In België's Havenstad Het Pad langs de Klip Zaterdag 3 September 1932 SCHAGER COURANT. Derde blad. No. 9135 EEN TRIP NAAR DE BRITSCHE HOOFDSTAD. Rondwandeling door de Sinjorenstad. Een dappere dame. Valsch geld. Avonturen van twee afgestudeerde H.B.S.=ers. „Het pistool op de borst van Albion". WIE Antwerpen met den trein vanuit Nederland nadert ziet aan zijn rechterhand niets dan polderland en aan de kim duikt een grauwe wolk op. Dat is de groote rooksluier die Ho- fx>ken. Antwerpen's havencomplex teweeg brengt. Maar wie met de fiets den schitterenden asphaltweg van de Nederlandsche grens volgt, wordt behaagd door een boschrijk landschap. Evenals in onze provincie Gel derland namelijk rijdt men door leuke groene lanen en alleen de voor het meerendeel foei-leelijke Belgische buizen herinneren er aan dat we niet in ons propere vaderland zitten. In alle toonaarden hebben we op die Belgische smakelooze bouwstijl afgegeven. En daar was wel reden toe. Onevenredig hooge huizen met aan de twee zijkanten twee blinde muren, reusaohtige vlaktes steen, die alleen geschikt zouden zijn voor reclames. En velen dezer woningen hebben hun roeping in deze rich ting niet gemist en zij vertellen U in schreeuwend geel op blauw, dat de Minerva sans soupapes, zonder klep pen dus, rijdt. Juist schoten we een allerleukst bochtje door tusschen het groen, toen onze oogen van verbazing bijna uit de kassen vielen. Midden in deze chaos van bouwkundige misgeboorten stond daar een villa zoo modern en zoo wat men noemt lekker tegen een boschrand aan ge kwakt, dat we de verleiding niet konden weerstaan een kiek te nemen. Het geval bestond uit gewapend beton en glas. Ook van binnen, voor zoover ons spiedend oog tot het inwen dige kon doordringen, was alles strak en modern. Enfin we moesten verder. Door de voorsteden van Antwerpen. Merxem en andere bereikten we zonder veel moeite de Sinjorenstad. Het doorgaand verkeer wordt er met goed zichtbare borden geleid en het Sint Jorisvest was makkelijk te vinden. In het Sint Jorisvest was zooals ons was medegedeeld een Jeugdherberg. Toen we er aankwamen, stonden er nog enkele trekkers; het bleken ook al Hollanders te rijn. Een J.H. in de zin zooals wij die kennen was het nu juist niet. Een goedkoop restaurant, onder leiding van een Duitsche juffrouw was het eigenlijk. Maar in een klein zaaltje dat uitkomt op de binnenplaats zagen *e toch wel eenige verwantschap met onze jeugdher- a.rg«n. De maatstaf aangaande de kwalificatie van de Jeugdherberg, zooals de geroutineerde trekker die aan legt. is nog steeds de mate van behagelijkheid der ma trassen. als men zich er bij zijn aankomst even op laat neerploffen. Even maar natuurlijk, want het mag eigen lijk niet. De proef, we zouden het haast vergeten, gaf Beer bevredigende gezichten. De Belg „trekt" nog niet. Hoe ls 't anders dan toch mogelijk dat in de JH. in de tweede stad des rijks geen •nkele Belg zit, terwijl het gastenboek slechts spora disch de aanduiding Belg tusschen de overheersohende Nederlanders en natuurlijk vooral Dultschers ziet Het warm eten ging daar wel. Je moet in het buiten land nu eenmaal niet komen om een stevig middagmaal. Het is slapjes en brood er bij eten is geboden, om genoeg te krijgen. En brood bakken dat kunnen ze wel, die Belgen; dat kunstje is een van de weinige goede din gen, die ze van hun Zuidelijke broeders geleerd hebben. De dag na onze aankomst hebben we besteed om eens wat van Antwerpen te zien. Antwerpen !s zooals we het boven ons artikel schreven eens ge noemd „het pistool op do borst van Albion." Voor do meesten zal het duidelijk zijn wat dit betee- kent. Antwerpen is in alle strategische plannen van de laatste eeuwen een punt geweest van waaruit men zeer geschikt een aanval op Engeland kon maken. FEUILLETON. UIT HET ENGELSCH VAN J. S. FLETCHER. HOOFDSTUK XX. Onthullingen. Het huis van kolonel Barwick stond aan het andere einde van het dorp een oud schilderachtig huis te midden van groote tuinen en eeuwenoude boomen; aan don eenen kant de kerk en het kerkhof, aan den ande ren kant de rivier; aan de achterzijde was een steile helling naar de heide. De gladde gazons, de goed onder houden tuinen cn dc iepen en beuken, die boven de grijze muren uitstaken, waren een lust voor de oogen; het buiten gaf een indruk van rust. welstand en een vredig bestaan. En dat alles harmonieerde raet het ka rakter en de levensbehoeften van den tegenwoordigen bewoner, een man. wiens leven vlot liep als een goed- geoliede machine. Hu had een lieve jonge vrouw, twee aardige kinderen en prima personeel. De kinderjuffrouw was zeker niet de minste van zijn aardsche zegeningen. Vanaf haar komst had M'lle de Coulanges bewezen een uitstekende gouvernante te zijn, Zoo gleden de dagen van kolonel Barwick rustig voorbij hij las veel. hield een beetje toezicht in zijn tuinen, speelde tennis onder de schaduwrijke boomen, hieruit bestonden zijn voor naamste dagelijksclie bezigheden; verder dineerde hij bij wijze van afwisseling zoo nu en dan bij de voornaam ste ingezetenen van het dorp en ontving bij gelegenheid dezo terug. Dien avond dineerde de heer Getherfield bij den ko lonel en zijn vrouw en daar het zeer mooi en warm weer was, zelfs voor Mei, gingen hij en zijn gast na het diner naar een prieeltje in den tuin een sigaar roo- ken. Natuurlijk spraken zij over de gebeurtenis van de week: beiden hadden Sir Cheville zeer goed gekend en De fontein van Brabo te Antwer pen. Rechts een stuk van een der gildehuizen nit de middeleeuwen. De beteekenis van Antwerpen als zoodanig is na den oorlog sterk gedaald, maar vooral in den tijd van Na poleon en daarna, in den loop van de 19e eeuw is het meerdere malen een punt van discussie geweest op vele groote internationale conferenties. Wie België bezat had ook Antwerpen, het pistool dat door Engeland steeds als een bedreiging werd en nog wordt gevoeld. De prachtige zandbanken maakten de inneming van de stad van zee uit vrijwel ondoenlijk. Vandaar ook dat Antwerpen steeds ia geweest een sterkte, die de geschiedenis meerdere malen haar bloe dige stof geschonken heeft. In den wereldoorlog toen het groote vestingplan nau welijks uitgevoerd was, lag Antwerpen daar als een der steunpalen, waaraan de Belg zich vastklampte. Maar dé ongewapende betonmuren waren niet tegen de granaten bestand en capitulatie was noodzakelijk. Nog steeds zit Antwerpen in boeien gekluisterd. Weer hoeft de generale staf (al of niet geregeerd door Parijs) Antwerpen tot eindpunt van haar plan de campagne uit gekozen en nog steeds werkt men aan de vierdubbele spoorlijnen naar de diverse hoofdpunten in de beton- muur, die als een boog tusschen Antwerpen, Luik en Namen staat gespannen. Laat ons niet verder gaan met te schilderen hoe men hier de harde waarheid van het paraat zijn voor weer zooiets verschrikkelijks voor de oogen ziet. Antwerpen is een stad van ongeveer een half millioen inwoners. De bevolking is Vlaamsch. De hoogere krin gen spreken meestal Fransoh, zooals dat in vrijwel ge heel Vlaanderen geschiedt De dobber waarop Antwerpen drijft is de handel! Naast Rotterdam en Hamburg is het een der groote handels steden van het vasteland van West Europa. Antwerpen heeft heel goede havens. In de eerste plaats langs de kade. De stad ligt aan de buitenzijde van een Schelde- bocht. Aan de kaden kunnen dan ook vrijwel de groot ste schepen gemeerd en gelost worden. De kade is ruim 6 K.M. lang en geheel bezet met overlaad inrich tingen met drie- of vierdubbelspoor en een onafgebro ken rij opslagplaatsen, die te vergelijken zijn met onze waren er van overtuigd, dat zijn dood het gevolg was geweest van een ongewone samenloop van omstandig heden. „Al den tijd dat is hier woon", merkte de kolonel op. „herinner ik me niet, een woord tegen Sir Cheville ge hoord te hebben! Hij had zijn fouten en gebreken zooals wij allen Getherfield maar hij was een recht vaardig man en een goed landheer en nooit heb ik iemand iets kwaads van hem hooren zeggen. Ik geloof niet dat de arme kerel één enkelen vijand had! Dat maakt deze vreeselijke geschiedenis natuurlijk nog meer onv e rklaarbaar. „En tooh had hij er een." zei de heer Getherfield. „Iemand van de heide, waarmede hij kwestie heeft ge had over land en die hem dreigde hij moest hem ten slotte voor de rechtbank brengen." „O, maar die kerel is het land uit!" riep de kolonel. „Ik herinner me dat natuurlijk hoewel ik er op het oogenblik niet aan dacht. Maar, als die man eens terug gekomen zou zijn... hè?" „Weet je", fluisterde Getherfield vertrouwelijk. „Se dert gisteren vraag ik me af, of hij niet is teruggeko men! Ik weet verscheidene gevallen, dat menschen hier vandaan gingen, niet konden aarden in hun nieuwe woonplaats en niet gelukkig waren, vóórdat ze weer op hun oude plekje terug waren. Van geslacht op geslacht woont die familie al op de heide en hij kan het niet gemakkelijk gevonden hebben zich ergens anders in te leven. En als hij nu terug is gekomen en in de buurt zwerft, en als hij Sir Cheville dien nacht zou hebben ontmoet?... Ik herinner me. dat hij met tegenzin is weg gegaan. met wrok tegen Sir Cheville." „Zou zooiets wel mogelijk zijn?" riep de kolonel uit. „Beware me ik zou nooit op dat idee gekomen zijn!" „Er is één ding. dat deze theorie weerlegt", merkte Getherfield op. „Die papieren, die vermist worden en die Sir Cheville in zijn bezit. had. Neon achteraf ge loof ik tooh, dat het testament de oorzaak van alles is." „Ja, dat testament!" zei de kolcpel. „Vreemd is dat; direct nadat het gemaakt is. is liet verdwenen ook!" Getherfield koek door den tuin naar het oude huis „Het zou een strop zijn voor je gouvernante, als het niet terecht kwam.merkte hij droog op. „Maakt ze er zich erg ongerust over?" „O, heelemaal niet. ze heeft er noch met mijn vrouw, noch met mij over gesproken!" zei de kolonel. „Geen woord." „Nu, het lijkt mij ook nog niet den tijd om er nu al over te spreken, nietwaar?" merkte Getherfield cp. „Maar dat neemt niet wev als ik wist, dat iemand veemen. Daarachter volgt weer een breede kadevlakte. De drukte was niet groot, toen wij er waren. In weer wil van de statistieken moet ons toch van het hart dat er in Rotterdam nog heel wat meer te doen is op het oogenblik. Een tocht door de Antwerpsche havens voorzoover het de havens langs de Schelde betreft is dan ook weinig interessant. Alleen heeft men vanaf de rivier een buitengewoon aardig uitzicht op de stad. Het tweede gedeelte der havens ligt ten Noorden van de stad en is kunstmatig. Zooiets als de Maas-, Waal- en Rijnhavens in Rotterdam. Daar, benoorden Hoboken klopt het hart van Antwerpen's handel. De haven be staat uit dokken met sluizen. De geheele dokkenlengte is meer dan 20 K.M. Napoleon is al met deze dokken- aanleg begonnen. De groote ingang van het dokken- complex wordt gevormd door een paar reusachtige slui zen, waarvan de laatste en grootste enkele jaren gele den met groote feestelijkheden door de Koninklijke fa milie is geopend. Nog steeds is Antwerpen bezig zijn havengebied uit to breiden. En terecht. Achter zich voelend de groote machtige industrie, niet alleen de Belgische nijverheid, maar ook die van het Fransche en Duitsche achterland, waarmee het door uitstekende spoorlijnen is verbonden, is zij zich van haar prachtige kansen bewust en probeert, niet ter neergeslagen door de nood der tijden, haar invloedsfeer uit te breiden. Nog wordt er gewerkt aan kanalen en spoorwegen, met een tempo dat getuigt van vertrouwen in de toe komst. Antwerpen is voor de helft graanhaven; daarna volgt onmiddellijk ijzererts. Het is de groote stapelplaats voor de Congo-producten. En aangezien dit groote nog onontbolsterde gebied, dat thans reeds veel ivoor en caoutchouc naar Antwerpen brengt, een onvoorzien bare bloeiperiode kan tegemoetgaan is een toename als tropische stapelmarkt niet denkbeeldig. Een voordeel voor Antwerpen is het feit dat de Belgische nijverheid van zooveel beteekenis is. Dat geeft meerdere zekerheid voor retourladingen. Een doorn in het oog van Antwerpen is de slech te verbinding met den Rijn. Hoe ook getracht wordt de Rijnscheepva^rt vanuit Antwerpen te laten uit gaan o.a. door kostelooze sleepdiensten naar en van den Rijn vla Zeeland! niets van dat al vermag ook maar een gooi te doen naar de ongenaakbare positie van Rotterdam als doorvoerhaven voor het Rijngebied, een zoo appetijtelijke uitgestrektheid met zoo oneindig veel perspectieven. Het is dan ook volkomen begrijpelijk, dat België al haar PK.'s op de verbinding AntwerpenLuikRijn werpt en in het vuur van haar Zuidelijker tempera ment niet altijd even hoffelijk jegens ons bleef. Eigen scheepvaartbeweging kent Antwerpen niet veel. Slechts een procent of acht van de tonnage die Ant werpen's havens bevolkt is van Belgische origine. Dat zeevaren is meer iets specifiek Holalndsch. Wij., de „kruiers van Europa" beginnen al meer en meer Interesse voor Antwerpen te voelen. Wat Rotterdam kwijt raakt vinden we daar weer terug, redeneert men. De industrie van Antwerpen draait om een aantal diamant-slijperijen, dat om en nabij de 200 loopt en zich in belangrijk met onze diamant-industrieën te Amsterdam meet. Verder heeft Antwerpen, of althans de onmiddellijke omgeving verscheidene suikerraffinaderijen, voortsprui tend uit de zeer belangrijke Vlaamsche suikerbieten cultuur. Dit zijn ©enige opmerkingen over Antwerpen's staat kundige rol 'en haar economische beteekenis. Men zal het mij misschien euvel duiden, dat ik zoo op die dingen Inga, maar aangezien het bloed kruipt waar het ook maar even gaan kan, kwam ook op deze vacantiereis weer mijn „hobby" voor het economische leven boven. Daarnaast heb ik met zorg kennis genomen van al het schoons wat er op kunstgebied te bewonderen valt. De natuur in de verschillende streken heeft niet nagelaten een onuitwischbaar spoor in mijn herinnering na te laten. Een der schoonste bezienswaardigheden is de O.L.V.- kerk met den 123 meter hoogen toren. Als men van de Groenplaats, waaraan deze kerk staat, even door loopt, komt men op de Groote Markt. Hier vindt men een rij oude gildehuizen, evenals te Brussel, waarvan de voorgevels eenlge jaren geleden gerestaureerd zijn. me honderd duizend pond had nagelaten en het betref fende testament zou op een onverklaarbare manier zoek geraakt zijn nou, dan zou ik toch wel min of meer overstuur zijn, dat wil ik wel eerlijk verklaren." „Overstuur ja. dat is ze wel!" gaf de kolonel toe. „Ja dat arme kind! Vraag of het een wonder is! Weet je Getherfield. ik geloof beslist, dat ze oprecht van Stanbury hield, ondanks het verschil in leeftijd! Dien indruk heb ik zeker!" „Hm!" antwoordde Getherfield. ,,'t Kan zijn! Maar onder ons gezegd en gezwegen, ik geloof dat ze meer hield van Stanbury's positie en geld." „Och, ik geloof beslist niet, dat ze van dat hout ge sneden is!" protesteerde de kolonel. „Ze is een braaf meisje en we hebben altijd het grootste vertrouwen in haar gehad. Ik heb altijd gehoord dat de Franschen wuft en oppervlakkig zijn en het leven van den vroo- lijken kant opnemen, maar ik moet zeggen dat M'lle de Coulanges wat dat betreft wel een Engelsohe kon zijn." „In ieder geval spreekt ze uitstekend Engelsch," zei Getherfield. „Ik zou nooit gedacht hebben, dat ze een Frangaise was. Ze... Hallo, wat zullen we nu hebben?" De taxi met de beide politie-mannen kwam juist den hoek bij den tuin om en stopte bij het hek. vlak tegen over het priëel. De kolonel sprong op en keek vol spanning naar het tweetal. „Commissaris Marrows. van Hallithwaite!" riep hij uit. „En onze inspecteur, Calvert, is bij hem! Getherfield nu zullen we wat hooren." Getherfield gaf geen antwoord, maar knikte en de kolonel liep naar het hek zijn bezoekers tegemoet; een oogenblik later nam hij ze mee naar het priëel. „Hier kunnen we praten." zei hij en wees hun stoe len aan bij de tafel, waaraan hij en zijn gast gezeten hadden. Marrows boog zich naar voren., .Ik kom voor een zeer belangrijke zaak. meneer Barwick!" begon hij. „In de eerste plaats: is meneer Birch hier?" „Biroh is niet hier!" antwoordde de kolonel hoogst verbaasd. „Verwachtte u dat dan?" „We hadden gehoord, dat hij hierheen was gegaan", hernam Marrows. „Is hij soms hier geweest, meneer Barwick „Vandaag niet", zei de kolonel. „Maar laat in den middag heeft onze gouvernante M'lle de Coulange, een telegram van hem ontvangen, waarin hij haar verzocht dadelijk naar Hallithwaite te komen, daar hij een zeer belangrijke zaak met haar te bespreken had." De politiemannen keken elkaar veelbeteekenend aan. „Hoe laat was dat?" vroeg Marrows. Verder staat er het Stadhuis (van 1581) en de fontein van Brabo, een herinnering aan een of ander geschied kundig voorval. Antwerpen heeft verder ook een prachtige oude beurs, ook al uit de jaren 1580. Enkele musea, zooals bijvoorbeeld dat van Schoone Kunsten, herbergen de kunstschatten, waaraan Vlaan deren rijk is geweest. Niet alleen de O.L.V.-kerk is het aanschouwen waard, maar ook de St. Jacobs-kerk. Deze stamt echter uit de 15e eeuw, terwijl de O.L.V.-kerk reeds in 1350 werd op gezet. Beiden zijn rijk aan kunstschatten. Standbeelden heeft Antwerpen te over. Maar de heete, broeiende atmosfeer waarin we Antwerpen moe ten doorkruisen, belette ons van al die gedenkteekenen nota te nemen. Meer lokte ons een tochtje naar het Panorama op de eenige wolkenkrabber van Antwerpen. Dit moderne gebouw is bijna 90 meter hoog en eigen dom van de Algemeene Bankvereeniging, die het weer grootendeels verhuurd. Onderin is een groot warenhuis. Op de een na do hoogste verdieping, de 4e, waar de lift U voor 3 frs. naar toe brengt, bevindt zien een gezellig zitje met radiomuziek. Aan alle vier zijden zij* groote ramen, van waar uit men heel de stad kan overzien. Jammer dat het eenigszins mistig was, anders hadden we de Schel de kunnen zien kronkelen tot bij Vlissingen en aan den anderen kant het hooge gedeelte van Brussel kunnen ontwaren. 's Avonds zijn we even naar de Keyzerlei geweest. Dat is de straat waar zich uitgaand Antwerpen ont moet. De Keyzerlei loopt rechtuit van het Centraal Sta tion af en aan weerszijden staan niets dan hotels, restaurants, theaters en sigaren- annex boekwinkels. Edoch, trekkers dienen om 10 uur binnen te zijn en zoodoende moesten we de groote wereld daar alleen laten, hoe de vroolijke tonen van de vele bands ons ook lokten. Aan winkelsluiting doet men in België blijkbaar niet, want even voor tienen winkelden we nog lustig in de bakkerij „met den rooden lantaarn", waar het heerlijke knappende brood zoo goedkoop was En om tien uur vertrouwden we ons vermoeide li chaam toe aan de heerlijke matrassen van „Renova", niet eohter na een hevige muggenjacht in pyama in den rug gedekt door de Shell-tox artillerie, welker „kruit dampen" evenwel zoo op de neusvleugels begonnen t© werken, dat de eigen partij bijna even spoedig het loodje legde als de vijand. Enfin de langverdiende rust kwam, noodig voor de groote tocht van den volgenden dag: AntwerpenDover, HENK JONKER Hz. (Wordt vervolgd). Inbreker op gevoelige wijze de les gelezen. Donderdagmiddag merkte een 62-jarige dame, die in een bovenhuis aan de Vijverhofstraat te Rotterdam woont, dat een man aan het slot van de buitendeur van het benedenhuis, waar niemand thuis was, stond te morrelen. Zij ging naar beneden, opende de straatdeur en vroeg aan den onbekenden man, wat of hij daar uit voerde. Maar tegelijkertijd gaf zij hem een klap op het hoofd en toen de man zich omkeerde, om er vandoor te gaan, gaf zij hem nog een trap. Voorbijgangers zetten den vluchteling, die een paar valsche sleutels wegwierp, na. Op de Schiekade werd hij gegrepen en aan de politie overgegeven. Het bleek de 32-jarige bankwerker A. S. te zijn. Hij is opgeslo ten. Gedupeerde haringkooplui. In den nacht van 9 op 10 Augustus heeft een ha ringkoopman te Rotterdam van een kooper een val- schen gulden in betaling gekregen. Bij een anderen haringkoopman kwam dcnzelfdcn nacht een man, dio trachtte een valschen gulden uit te geven en die, toen de koopman weigerde het stuk aan te nemen er van door ging. Zaterdagnacht kwam eerstgenoemde ha< ringkoopman, M. geheeten, een man tegen, in wiei$ hij den klant herkende, die hem den valschen gulden had gegeven. Hij wees den man aan een agent aan^ die den man aanhield. Het bleek de 50-jarige schoen maker J. P. v. M. te zijn, die al eens eerder wegens valsche munterij is veroordeeld. De tweede haring koopman, die indertijd van het aanbieden van den Valschen gulden aangifte bij de politie had gedaan, heeft in v. M. eveneens den man herkend, die hem het valsche geldstuk had aangeboden, v. M. is opge sloten. „Ik meen om half zes", antwoordde de kolonel. „En ging ze?" „Ja, onmiddellijk ik liet een auto voor haar komen uit het „Wapen van Stanbury." Marrows keek Calvert aan. „Dan is ze langs den hoofdweg gereden, toen wij in de laan bij het huisje van Garrett waren," mompelde Calvert. „Daarom hebben we haar niet gezien." „Weet u. hoe laat ze thuis komt?" „O, ik denk zoo gauw als ze uitgepraat is met meneer Birch", was het antwoord van de kolonel. Zijn verba zing nam toe, toen hij van den een naar den ander keek. „Is er... iets waarmee ik u van dienst kan zijn?" vrotfg hij met duidelijke nieuwsgierigheid. Marrows keek van den kolonel naar Getherfeild en schudde zijn hoofd. en „De zaak is, heeren", zei hij, „dat we dezen middag eenige zeer belangrijke onthullingen kregen over die Zwarte Klip-zaak. We ontvingen zekere inlichtingen - en daarna werden die nog door bewijzen versterkt zoodat wij daaraan veel waarde hechten. En omdat M'lle de Coulanges bij u in betrekking is, kolonel, kan ik u beiden de waarheid wel vertellen; wij ontvingen inlichtingen, die er op wijzen dat M'lle de Coulanges en meneer Birch er bij betrokken waren." Calvert keek aandachtig naar de beide heeren, toen zijn superieur aan het woord was. De kolonel schrok alsof hij een slag in hetgelaat ontvangen had. Hij werd vuurrood; een toornige trek verscheen om zijn mond en hij keek Marrows verontwaardigd aan. Maar het gerimpelde gezicht van Getherfield bleef onbewogen hij rookte rustig door. „Bespottelijk!" riep de kolonel. „In één woord bespot telijk! Meneer Birch en M'lle de Coulange! Mijn gouver nante! Waarbij betrokken?" „Bij den dood van Sir Cheville Stanbury", antwoordde Morrows grimmig. „En wat het bespottelijke daarvan betreft, meneer Barwick ik ben er de man niet naar met met bespottelijke dingen op te houden en zeker niet waar het deze zaak betreft, en dat zult u begrijpen, als ik u alles heb verteld. Maar eerst moet ik u een paar vragen doen. Wat weet u van M'lle de Coulanges? Wie is ze? Waar komt ze vandaan? Hoe bent u aan haar gekomen De kolonel was purper van verontwaardiging. Hij zat stijfreohtop, en hij staarde Marrows aan, alsof elke vraag, die deze hem deed, een persoonlijke beleediging was. Maar Getherfield legde rustig een hand op zijn „Geef Marrows de inlichtingen, die hij wenscht", zei hij. „Hij zal er wel gegronde redenen voor hebben."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1932 | | pagina 9