Allerhan de. Het Pad langs de Klip Een merkwaardig Baby-vliegtuigje. Recordoogst in T s j e c h o-S 1 o w a k ij e. Groote werkloosheid in Amerika. Opslag van tomaten in koelhuizen. De slapende chauffeur. Een brutale diefstal te Londen. LTV. LAGER LOONEN, OMDAT HET LEVEN ZOO GOEDKOOP IS! Vóór de Tarwewet bestond, werd er tarwe geteeld op pl.m. 60.000 H.A. Dat is van den Nederlandschen bodem slechts een heel klein stukje en van het bouwland nog geen 7 pet. In 1929 was het zelfs maar 5 pet.: niet meer dan 45.435 H.A. Loonend was de iarwebouw niet en omdat er weinig of geen uitzicht is, dat ze hier ooit weer loonend zal worden, was er geen reden om te verwachten, dat de met tarwe bezaaide oppervlakte zich zou uitbreiden tot over de 100.000 H.A. Toch is dat gebeurd, dank zij de tarwewet. Deze dwingt ons om voor het wittebrood bloem te nemen, welke voor één vierde gedeelte vap inlandsche tarwe is gemaakt. Eigenlijk deugt zij daar niet voor. Dat kunnen u en ik niet helpen, doch schijnt aan ons klimaat te liggen. Nu schrijft de tarwewet voor, dat die inlandsche tar we duur betaald moet worden. Terwijl de beste buiten- landsche tarwe ten hoogte f 5.50 noteerde, moest voor de inlandsche f 12.50 worden betaald. De schatkist bleef daarbuiten: de rekening werd en wordt aan de brood eters gepresenteerd. Tot welk bedrag? Schrik niet: bijna 22 millioen! Het is precies bekend u i t welke zakken die komen, doch niet i n wiens zakken ze belanden. Zeker, de tar weboeren ontvangen er wrat van, de helft ongeveer, naar men zegt, maar de andere helft verdwijnt ergens anders en bereikt dus niet zijn eigenlijk doel. Intusschen heeft die gegarandeerde prijs van f 12.50 de tarweteelt zóó doen toenemen, dat slechts een klein gedeelte van den oogst noodig is om de vereischte in landsche bloem te leveren. De rest brengt niet meer op dan de wereldprys en die komt voor onze tarwe niet boven de 5 gulden. Gemiddeld is de opbrengst dus nog te laag om de teelt loonend te maken. Maar de Regeering waakt! 't Kost haar toch niets dan wat inkt en dus legt zij nog maar een rijksdaalder op den toch al schandelijken prijs. In plaats dat de meelfabrikanten f 13.85 moeten betalen, wordt het f 16.35 wat de brandschatting van de broodeters opvoert tot 26 en een half millioen. Dat is dus 414 millioen meer en die zijn bestemd om de te veel geteelde tarwe te steunen. Eerst is er op aangedrongen om het percentage in landsche tarwe in het mengsel te verhoogen, om zoo doende van het „te-veel" af te komen. Dit is eohter afge stuit op het verzet der meelfabrikanten. Een schrijver in Het Volk, die zich „De Leek" noemde, zei daarvan: „Het verhoogen van het maalpercentage was echter den in hun winsthonger zoo deerlijk teleurgestelden en door misrekening gefopten meelfabrikanten te bar. Zij, de groote uitvinders van de Tarwewet. zonden toen aan de regeering een adres, waarin zij waarachtig openlijk erkenden, dat de Nederlandsche tarwe, die zij hadden moeten verwerken „van inferieure kwaliteit was geweest en niet in aanmerking had mogen komen voor meelbe- reiding. Dat hebt gij lezer, en ik, in de maag gekregen. De minister weigerde dan ook, om nog méér van die „tarwe" in het brood te laten verwerken, maar bepaalde dat de fabrikanten voortaan nog een rijksdaalder extra voor het goedje moesten gaan betalen, d.w.z. dat de broodeter nog wat méér geplukt moet worden. Met die rijksdaalders zal men dan de te veel verbouwde tarwe gaan steunen". Zoo eten we dus duur en minder goed brood en heb ben niet eens de troost, dat die extra belasting, welke juist het zwaarst drukt op de slechtst gesitueerden, en speciaal op de groote gezinnen, doelmatig wordt be steed. Er komt nog wat bij. De loonen kunnen best wat zak ken, beweert men, omdat het levensonderhoud zooveel goedkooper is geworden. Voor het brood gaat dit niet op. Dat wordt kunstmatig duur gehouden. En wat gebeurt er nu met boter, margarine, kaas, suiker, varkens- vleesch? Als het kan, eten we toch liever geen droog brood: er moet wat op, al is het dan slechts margarine. Dat mag echter niet, behalve bij de allerarmsten. „De Leek" zegt. het aldus: „Melange moeten we eten met een kwart boter er In"... Maar dat niet alleen. Op de boter komt een ac cijns en op de margarine ook, zoodat er op de mélange twee belastingen drukken. Al dat geld komt in een fonds, een potje en de hoogte van den accijns wordt tel kens zóó vastgesteld, dat er 20 millioen gulden per jaar Invloeien. Boter-, kaas- en margarine (neen: mélange)- eters moeten »oor de duiten zorgen." GOED GESPAARD. Het is een heel normaal verschijnsel, dat er bij de Rijkspostspaarbank meer wordt ingelegd dan terugbe taald. Gewoonlijk is het verschil een paar millioen en zoo was het ook in de jaren 1928 en 1929. Toen werd het anders. De crisis brak door en het eakenleven wekte niet langer vertrouwen. Wie wat geld over had, hield het vast of belegde het sekuur. Van die gezindheid profiteerde de Rijkspostspaarbank, die ge lukkig een onbegrensd vertrouwen geniet. In 1930 werd FEUILLETON. UIT HET ENGELSCH VAN m J. S. FLETCHER. 36. Tien minuten daarna, toen de gevangenen weg wa ren. ging Marrows met zijn ingekrompen gezelschap de hut uit. Terwijl ze binnen waren, was de maan over de heide opgekomen en in het licht kon men zien, hoe ernstig het gezicht van den commissaris stond, toen hij tot de anderen sprak: „Dat is een leelyke geschiedenis", zei hij zacht. „De leelijkste, die ik heb meegemaakt, vanaf dat ik hier kwam en ik ben hier nu dertig jaar. Sir John Arn cliffe." „Och, kletspraat. Marrows!" riep Sindal boos. „Ik ge loof er geen woord van. Die kerel heeft alles verzonnen. Het is belachelijk en..." Marrows legde de hand op den arm van den rechts geleerde. „Meneer Sindal", zei hij overtuigend. „Zooiets kan Iemand hiet verzinnen die kerel heeft dat niet alle maal uit zijn duim gezogen. Hij wist dat het spel uit was en natuurlijk schuift hij nu de schuld op den aan stoker. Ik geloof ieder woord ,dat Madgwick gezegd heeft. Luister nu eens, meneer Sindal," zei hij, toen de advocaat teekenen van ongeduld gaf, „sommige men- schen hebben een tamelijk goed herinneringsvermogen. En het is niet voor 't eerst, dat ik hoor dat Sir John Arncliffe probeert om zijn voordeel te doen met het hersenwerk van een ander! Indien ik me niet vergis, hebt u dat ook wel eens gehoord, meneer Sindal denkt u maar eens na! De zaak met dien armen jongen Wil- son, een paar jaar geleden?" Niets dan praatjes," hield Sindal vol. „Mensohen, die het weten konden, zeiden dat het meer dan praatjes waren," sprak Marrows hem tegen. „Ze zeggen dat het een feit ■was." „Wat was dat dan?'' vroeg Weathershaw. er 15 millioen meer ingelegd dan terugbetaald en in 1931 bedroeg het overschot zelfs 54 millioen. U weet, de rente is laag. Al die millioenen werden aan het bedrijfsleven onthouden en deze niet alleen. Ook de saldi van het rijksgiro stegen en daar is de rente 0.0. Bovendien werden stapels bankbiljetten weg gestopt en vrachten goud, gemunt of in baren. Dit alles heeft de crisis in het bedrijfsleven in hooge mate verergerd en daarom is het zulk een gelukkig ver schijnsel, dat het geld weer begint te rollen. Verschil lende gemeenten konden weder groote leeningen sluiten tegen redelijke voorwaarden. Het vertrouwen keert te rug, langzaam aan, en ook dit is een verschijnsel, waaruit mag worden afgeleid, dat het einde van de crisis nadert. Tussohen dat tijdstip en hernieuwden bloei liggen echter ongetwijfeld nog vele kwade maanden. De ko mende winter zal bar genoeg zijn, ook al brengt hij geen felle kou. Tot juichen is nog geen reden: alles moet er op gezet worden om werk te scheppen en uit te voeren. Loon voor arbeid is het eenige goede middel tegen de sloopende gevolgen van werkloosheid. EEN BLUNDER. Het rapport-Weiter schijnt alles behalve vlekkeloos te zijn. Integendeel, het krioelt van de fouten en ver gissingen waarvan dan maar conclusies worden ge trokken. Eén van de beweringen is deze. dat de gemeenten de laats.te 10 jaar zqo bar veel schulden hebben ge maakt. Dan wordt er met cijfers gegooid, waar de eerzame burger van griezelt en op grond waarvan hij verzucht: „Ja, als ze zoo met geld smijten, is het maar goed, dat de regeering de zelfstandigheid van- die ver spillers sterk beknot." Wat is echter nader gebleken? Voor 10 jaar geleden zijn in de schulden niet opge nomen wat aan woningbouw is besteed en voor nu wel. Dit maakt nog al een verschil: het bedrag dat voor woningbouw is geleend, belopt maar even 600 millioen! Er komt nog iets bij. Schuld waartegenover bezittingen staan, is eigenlijk geen schuld. Van iemand die land bezit ter waarde van f 100.000 en daarop f 40.000 hypotheek heeft geno men, mag men niet alleen die schuld noemen, doch moet men zeggen: hij bezit, ondanks .die schuld, f60.000 Zoo is het ook met Rijk, Provinciën en Gemeenten. De kapitalen die zij leenen voor gas, waterleiding, licht enz. worden gedekt door de waarde dier bedrijven en bren gen als regel ruimschoots hun rente op. In de Nederlandsche Mercuur behandelt de statisticus J. Rensen deze kwestie en hij neemt als voorbeeld de gemeente Amsterdam. Hij schrijft o.m.: „De draagkracht van de bevolking of de toeneming van het aantal zielen is geen maatstaf ter beoordeeling van de vraag, of de stijging van den schuldenlast redelijk is of niet. Maatstaf daarvoor is veeleer de vraag: voor welke doeleinden wordt geleend: is de leeningsschuld produc- tien ja of neen? De Statistiek van de Gemeentefinanciën laat ons op dit punt in den steek, daardoor is geen beeld te geven voor alle gemeenten tezamen. Wèl omtrent enkele groo te gemeenten. De Amsterdamsche statistische jaarboeken vermelden, dat op 1 Jan. '21 de Amsterdamsche schuld f 194.9 millioen bedroeg, op 1 Januari 1927 f 305.4 milli oen en op 1 Januari 1931 f 374.3. Een stijging van 92.1 in het 10-jarig tijdvak. Ge meten aan bevolkingsgroei en aan stijging inkomen der Amsterdammers, kan men spreken van de ontrust- barende stijging. Getoetst echter aan de vraag, welk deel is productief en welk deel improductief, m.a.w. welk deel is geleend voor direct winstgevende doeleinden en welk deel niet, komt men tot de volgende cijfers Op 1 Januari 1921 was 70.6 pet. van dezen schulden last geleend 'voor productieve doeleinden, terwijl op 1 Jan. '31 (dus 10 jaar later) het percentage gestegen is tot 74 pet. Dit alleen Is een redelijke maatstaf." Voor Den Haacr komt de heer Rensen tot soortgelijke conclusie. Van die gemeente zegt hij: „Voor 's-Gravenhage zijn we eveneens in staat eenige cijfers samen te brengen: Schuld op 1 Jan. '21 f 113.4 millioen. op 1 Jan. '31 f 195.1 millioen. Stijging 72 pet. De Haagsche prospectus inzake de nieuwe geldleening welke eenige malen werd overteekend! vermeldt, dat op 1 Jan. '32 69.7 pet. van de Haagsche schuld geleend was voor geldelijk productieve doeleinden! En in welke mate geldelijk productief! Ruim f 50 millioen was belegd in gas- en electriciteitsbedrijf, de waterleiding, telephoondienst en slachthuis, welke over 1931 een winst maakten van onderscheidenlijk 12.5 pet., 23.7 pet., 11.7 pet., 7.6 pct„ en 14.4 pet. over de in die bedrijven geïnvesteerde kapitalen." Blijkbaar heeft dus de Commissie-Welter de flodder methode toegepast. Laat ons hopen, dat de Regeering dit bijtijds inziet en niet varen gaat op een weiter- kompas. MINISTER DE GEER TEGEN. Wij hebben er vroeger al eens melding van gemaakt, dat Minister De Geer van meening moet zijn. dat de uitgaven voor oorlog en marine onze krachten te bo ven gaan. Waarom hij, die toch voor geen klein ge ruchtje vervaard is, maar goedmoedig blijft doorgaan „Dat zal ik u wel vertellen," antwoordde Marrows. „In zekeren zin houdt het verband met deze zaak. Zooals ik al zei, is Sir Arncliffe de grootste fabrikant hier in de buurt en hij stond altijd bekend als een uitvinder hij vond een groot deel van zijn eigen machines uit. Een paar jaar geleden werkte er een heel geschikte, veelbe lovende jongeman in zijn fabriek, die in zijn vrijen tijd een machine uitvond, waarmee hij zijn fortuin dacht te maken. Toen hij er mee klaar was. kwam hij op het on gelukkige idee, er mee naar Sir John in zijn prlvé-kan- toor te gaan. Die verzocht hem, zijn plannen daar te laten om te bestudeeren, hij zou zien wat hij voor den jongen kon doen. De tijd ging voorbij, maar de jon gen hoorde er niets meer van en tenslotte had hij den moed Sir John te vragen, hoe het er mee stond. Toen kwam het uit, dat Sir John de machine gepatenteerd had als zijn eigen uitvinding. Hij zei tegen Wilson, dat. daar deze in zijn dienst was, ook diens hersens zijn eigendom waren en hij gooide hem een cheque van twee of driehonderd pond toe, met de opmerking, dat de jon gen daar dankbaar voor behoorde te zijn. Nu was die Wilson een geëxalteerd jongmensch hij ging naar huis en niemand heeft ooit meer iets van hem verno men. Dat is die geschiedenis, en naar aanleiding daar van geloof ik..." „Dat is de ééne zijde van het geval", zei Sindal. „Voor Sir John was er nog een andere." „Dat zal wel. En nu ben ik benieuwd om te iiooren wat Sir John hiervan te zeggen heeft. Dat is zijn huis" vervolgde Marrows en hij wees op de lichten van een groot gebouw, dat even verder dan Low Hall stond. „Ik ga e* dadelijk heen. Dan zullen we de heele waar heid wel gauw weten, meneer Sindal!" „Wacht eens. even", riep Sindal. „We moeten zooveel mogelijk trachten een schandaal te vermijden. Niemand weet trouwens, hoe Sir John de zaak zal verklaren. Laat mij nu kalm naar hem toe gaan. Dan..." Plotseling deed Marston een stap naar voren. „Neen, waarachtig niet," protesteerde hij, „Dat zal niet gaan, Sindal. Ik ben het met Marrows eens. Als niemand anders het wil doen. dan zal ik dien ouden schurk vanavond eens onder handen nemen. Vooruit, Marrows." „Ik ga mee, Sir Marston," zei Marrows. „Wat zegt u ervan, meneer Weathershaw." „Ik begrijp niet," antwoordde Weathershaw, die zwij gend geluisterd had, „waar we nog op wachten! Ik twij fel er geen oogenblik aan, dat die man schuldig is." „Vooruit dan maar!" vervolgde Marrows. „Het is hier vlak bij." Maar Sindal bleef stil staan- om de vele millioenen beschikbaar te stellen, is een onopgelost raadsel. Prof. Van Embden, lid der Eerste Kamer, behandelt deze kwestie in „De Vrijzinnig Democraat", Daar schrijft hij o.a.: „Minister De Geer heeft sinds 1918 zijn meening niet gewijzigd. Natuurlijk niet. Veeleer zal hij versterkt zijn. Met ons acht hij oorlogsuitgaven voor Nederland geen werkelijke vergrooting van 's lands veiligheid en een gruwelijke verkwisting. Op zijn minst zou ook hij, in dezen tijd, uitstel van militaire aankoopen geboden achten. Maar hij durft Defensie niet aan. Uit vrees voor oneenigheid in het kabinet of uit ander politiek motief. Op onderwijs, op volksgezondheid, op ambtenaarswed- den. op krotopruiming en zooveel meer zal zwaar zijn hand gaan drukken. Machtelooze gemeentebesturen zal hij zijn „regeerkracht" doen gevoelen, het groote goed hunner autonomie zal hij verder vernielen. De toekomst van het volkskind en de vitaliteit van zielige tubercu loselijders zal worden geofferd aan de huidige vitaliteit van het oorlogsdepartement. Niet uit militair inzicht en voorkeur zijnerzijds, maar. ondanks anti-militair in zicht, in berusting: om des politieken vredes wille." Op grond hiervan noemt de heer Van Embden Mi nister De Geer een zwak regeerder, zwak tegenover de aanmatiging van het militairisme, een verwijt dat o.i. dubbel en dwars verdiend is. Gemaakt door een amateur. Een der merkwaardigste baby-vliegtuigjes, die door de lucht rondsnorren, is dat van Henry de Mignet, een bewoner van een der buitenwijken van Parijs, die het toestelletje geheel zelf gemaakt heeft. De mo tor heeft hij gehaald uit een tweedehands motorfiets en de propeller, die voor het slechts 3,5 M. lang en 4.5 M. breede vliegtuigje ongewoon groot is, is niet rechtstreeks met den motor verbonden, doch wordt rondgedraaid door middel van een ketting, die aan den anderen kant over het kleine vliegwiel van den motor loopt. Het vliegtuig ziet eruit als c-en driedek ker en gedraagt zich in de lucht ook als zoodanig, doch eigenlijk is het een tweedekker, want de mid delste vleugel past aan den bovensten en grootsten vleugel, die a.h.w. in de lengterichting doormidden is gezaagd, zoodat het smallere en kortere achter deel een tweeden vleugel vormt. De onderste en kleinste vleugel is rechtstreeks aan de korte fuselage bevestigd, vlak voor het roer. De stabiliteit van het kleine vliegtuigje moet iets buitengewoons zijn, wat ook bevestigd wordt door den vertegenwoordiger van een bekend vliegtuifa- brikant, die er zich ten zeerste voor interesseert en zoo mogelijk tot massa-fabricatie wil overgaan. De heer Mignet brengt zijn toestelletje onder in de bij zijn huis behoorende autogarage, welke geen bijzon dere groote afmetingen heeft. Om het binnen te krij gen, wordt de bovenste vleugel weer tot één geheel vereenigd en een kwartslag omgedraaid, zoodat hij in de lengterichting van het vliegtuigje komt te liggen. Een klein open veld in de buurt dient voor het op stijgen en landen; na het. landen wordt eerst de vleugel omgedraaid, waarna de heer Mignet het toe stelletje met behulp van een motorfiets naar do ga rage sleept. Volgons de mededeelingen van het statistisch bu reau in Tsjecho-Slowakiju overtreffen de resultaten van den oogst van dit jaar de hoogste verwachtin gen. De opbrengsten van den oogst beteekenen een revolutioneering van de geheele levensmiddelenpoli- tiek in Tsjecho-Slowakije. Deze oogst, beeft bovendien ook groote economische beteekenis voor het land, aangezien dit jaar belang rijk minder levensmiddelen ingevoerd zullen moeten worden, wat naar schatting een besparing beteekent van een half milliard Tsjechische kronen aan devie zen en dus voor de deviezen-politiek van de Tsjecho- Slowaaksche circulatiebank van de grootste betee kenis is. Veertien millioen werkloozen. Volgens een statistiek der American Federation of Labour bedraagt het aantal werkloozen in de Ver- eenigde Staten 14 millioen. Hiervan zijn 800.000 spoor wegarbeiders. Het te New York gevestigde bureau voor werkloo- zenondersteuning heeft berekend dat alleen reeds voor steun aan te New York wonende werkloozen gedurende den a.s. winter 250 millioen dollar bonoo- „Ga juillie je gang maar," riep hij plotseling. „Ik ga niet mee. Sir John Arncliffe is een cliënt van me en..." Hij draaide zich om en liep in de richting van het dorp. ,,'t Is begrijpelijk", zei Marrows. „Sindal heeft in de laatste jaren veel zaken van Sir John Arncliffe gehad, 't Is een vreemde wereld, waarin we leven." „Zeg," en Weathershaw bleef even staan toen ze bij het hek van een groot huis kwamen, dat tusschen de boomen lag aan den rand van de helde. „Eén vraag, voordat we naar binnen gaan. Is Sir John lid van de club?." „Ja," antwoordde Marston. „lederen dag loopt hij er in en uit hij brengt daar de helft van zijn tijd door." „Dat verklaart de zaak," merkte Weathershaw op. „Hij heeft het testament van Sir Cheville in het loketje ge legd. 'n Gladde jongen!" „O, hij is glad genoeg," mompelde Marrows. „Glad en sluw. Nu, we zijn er. Gaan jullie nu een beetje achteraf staan, terwijl ik hem aan de voordeur te spreken vraag Als hij thuis is, zal ik wel zorgen, dat we met z'n drieën naar binnen gaan." Marston en de detective gingen onder de boomen aan den kant van den weg staan en Marrows belde aan. Een man in livrei deed open: na even met hem ge sproken te hebben, kwam Marrows terug. Er lag een vreemde glimlach op zijn gezicht. „Niet thuis!" fluisterde hij .„En waar denkt u, dat hij is? Bij Etnerton op Low Hall! Na het eten daar heen gegaan, zei de knecht. "Verdorie, dat Is toch het toppunt van brutaliteit! Een vriendschappelijk buur praatje gaan houden bij den man, wiens/ uitvinding hij gestolen heeft! „Kom mee," beval Marston harsch, met een grimmige beslistheid. „We gaan er op af! Op Low Hall behoeven we niet aan te bellen, Marrows, ik loop er in en uit en heb den sleutel. We gaan dadelijk naar binnen." Onderweg naar Low Hall hield Weathershaw de an deren staande. „Als meneer Marrows er niets tegen heeft," zei hij, ,.zou ik graag dit onderdeel van de zaak leiden." „Ik vind het best," zei Marrows. „Maar geef ons een aanduiding!" „Sir Marston neemt ons mee naar binnen," ging Weathershaw door. „Ingeval we Sir John daar aantreffen, dan moet hij zoo terloops tegen Etherton zeggen, dat we hier in de buurt een paar dingen onderzocht hebben en dat we hem het laatste nieuws komen vertellen. En laat de rest van het verhaal dan maar aan mfj over. En als ik Geslaagde proef. We lezen in de „Telegraaf": Er is dezen zomer voor het eerst een proef geno men met het opslaan van tomaten in het koelhuis van de N.V. Maatschappij „Hoek van Holland". De bedoeling is om na te gaan of dit pi-oduct gedurende eenige weken kan worden bewaard zonder in kwali teit en uiterlijk achteruit te gaan De veilingprijs voor tomaten is in deze dagen sterk aan het schom melen en het is meermalen voorgekomen, dat bij grooten aanvoer het product den minimumprijs niet eens meer opbracht. Is nu de koelhuisbewaring practisch mogelijk, dan kan men flinke partijen ge durende eenigen tijd achterhouden om zij bij een op- looopende markt van de hand te doen. De resultaten van deze proef, genomen met ongeveer 3500 bakken van 25 pond, zijn bevredigend. Nadat zij achttien da gen in de koelcel waren geweest, waren de tomaten nog in zeer goede conditie en konden zij zonder be zwaar nog vijf zes dagen verzonden en verhandeld worden. De .behandelde partijen zijn lukraak gekozen; to maten van verschillende graad van rijpheid lagen in een bak, hetgeen uiteraard voor een goede koelhuis behandeling een moeilijkheid is. Om van het koelen een volledig rendement te heb ben, moeten de tomaten geplukt worden als zij in het eerste stadium van rijpheid zijn; de sorteering moet met zorg geschieden, terwijl de verpakking los en luchtig moet zijn. Deze lichtgekleurde tomaten heb ben oen betrekkelijk lang rijpingsproces voor zich en daarmede wordt rekening gehouden bij het bepa len van de koeltemperatuur. agenoeg rijpe tomaten vergen weer een ander temperatuurpeil. Tomaten, welke voor de verwerking tot conserven bestemd zijn en daarbij het dus meer aankomt op het behouden van den goeden smaak dan op het ui terlijk, kunnen eenige weken langer in de koelcel bewaard worden dan de partijen, die nevens den goe den smaak een behoorlijk uiterlijk moeten behou den. De verwachting is. dat van dit koelen van toma ten in de toekomst een steeds grooter gebruik zal worden gemaakt. digd zullen zijn. De steunkassen zijn volkomen uit geput. President Hoover heeft tegen 15 September a.s. een bijeenkomst uitgeschreven ter bespreking van de kwestie der werkloozenondersteumng. De Federation of Labour heeft in dit verband een plan uitgewerkt naar het voorbeeld van de in Duitschland en Enge land gevolgde stelsels. Geen boomen op den weg. Als een chauffeur zelfs in de eindelooze woestijn achter het stuur in slaap valt. kan er ook voor de passagiers groot gevaar ontstaan. Dat is onlangs weer gebleken toen een automobiel die den dienst tusschen Damascus en Bagdad onder houdt, hulpeloos in de woestijn bleef ronddwalen. Tusschen Hoetba en Bagdad was de chauffeur dooi slaap overmand en de auto begon in groote kringen in de woestijn rond te dwalen. Toen de chauffeur weer wakker, werd. moest hu constateren, dat hij van den grooten verkeersweg was afgeweken. Na een rondzwervingstocht van acht uur verscheen de red dende engel in de gestalte van een kameeldrijver, die de auto weer naaar den grooten weg bracht. Een revojverbandiet heeft op zijn eentje een bru talen inval gedaan in een juwelierswinkel in Ox- fordstreat te Londen. Hij trad den winkel binnen op een oogenblik dat er geen klanten waren, trok een revolver en dreef den winkelier en zijn bediende in een achterkamer, waar hij hen opsloot. Hij haalde de la, die overigens slechts drie pond bevatte, leeg en stak zijn zakken vol juweelen. Er was nog een be diende in het sousterrein en om hem te alarmeeren, draaide de winkelier in de achterkamer het licht in het sousterrein uit. Zooals hij verwacht had, kwam de bediende dadelijk naar boven snellen om te zien wat er aan de hand was. De roover richtte echter zijn revolver op hem en zei: Ik heb jou hier niet noo dig. ga maar gauw terug, waarop de man weer snel in de diepte verdween. Toen hij zijn zakken vol had, verliet de roover den winkel en trok de deur achter zich dicht. Even later waagde de bediende uit het sousterrein het weer boven te komen en toen hij het terrein vrij vond, bevrijdde hij zijn patroon en col lega. Men maakte toen onmiddellijk alarm, maar er was natuurlijk geen sprake van, dat men den in dringer in de drukke winkelstraat nog te pakken kon krijgen. spreek, houden jullie Sir John In de gaten, om te zien hoe hij er op reageert." „O juist!" knikte Marrows. „Ik snap het, U zult er een zekere climax in brengen, nietwaar? Goed Idee! Nu, Sir Marston, laat u ons dan maar binnen." Marston, die Low Hall kende als zijn eigen huis, ging zacht de voordeur binnen en bracht zijn gezelschap over den dikken looper In de gang naar een deur aan het andere einde. Die opende hij zonder plichtplegingen; Marrows en Weathershaw volgden hem op de hielen en vóórdat de aanwezigen in de kamer het beseften, waren zij al binnen en was de deur achter hen gesloten. Een uiterst vredig, huiselijk tooneeltje deed zich aan hen voor. In de oude eetkamer scheen het licht van een lamp met een groote kap en er was een gezellig vuur. Op de tafel in het midden der kamer stond een likeur keldertje, er lagen sigaren en sigaretten: Etherton zat In zijn eigen stoel een pijp te rooken; naast hem zat Letty met een handwerkje; aan den anderen kant van den haard, in een grooten armstoel, zat een korte, dikke, gewichtig uitziende man. Zijn bakkebaardjes gaven hem een arrogant voorkomen en hij had kleine sluwe oogen. Hij rookte een groote sigaar. Weathershaw keek dadelijk naar hem; tot zijn verwondering toonde de man niet de minste belangstelling of verwondering om hun plotseling binnenvallen. „Hallo", riep Etherton. toen het drietal dichterbij kwamen. ..Wat is er aan de hand?" „O, niets bijzonders," zei Marston. „We hebben hier in de buurt een paar dingen onderzocht en we komen u het laatste nieuws vertellen." „Dat zal mij zeer aangenaam zijn," antwoordde Ether ton. „Ga zitten meneer Weathershaw, ga zitten, com missaris. Wat wilt u drinken?" Hij stond op en zette een paar glazen gereed. Marston gaf Sir John een koel knikje en ging naast Letty zitten. De beide andere mannen namen bij de ta fel plaats. „Wat is er voor nieuws?" vroeg Etherton, terwijl hij zijn gasten de glazen aan reikte en het sigaren-kistje naar hen toeschoof. „Zeker iets bijzonders?" „Weathershaw heeft een paar dingen ontdekt, die hij u wil vertellen," zei Marston, naar den detective knik kend. „Sir John en ik spraken er juist over." Etherton ging weer zitten. „Sir John gelooft niet, dat de zaak ooit opgehelderd zal worden. Hij denkt dat er veel meer ach ter steekt dan men zou denken." Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1932 | | pagina 10