VAN DIT EN VAN DAT ffjgfë
EN VAN
WAT 5
'.*'L
Het Spookbeeld
WETENSWAARDIGHEDEN.
Het gestolen luchtballonnetje of De geschiedenis van twee deugnieten,
Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 27 Augustus 1932. No. 9131.
ZATERD AGA VONDSCHETS
Vrij naar het Engelsch van J. L. Burton,
bewerkt door Sirolf.
(Nadruk verboden alle rechten voorbehouden).
HOOFDINSPECTEUR Barnard van de afdee-
ling internationale recherche op het hoofd
bureau van politie in New-York, keek nau
welijks op, toen de sjovele, nerveuze man de kamer
binnentrad en voor zijn bureau bleef staan. Hij
had er slechts met weerzin in toegestemd, den ke
rel te ontvangen, die zijn naam niet had willen
zeggen en er op gestaan had den hoofdinspecteur
zelf te spreken.
De man draaide zenuwachtig zijn verfomfaaide
vilthoed door zijn handen, terwijl zijn bleeke ge
zicht, met de groote gejaagde oogen een hevige ge
mocdsbeweging uitdrukte.
Eindelijk keek de hoofdinspecteur op en zei kort:
„Zoo, wat heb je op je hart? Maar maak het kort,
want ik heb weinig tijd!"
De vreemde bezoeker scheen naar lucht te happen,
toen hij stamelde: „Herkent U me niet, meneer de
inspecteur? Ik ben.... toch.... Ralph Benning...."
De inspecteur nam den man van top tot teen op
en herhaalde zachtjes den naam Ralph Benning?
Waar en wanneer had hij dien naam toch meer
gehoord? Hij zocht lang in zijn herinneringen en
dan opeens ging hem een licht op. „Ralph Benning,
toch niet de man, die...."
„Ja zeker, de kaslooper van de Southern Trust
Company, die er met 100.000 van door ging. Ik kom
mijzelf aangeven. Ik houd het niet langer uit, die
bloedhonden zitten mij aldoor op de hielen.... waar
om arresteeren ze me niet?"
Deze laatste woorden schreeuwde de zenuwachtige
man bijna uit.
De hoofdinspecteur sloeg den kaslooper nieuws
gierig gade en wenkte hem dan plaats te nemen
op Mooi, dl© naast zijn bureau stond. „Dus je
geeft jezelf aan, Benning? Goed zoo, van de
100.000 zal wel geen cent meer over zijn. Dat
kennen we. Eerst nemen jelui het er goed van en
als het geld dan op is, komt liet zoogenaamde be
rouw. Ga dus je gang maar, doch hou je comedie
voor je. Bewaar dat maar voor de rechtbank!"
„Hoe komt U er bij," riep de nerveuze man uit,
„geen cent meer over? Al het geld is er nog! Er is
geen cent van afgenomen! Ik kon immers het risico
niet loopen om een enkel biljet te wisselen! Goede
hemel, inspecteur, het is een hel voor mij geweest,
zooals U me in de afgeloopen vijf jaren de heele
wereld rondgejaagd heeft, mij achtervolgd heeft en
gefolterd! Maar nu kan ik niet meer! Liever ga
ik naar Sing-Sing, dan dat nog langer te verdragen!"
De man huiverde. En dan vervolgde hij:
,Ik dacht toen, dat het zoo makkelijk zou zijn!
Zeker, het geld stelen was makkelijk. Vooraf had
ik me een valsche pas verschaft en ik inde het geld
precies vóór de Paaschdagen, daardoor kreeg ik een
paar dagen voorsprong. Niemand had nog iets ont
dekt. Eerst bleef ik eenige dagen in een schuilplaats
verborgen, totdat de eerste opwinding over den
diefstal voorbij was. Toen slaagde ik er in on
herkend op een Italiaansche vrachtboot naar Lon
den te komen. Maar ik wist, dat Uw mannetjes
achter me aanzaten. Ik had het in de kranten ge
lezen. En toen U mij dan ook een detective naar
Europa nazond
„Eerst begreep ik niet erg, waarom VU mij niet
dadelijk niet arresteeren. Maar spoedig begreep ik
het. Mijn pas was immers goed. De detective was
nog niet heelemaal zeker van zijn zaak. Bovendien
was het voornaamste, dat het geld terug zou komen.
Hij wachtte natuurlijk tot ik beginnen zou met het
uit te geven. Dan zou hij mij aan de hand van de
nummers van de bankbiljetten hebben kunnen op
pikken. Ook wist hij nog niet, waar ik het geld
verstopt had, en wilde mij in den waan brengen,
dat ik volkomen veilig was. Maar ik doorzag dat
spelletje. Ik moest zien, dat ik dien detective van
U kwijtraakte, voordat ik met het geld iets zou
kunnen beginnen.... Ik verdween uit Londen, maar
in Parijs werd het net zoo erg. Hij was mij dadelijk
weer op het spoor. Ik ging naar Berlijn, naar Na
pels, Konstantinopel.... voortdurend zat hij mij op
de hielen.... natuurlijk steeds in een andere vermom
ming. Soms herkende ik hem dadelijk, dan weer
merkte ik hem pas op, als ik hem er op betrapte,
dat hij mij volgde. In Konstantinopel nam hij een
baantje aan als kellner in het café, waar ik geregeld
kwam. O, had hij me toch maar gearresteerd! Het
was om gek te worden, zooals hij maar om me heen
sloop, hoe hij me bij het betalen over den schouder
in mijn portefeuille loensde, hoe hij mij hoonend
vroeg, hoe het me in Konstantinopel beviel.... Eerst
bleef ik in dat café komen, want ik moest toch we
ten of hij er nog was! Tenslotte hield ik het echter
niet meer uit en ik vluchtte naar Port Said!"
De misdadiger wischte zich met een vuile hand
de zweetdruppels van het voorhoofd en ging dan
voort:
„In Port Said bleef ik een jaar.... Maar liever ga
ik levenslang naar Sing-Sing, dan nog een week
naar Port Said! Ik wist bij instinct, dat de detective
me weer op het spoor was. Toch slaagde ik er niet
in hem te herkennen. Eindelijk dacht ik werkelijk,
dat hij mij uit het oog verloren had. Doch reeds
den volgenden dag herkende ik hem: Hij had zich
als Arabische havenarbeider vermomd! Nu meneer,
ik hoef U dat alles niet meer haarfijn te vertellen,
Uw detective zal U natuurlijk nauwkeurig op de
hoogte gehouden hebben. Maar al weet U dan ook
alles wat ik U hier vertel, meneer de inspecteur,
U kunt niet beseffen in wat voor een hel ik in de
afgcloopén vijf jaren heb geleefd! Behalve die
100.000 had ik niets meer bij me dan 1000, al
mijn spaargeld van meer dan 10 jaren.... En daar
moest ik alles van doen; het meeste ging nog weg
aan reizen, als ik hals over kop voor den detective
moest vluchten. Anders liep ik meest en was blij,
als ik ergens werk vond. Maar dan zat hij me weer
op de hielen. Ik had 100.000 in biljetten tusschen
mijn kleercn genaaid* en toch moest ik dikwijls
honger lijden! Van Port Said ging ik naar Calcutta,
en vandaar naar Tahiti. Steeds was de detective
mij op het spor. Te land kon ik hem eenvoudig
niet kwijt worden. Ik monsterde daarom als matroos
aan op een kleine schoener, en wist toen eindelijk
zeker, dat ik aan den bloedhond ontkomen was.
Het schip voer naar San Francisco. Vandaar wilde
ik probeeren naar Mexico te gaan en om mij daar
ergens in te koopen. Gedurende al die jaren van
mijn ballingschap had ik mij niet zoo veilig en op
gelucht gevoeld als in die dagen aan boord. En
toen, meneer, op een goeden dag ontdekte ik, dat
hij ook als matroos op den schoener gemonsterd
had. Als ik niet zoo n afschuw van de haaien had
gehad, was ik over boord gesprongen. Hij had zich
schitterend vermomd. Zelfs de kapitein wist niet,
dat hij een Amerikaansche detective was. Hij speel
de natuurgetrouw den rol van een Duitschen ma
troos. Maar daaraan was ik wel gewend! Maar
wat mij bijna krankzinnig maakte, was het feit, dat
hij net deed, of hij me wel mocht. We hadden lange
gesprekken en hij vertelde me allerlei geschiede
nissen. Maar hij zorgde er wel voor niet te laten
merken, dat hij wist, wie ik was. Hij verbeelde zich
misschien wel, dat ik niet wist wie hij was. Maar
natuurlijk wist ik het: Ik had hem immers al in
zooveel vermommingen gezien!"
Hoofdinspecteur Barnard luisterde als in diepe
gedachten verzonken met een afwezige blik naar de
bekentenis van den zeunwachtlgen man.
„Het klinkt misschien gek,'" aldus ging de man
voort, „maar in zekeren zin mocht ik den detective
wel. Op een zonderlinge wijze was ik langzamerhand
mij aan hem gaan gewennen. Op een nacht zelfs,
bij het reven der zeilen, werd hij bijna in een stort
zee overboord gespoeld en toen heb ik hem het le
ven gered. Wel tien keer besloot ik bij mezelf, mij
over tc geven en alles te bekennen. Ik weet zelf
niet, waarom ik het niet deed. Waarschijnlijk zag
ik. aan de spottende flikkering in zijn oogen, dat
hij daarop slechts zat te wachten.
In San Francisco monsterden wij af en hij stelde
voor naar New-York te gaan, om daar op een kust
boot te monsteren. Maar daar liep ik natuurlijk niet
in. Hij wilde mij naar New-York lokken, omdat hij
me daar hoopte te ontmaskeren. Hij had natuurlijk
al dien tijd gewacht met me te arresteeren, omdat
hij eerst te weten wilde komen, waar ik het geld
verstopt had. Ik merkte wel, hoe hij in het geheim
mijn goed doorzocht, doch dat hielp hem niets, om
dat ik het in de laatste jaren niet meer bij me
droeg, doch telkens postrestante vooruit stuurde. Ik
ging naar Chicago in de laatste poging om hem te
kunnen ontkomen. In een restaurant werd ik bor-
denwasscher. Een paar weken ging alles goed en
toert op een zekeren dag, keek ik toevallig door het
keukenluik in het restaurant en zag, dat hij met
een van de kellners op een geheimzinnige manier
stond te fluisteren. Toen begreep ik, dat ik hem.
nooit zou kunnen ontkomen en ik besloot me aan
hem over te geven. Doch toen ik in het restaurant
kwam, kon ik hem niet meer vinden! Het was
krankzinnig! Vijf jaar lang had hij me de heele
wereld door gejaagd en nu, toen ik hem zelf zocht,
kon ik hem niet vinden! Maar ik begreep, dat dit
weer een nieuwe truc van hem was en dat hij zich
slechts verborgen had om mij in het geheim gade
te slaan!"
De sjofele, bleeke man haalde een pakje uit zijn
zak, reikte het den inspecteur over en sprak: „Hier
zijn de 100.000! De heele wereld zijn ze rond ge
weest, maar er is nog geen cent van af! De reis
kosten heb ik aldoor zelf betaald. Ik hoop maar, dat
die detective er tenminste een groote belooning voor
krijgt, hij heeft het wel verdiend.""
De man lachte zenuwachtig.
Hoofdinspecteur Barnard keurde de 100.000 op
zijn schrijftafel bijna geen blik waardig. Hij bekeek
met stijgende verwondering het menschelijk wrak,
dat voor hem zat en sprak toen met een vreemde
trilling in zijn stem:
„In orde, Benning. Ik zal dadelijk het procesver
baal in orde maken. Maar wat ik zeggen wilde,
wij hebben nooit geweten, dat je indertijd naar
Londen gevlucht bent! Wij hebben je signalement
vijf jaar geleden aan alle Amerikaansche en Euro-
peesche politieautoriteiten gezonden, maar we heb
ben nooit eenig sjioor van je ontdekt! Die detective,
waarover je het aldoor hebt, moet je je zuiver in
gebeeld hebben! Dat was eenvoudig een spookbeeld
van je eigen verhitte verbeelding! Wij hier, wij heb
ben vier jaar geleden deze zaak als onoplosbaar
afgeboekt
Is het U bekend:
d a t de bewoners van het eiland Tristan da Cunha als
voornaamste amusement het dansen hebben? Dat
echter de mannen uitsluitend met mannen dansen en
de vrouwen met vrouwen?
dat er te Parijs een club is opgericht van vrouwen,
die hun haar niet hebben laten afknippen en ook niel
van plan zijn dit te doen?
dat de meeste menschen beter met het linkeroor hoo-
ren, dan met het rechter?
dat er in Europa 461 millioen menschen wonen, die
121 talen spreken?
dat er in Amerika elk jaar 16 milliard postzegels ge
drukt worden
425.
Door een hoepel moest Mimi springen,
Een kunststuk, moeilijk en zwaar.
Want als deze toer mislukte.
Liep het meisje groot gevaar.
Wim en de clown hielden vast den hoepel,
Beiden hadden hem stevig beet,
Het meisje riep: Hooger dien hoepel,
Maakte zich voor den sprong gereed.
426.
Moeroe dacht aan haar wilden broeder,
Die haar zeker wel helpen kon.
Hij stond bij de dorpsgrens te waken
In de gloeiend-felle zon.
Zij verliet haar hut om hem te roepen,
Zag hem in de verte staan.
Kom, dacht ze, laat ik het wagen,
Ik wil even naar hem gaan.
427.
Mimi deed de sprong, maar miste.
Kwam tegen den houten hoepel aan.
Oelukklg voor het lieve meisje,
Bleef zij op haar rijdier staan.
Maar clown en Wim, zeer geschrokken,
Raakten hun evenwicht kwijt,
Tuimelden nu beiden hard schreeuwend,
Van hun houten verhevenheid.
428.
Help mij, zei het meisje tot haar broeder,
Help mij voor een moord geschiedt,
Ik wil, zei haar broeder, je graag helpen,
Maar dat durf ik heusch toch niet.
Je moet, zei Moeroe, mij toch helpen,
Voor de arme jongens worden gestraft,
Blaas op de hoorn alarm en dit leidt
Misschien de aandacht af.