ons ontvangt, heet Heinrich Fast.
Hij spreekt Hoog- en Plat-Duitsch. maar geen Hol-
landsch. Hij beweert, dat zijn overgrootvader. Hein
rich Heeze. een Hollander was en Mennoniet, die met
andere Mennonieten uit Duitsche landen onder Catha-
fcina van Danzig naar de Dnjepr is verhuisd.
Later maakte ik kennis met Cornelis en Antoon Kas-
per en met Sara Vonk; waaruit blijkt, dat er zich in
derdaad kolonisten van Hollandschen stam onder de
Duitsche Mennonieten bevonden moeten hebben. Maar
buiten den naam is er van hun Hollandsch niets over
gebleven
Hierop volgt dan een gedetailleerde beschrijving van
bet leven en werken dezer „Hollandsche" mennonieten
of wederdoopers en ten slotte ontspint zich op het kan
toor van het collectief bedrijf dit gesprek:
Hebben jullie het nu beter dan vóór den oorlog?
vroeg ik zoo in het algemeen aan het gezelschap, dat
zich langzamerhand in het kantoor der collectieve ge
vormd had.
Ze keken mekaar eens aan, ze keken den gids eens
aan en toen ze mij aankeken, zeiden ze niet veel.
Beter bepaald niet meende er een voorzichtig.
Kunnen jullie nu wat overhouden?
Geen kopeke.
En vroeger?
Vroeger hielden wij geld over.
Dus slechter nu?
Ja, eigenlijk slechter,
Veel slechter?
Nog al.
Ik ben er van overtuigd. Vroeger had een menno-
toieten-familie gemiddeld 60 HA. grond en een behoor
lijk aantal koeien en paarden.
Vroeger had iedere familie een (Russlschen) knecht
en in oogsttijd 3 of 4 (Russische) daglooners. Die
werkten ook mee voor den spaarpot. Nu zitten deze
als collectieve boeren op „hun" grond. Meer dan de
helft hebben de mennonieten moeten afstaan. Daar
Wordt een boer niet beter van.
Zijn er leden van de CF. communistische par
tij in de collectieve?
-Neen.
Dank je de weerga, dacht ik.
In het dorp?
Ja, één de schoolmeester.
Maakt hij veel bekeerlingen onder de jeugd?
Er zijn nu twee roode pionnieren.
De school heeft 31 leerlingen, die een vierjarig leer
plan volgen.
FEUILLETON.
UIT HET ENGELSCH VAN
J. S. FLETCHER.
25.
Sindal en Marston wisselden een blik van verstand
houding en de rechtsgeleerde wendde zioh tot zijn be
diende.
„Wie bracht die boodschap over?" vroeg hij.
„Een van de portiers van de club, meneer. Hij wacht
buitea"
„Ik moest maar gaan,"zei Marston.
„Ja, het is misschien beter," stemde Sindal toe. „In
orde, zeg dan maar aan den portier, dat Str Marston
dadelijk komt. Wat zou hij te vertellen hebben?"
ging hij door „Wees voorzichtig, Sir Marston. Praat
niet met hem over de zaak. Hij is tegenover u nu wel
correct in zijn optreden, maar houd hem op 'n af
stand. Luister naar wat hij te zeggen heeft en dan
„Zal ik terugkomen en u verslag uitbrengen" ant
woordde Marston.
Hij ging weg en Sindal stond peinzend voor zich uit
te staren tot Weathershaw weer binnenkwam.
„We gaan een stapje verder," riep Sindal, „Birch
heeft juist aan Marston laten vragen, even bij hem
te komen."
„Zoo?" zei Weathershaw.
„Je schijnt niet erg verbaasd te zijn", merkte Sindal
op. „Maar je bent, geloof ik. niet gauw verwonderd?"
„Heel dikwijls erg verwonderd", antwoordde de
detective. „Maar hierover verbaas ik mij niet, Is Birch al
piet sinds jaren hun zaakwaarnemer? Waarschijnlijk
heeft hij hem iets omtrent familie-zaken te vertellen.
£leg", vervolgde hij, „ik heb zoo juist met mijn mannetje
in Manchester gesproken en die komt vanavond hier.
Hij moet in de stad iets voor me doen. Het is een heel
intelligente, pientere kerel en hij heeft een uitgesproken
speurders-talent; hij zal hier komen, vermomd als een
arbeider, die een baantje 2oekt. Is er hier een goedkoop
Wordt er 's Zondags gepreekt?
Ja.
Gedoopt en begraven op christelijke manier?
Ja.
Dus de Mennonieten houden over 't algemeen ook
in het gesocialiseerde bedrijf een kerk en godsdienst
vast?
Ja.
Wordt de kerk iets in den weg gelegd? vroeg ik
later een particulier.
Hij ontkende, dat er ooit eenige zwarigheid was ge
maakt.
Wij weten van de Mennonieten, dat ze steeds
standvastig geweigerd hebben de wapens te voeren, ook
in oorlogstijd, en dat maakt, dat over de Mennonieten
in West-Europa met groot respect gesproken wordt,
zei ik tenslotte.
Nu kwamen de tongen los. De Czarenregeering was
er nooit in geslaagd ook maar één jongen man een
geweer in handen te drukken. Ze werden naar Siberië
gestuurd en op alle manier onder druk gezet, maar
ze hielden vast aan wat het Evangelie hun voorschreef
en wat in de Tien Geboden uitdrukkelijk heet: Gij zult
niet dooden!
Keel mooi. Kranig, dat volhouden om der cons-
ciente wille. 1). Maar herinner ik me dat ook goed:
toen de witte legers 2) hier in de buurt waren, hebben
de Mennonieten zich toen niet bjj hen aangesloten en
op de rooden geschoten?
Vergadering van den Raad op Dinsdag 23 Augus
tus 1932, des morgens 10 uur.
Voorzitter de heer J. de Moor. burgemeester; secre
taris de heer J. A. de Br^r.
Afwezig met kennisgeving van verhindering de heer
Smit.
Na opening volgt vaststelling der notulen.
Mededeelbngen en Ingekomen stukken.
Ged. Staten hebben goedgekeurd de 4e suppletoire
begrooting 1931 en de verordeningen op de heffing van
vergunnings- en verlof3recht.
De verschillende ingekomen verslagen over 1931 zullen
circuleeren.
De rekening van de Gezondheidscommissie over 1931
wordt goedgekeurd, eveneens de begrooting voor 1933.
Van den gemeenteraad van Jlsp was ingekomen een
%'erzoek cm adhaesie op een aan Ged. Staten gericht
verzoek om steun voor verschillende bedrijven en ver
laging van de tarieven van het waterleiding- en elec-
trlciteitsbedrijf.
B. en W. stellen voor geen adhaesie te betuigen, om
dat het beter is dat Jisp deze zaak aanhangig maakt
bij de afdeeling Noordholland van de Vereeniging van
Ned. Gemeenten.
De heer Dlgnum vraagt of onze gemeente de zaak
niet aanhangig kan maken bij die afdeeling, want in
't advies worden putnen genoemd die van belang zijn
om er door te krijgen.
De heer Bruin wil wèl adhaesie betuigen. Wij
schreeuwen om verlaging der tarieven en waarom zou
den wij dan geen adhaesie betuigen. Bovendien kan
dan aan Jlsp een wenk gegeven worden, dat zij de
zaak ook aanhangig dienen te maken bij de afdeeling
Noordholland van de Vereeniging van Ned. Gemeenten.
De. heer. Van.-der .Sluijs..ze£t..daL B—en W. wel sym
pathiek staan tegenover de zaak die Jlsp bepleit, al
leen; oordeelen zij dat er meer kans van slagen bestaat
als Jisp zich tot de afdeeling Noordholland wendt. Het
is bovendien moeilijk critiek uit te oefenen op de tarie
ven.
Al twee jaren geleden, toen het eelctriciteitsbedrijf
aa/n de provincie is overgegaan, de tarieven goed waren,
zijn ze nu, in verband met den toestand te hoog. Als er
Algemeens verlegenheid.
Toen zei er een:
't Was verre van algemeen.
Zeg maar, dat het uitzonderingen waren, zei een
ander.
Hun geloof is slechts een paar eeuwen oud. maar
zij zijn de dragers van een boeren-traditie van vele
eeuwen. Om der geloofswille zouden ze zich eer laten
villen dan zich te laten dwingen iets tegen Gods gebod
te ondernemen. Ais het echter om den grond gaat,
grond, dien de rooden overal onder de bezitloozen ver-
deelen, dan moet de christen-mennoniet voor den boer
zwijgen en ze knallen er op los, of ze nooit een orden
telijke catechismus hebben bijgewoond.
Klassevijander, contra-revoluticnnairen en toch dient
men respect te hebben voor de kerels, omdat er ras
in zit, nog meer boerenras dar. boeren-geloof. Zij hebben
in vergelijking tot de omgeving een schitterend boeren
bedrijf en zij voeren een administratie, waar de direc
teur van een Coöperatie Landbouwboekhouding zijn
hoed voor zou afnemen. Deze Duitsche boeren, die
ons boerenvolk veel nader staan- dan het Russische,
hebben zelfs ondev den zwaren last. dien de boeren
bevolking is opgelegd, nog een dragelijk leven.
1) ter wille van het geweten.
2) die de revolutie bestreden.
percentsgewijze verlaging komt is dat toe te juichen,
maar daarmede zullen toch de groote onbillijkheden niet
uit don weg geruimd worden. De vastreehttarieven zijn
vastgesteld naar het verleden stroomverbruik, alleen als
nieuwe woningen werden betrokken, werd de oppervlak
temeting toegepast. Voor de boerderijen is 't vastrecht
veel te hoog. Het komt spr. voor dat die bedrijven
onbillijk worden behandeld en dat men zich daarover
zoo spoedig mogelijk tot het P.E.N. dient te wenden.
Daar is men wol op de hoogte van den tegenwoordigen
toestand in de bedrijven. Aan de gemeente Jisp kan
worden geschreven dat we met het adres instemmen,
maar dat wij meenen dat men beter doet zioh tot de
afdeeling Noordholland te richten.
De heer Bruin wijst ook op de watertarieven. Wat ze
hebben kunnen scheuren van de boeren, hebben ze ge
scheurd. Het is maar f 30 per kwartaal en er komt al
tijd nog een rekensommetje bij. En andere menschen
schrobben de straat er mee of sproeien den tuin. De
boeren worden zwaar getroffen. f
De heer Van der Oord zegt ook dat de boeren het
water voor het vee noodig hebben. Spr. gebruikt zoo
weinig mogelijk, en schrobt er niet mee, maar toch moet
hij f 10 a f 11 toebetalen.
Het voorstel van B. en W. om geen adhaesie te be
tuigen wordt in stemming gebracht, de stemmen sta
ken, 5 tegen 5.
Na dezen uitslag wordt er nogmaals op gewezen dat
men het in principe met den raad van Jisp eens is en
daarom wordt besloten, de beslissing nu niet tot de
volgende vergadering aan te houden, doch de gemeente
Jisp te vragen de zaak aanhangig te willen maken bij
de afdeeling Noordholland van de Vereeniging van Ned.
Gemeenten.
Van het bestuur van den Zijpe- en Hazepolder kwam
bericht in, dat besloten is het Alg. Weeshuis wederom
voor een tijdvak van 25 jaren aan de gemeente af te
staan.
De Minister van Binnenlandsche Zalcen heeft goedge
vonden dat werkloozen tusschen 60 en 66 jaar worden
gesteund.
De huurtoeslag voor werkloozen.
In verband met verzoeken om aan werkloozen een
toeslag op de huishuur te veVleenen was van den Mi
nister het verzoek ingekomen om een opgave van de
gemiddelde huishuur van de arbeiderswoningen.
Door den Zijper Bestuurdersbond was opnieuw een
verzoek ingekomen om een huurtoeslag.
De Voorzitter zegt dat voor de derde maal deze kwes
tie ter tafel komt. De raad heeft er tweemaal afwijzend
op beschikt en ofschoon het adres pas eergisteren ia
ingekomen, willen B. en W. het, in verband met de
vraag van den Minister het adres behandelen. B. en W.
hebben het zooeven besproken, hebben nog wel geen
voorstel, maar hebben toch een berekening over de i
werking van een dergelijken huurtoeslag gemaakt. En
jammer genoeg oordeelen zij dat een huurtoeslag onre
gelmatig werkt, eigenlijk zeer onbillijk werkt en aan
leiding zal kunnen geven tot groote ontevredenheid.Door
den secretaris zullen enkele voorbeelden worden ge-
noemd, waaruit blijkt dat de kleine gezinnen het groot-
ste voordeel zullen hebben, groote gezinnen daarente- j
gen weinig of in 't geheel geen voordeel.
De Secretaris noemt dan de voorbeelden: le een gezin!
van man, vrouw en 8 kinderen, niet georganiseerd, krijgt
f 7, plus 8 x 50 ct. is f 11 steun. Het maximum bedrag
aan te ontvangen steun zal bedragen 65 pet. van f 18 is
f 11.70. De huurtoeslag mag hier dus niet meer dan 70
cent per weck bedragen; 2e een gezin van man en vrouw,
zonder kinderen, ongeorganiseerd, ontvangt f 7 steun,
hét maximum uit te keeren steun mag bedragen 60 pet.
van f 18 is f 10.80. Hier zal dus de huurtoeslag zoo goed
als tot het onbepaalde mogen gaan;
3e het gezin als genoemd onder le doch georganiseerd,
mag maximum f 12.60 aan steun ontvangen, n.1. 70 pet.
van f 18, ontvangst f 8.50 plus 8 maal 50 cent is totaal
f 12.50 aan steun, zoodat de huurtoeslag 10 cent mag be
dragen.
De heer Doorn vraagt of dan de kindertoeslag niet
verhoogd kan worden.
De Secretaris zegt dat de raad een hooger bedrag had
gevraagd, doch dat de Minister besloot dat 50 cent per
kind betaald mocht worden.
De heer Nannis zegt dat de door den Secretaris ge
noemde voorbeelden heel duidelijk zijn, maar de twee
uiterste gevallen zijn genoemd, n.1. met 8 kinderen en
zonder kinderen. Als het gemiddelde werd genomen, 4
kinderen, dan werd met huurtoeslag veel goeds verkre
gen. En als een regeling voor huurtoeslag werd verkre
gen zou „het Orgaan" het in de hand hebben om naar
billijkheid den huurtoeslag toe te passen.
De Secretaris merkt nog op dat er veel menschen niet
voor een huurtoeslag in aanmerking zullen komen, om
dat de huur onder het bedrag zal zijn, dat door den.
Minister is vastgesteld.
De heer Doorn vraagt hoeveel de subsidie van het rijk
zal zijn op de huurtoeslagregeling.
De Voorzitter zegt dat die dezelfde zal zijn als met
de steunregeling.
De heer Doorn verklaart zich voor een toeslag op de
huishuur, omdat het platteland toch al stiefmoederlijk
wordt behandeld in vergelijking met de steden.
De'heer Blom zegt dat het hem spijt, maar spr. krijgt
den indruk dat er zooveel mogelijk gezocht wordt om
er afwijzend op te beschikken. Voorheen toen spr. een
huurtoeslag voorstelde, toen werd geantwoord, dat 't
niet mocht van den Minister en nu het van het rijk
mag, nu komen B. en W. met de bezwaren. Spr. merkt
verder op, dat als men een klein gezin heeft, en men
ontvangt f 9 of f 7.50, dan is dat te weinig om van te
leven, te veel om van te sterven. Als we nu een huur
toeslag kunnen krijgen, laten we dan ons best doen om
voor de groote gezinnen er ook iets bij te krijgen.
De heer Dignum zegt dat er steun moet worden ver
strekt, daar waar hulp beslist noodig is en we moeten
ons houden aan wat de minister voorschrijft. Spr. is het
met B. en W. eens, dat juist de menschen die het 't
meest noodig hebben, bij een huurtoeslagregeling 't
minst in aanmerking komen.
De heer Van der Sluijs zegt dat in de woorden van
den heer Blom een zacht verwijt aan B. en W. zit, dat
zij alle middelen te baat nemen om een huurtoeslagre
geling te weren. Dat is niet goed gezien van den heer
Blom. B. en W. hebben de plicht om te onderzoeken do
werking van de regeling en dat isgedaan. B. en W«
moeten ook andere factoren in aanmerking nemen. De
regeling vergt offers en de gelden dienen op de meest
billijke wijze te worden uitgekeerd. Het is niet juist
van den heer Blom om B. en W. te verwijten dat zij
alles doen om er van af te komen. De leden moeten
de draagwijdte van een dergelijke regeling weten.
De heer Blom oordeelt dat B. en W. meer de scha-
tuurlijk. Sir Cheville ging er ook heen. Nu weet u bei
den, dat er versoheidene loketten in de toiletkamer zijn,
waarin de leden hun spulletjes bewaren, borstels en
kammen, handdoeken en zoo ik heb zelf zoo'n loket
en Birch ook. Sir Cheville had er ook een en toen ik in
de kamer kwam, draaide hij juist den sleutel in het
slot om."
Hij wachtte weer, alsof hij een opmerking of vraag
van Marston verwachtte, maar Marston bleef zwijgen.
„Toen ik nu in de kranten las van het verloren testa
ment, kwam de gedachte bij me op, dat Sir Cheville die
paperassen wel eens in dat loketje weggesloten kon
hebben, tot hij den dag daarop in de stad zou komen;
hij was bijna altijd in de stad, iederen dag tegen twaalf
uur. En ik spreek er juist met Birch over; het kan
natuurlijk wel niets zijn, maar in ieder geval zag ik den
ouden heer bij het loketje."
„We moeten dat loketje maar open maken," zei Birch.
„Daar heb ik nog niet eens aan gedacht."
Marston stak de hand in zijn zak, hij droeg zijn oom's
sleutelbos bij zich, sedert de politie ze aan hem gegeven
had. Hij haalde ze te voorschijn en ging naar de deur.
„We zullen nu dadelijk gaan kijken," verklaarde hij.
„Ik denk. dat de sleutel aan deze bos is."
De beide mannen volgden hem naar de toiletkamer,
waar op dat oogenblik niemand was. Birch wees on-
middelijk het loketje aan één van een heele groep
kastjes, met den naam van iederen eigenaar er op ge
schilderd. Na een beetje zoeken vond Marston de sleutel
en opende het deurtje; drie paar oogen keken nieuws
gierig naar binnen. Ér was niet veel te zien. Op één
plankje borstels, kammen, eenige netjes gevouwen hand
doeken, wat toilet-artikelen; op de andere een paar boe
ken, een sigarenkistje, eenige pijpen. Maar op het dek
sel van het sigarenkistje lag een langwerpige enveloppe.
Toen hij die zag, slaakte Birch een kreet en strekte
onwillekeurig zijn rechterhand uit.
„Verdraaid, je hebt gelijk, Mallinson!" schreeuwde hij.
„Mijn enveloppe."
Maar Mars ton's hand was hem voor. Hij greep be
daard de enveloppe, sloot het deurtje weer af en ging
naar het licht. Hij trok een dubbel vel papier uit het
couvert, keek vlug naar den onderkant van ieder blad
en richtte zich tot Birch.
„Is dit het testament, dat u onlangs voor Sii- Che
ville maakte?"
„Ja, zeker!" riep Birch. „Dit is het, zonder eenigen
twijfel natuurlijk is het dit! Wat een geluk, dat je
op dat idee bent gekomen, Mallinson. Ik was er nooit
op gekomen. Wat een opluchting!"
Wordt vervolgd.
Koopt Blue Band, Hollands beste standaard-
merk, nog altijd 25 cents per half ponds pakje
geheelonthouders hotelletje, waar die man onderdak kan
vinden, je kent die dingen wel, waar een fatsoenlijke ar
beider heen kan gaan?"
„O, ja, die zijn er wel," antwoordde Sindal. „Het Vic-
toria-hotel bij het station is daarvoor zeer geschikt. Dus
vermomd? Wat moet hij doen?"
.Jets wat ik zelf helaas niet kan doen," antwoordde
Weathershaw. „Zich tusschen het werkvolk hier in Li-
therdale bewegen, vooral hier. Hij is een echte speurhond,
die vent, een genie in het snuffelen!"
„Jij bent iets op het spoor, vrind!" riep de rechtsge
leerde plotseling, met een scherpen blik naar zijn bezoe
ker. „Is 't niet zoo?"
„Natuurlijk," laohte Weathershaw. „Dat hen ik al,
sinds ik het verslag van het onderzoek gelezen heb, en
vanmorgen werd ik in die meening versterkt. Nu, ik
heb niets meer te doen tot mijn assistent komt, en daar
ik veronderstel, dat jij het druk hebt, ga ik de stad
eens bekijken."
„Blijf hier wachten tot Sir Marston terug komt," ver
zocht Sindal. „Hij beloofde me, te komen vertellen wat
Birch van hem hebben moest; ik denk niet, dat hij
lang zal wegblijven en het kan zijn, dat hij belangrijk
nieuws heeft."
„Ik vermoed dat het alleen maar om familieaangele
genheden gaat," zei Weathershaw. „Ik denk niet, dat
Birch, als hij iemand is zooals jij hem beschrijft, iets
anders met hem zal bespreken."
Hij ging zitten en nam een krant, en Sindal begon in
eenige papieren op zijn bureau te neuzen. Een half uur
ging in stilte voorbij: beiden sohrikten op, toen de deur
werd opengeworpen en Marston binnenstormde. Hij
scheen zeer opgewonden, maar zijn stem was kalm:
„Een ding is in orde," zei hij rustig, „het testament
van mijn oom is gevonden!"
HOOFDSTUK XVI.
Het Loketje.
Zeer tegen zijn zin was Marston naar de club gegaan.
Hij vroeg zich af, toen hij de straat overstak, wat Birch
van hem zou willen. Als het over zaken was, dan zou
hij hem naar Sindal verwijzen; sinds Birch's optreden
tegenover hem en zijn moeder, twee dagen geleden, voel
de Marston er meer voor hem e.en trap te geven dan
met hem te spreken. En met een nijdig gezicht liep hij
naar de eerste verdieping van de club; hij zou Birch
waarschijnlijk in do rookzaal kunnen vinden.
Maar Birch stond hem op te wachten in de open deur
van een kamer, die door den secretaris als kantoor ge
I
bruikt werd. Hij wenkte Marston en opende de deur
nog verder.
„Wilt u hier binnen komen, Sir Marston?" vroeg hij
op een koelen zakelijken toon.
„Wat is er?" snauwde Marston. Toen zag hij nog
iemand in de kamer en bleef even op den drempel staan
„Wat moet u van me?"
„U ken meneer Mallinson, meen ik?" zei Birch.
De man in de kamer wendde zich om en Marston
herkende een fabrikant uit de buurt, een man van mid
delbaren leeftijd, die, zooals hij wist, ook lid van de
club was. Mallinson had een fabriek tusschen Lithers-
dael en Hallitbwaite en stond in de omgeving bekend
als een verstandig, werkzaam man, die zijn weg in het
leven gebaand had. Glimlachend keek hij naar Marston.
„Zeker, Sir Marston en ik kennen elkaar, in ieder ge
val van gezicht," begon Hij. „Misschien zullen we elkaar
nu wat beter leeren kennen."
Marston gaf geen antwoord en wendde zich tot Birch.
„Wat moet u van me?" vroeg hij nog eens.
Birch sloot de deur en wees op Mallinson.
„Meneer Mallinson is sinds Dinsdagmorgen vroeg van
huis geweest", zei hij. „Hij is juist terug gekomen. En
hij kwam me daarnet in de rookzaal iets vertellen, dat
belangrijk nieuws is. Voor er verdere stappen gedaan
worden, dient u dat eerst te weten."
„En?" klonk het ongeduldig.
„Vertelt u het hem", ging Biroh door, zioh tot den fa
brikant wendend.
Mallinson, die een sigaar rookte, nam die uit zijn mond
en ging op den rand van de tafel zitten.
„Nou," zei hij. „Ik heb alleen maar een idee, Sir
Marston, er kan iets in zitten of niet. Zooals Birch daar
zei, ben ik vanaf Dinsdagmorgen zeven uur voor zaken
naar Lancashire geweest en pas twee uur geleden terug
gekomen. Natuurlijk heb ik het nieuws omtrent Sir
Cheville Dinsdag gehoord en ik las het verslag van het
onderzoek in de kranten van gisteravond en vanmorgen
Ik geloof namelijk, dat ik eenige inlichtingen kan geven.
Ziet u, ik ben Maandagavond lang in de club geweest
heb hier gegeten en bleef laat"
Hij zweeg even, om meer indruk te maken en keek
schuins naar Marston. Maar Marston's gezicht stond
onbewogen en hij wachtte zwijgend.
„Ik bleef hier dus laat, tot na elven", ging Mallin
son door. „Nu, zooals bij het onderzoek gezegd werd,
was Sir Cheville het grootste deel van den avond in de
speelzaal aan het whisten met zijn gewone stelletje
vrienden. Ik speelde daar ook, bridge, en dus zag ik
hem den heelen tijd. Maar zoowat tegen half elf, was
ik in de toiletkamer voor de leden u weet die na