Allerhan de.
Het Pad langs
de Klip
Een merkwaardig
Baby-vliegtuigje.
Recordoogst
in T s j e c h o-S 1 o w a k ij e.
Groote werkloosheid
in Amerika.
Opslag van tomaten
in koelhuizen.
De slapende chauffeur.
Een brutale diefstal
te Londen.
LTV.
LAGER LOONEN, OMDAT HET
LEVEN ZOO GOEDKOOP IS!
Vóór de Tarwewet bestond, werd er tarwe geteeld op
pl.m. 60.000 H.A. Dat is van den Nederlandschen bodem
slechts een heel klein stukje en van het bouwland nog
geen 7 pet. In 1929 was het zelfs maar 5 pet.: niet meer
dan 45.435 H.A.
Loonend was de iarwebouw niet en omdat er weinig
of geen uitzicht is, dat ze hier ooit weer loonend zal
worden, was er geen reden om te verwachten, dat de
met tarwe bezaaide oppervlakte zich zou uitbreiden tot
over de 100.000 H.A.
Toch is dat gebeurd, dank zij de tarwewet. Deze dwingt
ons om voor het wittebrood bloem te nemen, welke voor
één vierde gedeelte vap inlandsche tarwe is gemaakt.
Eigenlijk deugt zij daar niet voor. Dat kunnen u en ik
niet helpen, doch schijnt aan ons klimaat te liggen.
Nu schrijft de tarwewet voor, dat die inlandsche tar
we duur betaald moet worden. Terwijl de beste buiten-
landsche tarwe ten hoogte f 5.50 noteerde, moest voor
de inlandsche f 12.50 worden betaald. De schatkist bleef
daarbuiten: de rekening werd en wordt aan de brood
eters gepresenteerd.
Tot welk bedrag?
Schrik niet: bijna 22 millioen!
Het is precies bekend u i t welke zakken die komen,
doch niet i n wiens zakken ze belanden. Zeker, de tar
weboeren ontvangen er wrat van, de helft ongeveer, naar
men zegt, maar de andere helft verdwijnt ergens anders
en bereikt dus niet zijn eigenlijk doel.
Intusschen heeft die gegarandeerde prijs van f 12.50
de tarweteelt zóó doen toenemen, dat slechts een klein
gedeelte van den oogst noodig is om de vereischte in
landsche bloem te leveren. De rest brengt niet meer
op dan de wereldprys en die komt voor onze tarwe
niet boven de 5 gulden. Gemiddeld is de opbrengst dus
nog te laag om de teelt loonend te maken.
Maar de Regeering waakt!
't Kost haar toch niets dan wat inkt en dus legt zij
nog maar een rijksdaalder op den toch al schandelijken
prijs. In plaats dat de meelfabrikanten f 13.85 moeten
betalen, wordt het f 16.35 wat de brandschatting van de
broodeters opvoert tot 26 en een half millioen. Dat is
dus 414 millioen meer en die zijn bestemd om de te veel
geteelde tarwe te steunen.
Eerst is er op aangedrongen om het percentage in
landsche tarwe in het mengsel te verhoogen, om zoo
doende van het „te-veel" af te komen. Dit is eohter afge
stuit op het verzet der meelfabrikanten. Een schrijver
in Het Volk, die zich „De Leek" noemde, zei daarvan:
„Het verhoogen van het maalpercentage was echter
den in hun winsthonger zoo deerlijk teleurgestelden en
door misrekening gefopten meelfabrikanten te bar. Zij,
de groote uitvinders van de Tarwewet. zonden toen aan
de regeering een adres, waarin zij waarachtig openlijk
erkenden, dat de Nederlandsche tarwe, die zij hadden
moeten verwerken „van inferieure kwaliteit was geweest
en niet in aanmerking had mogen komen voor meelbe-
reiding. Dat hebt gij lezer, en ik, in de maag gekregen.
De minister weigerde dan ook, om nog méér van die
„tarwe" in het brood te laten verwerken, maar bepaalde
dat de fabrikanten voortaan nog een rijksdaalder extra
voor het goedje moesten gaan betalen, d.w.z. dat de
broodeter nog wat méér geplukt moet worden. Met die
rijksdaalders zal men dan de te veel verbouwde tarwe
gaan steunen".
Zoo eten we dus duur en minder goed brood en heb
ben niet eens de troost, dat die extra belasting, welke
juist het zwaarst drukt op de slechtst gesitueerden, en
speciaal op de groote gezinnen, doelmatig wordt be
steed.
Er komt nog wat bij. De loonen kunnen best wat zak
ken, beweert men, omdat het levensonderhoud zooveel
goedkooper is geworden. Voor het brood gaat dit niet op.
Dat wordt kunstmatig duur gehouden. En wat gebeurt
er nu met boter, margarine, kaas, suiker, varkens-
vleesch?
Als het kan, eten we toch liever geen droog brood:
er moet wat op, al is het dan slechts margarine. Dat
mag echter niet, behalve bij de allerarmsten. „De Leek"
zegt. het aldus:
„Melange moeten we eten met een kwart boter er
In"... Maar dat niet alleen. Op de boter komt een ac
cijns en op de margarine ook, zoodat er op de mélange
twee belastingen drukken. Al dat geld komt in een
fonds, een potje en de hoogte van den accijns wordt tel
kens zóó vastgesteld, dat er 20 millioen gulden per jaar
Invloeien. Boter-, kaas- en margarine (neen: mélange)-
eters moeten »oor de duiten zorgen."
GOED GESPAARD.
Het is een heel normaal verschijnsel, dat er bij de
Rijkspostspaarbank meer wordt ingelegd dan terugbe
taald. Gewoonlijk is het verschil een paar millioen en
zoo was het ook in de jaren 1928 en 1929.
Toen werd het anders. De crisis brak door en het
eakenleven wekte niet langer vertrouwen. Wie wat geld
over had, hield het vast of belegde het sekuur. Van die
gezindheid profiteerde de Rijkspostspaarbank, die ge
lukkig een onbegrensd vertrouwen geniet. In 1930 werd
FEUILLETON.
UIT HET ENGELSCH VAN
m J. S. FLETCHER.
36.
Tien minuten daarna, toen de gevangenen weg wa
ren. ging Marrows met zijn ingekrompen gezelschap
de hut uit. Terwijl ze binnen waren, was de maan over
de heide opgekomen en in het licht kon men zien, hoe
ernstig het gezicht van den commissaris stond, toen hij
tot de anderen sprak:
„Dat is een leelyke geschiedenis", zei hij zacht. „De
leelijkste, die ik heb meegemaakt, vanaf dat ik hier
kwam en ik ben hier nu dertig jaar. Sir John Arn
cliffe."
„Och, kletspraat. Marrows!" riep Sindal boos. „Ik ge
loof er geen woord van. Die kerel heeft alles verzonnen.
Het is belachelijk en..."
Marrows legde de hand op den arm van den rechts
geleerde.
„Meneer Sindal", zei hij overtuigend. „Zooiets kan
Iemand hiet verzinnen die kerel heeft dat niet alle
maal uit zijn duim gezogen. Hij wist dat het spel uit
was en natuurlijk schuift hij nu de schuld op den aan
stoker. Ik geloof ieder woord ,dat Madgwick gezegd
heeft. Luister nu eens, meneer Sindal," zei hij, toen de
advocaat teekenen van ongeduld gaf, „sommige men-
schen hebben een tamelijk goed herinneringsvermogen.
En het is niet voor 't eerst, dat ik hoor dat Sir John
Arncliffe probeert om zijn voordeel te doen met het
hersenwerk van een ander! Indien ik me niet vergis,
hebt u dat ook wel eens gehoord, meneer Sindal denkt
u maar eens na! De zaak met dien armen jongen Wil-
son, een paar jaar geleden?"
Niets dan praatjes," hield Sindal vol.
„Mensohen, die het weten konden, zeiden dat het
meer dan praatjes waren," sprak Marrows hem tegen.
„Ze zeggen dat het een feit ■was."
„Wat was dat dan?'' vroeg Weathershaw.
er 15 millioen meer ingelegd dan terugbetaald en in
1931 bedroeg het overschot zelfs 54 millioen.
U weet, de rente is laag. Al die millioenen werden
aan het bedrijfsleven onthouden en deze niet alleen.
Ook de saldi van het rijksgiro stegen en daar is de
rente 0.0. Bovendien werden stapels bankbiljetten weg
gestopt en vrachten goud, gemunt of in baren.
Dit alles heeft de crisis in het bedrijfsleven in hooge
mate verergerd en daarom is het zulk een gelukkig ver
schijnsel, dat het geld weer begint te rollen. Verschil
lende gemeenten konden weder groote leeningen sluiten
tegen redelijke voorwaarden. Het vertrouwen keert te
rug, langzaam aan, en ook dit is een verschijnsel, waaruit
mag worden afgeleid, dat het einde van de crisis nadert.
Tussohen dat tijdstip en hernieuwden bloei liggen
echter ongetwijfeld nog vele kwade maanden. De ko
mende winter zal bar genoeg zijn, ook al brengt hij geen
felle kou. Tot juichen is nog geen reden: alles moet
er op gezet worden om werk te scheppen en uit te voeren.
Loon voor arbeid is het eenige goede middel
tegen de sloopende gevolgen van werkloosheid.
EEN BLUNDER.
Het rapport-Weiter schijnt alles behalve vlekkeloos
te zijn. Integendeel, het krioelt van de fouten en ver
gissingen waarvan dan maar conclusies worden ge
trokken.
Eén van de beweringen is deze. dat de gemeenten
de laats.te 10 jaar zqo bar veel schulden hebben ge
maakt. Dan wordt er met cijfers gegooid, waar de
eerzame burger van griezelt en op grond waarvan hij
verzucht: „Ja, als ze zoo met geld smijten, is het maar
goed, dat de regeering de zelfstandigheid van- die ver
spillers sterk beknot."
Wat is echter nader gebleken?
Voor 10 jaar geleden zijn in de schulden niet opge
nomen wat aan woningbouw is besteed en voor nu wel.
Dit maakt nog al een verschil: het bedrag dat voor
woningbouw is geleend, belopt maar even 600 millioen!
Er komt nog iets bij.
Schuld waartegenover bezittingen staan, is eigenlijk
geen schuld. Van iemand die land bezit ter waarde
van f 100.000 en daarop f 40.000 hypotheek heeft geno
men, mag men niet alleen die schuld noemen, doch
moet men zeggen: hij bezit, ondanks .die schuld, f60.000
Zoo is het ook met Rijk, Provinciën en Gemeenten. De
kapitalen die zij leenen voor gas, waterleiding, licht enz.
worden gedekt door de waarde dier bedrijven en bren
gen als regel ruimschoots hun rente op.
In de Nederlandsche Mercuur behandelt de statisticus
J. Rensen deze kwestie en hij neemt als voorbeeld de
gemeente Amsterdam.
Hij schrijft o.m.:
„De draagkracht van de bevolking of de toeneming
van het aantal zielen is geen maatstaf ter beoordeeling
van de vraag, of de stijging van den schuldenlast
redelijk is of niet.
Maatstaf daarvoor is veeleer de vraag: voor welke
doeleinden wordt geleend: is de leeningsschuld produc-
tien ja of neen?
De Statistiek van de Gemeentefinanciën laat ons op
dit punt in den steek, daardoor is geen beeld te geven
voor alle gemeenten tezamen. Wèl omtrent enkele groo
te gemeenten. De Amsterdamsche statistische jaarboeken
vermelden, dat op 1 Jan. '21 de Amsterdamsche schuld
f 194.9 millioen bedroeg, op 1 Januari 1927 f 305.4 milli
oen en op 1 Januari 1931 f 374.3.
Een stijging van 92.1 in het 10-jarig tijdvak. Ge
meten aan bevolkingsgroei en aan stijging inkomen der
Amsterdammers, kan men spreken van de ontrust-
barende stijging.
Getoetst echter aan de vraag, welk deel is productief
en welk deel improductief, m.a.w. welk deel is geleend
voor direct winstgevende doeleinden en welk deel niet,
komt men tot de volgende cijfers
Op 1 Januari 1921 was 70.6 pet. van dezen schulden
last geleend 'voor productieve doeleinden, terwijl op 1
Jan. '31 (dus 10 jaar later) het percentage gestegen is
tot 74 pet.
Dit alleen Is een redelijke maatstaf."
Voor Den Haacr komt de heer Rensen tot soortgelijke
conclusie. Van die gemeente zegt hij:
„Voor 's-Gravenhage zijn we eveneens in staat eenige
cijfers samen te brengen: Schuld op 1 Jan. '21 f 113.4
millioen. op 1 Jan. '31 f 195.1 millioen. Stijging 72 pet.
De Haagsche prospectus inzake de nieuwe geldleening
welke eenige malen werd overteekend! vermeldt,
dat op 1 Jan. '32 69.7 pet. van de Haagsche schuld
geleend was voor geldelijk productieve doeleinden!
En in welke mate geldelijk productief! Ruim f 50
millioen was belegd in gas- en electriciteitsbedrijf, de
waterleiding, telephoondienst en slachthuis, welke over
1931 een winst maakten van onderscheidenlijk 12.5 pet.,
23.7 pet., 11.7 pet., 7.6 pct„ en 14.4 pet. over de in die
bedrijven geïnvesteerde kapitalen."
Blijkbaar heeft dus de Commissie-Welter de flodder
methode toegepast. Laat ons hopen, dat de Regeering
dit bijtijds inziet en niet varen gaat op een weiter-
kompas.
MINISTER DE GEER TEGEN.
Wij hebben er vroeger al eens melding van gemaakt,
dat Minister De Geer van meening moet zijn. dat de
uitgaven voor oorlog en marine onze krachten te bo
ven gaan. Waarom hij, die toch voor geen klein ge
ruchtje vervaard is, maar goedmoedig blijft doorgaan
„Dat zal ik u wel vertellen," antwoordde Marrows. „In
zekeren zin houdt het verband met deze zaak. Zooals
ik al zei, is Sir Arncliffe de grootste fabrikant hier in
de buurt en hij stond altijd bekend als een uitvinder
hij vond een groot deel van zijn eigen machines uit. Een
paar jaar geleden werkte er een heel geschikte, veelbe
lovende jongeman in zijn fabriek, die in zijn vrijen tijd
een machine uitvond, waarmee hij zijn fortuin dacht te
maken. Toen hij er mee klaar was. kwam hij op het on
gelukkige idee, er mee naar Sir John in zijn prlvé-kan-
toor te gaan. Die verzocht hem, zijn plannen daar te
laten om te bestudeeren, hij zou zien wat hij voor den
jongen kon doen. De tijd ging voorbij, maar de jon
gen hoorde er niets meer van en tenslotte had hij den
moed Sir John te vragen, hoe het er mee stond. Toen
kwam het uit, dat Sir John de machine gepatenteerd
had als zijn eigen uitvinding. Hij zei tegen Wilson, dat.
daar deze in zijn dienst was, ook diens hersens zijn
eigendom waren en hij gooide hem een cheque van twee
of driehonderd pond toe, met de opmerking, dat de jon
gen daar dankbaar voor behoorde te zijn. Nu was die
Wilson een geëxalteerd jongmensch hij ging naar
huis en niemand heeft ooit meer iets van hem verno
men. Dat is die geschiedenis, en naar aanleiding daar
van geloof ik..."
„Dat is de ééne zijde van het geval", zei Sindal. „Voor
Sir John was er nog een andere."
„Dat zal wel. En nu ben ik benieuwd om te iiooren
wat Sir John hiervan te zeggen heeft. Dat is zijn huis"
vervolgde Marrows en hij wees op de lichten van een
groot gebouw, dat even verder dan Low Hall stond.
„Ik ga e* dadelijk heen. Dan zullen we de heele waar
heid wel gauw weten, meneer Sindal!"
„Wacht eens. even", riep Sindal. „We moeten zooveel
mogelijk trachten een schandaal te vermijden. Niemand
weet trouwens, hoe Sir John de zaak zal verklaren. Laat
mij nu kalm naar hem toe gaan. Dan..."
Plotseling deed Marston een stap naar voren.
„Neen, waarachtig niet," protesteerde hij, „Dat zal
niet gaan, Sindal. Ik ben het met Marrows eens. Als
niemand anders het wil doen. dan zal ik dien ouden
schurk vanavond eens onder handen nemen. Vooruit,
Marrows."
„Ik ga mee, Sir Marston," zei Marrows. „Wat zegt u
ervan, meneer Weathershaw."
„Ik begrijp niet," antwoordde Weathershaw, die zwij
gend geluisterd had, „waar we nog op wachten! Ik twij
fel er geen oogenblik aan, dat die man schuldig is."
„Vooruit dan maar!" vervolgde Marrows. „Het is hier
vlak bij."
Maar Sindal bleef stil staan-
om de vele millioenen beschikbaar te stellen, is een
onopgelost raadsel.
Prof. Van Embden, lid der Eerste Kamer, behandelt
deze kwestie in „De Vrijzinnig Democraat",
Daar schrijft hij o.a.:
„Minister De Geer heeft sinds 1918 zijn meening niet
gewijzigd. Natuurlijk niet. Veeleer zal hij versterkt zijn.
Met ons acht hij oorlogsuitgaven voor Nederland geen
werkelijke vergrooting van 's lands veiligheid en een
gruwelijke verkwisting. Op zijn minst zou ook hij, in
dezen tijd, uitstel van militaire aankoopen geboden
achten.
Maar hij durft Defensie niet aan. Uit vrees voor
oneenigheid in het kabinet of uit ander politiek motief.
Op onderwijs, op volksgezondheid, op ambtenaarswed-
den. op krotopruiming en zooveel meer zal zwaar zijn
hand gaan drukken. Machtelooze gemeentebesturen zal
hij zijn „regeerkracht" doen gevoelen, het groote goed
hunner autonomie zal hij verder vernielen. De toekomst
van het volkskind en de vitaliteit van zielige tubercu
loselijders zal worden geofferd aan de huidige vitaliteit
van het oorlogsdepartement. Niet uit militair inzicht
en voorkeur zijnerzijds, maar. ondanks anti-militair in
zicht, in berusting: om des politieken vredes wille."
Op grond hiervan noemt de heer Van Embden Mi
nister De Geer een zwak regeerder, zwak tegenover de
aanmatiging van het militairisme, een verwijt dat o.i.
dubbel en dwars verdiend is.
Gemaakt door een amateur.
Een der merkwaardigste baby-vliegtuigjes, die door
de lucht rondsnorren, is dat van Henry de Mignet,
een bewoner van een der buitenwijken van Parijs,
die het toestelletje geheel zelf gemaakt heeft. De mo
tor heeft hij gehaald uit een tweedehands motorfiets
en de propeller, die voor het slechts 3,5 M. lang en
4.5 M. breede vliegtuigje ongewoon groot is, is niet
rechtstreeks met den motor verbonden, doch wordt
rondgedraaid door middel van een ketting, die aan
den anderen kant over het kleine vliegwiel van den
motor loopt. Het vliegtuig ziet eruit als c-en driedek
ker en gedraagt zich in de lucht ook als zoodanig,
doch eigenlijk is het een tweedekker, want de mid
delste vleugel past aan den bovensten en grootsten
vleugel, die a.h.w. in de lengterichting doormidden
is gezaagd, zoodat het smallere en kortere achter
deel een tweeden vleugel vormt. De onderste en
kleinste vleugel is rechtstreeks aan de korte fuselage
bevestigd, vlak voor het roer.
De stabiliteit van het kleine vliegtuigje moet iets
buitengewoons zijn, wat ook bevestigd wordt door
den vertegenwoordiger van een bekend vliegtuifa-
brikant, die er zich ten zeerste voor interesseert en
zoo mogelijk tot massa-fabricatie wil overgaan. De
heer Mignet brengt zijn toestelletje onder in de bij
zijn huis behoorende autogarage, welke geen bijzon
dere groote afmetingen heeft. Om het binnen te krij
gen, wordt de bovenste vleugel weer tot één geheel
vereenigd en een kwartslag omgedraaid, zoodat hij in
de lengterichting van het vliegtuigje komt te liggen.
Een klein open veld in de buurt dient voor het op
stijgen en landen; na het. landen wordt eerst de
vleugel omgedraaid, waarna de heer Mignet het toe
stelletje met behulp van een motorfiets naar do ga
rage sleept.
Volgons de mededeelingen van het statistisch bu
reau in Tsjecho-Slowakiju overtreffen de resultaten
van den oogst van dit jaar de hoogste verwachtin
gen. De opbrengsten van den oogst beteekenen een
revolutioneering van de geheele levensmiddelenpoli-
tiek in Tsjecho-Slowakije.
Deze oogst, beeft bovendien ook groote economische
beteekenis voor het land, aangezien dit jaar belang
rijk minder levensmiddelen ingevoerd zullen moeten
worden, wat naar schatting een besparing beteekent
van een half milliard Tsjechische kronen aan devie
zen en dus voor de deviezen-politiek van de Tsjecho-
Slowaaksche circulatiebank van de grootste betee
kenis is.
Veertien millioen werkloozen.
Volgens een statistiek der American Federation of
Labour bedraagt het aantal werkloozen in de Ver-
eenigde Staten 14 millioen. Hiervan zijn 800.000 spoor
wegarbeiders.
Het te New York gevestigde bureau voor werkloo-
zenondersteuning heeft berekend dat alleen reeds
voor steun aan te New York wonende werkloozen
gedurende den a.s. winter 250 millioen dollar bonoo-
„Ga juillie je gang maar," riep hij plotseling. „Ik ga
niet mee. Sir John Arncliffe is een cliënt van me en..."
Hij draaide zich om en liep in de richting van het
dorp.
,,'t Is begrijpelijk", zei Marrows. „Sindal heeft in de
laatste jaren veel zaken van Sir John Arncliffe gehad,
't Is een vreemde wereld, waarin we leven."
„Zeg," en Weathershaw bleef even staan toen ze bij
het hek van een groot huis kwamen, dat tusschen de
boomen lag aan den rand van de helde. „Eén vraag,
voordat we naar binnen gaan. Is Sir John lid van de
club?."
„Ja," antwoordde Marston. „lederen dag loopt hij
er in en uit hij brengt daar de helft van zijn tijd
door."
„Dat verklaart de zaak," merkte Weathershaw op. „Hij
heeft het testament van Sir Cheville in het loketje ge
legd. 'n Gladde jongen!"
„O, hij is glad genoeg," mompelde Marrows. „Glad en
sluw. Nu, we zijn er. Gaan jullie nu een beetje achteraf
staan, terwijl ik hem aan de voordeur te spreken vraag
Als hij thuis is, zal ik wel zorgen, dat we met z'n drieën
naar binnen gaan."
Marston en de detective gingen onder de boomen aan
den kant van den weg staan en Marrows belde aan.
Een man in livrei deed open: na even met hem ge
sproken te hebben, kwam Marrows terug. Er lag een
vreemde glimlach op zijn gezicht.
„Niet thuis!" fluisterde hij .„En waar denkt u, dat
hij is? Bij Etnerton op Low Hall! Na het eten daar
heen gegaan, zei de knecht. "Verdorie, dat Is toch het
toppunt van brutaliteit! Een vriendschappelijk buur
praatje gaan houden bij den man, wiens/ uitvinding hij
gestolen heeft!
„Kom mee," beval Marston harsch, met een grimmige
beslistheid. „We gaan er op af! Op Low Hall behoeven
we niet aan te bellen, Marrows, ik loop er in en uit
en heb den sleutel. We gaan dadelijk naar binnen."
Onderweg naar Low Hall hield Weathershaw de an
deren staande.
„Als meneer Marrows er niets tegen heeft," zei hij,
,.zou ik graag dit onderdeel van de zaak leiden."
„Ik vind het best," zei Marrows. „Maar geef ons een
aanduiding!"
„Sir Marston neemt ons mee naar binnen," ging
Weathershaw door.
„Ingeval we Sir John daar aantreffen, dan moet hij
zoo terloops tegen Etherton zeggen, dat we hier in de
buurt een paar dingen onderzocht hebben en dat we
hem het laatste nieuws komen vertellen. En laat de
rest van het verhaal dan maar aan mfj over. En als ik
Geslaagde proef.
We lezen in de „Telegraaf":
Er is dezen zomer voor het eerst een proef geno
men met het opslaan van tomaten in het koelhuis
van de N.V. Maatschappij „Hoek van Holland". De
bedoeling is om na te gaan of dit pi-oduct gedurende
eenige weken kan worden bewaard zonder in kwali
teit en uiterlijk achteruit te gaan De veilingprijs
voor tomaten is in deze dagen sterk aan het schom
melen en het is meermalen voorgekomen, dat bij
grooten aanvoer het product den minimumprijs niet
eens meer opbracht. Is nu de koelhuisbewaring
practisch mogelijk, dan kan men flinke partijen ge
durende eenigen tijd achterhouden om zij bij een op-
looopende markt van de hand te doen. De resultaten
van deze proef, genomen met ongeveer 3500 bakken
van 25 pond, zijn bevredigend. Nadat zij achttien da
gen in de koelcel waren geweest, waren de tomaten
nog in zeer goede conditie en konden zij zonder be
zwaar nog vijf zes dagen verzonden en verhandeld
worden.
De .behandelde partijen zijn lukraak gekozen; to
maten van verschillende graad van rijpheid lagen in
een bak, hetgeen uiteraard voor een goede koelhuis
behandeling een moeilijkheid is.
Om van het koelen een volledig rendement te heb
ben, moeten de tomaten geplukt worden als zij in het
eerste stadium van rijpheid zijn; de sorteering moet
met zorg geschieden, terwijl de verpakking los en
luchtig moet zijn. Deze lichtgekleurde tomaten heb
ben oen betrekkelijk lang rijpingsproces voor zich
en daarmede wordt rekening gehouden bij het bepa
len van de koeltemperatuur. agenoeg rijpe tomaten
vergen weer een ander temperatuurpeil.
Tomaten, welke voor de verwerking tot conserven
bestemd zijn en daarbij het dus meer aankomt op
het behouden van den goeden smaak dan op het ui
terlijk, kunnen eenige weken langer in de koelcel
bewaard worden dan de partijen, die nevens den goe
den smaak een behoorlijk uiterlijk moeten behou
den. De verwachting is. dat van dit koelen van toma
ten in de toekomst een steeds grooter gebruik zal
worden gemaakt.
digd zullen zijn. De steunkassen zijn volkomen uit
geput.
President Hoover heeft tegen 15 September a.s. een
bijeenkomst uitgeschreven ter bespreking van de
kwestie der werkloozenondersteumng. De Federation
of Labour heeft in dit verband een plan uitgewerkt
naar het voorbeeld van de in Duitschland en Enge
land gevolgde stelsels.
Geen boomen op den weg.
Als een chauffeur zelfs in de eindelooze woestijn
achter het stuur in slaap valt. kan er ook voor de
passagiers groot gevaar ontstaan.
Dat is onlangs weer gebleken toen een automobiel
die den dienst tusschen Damascus en Bagdad onder
houdt, hulpeloos in de woestijn bleef ronddwalen.
Tusschen Hoetba en Bagdad was de chauffeur dooi
slaap overmand en de auto begon in groote kringen
in de woestijn rond te dwalen. Toen de chauffeur
weer wakker, werd. moest hu constateren, dat hij
van den grooten verkeersweg was afgeweken. Na een
rondzwervingstocht van acht uur verscheen de red
dende engel in de gestalte van een kameeldrijver, die
de auto weer naaar den grooten weg bracht.
Een revojverbandiet heeft op zijn eentje een bru
talen inval gedaan in een juwelierswinkel in Ox-
fordstreat te Londen. Hij trad den winkel binnen op
een oogenblik dat er geen klanten waren, trok een
revolver en dreef den winkelier en zijn bediende in
een achterkamer, waar hij hen opsloot. Hij haalde de
la, die overigens slechts drie pond bevatte, leeg en
stak zijn zakken vol juweelen. Er was nog een be
diende in het sousterrein en om hem te alarmeeren,
draaide de winkelier in de achterkamer het licht in
het sousterrein uit. Zooals hij verwacht had, kwam
de bediende dadelijk naar boven snellen om te zien
wat er aan de hand was. De roover richtte echter
zijn revolver op hem en zei: Ik heb jou hier niet noo
dig. ga maar gauw terug, waarop de man weer snel
in de diepte verdween. Toen hij zijn zakken vol had,
verliet de roover den winkel en trok de deur achter
zich dicht. Even later waagde de bediende uit het
sousterrein het weer boven te komen en toen hij het
terrein vrij vond, bevrijdde hij zijn patroon en col
lega. Men maakte toen onmiddellijk alarm, maar
er was natuurlijk geen sprake van, dat men den in
dringer in de drukke winkelstraat nog te pakken
kon krijgen.
spreek, houden jullie Sir John In de gaten, om te zien
hoe hij er op reageert."
„O juist!" knikte Marrows. „Ik snap het, U zult
er een zekere climax in brengen, nietwaar? Goed Idee!
Nu, Sir Marston, laat u ons dan maar binnen."
Marston, die Low Hall kende als zijn eigen huis, ging
zacht de voordeur binnen en bracht zijn gezelschap over
den dikken looper In de gang naar een deur aan het
andere einde. Die opende hij zonder plichtplegingen;
Marrows en Weathershaw volgden hem op de hielen en
vóórdat de aanwezigen in de kamer het beseften, waren
zij al binnen en was de deur achter hen gesloten.
Een uiterst vredig, huiselijk tooneeltje deed zich aan
hen voor. In de oude eetkamer scheen het licht van een
lamp met een groote kap en er was een gezellig vuur.
Op de tafel in het midden der kamer stond een likeur
keldertje, er lagen sigaren en sigaretten: Etherton zat
In zijn eigen stoel een pijp te rooken; naast hem zat
Letty met een handwerkje; aan den anderen kant van
den haard, in een grooten armstoel, zat een korte,
dikke, gewichtig uitziende man. Zijn bakkebaardjes
gaven hem een arrogant voorkomen en hij had kleine
sluwe oogen. Hij rookte een groote sigaar. Weathershaw
keek dadelijk naar hem; tot zijn verwondering toonde
de man niet de minste belangstelling of verwondering
om hun plotseling binnenvallen.
„Hallo", riep Etherton. toen het drietal dichterbij
kwamen. ..Wat is er aan de hand?"
„O, niets bijzonders," zei Marston. „We hebben hier
in de buurt een paar dingen onderzocht en we komen
u het laatste nieuws vertellen."
„Dat zal mij zeer aangenaam zijn," antwoordde Ether
ton. „Ga zitten meneer Weathershaw, ga zitten, com
missaris. Wat wilt u drinken?"
Hij stond op en zette een paar glazen gereed.
Marston gaf Sir John een koel knikje en ging naast
Letty zitten. De beide andere mannen namen bij de ta
fel plaats.
„Wat is er voor nieuws?" vroeg Etherton, terwijl hij
zijn gasten de glazen aan reikte en het sigaren-kistje
naar hen toeschoof. „Zeker iets bijzonders?"
„Weathershaw heeft een paar dingen ontdekt, die hij
u wil vertellen," zei Marston, naar den detective knik
kend.
„Sir John en ik spraken er juist over." Etherton ging
weer zitten. „Sir John gelooft niet, dat de zaak ooit
opgehelderd zal worden. Hij denkt dat er veel meer ach
ter steekt dan men zou denken."
Wordt vervolgd.