Arrondissementsrechtbank te Alkmaar
6RHÉ|D
Het Pad langs
de Klip
Donderdag 15 September 1932.
SCHAGER COURANT.
Tweede blad. No. 9142
Brandstichting te Uithoorn.
MEERVOUDIGE STRAFKAMER.
ZITTING VAN DINSDAG 18 SEPTEMER,
EEN AUTOBESTUURDER MET EEN STUK IN
ZIJN PETJE RIE NT JE
Op 7 Juni verscheen als appellant tegen een Kan-
tonrechtelyk vonnis voor de heeren der Meerv. Straf
kamer de 48-jarige auto-vrachtwagenrijder Pleter B.
uit Venhulzen, die op 23Febr. te Berkhout op den
eeedijk, verkeerende onder invloed van het vocht van
Bachus, een nogal flinke aanrijding had veroorzaakt
met een ander motorrijtuig en deswege door de Kan
tonrechter te Hoorn was veroordeeld tot f 50 boete of
60 dagen, benevens ontzegging van rijbevoegdheid voor
den tijd van 6 maanden, welke bijkomende straf, ra
kende direct de belangen van zijn boterham, hem
vooral dwars zat. De zaak was destijds aangehouden
in verband met een reclasseerlngsonderzoek en werd
heden voortgezet. De appellant, die sterk stotterde,
kreeg een uitbrander omdat hij niet op tijd was. Er
bleek echter autopech in 't spel te zijn.
De heer Wiggers adviseerde gunstig, maar de bij
zondere voorwaarden moesten streng zijn. Zijn derde
vrouw is echter heel flink en heeft er de wind goed
onder.
De Officier stelde f 50 boete of 50 dagen en boven
dien 1 maand voorw. met 2 jaar proeftijd.
Voiftig golde is aars nagal 'n houp. sputterde de ap
pellant. Maar het behoud van het rijbewijs is ook wat
waard, niet waar?
ONGESCHIKT VOOR HET ZEGELLOKET.
HET GELDELIJK BEHEER BIJ DE POSTERIJEN!
Een kantoorbediende der Posterijen, de heer Pieter
"Willem Eduard van L., wonende te Schagen en aldaar
zijn dienst uitoefenende, bleek niet volkomen betrouw
baar te zijn. Hij was belast met de bediening van de
post- en andere zegels-kas, waarin bij verificatie een
niet onbelangrijk tekort werd geconstateerd.
Op 12 Juli stond deze jongeman terecht en beweerde
elstoen in financieele moeilijkheden te zijn geraakt,
die als oorzaak van zijn frauduleuze handelingen kon
den worden aangemerkt. Zijn verweer kreeg den schijn
alsof hij het slachtoffer zou zijn geweest van een geld
schieter.
De rechtbank vond althans termen, alsnog een na
der onderzoek in te stellen en bepaalde de voortzetting
der behandeling op heden 13 Sept.
De heer Wiggers concludeerde in zijn rapport, dat de
reclasaeeringskansen niet ongunstig stonden.
Gehoord werd nog de heer Suermond, adj.-commles
der Posterijen te Vlissingen, die beweerde f 3500 van
verdachte te hebben te vorderen, waarvan een door
verdachte geteekendé schuldbekentenis door hem werd
overlegd en welk document door den griffier werd
voorgelezen. De rente bedroeg 7 procent.
Verdachte beweerde deze obligatie te hebben getee-
kend, zonder van den inhoud kennis te nemen.
Getuige Suermond verklaarde het geld zelf gedeel
telijk van een voorschotbank te hebben geleend. Voorts
bad iij f 1500 geleend van familieleden. De verdachte
was verplicht f20 per maand af te betalen. Hij had nu
pl.m. f 1000 afbetaald. In Maart 1929 beheerden beiden
een zegelkas te Vlissingen en werd getuige Suermond
eensklaps tijdelijk naar Tholen gedetacheerd en moest
de kas worden overgedragen. Na eenige weken kwam
getuige terug en ontdekte, dat aan zijn kas een be
langrijk geldelijk bedrag ontbrak, ontstaan gedurende
bet beheer van verdachte. Er moest pl.m. f 4000 in de
kas aanwezig zijn, terwijl slechts f 500 aanwezig was.
Verdachte erkende toen het ontbrekende geld ten eigen
bate te hebben aangewend en als gevolg van dit tekort
was de schuld van verd. ontstaan. Door verdachte werd
deze toedracht tegengesproken. Hij had zich nimmer
xnet de kas van Suermond bemoeid. Uit zijn eigen kas
had verdachte „slechts" f 300 ten eigen bate aangewend.
Hij had in zijn angst voor ontdekking bij getuige Su
ermond een leening aangegaan, naar hij dacht tot een
bedrag van f 1200.
De 300 gulden had verdachte in zijn huishouding be
steed.
Getuige Suermond beweerde daarop, dat verdachte
de schuldbekentenis had geteekend in tegenwoordigheid
van zekeren heer Dekker uit Goes. De leening had
getuige afgesloten uit collegialiteit en ook omdat hij
vermeende bij de overdracht der kas ook niet geheel
correct te hebben gehandeld.
Verdachte repliceerde dat getuige zelf ook geld noo-
dig had.
Volgens verklaring van get. Suermond had verdachte
hem in overspannen toestand gesmeekt, aan den amb
tenaar der reclasseering te zeggen, dat hij slechts
f 1000 van Suermond had geleend. Aan dit verzoek
had getuige gehoor gegeven en aldus den ambtenaar
om den tuin geleid.
Met begrijpelijke verbazing werd aangehoord, dat de
getuige Suermond bij zijn vertrek, de sleutels van zijn
kas, die toch belangrijke bedragen moest ^evatten, in
de zak van zijn kantoorjas, die voor iedereen bereik
baar was, had laten zitten.
In den loop van het geding bleek, dat verdachte de
schuldbekentenis aan Suermond reeds had geteekend,
vóór dat deze de leening had gesloten, op welke in-
correctie de president, mr. Krabbe, den getuige wees.
Plaatsvrv. rechter mr. J. Ph. Bosman wenschte na
dere opheldering omtrent de verhouding, die bestond
tusschen get. Suermond en verdachte en richtte tot
dezen getuige in dit verband onderscheidene vragen.
Volgens verdachte was van Maart tot November de
zegelkascontrole op het kantoor te Vlissingen van
„Tante Pos" achterwege gebleven! (Van bezuiniging
gesproken!)
De president der rechtbank sloeg bijkans achterover
van verontwaardigde verbazing!
Mr. Buiskool, van Schagen, die thans de juridische
belangen van verdachte behartigde, wilde gaarne van
get Suermond weten, welk familielid de f 1500 had
geleend. Dit bleek dan te zijn een zwager van getuige.
Hierop deed mr. Buiskool eenige vragen aan den di
recteur van het Kantoor Schagen, den heer J. Slin
gerland, met betrekking tot de kascontrole op dat
kantoor, die antwoordde dat deze controle aldaar op
de normale wijze plaats vond.
De heer Slingerland gaf voorts geen ongunstige
verklaring van verdachte, die zijn taak behoorlijk ver
richtte.
De heer Wiggers sprak de meening uit, dat verdach
te en get. Suermond samen geknoeid hadden.
De ambtenaar ontzegde aan verdachte zijn ver
trouwen en onthield zich van advies.
De heer Officier verklaarde, ondanks het langdu
rig verhoor, niet veel wijzer te zijn geworden en alleen
te zijn gesterkt in zijn opvatting, dat er geknoeid was.
Het stond vast dat er in Vlissingen op het postkan
toor een bende is geweest. De Officier liet in het
midden wie daarvan de schuld was.
Maar welk een toestand is het daar op zoo'n post
kantoor, riep de Officier uit in billijke verontwaardi
ging.
Vast stond, dat te Schagen is geknoeid en verdachte
oneerlijkheid had gepleegd. Dat deze verdachte heeft
getracht den reclasseeringsambtenaar om den tuin te
leiden.
Waar moet het haar toer thet het geld van het rijk,
zei de Officier, met reden verontwaardigd. Hieraan
moest paal en perk worden gesteld.
Ernstig veroordeelde mr. v. d. Feen de Lille de slap
heid bij de Posterijen!
Ten slotte requireerde de Officier 6 maanden ge
vangenisstraf en verzocht met nadruk onmiddellijke in
hechtenisneming van verdachte.
Mr. Buiskool hechtte niet veel geloof aan de ver
klaringen van getuige Suermond en onderwierp deze
verklaringen aan krachtige critiek.
Het leek den verdediger, dat verdachte door get.
Suermond duchtig in 't nauw was gebracht en zulks
de aanleiding was van de gepleegde fraude.
Ten slotte verzocht pleiter clementie en het opleggen
van een voorw. straf.
Uitspraak a.s. week.
De gevangenneming werd geweigerd.
EEN ZIEKENWAGEN BIJNA VAN DEN WAARDIJK
GEREDEN.
Op 13 October 1931 vervoerde de heer Koelemeij van
Hoorn, als chauffeur van een ziekenwagen een zieke
inwoonster van Bobeldijk, waarbij hij op den Waardijk
onder Oterleek werd voorbijgereden door een achterop
komende vrachtauto, die bij het terugwijken naar rechts
deze manoeuvre te vroeg verrichtte, een fout door vele
bestuurders gemaakt. Volgens waarneming van den
heer Koelemeij behoorde de vrachtauto aan den expedi
teur Joh. St. te Castricum, die op 18 Maart door den
kantonrechter te Alkmaar werd veroordeeld tot f 40
boete of 40 dagen en ontzegging rijbevoegdheid voor den
tijd van 6 maanden benevens f 15 schadevergoeding. Deze
zware penitentie werd opgelegd, omdat het weinig had
gescheeld of de ziekenauto was van'den dijk getuimeld,
'n omstandigheid, die de roekeloosheid nog belangrijk
verzwaarde.
De heer St. ontkende echter pertinent de aanrijding te
hebben veroorzaakt, althans hij had niets gemerkt. Hij
heeft 4 Ford's in de vaart. De veroordeelde kwam in
hooger beroep dat heden werd behandeld. De appellant
werd verdedigd door Mr. J. H. Willems uit Den Haag,
jur. adviseur van den bond.
De officier achtte niet voldoende aangetoond, dat
juist de appellant de aanrijding had veroorzaakt, nu is
gebleken dat de veroordeelde beschikt over vier auto's
en requireerde Z.Ed. vrijspraak.
Bij welke conclusie Mr. Willems zich gaarne aansloot.
NIET CONTENT MET DES KANTONRECHTERS
UITSPRAAK.
De heeren Engel P. en IJsbrand de Gr., respectievelijk
het beroep van visscher en chauffeur beoefenend, en
beiden inwoners van Egmond aan Zee. hadden op 18
Januari eendrachtig in de duinen van Castricum met de
z.g. lichtbak konijnen gestroopt en werden alstoen op
heeterdaad betrapt door den jachtopziener Diemeer en
op 4 Maart te Alkmaar veroordeeld: Engel als oude
kennis tot 14 dagen en IJsbrand, die minder reclame als
strooper had gemaakt tot f 20 boete of 20 dagen. Hun
appel had alleen ten doel vermindering van straf te ver
krijgen.
De heer officier merkte op, dat het ditmaal eens ging
om de knikkers en niet om het spel, maar achtte nu
eerste verdachte alleen leefde van den „steun" geen aan
leiding verandering in het vonnis te vorderen en requi
reerde bevestiging.
DE ARBEIDSWET GESABOTTEERD.
De heer Klaas J., schoenmaker te Den Helder, is geen
correcte nakomer der arbeidswet en als zoodanig voor
den kantonrechter een goed klantje. Hem worden bij
overtreding gepeperde boeten opgelegd, zoodat het geen
wonder is. als de veroordeelde in hooger beroep komt.
Ook heden was hij in appel gekomen wegens een twee
tal veroordeelingen, uitgesproken door den kantonrech
ter te Helder ter zake overtredingen gepleegd op 10 Sept.
en 26 Oct. 1931, en waarbij hem werd opgelegd het res
pectabele boetesommetje van 4 X 50 gulden.
De agent van politie, de Haan, had de feiten geconsta
teerd en proces-verbaal opgemaakt.
De president Mr. Ledeboer wees appellant op zijn ver
plichtingen hem als werkgever opgelegd, de officier re
quireerde bevestiging, doch vorderde 3 x f 50 boete of
3x7 dagen en 1 x f 30 boete of 1 x 7 dagen.
EEN ZEER BERISPELIJKE SNUITER
Van den laatste verdachte kon niet worden getuigd:
„Last not least", want hij was verreweg de gevaarlijkste.
Het betrof hier den 36-jarigen geullebrilden landarbeider
Jan V., geboren en wonende te Wijdenes en thans in
voorarrest, als verdaoht zich op 11 Juli aldaar te hebben
schuldig gemaakt aan poging tot feitelijke aanranding
der eerbaarheid van een 16-jarig' meisje, 'n misdrijf,
waarop bij art. 45 en 246 wetboek van strafrecht is ge
steld een maximum van 5 jaar en 4 maanden gevange
nisstraf.
In deze zaak trad Mr. Judel van Bergen op als raads
man en verdediger. Behandeling had plaats met geslo
ten deuren.
In hoogero beroep heeft voor het Gerechtshof te Am
sterdam terecht gestaan een bloembollenhandelaar, vroe
ger postbesteller, uit Uithoorn, die door de Amsterdam-
sche Rechtbank wegens uitlokking tot brandstichting
en brandstichting is veroordeeld tot drie jaar gevange
nis vonnis waartegen de officier van justitie als ver
dachte in hooger beroep zijn gekomen.
Nadat diverse getuigen zijn gehoord worden den ver
dachte de gebruikelijke vragen gesteld. Verdachte houdt
vol onschuldig te zijn, iets wat de president ten zeerste
in twijfel meent te moeten trekken. De cafèhoudster
Kroone, als getuige gehoord, deelt mede. dat er reeds
meerdere malen een begin van brand was geweest, ter
wijl verdachte er bij haar op aandrong een petroleum
stel om te schoppen.
Getuige deelt nog mede dat zij in den nacht van den
brand in allerijl met haar kinderen moest vluchten. Haar
man verklaart vervolgens in ongeveer gelijken zin; het
blijkt dat na den brand de verzekeringssom groot f 4500
aan verdachte is uitbetaald. De caféhouder was zelf
ook verzekerd en wel voor f 2800; hij kreeg f 2100 uit
betaald.
De compagnon.
De gewezen bloembollencompagnop van verdachte
wordt gehoord met betrekking tot het vierde punt der
telastelegging, n.1. dat verdachte getuige en zijn vrouw
heeft aangezet in het door hen bewoonde huis brand te
stichten. Getuige zoowel als zijn vrouw hebben gevan
genisstraf daarvoor ondergaan.
Na de getuigenverhooren wordt de verdachte aan een
streng verhoor onderworpen. Hij blijft pertinent verkla
ren dat hij onschuldig is.
Het requisitoir.
De procureur-generaal, mr. Baron van Harinxman
thoe Slooten acht het vonnis van de rechtbank juist ge
wezen. Spr. aoht de poging tot uitlokking van brand-
stiohting bewezen. Het staat vast, dat verd. de café
houdster herhaaldelijk heeft gezegd een petroleumstel
om te schoppen, dit geeft verdachte bovendien voor een
gedeelte toe en wordt bevestigd door de getuigenverkla-
ken. Ook de ten laste gelegde brandstichting in het café
acht spr. bewezen, verdachte had een finantieel belang
er bij, dat het café afbrandde. Tegen zijn compagnon
heeft verdachte een volledige bekentenis afgelegd, het
is onmogelijk dat deze getuige alle details uit zijn duim
heeft gezogen.
Bovendien hebben twee getuigen verd. in den nacht
van den brand in de nabijheid van het café gezien. Ook
heeft verd. volgens zijn eigen zeggen geld gegeven aan
v. cL B.
Iemand met een zuiver geweten doet dat niet Ten
slotte aoht de procureur-generaal ook de uitlokking tot
brandstichting, gepleegd door de vrouw van zijn compag
non bewezen. Ook hier was geld weer de drijfveer.Zoowel
door den brand in het café al6 in de .woning van zijn
compagnon is gemeen gevaar voor goederen ontstaan.
De feiten zijn hoogst ernstig. Spr. eischt-bevestiging van
het vonnis, ook wat de strafmaat betreft (drie jaar ge
vangenisstraf.
De verdediger, Mr. Kokosky acht de verschillende
brandstichtingen niet bewezen, wijst op de onbetrouw
baarheid en onwaarschijnlijke getuigenisverklaringen;
om tenslotte met klem op vrijspraak aan te dringen.
27 September uitspraak.
BB64-C1
Eischt Blue Band, dan weet U wat U eet. Blue Band
versch gekarnd met 25 allerfijnste Roomboter
onder Rijkscontrole, Holland's beste Standaardmerk
%71Ac&nt /iet YlJurncIs.juJyt BLUE BAND
VERSCH
GEKARND
FEUILLETON.
UIT HET ENGELSCH VAN
J. S. FLETCHER.
38.
Weathershaw hield den sleutel in de hoogte, en deed
alsof hij er naar keek. Maar zijn blik ging naar den
man in den grooten stoel. Slr John's sigaar was uitge
gaan; de dikke.witte handen lagen slap op zijn knieën.
Zijn mond stond open en hij boog zich wat naar voren.
Maar nog zag Weathershaw geen teeken van vrees in
Bijn gezicht.
„Deze Nicholson", vervolgde hij, „maakte kort geleden
roo'n duplicaat sleutel voor Madgwick, die met een pot
lood-schetsje naar hem toeging en hem vroeg, of hij
daarnaar een sleutel kon maken. Hij zei, dat het voor
meneer Etherton was. Nicholson maakte de sleutel naar
die teekening en Madgwick bracht dien sleutel tweemaal
terug, om hem op een paar plaatsen te laten afvijlen.
Daarna kwam hij nog eens terug en zei dat de sleu
tel in orde was en betaalde. U weet nu dus, meneer
Etherton, dat Madgwick meer dan eens in uw kluis
moet zijn geweest."
„Beware me!" riep Etherton, „Ik kan het haast niet
gelooven."
„Toen" voegde Weathershaw eraan toe, „moest ik
den waarschijnlijken loop der dingen combineeren. Ik
twijfelde er niet aan, dat Madgwick uw machine goed
bekeken had. aar ik heb net genoeg verstand van ma
chines, om te weten, dat men het geheim daarvan niet
kon ontdekken door alleen maar naar een model te kij
ken, hoe volmaakt de uitvinder die ook in elkaar gezet
heeft. En Madgwick had meer noodig, hij wilde de pa
pieren hebben, teekeningen en détails. Nu had ik een
theorie gevormd. Ik bedacht dat Madgwick misschien
samenwerkte xnet Pike. Ik had vernomen dat Pike ach
ter een gordijn verborgen, het gesprek tusschen u en
Sir Oheville Stanbury had afgeluisterd, en gehoord dat
u die papieren aan Sir Cheville ter inzage wilde geven.
Ik stelde me voor dat Pike dit aan Madgwick verteld
had en dat deze twee, die bekend waren met de gewoon
ten van Sir Cheville, afgesproken hadden hem te over
vallen en de papieren van hem te stelen. Dat was mijn
theorie tot voor vanavond."
Weathershaw hield even op en nam een slok uit het
glas, dat Etherton hem bij het binnenkomen ingeschon
ken had. En deze beweging scheen er Sir John aan te
herinneren dat ook hij een glas voor zich had staan;
werktuigelijk nam hij het op, dronk het leeg en bleef
ermee in de hand zitten, toen Weathershaw zijn verhaal
voortzette.
„Mijn assistent Hartley kwam hier," vervolgde Wea
thershaw, „vermomd als een fatsoenlijk arbeider. Ik gaf
hem eenige inlichtingen en instructies en zond hem naar
Lithersdale. In de rol van iemand, die onderdak komt
zoeken, moest hij naar Marriner's Fold gaan en door
voorzichtig vragen iets te weten trachten te komen om
trent Madgwick's doen en laten. Te samen met meneer
Sindal volgde ik Hartley later naar het dorp. Hij kwam
me in „Het Wapen van Stanbury" en vertelde me, dat hij
al geboft had. Hij was naar juffrouw Beckett gegaan,
voorgevende gehoord te hebben, dat zij kostgangers hield
en die vertelde hem, dat ze over een paar dagen plaats
voor hem zou hebben, daar twee van haar menschen
weggingen. Ze liet hem de kamer zien. die hjj zou krij
gen. Madgwick was daar juist bezig, zijn boeltje in te
pakken. Hartley sprak even met hem, zoogenaamd om
hem te vragen of het hem daar goed beviel. Uit Madg-
wick's antwoord maakte hij op, dat deze waarschijnlijk
den volgenden dag zou vertrekken, hij had ergens an
ders een veel beter baantje gekregen, zooals hij zei. Toen
kwam Hartley bij mij terug en ik besloot dadelijk te
handelen. Meneer Sindal had gehoord, dat Commissaris
Marrows en Inspecteur Calvert in het dorp waren; hij
ging ze halen en bracht ze naar de herberg; daar kwa
men ook twee rechercheurs, ik verzocht Sir Marston
Stanbury telefonisch ook te komen en allen gingen we
naar Marriner's Fold."
Etherton was opgewonden opgestaan en liep naar den
haard, waar hij in spanning naar Weathershaw's verhaal
bleef luisteren. Van tijd tot tijd glimlachte hij tegen
Sir John alsof hij van dezen instemming verwachtte,
maar Sir John had alleen maar oogen en ooren voor den
verteler, het was alsof diens toon en optreden hem fas
cineerden.
„We gingen direct naar juffrouw Beckett", ging
Weathershaw door, en zijn stem klonk scherp en na
drukkelijk. „Daar zaten twee mannen aan hun avond
eten: Madgwiok en een jongere man, Stones. Meneer
Marrows nam Madgwick onder handen. Hij was uit
dagend. brutaal en zeker van zichzelf. Maar de andere
man kon zich plotseling niet meer beheerschen, zijn ze-
•Xiuwen werden hem de baas! Hij viel dadelijk door de
mand en Madgwick, de koelbloedigste schurk, dien ik
ooit gezien heb, legde toen een volledige bekentenis af.
Hij vertelde alles," voegde Weathershaw er aan toe, met
een veelbeteekenenden blik, „op één ding na,"
„Wat, wat?" riep Etherton opgewonden.
„Den naam van den man die er achter zat." antwoord
de Weathershaw. „Ik wist heel goed, dat Madgwick die
zaak niet uit zichzelf begonnen was.Hij was omgekocht
en dat gaf hij toe. Hij bekende alles, hij en Stones had
den Sir Cheville aagerand; ze hadden hem de papieren
ontstolen; ze hadden deze aan den man gegeven, die ze
noodig had, en ze hadden hun loon ontvangen. In zeke
ren zin waren zij het, die de kastanjes uit het vuur
moesten halen. Maar er was iemand anders achter de
schermen, iemand, meneer Etherton, die bereid was al
les te doen en ieder bedrag te betalen om achter uw
waardevol geheim te komen."
„Wie is dat in vredesnaam?" vroeg Etherton.
Sir John keek Weathershaw aan. En die blik leerde
aan Weathershaw een nieuwe psychologische les. Wea
thershaw besefte, dat de schuldige nog zóó sterk ver
trouwde op de macht van zijn geld, dat hij er van over
tuigd was dat zijn naam niet genoemd was. Toen plotse
ling sprak hij, en zij, die alles wisten, voelden een wal
ging in zich opkomen, toen ze de sarcastische zelfge
noegzaamheid in zijn stem hoorden.
„Dus den naan>; wilden ze niet vertellen?" zei Sir
John. „Natuurlijk niet. Etherton kerel waarschijn
lijk is er niet eens een andere naam te noemen."
Onder de tafel voelde Weathershaw het uitgestrekte
been van Marrows wien hij een schop gaf. Hij stond
langzaam op, gevolgd door Marrows en Marston.
„Neen," hernam Weathershaw; hij keek langs Ether
ton naar diens gast. „Ik zei dat Madgwick bij zijn be
kentenis geen naam wilde noemen. Maar daarna noem
de hij dien wel. Wilt u weten wie het is? Sir John Arn-
cliffe! Meneer Etherton, dat is de man, die uw papieren
beeft. Dat is de man, die het testament van Sir Cheville
op de club in het loketje legde. Dat is de man, die ver
antwoordelijk is in hoeverre kan niemand zeggen, voor
den dood van den ouden heer. Wat hebt u hierop te
zeggen, Sir John Arncliffe."
Toen Weathershaw den naam van Sir John had uit
gesproken, had Etherton zich van dezen afgewend; Letty
was naast haar vader gaan staan en stak haar handen
door zijn arm. En allen keken naar den schuldige.
„Nu," zei Etherton. „U hoort het.?"
Sir John stond op. In zijn korte, dikke lichaam was
geen natuurlijke waardigheid, maar hü deed erg zijn
best om er streng en indrukwekkend uit te zien.
„Ik doe beter, weg te gaan," barstte hü uit. „Het
schijnt, dat ik onder dit dak alleen maar aan beleedi-
gingen en beschuldigingen bloot sta. Morgen zult u van
mün advocaat hooren inmiddels wensch ik u goeden
nacht"
„Een oogenblikje, Sir John," zei Marrows rustig. „Ik
moet mijn plicht doen. U doet beter een paar vragen te
beantwoorden, Sir John werkelyk. Over die papieren."
Plotseling begon Weathershaw te lachen; en de klank
daarvan deed den beschuldigde schrikken en naar hem
kijken met werkelijke angst in zyn oogen.
„Het zou me niets verwonderen, als hij de papieren
in zijn zak had!" merkte Weathershaw op. „Jammer,
dat u hem hier op 't oogenblik niet kunt 'fouilleeren,
Marrows."
Maar voordat iemand het verhinderen kon, had
Marston, wiens vingers de laatste paar minuten gejeukt
hadden, zich op den schuldige geworpen, hem in zijn
stoel terug geduwd en een hand in de binnenzak van
zijn jas gestoken. Hij nam er een bundel papieren uit,
wierp ze op de tafel en een seconde later hield Ether
ton drie opgevouwen documenten omhoog.
„Hier zijn ze," zei hij rustig.
Een paar minuten daarna, toen Marrows en Weather
shaw Sir John Arncliffe hadden meegenomen, en Letty
en Marston in de aangrenzende kamer waren verdwe
nen, keek Etherton het vertrek nog eens rond, trok de
gordünen weg, opende het raam en leunde naar buiten
om over het door de maan verliohte dal achter zijn huis
te kijken. Zijn hart was vol afschuw en bitterheid, tot
dat hij zich plotseling herinnerde, dat dich bij hem
jeugd en liefde waren, en dat het beter was daaraan te
denken dan aan het verraad en de hebzucht, waarvan
Sir Cheville het slachtoffer was geworden.
EINDE,