In België's Havenstad
Het Pad langs
de Klip
Zaterdag 3 September 1932
SCHAGER COURANT.
Derde blad. No. 9135
EEN TRIP NAAR DE
BRITSCHE HOOFDSTAD.
Rondwandeling door de
Sinjorenstad.
Een dappere dame.
Valsch geld.
Avonturen
van twee
afgestudeerde
H.B.S.=ers.
„Het pistool op de borst van Albion".
WIE Antwerpen met den trein vanuit Nederland
nadert ziet aan zijn rechterhand niets dan
polderland en aan de kim duikt een grauwe
wolk op. Dat is de groote rooksluier die Ho-
fx>ken. Antwerpen's havencomplex teweeg brengt.
Maar wie met de fiets den schitterenden asphaltweg
van de Nederlandsche grens volgt, wordt behaagd door
een boschrijk landschap. Evenals in onze provincie Gel
derland namelijk rijdt men door leuke groene lanen en
alleen de voor het meerendeel foei-leelijke Belgische
buizen herinneren er aan dat we niet in ons propere
vaderland zitten. In alle toonaarden hebben we op die
Belgische smakelooze bouwstijl afgegeven. En daar was
wel reden toe. Onevenredig hooge huizen met aan de
twee zijkanten twee blinde muren, reusaohtige vlaktes
steen, die alleen geschikt zouden zijn voor reclames. En
velen dezer woningen hebben hun roeping in deze rich
ting niet gemist en zij vertellen U in schreeuwend geel
op blauw, dat de Minerva sans soupapes, zonder klep
pen dus, rijdt.
Juist schoten we een allerleukst bochtje door tusschen
het groen, toen onze oogen van verbazing bijna uit de
kassen vielen. Midden in deze chaos van bouwkundige
misgeboorten stond daar een villa zoo modern en zoo
wat men noemt lekker tegen een boschrand aan ge
kwakt, dat we de verleiding niet konden weerstaan een
kiek te nemen.
Het geval bestond uit gewapend beton en glas. Ook
van binnen, voor zoover ons spiedend oog tot het inwen
dige kon doordringen, was alles strak en modern.
Enfin we moesten verder. Door de voorsteden van
Antwerpen. Merxem en andere bereikten we zonder veel
moeite de Sinjorenstad. Het doorgaand verkeer wordt er
met goed zichtbare borden geleid en het Sint Jorisvest
was makkelijk te vinden.
In het Sint Jorisvest was zooals ons was medegedeeld
een Jeugdherberg. Toen we er aankwamen, stonden er
nog enkele trekkers; het bleken ook al Hollanders te
rijn. Een J.H. in de zin zooals wij die kennen was het
nu juist niet. Een goedkoop restaurant, onder leiding
van een Duitsche juffrouw was het eigenlijk. Maar in
een klein zaaltje dat uitkomt op de binnenplaats zagen
*e toch wel eenige verwantschap met onze jeugdher-
a.rg«n. De maatstaf aangaande de kwalificatie van de
Jeugdherberg, zooals de geroutineerde trekker die aan
legt. is nog steeds de mate van behagelijkheid der ma
trassen. als men zich er bij zijn aankomst even op laat
neerploffen. Even maar natuurlijk, want het mag eigen
lijk niet. De proef, we zouden het haast vergeten, gaf
Beer bevredigende gezichten.
De Belg „trekt" nog niet. Hoe ls 't anders dan toch
mogelijk dat in de JH. in de tweede stad des rijks geen
•nkele Belg zit, terwijl het gastenboek slechts spora
disch de aanduiding Belg tusschen de overheersohende
Nederlanders en natuurlijk vooral Dultschers ziet
Het warm eten ging daar wel. Je moet in het buiten
land nu eenmaal niet komen om een stevig middagmaal.
Het is slapjes en brood er bij eten is geboden, om genoeg
te krijgen. En brood bakken dat kunnen ze wel, die
Belgen; dat kunstje is een van de weinige goede din
gen, die ze van hun Zuidelijke broeders geleerd hebben.
De dag na onze aankomst hebben we besteed om
eens wat van Antwerpen te zien.
Antwerpen
!s zooals we het boven ons artikel schreven eens ge
noemd „het pistool op do borst van Albion."
Voor do meesten zal het duidelijk zijn wat dit betee-
kent. Antwerpen is in alle strategische plannen van de
laatste eeuwen een punt geweest van waaruit men zeer
geschikt een aanval op Engeland kon maken.
FEUILLETON.
UIT HET ENGELSCH VAN
J. S. FLETCHER.
HOOFDSTUK XX.
Onthullingen.
Het huis van kolonel Barwick stond aan het andere
einde van het dorp een oud schilderachtig huis te
midden van groote tuinen en eeuwenoude boomen; aan
don eenen kant de kerk en het kerkhof, aan den ande
ren kant de rivier; aan de achterzijde was een steile
helling naar de heide. De gladde gazons, de goed onder
houden tuinen cn dc iepen en beuken, die boven de
grijze muren uitstaken, waren een lust voor de oogen;
het buiten gaf een indruk van rust. welstand en een
vredig bestaan. En dat alles harmonieerde raet het ka
rakter en de levensbehoeften van den tegenwoordigen
bewoner, een man. wiens leven vlot liep als een goed-
geoliede machine. Hu had een lieve jonge vrouw, twee
aardige kinderen en prima personeel. De kinderjuffrouw
was zeker niet de minste van zijn aardsche zegeningen.
Vanaf haar komst had M'lle de Coulanges bewezen een
uitstekende gouvernante te zijn, Zoo gleden de dagen
van kolonel Barwick rustig voorbij hij las veel. hield
een beetje toezicht in zijn tuinen, speelde tennis onder
de schaduwrijke boomen, hieruit bestonden zijn voor
naamste dagelijksclie bezigheden; verder dineerde hij
bij wijze van afwisseling zoo nu en dan bij de voornaam
ste ingezetenen van het dorp en ontving bij gelegenheid
dezo terug.
Dien avond dineerde de heer Getherfield bij den ko
lonel en zijn vrouw en daar het zeer mooi en warm
weer was, zelfs voor Mei, gingen hij en zijn gast na
het diner naar een prieeltje in den tuin een sigaar roo-
ken. Natuurlijk spraken zij over de gebeurtenis van de
week: beiden hadden Sir Cheville zeer goed gekend en
De fontein van Brabo te Antwer
pen. Rechts een stuk van een der
gildehuizen nit de middeleeuwen.
De beteekenis van Antwerpen als zoodanig is na den
oorlog sterk gedaald, maar vooral in den tijd van Na
poleon en daarna, in den loop van de 19e eeuw is het
meerdere malen een punt van discussie geweest op vele
groote internationale conferenties.
Wie België bezat had ook Antwerpen, het pistool dat
door Engeland steeds als een bedreiging werd en nog
wordt gevoeld. De prachtige zandbanken maakten de
inneming van de stad van zee uit vrijwel ondoenlijk.
Vandaar ook dat Antwerpen steeds ia geweest een
sterkte, die de geschiedenis meerdere malen haar bloe
dige stof geschonken heeft.
In den wereldoorlog toen het groote vestingplan nau
welijks uitgevoerd was, lag Antwerpen daar als een der
steunpalen, waaraan de Belg zich vastklampte. Maar dé
ongewapende betonmuren waren niet tegen de granaten
bestand en capitulatie was noodzakelijk.
Nog steeds zit Antwerpen in boeien gekluisterd. Weer
hoeft de generale staf (al of niet geregeerd door Parijs)
Antwerpen tot eindpunt van haar plan de campagne uit
gekozen en nog steeds werkt men aan de vierdubbele
spoorlijnen naar de diverse hoofdpunten in de beton-
muur, die als een boog tusschen Antwerpen, Luik en
Namen staat gespannen.
Laat ons niet verder gaan met te schilderen hoe men
hier de harde waarheid van het paraat zijn voor weer
zooiets verschrikkelijks voor de oogen ziet.
Antwerpen is een stad van ongeveer een half millioen
inwoners. De bevolking is Vlaamsch. De hoogere krin
gen spreken meestal Fransoh, zooals dat in vrijwel ge
heel Vlaanderen geschiedt
De dobber waarop Antwerpen drijft is de handel! Naast
Rotterdam en Hamburg is het een der groote handels
steden van het vasteland van West Europa. Antwerpen
heeft heel goede havens. In de eerste plaats langs de
kade. De stad ligt aan de buitenzijde van een Schelde-
bocht. Aan de kaden kunnen dan ook vrijwel de groot
ste schepen gemeerd en gelost worden. De kade is
ruim 6 K.M. lang en geheel bezet met overlaad inrich
tingen met drie- of vierdubbelspoor en een onafgebro
ken rij opslagplaatsen, die te vergelijken zijn met onze
waren er van overtuigd, dat zijn dood het gevolg was
geweest van een ongewone samenloop van omstandig
heden.
„Al den tijd dat is hier woon", merkte de kolonel op.
„herinner ik me niet, een woord tegen Sir Cheville ge
hoord te hebben! Hij had zijn fouten en gebreken
zooals wij allen Getherfield maar hij was een recht
vaardig man en een goed landheer en nooit heb ik
iemand iets kwaads van hem hooren zeggen. Ik geloof
niet dat de arme kerel één enkelen vijand had! Dat
maakt deze vreeselijke geschiedenis natuurlijk nog meer
onv e rklaarbaar.
„En tooh had hij er een." zei de heer Getherfield.
„Iemand van de heide, waarmede hij kwestie heeft ge
had over land en die hem dreigde hij moest hem
ten slotte voor de rechtbank brengen."
„O, maar die kerel is het land uit!" riep de kolonel.
„Ik herinner me dat natuurlijk hoewel ik er op het
oogenblik niet aan dacht. Maar, als die man eens terug
gekomen zou zijn... hè?"
„Weet je", fluisterde Getherfield vertrouwelijk. „Se
dert gisteren vraag ik me af, of hij niet is teruggeko
men! Ik weet verscheidene gevallen, dat menschen hier
vandaan gingen, niet konden aarden in hun nieuwe
woonplaats en niet gelukkig waren, vóórdat ze weer op
hun oude plekje terug waren. Van geslacht op geslacht
woont die familie al op de heide en hij kan het niet
gemakkelijk gevonden hebben zich ergens anders in te
leven. En als hij nu terug is gekomen en in de buurt
zwerft, en als hij Sir Cheville dien nacht zou hebben
ontmoet?... Ik herinner me. dat hij met tegenzin is weg
gegaan. met wrok tegen Sir Cheville."
„Zou zooiets wel mogelijk zijn?" riep de kolonel uit.
„Beware me ik zou nooit op dat idee gekomen zijn!"
„Er is één ding. dat deze theorie weerlegt", merkte
Getherfield op. „Die papieren, die vermist worden en
die Sir Cheville in zijn bezit. had. Neon achteraf ge
loof ik tooh, dat het testament de oorzaak van alles
is."
„Ja, dat testament!" zei de kolcpel. „Vreemd is dat;
direct nadat het gemaakt is. is liet verdwenen ook!"
Getherfield koek door den tuin naar het oude huis
„Het zou een strop zijn voor je gouvernante, als het
niet terecht kwam.merkte hij droog op. „Maakt ze er
zich erg ongerust over?"
„O, heelemaal niet. ze heeft er noch met mijn vrouw,
noch met mij over gesproken!" zei de kolonel. „Geen
woord."
„Nu, het lijkt mij ook nog niet den tijd om er nu al
over te spreken, nietwaar?" merkte Getherfield cp.
„Maar dat neemt niet wev als ik wist, dat iemand
veemen. Daarachter volgt weer een breede kadevlakte.
De drukte was niet groot, toen wij er waren. In weer
wil van de statistieken moet ons toch van het hart dat
er in Rotterdam nog heel wat meer te doen is op het
oogenblik.
Een tocht door de Antwerpsche havens voorzoover
het de havens langs de Schelde betreft is dan ook
weinig interessant. Alleen heeft men vanaf de rivier
een buitengewoon aardig uitzicht op de stad.
Het tweede gedeelte der havens ligt ten Noorden van
de stad en is kunstmatig. Zooiets als de Maas-, Waal-
en Rijnhavens in Rotterdam. Daar, benoorden Hoboken
klopt het hart van Antwerpen's handel. De haven be
staat uit dokken met sluizen. De geheele dokkenlengte
is meer dan 20 K.M. Napoleon is al met deze dokken-
aanleg begonnen. De groote ingang van het dokken-
complex wordt gevormd door een paar reusachtige slui
zen, waarvan de laatste en grootste enkele jaren gele
den met groote feestelijkheden door de Koninklijke fa
milie is geopend. Nog steeds is Antwerpen bezig zijn
havengebied uit to breiden.
En terecht. Achter zich voelend de groote machtige
industrie, niet alleen de Belgische nijverheid, maar ook
die van het Fransche en Duitsche achterland, waarmee
het door uitstekende spoorlijnen is verbonden, is zij zich
van haar prachtige kansen bewust en probeert, niet ter
neergeslagen door de nood der tijden, haar invloedsfeer
uit te breiden.
Nog wordt er gewerkt aan kanalen en spoorwegen,
met een tempo dat getuigt van vertrouwen in de toe
komst. Antwerpen is voor de helft graanhaven; daarna
volgt onmiddellijk ijzererts. Het is de groote stapelplaats
voor de Congo-producten. En aangezien dit groote nog
onontbolsterde gebied, dat thans reeds veel ivoor en
caoutchouc naar Antwerpen brengt, een onvoorzien
bare bloeiperiode kan tegemoetgaan is een toename als
tropische stapelmarkt niet denkbeeldig.
Een voordeel voor Antwerpen is het feit dat de
Belgische nijverheid van zooveel beteekenis is.
Dat geeft meerdere zekerheid voor retourladingen.
Een doorn in het oog van Antwerpen is de slech
te verbinding met den Rijn. Hoe ook getracht wordt
de Rijnscheepva^rt vanuit Antwerpen te laten uit
gaan o.a. door kostelooze sleepdiensten naar en van
den Rijn vla Zeeland! niets van dat al vermag ook
maar een gooi te doen naar de ongenaakbare positie
van Rotterdam als doorvoerhaven voor het Rijngebied,
een zoo appetijtelijke uitgestrektheid met zoo oneindig
veel perspectieven.
Het is dan ook volkomen begrijpelijk, dat België al
haar PK.'s op de verbinding AntwerpenLuikRijn
werpt en in het vuur van haar Zuidelijker tempera
ment niet altijd even hoffelijk jegens ons bleef.
Eigen scheepvaartbeweging kent Antwerpen niet veel.
Slechts een procent of acht van de tonnage die Ant
werpen's havens bevolkt is van Belgische origine.
Dat zeevaren is meer iets specifiek Holalndsch. Wij.,
de „kruiers van Europa" beginnen al meer en meer
Interesse voor Antwerpen te voelen. Wat Rotterdam
kwijt raakt vinden we daar weer terug, redeneert men.
De industrie van Antwerpen draait om een aantal
diamant-slijperijen, dat om en nabij de 200 loopt en
zich in belangrijk met onze diamant-industrieën te
Amsterdam meet.
Verder heeft Antwerpen, of althans de onmiddellijke
omgeving verscheidene suikerraffinaderijen, voortsprui
tend uit de zeer belangrijke Vlaamsche suikerbieten
cultuur.
Dit zijn ©enige opmerkingen over Antwerpen's staat
kundige rol 'en haar economische beteekenis.
Men zal het mij misschien euvel duiden, dat ik zoo
op die dingen Inga, maar aangezien het bloed kruipt
waar het ook maar even gaan kan, kwam ook op deze
vacantiereis weer mijn „hobby" voor het economische
leven boven.
Daarnaast heb ik met zorg kennis genomen van al
het schoons wat er op kunstgebied te bewonderen
valt. De natuur in de verschillende streken heeft niet
nagelaten een onuitwischbaar spoor in mijn herinnering
na te laten.
Een der schoonste bezienswaardigheden is de O.L.V.-
kerk met den 123 meter hoogen toren. Als men van
de Groenplaats, waaraan deze kerk staat, even door
loopt, komt men op de Groote Markt. Hier vindt men
een rij oude gildehuizen, evenals te Brussel, waarvan
de voorgevels eenlge jaren geleden gerestaureerd zijn.
me honderd duizend pond had nagelaten en het betref
fende testament zou op een onverklaarbare manier zoek
geraakt zijn nou, dan zou ik toch wel min of meer
overstuur zijn, dat wil ik wel eerlijk verklaren."
„Overstuur ja. dat is ze wel!" gaf de kolonel toe.
„Ja dat arme kind! Vraag of het een wonder is! Weet
je Getherfield. ik geloof beslist, dat ze oprecht van
Stanbury hield, ondanks het verschil in leeftijd! Dien
indruk heb ik zeker!"
„Hm!" antwoordde Getherfield. ,,'t Kan zijn! Maar
onder ons gezegd en gezwegen, ik geloof dat ze meer
hield van Stanbury's positie en geld."
„Och, ik geloof beslist niet, dat ze van dat hout ge
sneden is!" protesteerde de kolonel. „Ze is een braaf
meisje en we hebben altijd het grootste vertrouwen in
haar gehad. Ik heb altijd gehoord dat de Franschen
wuft en oppervlakkig zijn en het leven van den vroo-
lijken kant opnemen, maar ik moet zeggen dat M'lle de
Coulanges wat dat betreft wel een Engelsohe kon zijn."
„In ieder geval spreekt ze uitstekend Engelsch," zei
Getherfield. „Ik zou nooit gedacht hebben, dat ze een
Frangaise was. Ze... Hallo, wat zullen we nu hebben?"
De taxi met de beide politie-mannen kwam juist den
hoek bij den tuin om en stopte bij het hek. vlak tegen
over het priëel.
De kolonel sprong op en keek vol spanning naar het
tweetal.
„Commissaris Marrows. van Hallithwaite!" riep hij
uit. „En onze inspecteur, Calvert, is bij hem! Getherfield
nu zullen we wat hooren."
Getherfield gaf geen antwoord, maar knikte en de
kolonel liep naar het hek zijn bezoekers tegemoet; een
oogenblik later nam hij ze mee naar het priëel.
„Hier kunnen we praten." zei hij en wees hun stoe
len aan bij de tafel, waaraan hij en zijn gast gezeten
hadden.
Marrows boog zich naar voren., .Ik kom voor een
zeer belangrijke zaak. meneer Barwick!" begon hij. „In
de eerste plaats: is meneer Birch hier?"
„Biroh is niet hier!" antwoordde de kolonel hoogst
verbaasd. „Verwachtte u dat dan?"
„We hadden gehoord, dat hij hierheen was gegaan",
hernam Marrows. „Is hij soms hier geweest, meneer
Barwick
„Vandaag niet", zei de kolonel. „Maar laat in den
middag heeft onze gouvernante M'lle de Coulange, een
telegram van hem ontvangen, waarin hij haar verzocht
dadelijk naar Hallithwaite te komen, daar hij een zeer
belangrijke zaak met haar te bespreken had."
De politiemannen keken elkaar veelbeteekenend aan.
„Hoe laat was dat?" vroeg Marrows.
Verder staat er het Stadhuis (van 1581) en de fontein
van Brabo, een herinnering aan een of ander geschied
kundig voorval.
Antwerpen heeft verder ook een prachtige oude
beurs, ook al uit de jaren 1580.
Enkele musea, zooals bijvoorbeeld dat van Schoone
Kunsten, herbergen de kunstschatten, waaraan Vlaan
deren rijk is geweest.
Niet alleen de O.L.V.-kerk is het aanschouwen waard,
maar ook de St. Jacobs-kerk. Deze stamt echter uit de
15e eeuw, terwijl de O.L.V.-kerk reeds in 1350 werd op
gezet. Beiden zijn rijk aan kunstschatten.
Standbeelden heeft Antwerpen te over. Maar de
heete, broeiende atmosfeer waarin we Antwerpen moe
ten doorkruisen, belette ons van al die gedenkteekenen
nota te nemen.
Meer lokte ons een tochtje naar het Panorama op
de eenige wolkenkrabber van Antwerpen.
Dit moderne gebouw is bijna 90 meter hoog en eigen
dom van de Algemeene Bankvereeniging, die het weer
grootendeels verhuurd.
Onderin is een groot warenhuis. Op de een na do
hoogste verdieping, de 4e, waar de lift U voor 3 frs.
naar toe brengt, bevindt zien een gezellig zitje met
radiomuziek. Aan alle vier zijden zij* groote ramen, van
waar uit men heel de stad kan overzien. Jammer dat
het eenigszins mistig was, anders hadden we de Schel
de kunnen zien kronkelen tot bij Vlissingen en aan
den anderen kant het hooge gedeelte van Brussel
kunnen ontwaren.
's Avonds zijn we even naar de Keyzerlei geweest.
Dat is de straat waar zich uitgaand Antwerpen ont
moet. De Keyzerlei loopt rechtuit van het Centraal Sta
tion af en aan weerszijden staan niets dan hotels,
restaurants, theaters en sigaren- annex boekwinkels.
Edoch, trekkers dienen om 10 uur binnen te zijn en
zoodoende moesten we de groote wereld daar alleen
laten, hoe de vroolijke tonen van de vele bands ons
ook lokten.
Aan winkelsluiting doet men in België blijkbaar niet,
want even voor tienen winkelden we nog lustig in de
bakkerij „met den rooden lantaarn", waar het heerlijke
knappende brood zoo goedkoop was
En om tien uur vertrouwden we ons vermoeide li
chaam toe aan de heerlijke matrassen van „Renova",
niet eohter na een hevige muggenjacht in pyama in den
rug gedekt door de Shell-tox artillerie, welker „kruit
dampen" evenwel zoo op de neusvleugels begonnen t©
werken, dat de eigen partij bijna even spoedig het loodje
legde als de vijand.
Enfin de langverdiende rust kwam, noodig voor de
groote tocht van den volgenden dag: AntwerpenDover,
HENK JONKER Hz.
(Wordt vervolgd).
Inbreker op gevoelige wijze de les gelezen.
Donderdagmiddag merkte een 62-jarige dame, die
in een bovenhuis aan de Vijverhofstraat te Rotterdam
woont, dat een man aan het slot van de buitendeur
van het benedenhuis, waar niemand thuis was,
stond te morrelen. Zij ging naar beneden, opende de
straatdeur en vroeg aan den onbekenden man, wat
of hij daar uit voerde. Maar tegelijkertijd gaf zij hem
een klap op het hoofd en toen de man zich omkeerde,
om er vandoor te gaan, gaf zij hem nog een trap.
Voorbijgangers zetten den vluchteling, die een paar
valsche sleutels wegwierp, na. Op de Schiekade werd
hij gegrepen en aan de politie overgegeven. Het bleek
de 32-jarige bankwerker A. S. te zijn. Hij is opgeslo
ten.
Gedupeerde haringkooplui.
In den nacht van 9 op 10 Augustus heeft een ha
ringkoopman te Rotterdam van een kooper een val-
schen gulden in betaling gekregen. Bij een anderen
haringkoopman kwam dcnzelfdcn nacht een man, dio
trachtte een valschen gulden uit te geven en die, toen
de koopman weigerde het stuk aan te nemen er van
door ging. Zaterdagnacht kwam eerstgenoemde ha<
ringkoopman, M. geheeten, een man tegen, in wiei$
hij den klant herkende, die hem den valschen gulden
had gegeven. Hij wees den man aan een agent aan^
die den man aanhield. Het bleek de 50-jarige schoen
maker J. P. v. M. te zijn, die al eens eerder wegens
valsche munterij is veroordeeld. De tweede haring
koopman, die indertijd van het aanbieden van den
Valschen gulden aangifte bij de politie had gedaan,
heeft in v. M. eveneens den man herkend, die hem
het valsche geldstuk had aangeboden, v. M. is opge
sloten.
„Ik meen om half zes", antwoordde de kolonel.
„En ging ze?"
„Ja, onmiddellijk ik liet een auto voor haar komen
uit het „Wapen van Stanbury."
Marrows keek Calvert aan.
„Dan is ze langs den hoofdweg gereden, toen wij in
de laan bij het huisje van Garrett waren," mompelde
Calvert. „Daarom hebben we haar niet gezien."
„Weet u. hoe laat ze thuis komt?"
„O, ik denk zoo gauw als ze uitgepraat is met meneer
Birch", was het antwoord van de kolonel. Zijn verba
zing nam toe, toen hij van den een naar den ander keek.
„Is er... iets waarmee ik u van dienst kan zijn?" vrotfg
hij met duidelijke nieuwsgierigheid.
Marrows keek van den kolonel naar Getherfeild en
schudde zijn hoofd. en
„De zaak is, heeren", zei hij, „dat we dezen middag
eenige zeer belangrijke onthullingen kregen over die
Zwarte Klip-zaak. We ontvingen zekere inlichtingen -
en daarna werden die nog door bewijzen versterkt
zoodat wij daaraan veel waarde hechten. En omdat
M'lle de Coulanges bij u in betrekking is, kolonel, kan
ik u beiden de waarheid wel vertellen; wij ontvingen
inlichtingen, die er op wijzen dat M'lle de Coulanges en
meneer Birch er bij betrokken waren."
Calvert keek aandachtig naar de beide heeren, toen
zijn superieur aan het woord was. De kolonel schrok
alsof hij een slag in hetgelaat ontvangen had. Hij
werd vuurrood; een toornige trek verscheen om zijn
mond en hij keek Marrows verontwaardigd aan. Maar
het gerimpelde gezicht van Getherfield bleef onbewogen
hij rookte rustig door.
„Bespottelijk!" riep de kolonel. „In één woord bespot
telijk! Meneer Birch en M'lle de Coulange! Mijn gouver
nante! Waarbij betrokken?"
„Bij den dood van Sir Cheville Stanbury", antwoordde
Morrows grimmig. „En wat het bespottelijke daarvan
betreft, meneer Barwick ik ben er de man niet naar
met met bespottelijke dingen op te houden en zeker niet
waar het deze zaak betreft, en dat zult u begrijpen, als
ik u alles heb verteld. Maar eerst moet ik u een paar
vragen doen. Wat weet u van M'lle de Coulanges? Wie
is ze? Waar komt ze vandaan? Hoe bent u aan haar
gekomen
De kolonel was purper van verontwaardiging. Hij zat
stijfreohtop, en hij staarde Marrows aan, alsof elke
vraag, die deze hem deed, een persoonlijke beleediging
was. Maar Getherfield legde rustig een hand op zijn
„Geef Marrows de inlichtingen, die hij wenscht", zei
hij. „Hij zal er wel gegronde redenen voor hebben."