IN EEN SPAANSCHE ARENA. De Brabantsche Brief van Zaterdag 24 September 1932. SCHAGER COURANT. Derde blad. No. 9147 Algemeene Vergadering van het Witte Kruis, afd. Zijpe—Callantsoog. EEN STIERENGEVECHT. BANDERILLO'S EN PI- CADORES. HOE DE MATADOR DEN REEDS VERMOEIDEN. VERZWAKTEN BLOE DENDEN STIER BESTRIJDT. DE EENIGE HELD IN HET STRIJDPERK. (Van onzen reizenden correspondent.) MADRID. September. Laat in den namiddag, vier uur. half vijf. als de felste warmte voorbij is. b pinnen in dezen blakerenden zo- mei-tijd de stierengevechten, welke gewoonlijk 's Zon dags plaats hebben, maar reeds lang tevoren brengen te Madrid de ondergrond-spoorweg, de tram. autobus sen. taxi's de toeschouwers aan voor het enorme, aan de grens der stad gelegen gebouw met het opschrift Plaza de Toros." Duizenden, tienduizenden stroomen toe. Indien er in Noord-Euiopa evenveel belangstelling bestond voor het tooneel als in Spanje voor de stierengevechten, zou er bij ons geen schouwbuig-crisis heerschen. De meeste bezoekers hebben hun entree-kaarten reeds van te voren gekocht, maar zij gaan vroeg op weg om zeker te zijn in de verschillende transportmiddelen een plaats te vinden. De kleine en grooto café's in de nabijheid van de „Plaza de Toros" zrjn tot kort voor den aanvang van het wreede spel levendig en kleurig druk. Tallooze vrou wen ziet men hier. vrouwen uit het volk het meest, waarvan de jongeren over het algemeen coquët en van een min of meer barbaarsche schoonheid zijn. De groote meerderheid is wonderlijk bont gekleed en draagt op het donkere haar niet een hoed. maar een zwarte sluier Buiten het gebouw schreeuwen straatventers en bie den ijs. vruchten, zoetigheden te koop aan en ook pa pieren waaiers. Zij, mannen, vrouwen en zelfs soldaten, die zulke waaiers koopen. hebben geen geld genoeg ge had om een beschaduwde plaats te betalen. De bescha duwde plaatsen In het openlucht-amphitheater binnen zijn namelijk aanmerkelijk duurder dan de plaatsen aan de zonzijde. - Als men het gebouw binnen gaat en door een sche mer donkere gang komt'In het machtige openlucht- amphitheater is de eerste indruk verbluffend. Hoog rijen zich de verschillende, dicht bezette rangen met een opgewonden bonte menigte. In het midden is de ronde, met zand bestrooide vechtplaats met een doorsnede van naar schatting ruim vijftig meter. Deze kampplaats wordt omgrensd door een nog niet manshooge houten schutting, waarachter ernstig bedreigde toreadors een schuilplaats kunnen zoeken. Boven de kampplaats han gen electrische booglampen voor het geval 's avonds voorstelling wordt gegeven. Ik woonde echter een mid dagvoorstelling bij en de overdadige Zuiderzon deed de fellefkleuren van het geheel nog sterker leven. Drie toegangen met dubbele deuren zijn er tot de kampplaats. Door een, die zich onder de loge van den president vroeger koninklijke loge, bevindt, komen de twee bereden herauten, die een zeer ondergeschikte rol spelen. Een toegang is er voor de stierenvechters, de banderillo's, de picadores, door de derde wordt de stier In het strijdperk gelaten. Het was juist vier uur toén een opwindende fanfare weerklonk. Door den toegang onder de loge van den president kwaïü twee op prach tige pnaidcit gezeten 'heraXltéti in ltlb eeuwsctte"kleeding het strijdperk binnenrijden, die zich begaven daar een loge, waarin zich de leider van het spel bevond. Hem overhandigden ze den sleutel van den toegang, waardoor de stieren zouden worden binnengelaten. Niet minder dan zes stieren zouden dien middag in het strijdperk verschijnen. Even later hielden de stierenvechters, de matadors, de banderillo's, de picadores onder schetterende fanfares van de muziek hun intocht. Dit was door het spel van lijnen en kleuren in de gloeiende pracht der zon een der schoonste oogenblikken van den middag. De toreadors met hun gespannen bonte kleeding en driekant hoedjes, enkelen te paard, leverden in het felle licht een schil- derachtlgen aanblik. Na een rondgang om het strijdperk verdwenen de meeste toreadors en bleven slechts de „banderillo's", zij, die den stier ophitsen met hun roode doeken en met het dier spelen. Toen werd de eerste stier in het 6trijdperk gelaten, een jong, krachtig, vurig zwart dier. Eenige dagen was het opgesloten geweest in een donkeren stal en nu kwam het plotseling in de groote, helle, door de zon beschenen, ruimte. Verwonderd keek het rond zich, maar dan bespeurde het de verspreid staande, ongewapende banderillo's, die met hun roode doeken zwaaiden, en zonder aarzelen koos het er een als doel uit. Het spel, dat zich nu ontwikkelde, was be koorlijk door de behendigheid en elegantie der banderil lo's en ook door hun koelbloedigheid. De stier stormde woedend los op den rooden doek, dat de banderillo vóór zich zwaaide, maar op het laatste oogenblik deed de banderillo bijna dansend één, twee pasjes ter zyde, terwijl hij den doek met ter zijde gestrekte handen op dezelfde plaats hield, zoodat de stier met zijn horens alleen den doek raakte en den banderillo voorbij storm de. Schoon was dat, boeiend, fantastisch, maar dan kwamen er andere toreadors, die, zeer zekere behen dig, het op het aanstormende dier gekleurde stokken met onderaan stalen punten van ongeveer twee centi meters in den rug stootten, waar deze bleven zitten. Het roode bloed gutste reeds over de zwartbehaarde huid van het dier. Nu verschenen picadores gezeten op armoedige, geblinddoekte, met leder gepantserde paar den. De ruiters waren 'gewapend mét hquten lanseji, weder met stalen punten van niet meer dan twee centi meter. De stier storftide op het arme paard toe, smeet het dier om met zijn hoorns, de picador stak en heftiger nog stroomde het bloed. Het publiek klapte. óók die schoone, zwart-oo^ige Spaanschen! Toen verscheen, kleurig, elegant in zijn strak gespan nen kleederen, welke het spel der spieren lieten zien, de matador met degen en een rooden doek. Ik moet erkennen, dat ik niet de minste sympathie voor den kerel gevoelde. Mijn sympathie was aan de zijde van den opgehitsten, reeds vermoeiden, door bloedverlies verzwakten stier. Het spel met den rooden doek begon weder, zooals bij de banderillo's, maar nu was er nog de degen, die den dood moest brengen. Moedig weder De stier ontwapent den matador. De degen vliegt in dc lucht. viel hij aan, de stier, de eenige held zonder vrees of blaam in het strijdperk. Kwam de matador in ernstig gevaar, dan snelden de banderillo's toe om den stier af te leiden of wei de matador sprong over de houten om heining. Éénmaal stootte de stier door een onverwacht- sche wending van den kop den matador den degen uit de hand, zoodat het wapen een paar meter hoog vloog. De matador, lenig, vlug, wist zich te redden. De stier had gewonnen, het spel was uit, zoo kwam het mij voor, doch neen, de matador verscheen met een nieuwen da gen. De stier heeft geen kans aan den dood te ontkomen- Hij is vooruit ter dood veroordeeld en daarom kan men eigenlijk van een „gevecht" niet spreken. Dan eindelijk, wist de matador den doodenden stoot toe te brengen. Tot aan het gevest verdween de degen In den nek van het dier, dat wankelde. Het warme, roode bloed gutste bij stroomen. De stier zonk op de achterpooten neder. Nog eenmaal, in wanhoop, richtte hij zich op voor een nieuwen aanval, maar na enkele seconden lag het groote, sterke dier, machteloos in het zand. Een bediende kwam den genade9toot toebrengen. Met paarden werd de stier, zoo even nog levend, krach tig, schoon, vol moed, als een dood, zwart, met bloed bevlekt ding weggesleept. Als een eerbetuiging voor het gedoode 'dier stond toen het publik op en klapte in de handen Is dit niet altijd zoo? kwam het bitter in me op. De fcroote massa kijkt werkeloos toe, wanneer een held strijdt en eerst als hij gevallen is. juicht ze hem toe. omdat dan dit juichen geen verplichtingen meer oplegt. Na den eersten stier, dien ik had zien nedervellen, zouden er nog vijf volgen. Ik had er evenwel genoeg van en wilde weg. maar het was me onmogelijk den uitgang te bereiken. Eerst na den dood van den derden stier gelukte me dit. Toen ik eindelijk, herademend, buiten stond, vroeg ik me af: „Is een volk. voor hetwelk dergelijke wreede, weerzinwekkende vertooning het schoonste schouwspel vormt, eigenlijk wel rijp voor de democratie, zooals wij die begrijpen?" J. K. BREDERODE. Algemeene vergadering van de afdeeling „Zijpe-Cal- lantsoog" van .het Witte Kruis op Woensdag. 21 Scpt. 3932. des avonds te 7.SC uur, ten huize van Mevr. wed. J. Broer te Schagerhx'ug. Tegenwoordig 10 leden. Waarnemend voorzitter de heer Mr. D. Breebaari: secretaris de heer J. A* dc Boer. De Voorzitter opent de veragdering en heet den aan wezigen hartelijk welkom. Spr. deelt mede, dut de heer De Moor wegens ambtsbezigheden verhinderd is het pre sidium dezer vergadering waar te nemen, waarom spr. thans als Voorzitter fungeert. De notulen van het verhandelde in de vorige vergade ring worden hierna gelezen en onder dankzegging aan den secretaris voor de juiste en uitgebreide weergave, goedgekeurd. Mededeelingen en ingekomen stukken. Medegedeeld wordt, dat slechts één stuk is ingekomen, dat bij punt 6 der agenda Beschrijvingsbrief algemeene vergadering ter tafel zal worden gebracht. Bestuursverkiezing. De op 31 December 1932 aan de beurt van aftreding zijnde bestuursleden, de heeren W. Elaauw en A. F. Meijer, wox-den herkozen. Op de vraag van den Voorzitter verklaart de heer Blcauw deze benoeming aan te nemen. De Voorzitter feliciteert den heer Blaauw met zijne hei benoeming en hoopt, dat deze de belangen der ver eeniging weder met denzelfden ijver zal behartigen. Den heer Meijer, die niet ter vergadering aanwezig is, zal van zyne benoeming worden kennisgegeven. Rekeningscoiuznissie. Tot leden der commissie, belast met het nazien van de rekening der afdeeling over 1932 worden bencer.,d Mej. Kuilman en de heeren G. Veuger Gz. Jr„ en D. de Leeuw, allen te St. Maartensbrug. BeschrUvingsbrief Algem. vergadering. Vervolgens wordt gelezen de beschrijvingsbrief der 75ste algemeene vergadering der Hoofdvereeniging, wel ke op 4 October 1932 zal worden gehouden te Am sterdam. Naar aanleiding van punt 3 van den beschrijvingsbrief betreffende verkiezing van leden van het Hoofdbestuur der vereeniging, wordt mededeeling gedaan van de ge voerde correspondentie en de genomen besluiten inzake de candidaatstelling van een lid van 't Hoofdbestuur ter voorziening in de vacature, welke zal ontstaan door het zich niet meer herkiesbaar stellen van den heer H. W. Frese te Alkmaar. Bij deze brieven is een schrijven va,n het bestuur der afd. Winkel, waarbij was gevoegd het ontwerp ..ener circulaire tot aanbeveling der candidatuur van den heer G. J. van Leersum te Winkel, met verzoek om mede deeling of verzending der circultaire aan alle afdeelin- :jen in Noordholland de goedkeuring van het bestuur der afd. „Zijpe-Callantsoog" zou kunnen wegdragen. De Secretaris zegt. dat deze brief om advies in handen werd gesteld van den heer Breebaart, die als afgevaar digde der afdeeling een te Schagen gehouden vergade ring, waar de candidaatstelling werd besproken, heeft bijgewoond. In een uitvoerig schrijven, hetwelk wordt voorgele zen. adviseerde de heer Breebaart niet met de circu laire accoord te gaan. De Secretaris deelt mede. dat het schryven van Win kel dan ook voor kennisgeving is aangenomen. De Voorzitter zegt, dat uit de stukken wel zonneklaar blijkt, dat de houding van de afdeeling Winkel" verre van schitterend en zelfs beneden peil is. De in de cir culaire dezer afdeeling aangevoerde motleven zijn niet in overeenstemming met de werkelijkheid en raken kant noch wal. Spreker zou den afgevaardigde der af deeling „Zijpe-Callantsoog" wel willen opdragen, er op de algemeene vergadering mededeeling van te willen doen, dat de door de afd. Winkel verzonden circulaire onwaar is. Ulvenhout. 20 September 1932. Menier, „As guille d'r alvast maar op rekenen wilt", vroeg d'n Fielp Zondagmiddag com- mandeerend: „da ge Woens dagavond allegaar present zijt, op de vergadering van ons propclub, waant 'k heb dan belaangrijk nuuws." „Stuur me dan maar 'n konvancasie", zee d'n Joep: „aanders vergeet ik 't vast". „Gy altij mee oew kon- vlekasiebriefkes'zee d'n bakker lastig: „Wittewa; as ik mergen m'n brood breng bij oew wijf. zal 'k 't mee hcur wel in orde maken! En..." Verder kon d'n bakker nie komen, waant.'Ineens moest ik heel erg naar d'n erft van dc „Gouwe Koei" ge begrept da me daar zaten en d'n Tiest scheen 'n ge wichtige en haastige bodschap aan 't buffet te hebben, die toch wel plazierig was. waant hij hong dwars over de toonbank en stond staampende, as 'n kwaai pèèrd, te gieren van den lach. Ons kaartclubke bestaat uit drie lejen en 't bestuur, 't Bestuur uit: Veurzitter, Sikkeertaris, Penningmeester en Commissarissen. Veurzitter is d'n Fielp; Sikkertaris ls d'n Fielp; Penningmeester is d'n Fielp en Commessarissen d'n Fielp. Uit vier man dus, heel de vereeniging. Dc conterbusie is 'n kwartje per week. terwijl k ver lies ok in 't potje gaat. Deurmekaar genomen, gaat er •dus twee gulden elke week. d'n pot in, die opgeborgen is onder 'nen plavuis in de bakkerij. Afijn, da zijn allegaar „bezonderhedens van inwen digen aard," zouw d'n Fielp zoggen: „die de baker nie aangaan, zoov.laank as 't kind goed gezond is!" Toen me trugkwrmen. d'n Blrauwe-n-cn-ikhe, teen zee d'n Fielp, die al gegeven had: „as gr'.lie nouw alti. legs=n weg te loopen, a- ik va te xrggm heb Jirmt 'r nooit 'n enct aan. Pa's dus •afgesproken"; Woensdag avond om acht uren hier aan dit t'-.fcllje? Kunde Dré"-' „Ja, 1aja!" „Ci ok. El--uwe?" «Ikke wel," zee dn Tiest bedenkelijk: „maare..." en toen krabde-n-ie's luidruchtig in z'n rosse „prikkel draad. „Nouw. watte .wa-d-is-t-er nouw mee oew gemaar. 'k wil eindelijk wel 's 'n potje gaan speulen." „Nouw, eh zee d'n Tiest, „as, as Aa.ntje-n-'t goed vindt, ee!" Eigenlijk ha'k weer wel naar d'n erft kunnen gaan. maar ik docht zoow: kus m'n klompen en 'k lachte ronduit. Oewen lach zoowlaank ophouwen tot ge aan d'n erft bent. valt ok nie mee! Maar d'n Fielp tippeide-n-er vierkaant in. „Vrek", riep ie. z'n kaarten neersmijtende: „ben ik nouw veurzitter van 'n kaartclub, of ben 'k kinderjuf frouw, die de jong bij d'r moeder weg mot komen ha len om ze gezellig bezig te houwen?" ,,'t Is broerd veur jouw. Fielp", zee d'n Tiest bedrukt, „maar ge zij veurzitter of ge zij gin veurzitter en as ge nouw eenmaal veurzitter zijt, dan..." Toen begon d'n bakker 'n lichtje-n-op te gaan. Hij nam z'n kaarten weer op, zuchte-n-as 'nen ouwen stoomtram en zee: „borst." D'n Joep zee: „prop", d'n Tiest: „pas", d'n Fielp: ,,'k gaai mee" en ik riep „piek." „D'r valt veur jouw niks te pieken," mokte d'n Fielp uit: „d'n Joep en ik proppen, dus gij blijft thuis mee oewen piek; leerde 't dan nooK sufferd." „Neeë bakker." kwekte d'n. Joep: „.die leeren 't nooit! Ollee, troefaas veur. me zullen ze 's laten betalen, die prullemannen!" Ze moesten negen slagen halen en ze haalden er zeu- ven. Nouw. da's veur d'n Fielp 'n soort van schaande, waar ie nie overhenen kan komen. 'n Bietje wit. ingehouwen kalm en zachtjes, vroeg ie venijnig aap d'n Joep: „zeg konvlekasicridder, waar propte gij op? Op misèèrkaarten soms?" „Op misèèrkaarten, misèèrkaarten?" viel d'n Joep uit. „Troefaas vierdes en stuk van Ruiters? En zo'n schoone hartckaart? Misèèrkaarten-? Twaalf slagen hadden me motten halen me? znkke kaarter." En foen zee d'n Fielp, d'e z'n eigen wezenlijk vergal- loppecrd had: „ventje. gij zr.'ncr» groeten mond teugen mijn opzet, daai korm 'k gin smoesje maken bij oew wyf, horre!" D'n Blaauwe mcltte-n-'t toen nog wa-d-erger en zee: •.hcur 's h'cr. z ttcn rrc hier nouw veur ons plezier te proppen f veur ons *sijn? Gij. Joep gij mot hier 't wa mir.J'.r e e-\ da pist uw nie en d'n Fielp. gij m~t er.rst «peulen veur gc 't teugen mij" en d'n Dré En bij vr*-.r n manieflek spreèkhke. vroege d'n Fielp en d'n Joep prcc'rs tegelijk aar d'n Blrauwe* "aarcm lp--te gij r. c naar de..," afijn, 'n heel "lr,cl wee. "''oen zee d'n Tie k-l.m teue-n rnjn. re de aan tfere er nie bij 'vn .."t zijn I -ge ••dr, Dr<"maar /.t m -ter. vt d'r v~-.r - kinnen! 't V lgend potje !'n Fi 1. pc:, ri'i. i mee. Ze haalden elf slagen. „Hedde nouw gezien hoe ge kaart mot speulen. bak ker?" vroeg d'n Tiest mee z'n stalen smoel. Eerlyk is eerlijk: d'n Blaauwe had twee slagen gehaald van die elf en d'n bakker de rest. Toen d'n Fielp da-d's haarfijn uit wouw leggen aan ons we speulen al 'n jaar of twintig, maar 't is altij 't zelfde mee d'n bakker: omdat ie veurzitter is, wit hij plles 't beste toen zee d'n Tiest: „drinkt eerst 't uit bakker en lot nog maar 's voldoen." „Aannemen!" riep ie. En as de vrouw aan kwam loopen, hiew ie z'n gloske omhoog en zee: „mijn 'n citroentje veur d'n Tiest, Kee" „Veur mijn?" vroeg d'n Blaauwe. „Ge zeg 't tooh zeivers! Ge zeg toch: lot maar 's vol doen: wa zullen me nouw emmen?" „Zekers," zee d'n Tiest: „lot maar 's voldoen, gerust horre, maar nie van mijn centen, zijde bela-aaitafeld." D'n bakker zat veur lillekerd veur heel „de Gouwe", da begrepte en 't was zóów erg, dat ie maar begon te lachen om z'n figuur te redden. „Maar hij méént er niks van, Dré," zee d'n Tiest. terwijl ie de kaarten opnam. „Wie meent er niks van?" vroeg d'n bakker nijdig. „Gij." „Waarom?" „Van oewen grooten bek telkens," mokte d'n Blaauwe er gaauw van. waant 't wier zuutjesaan te bar. amico. „Ik geleuf da-d-ik vandaag aan de beurt ben, is nie, blaauw merakel?" vroeg d'n Fielp vuil: „gc mot mijn emmen, geleuf ik!" „Jouw emmen?" zee d'n Tiest: „jouw? Ik mot oew nog nie mee geld toe, papzak!' Toen wenschte-n-ie 'm nog iets, waar d'n Blaauwe aan de helft al meer as genogt zou wemmen veur 'n ordentelijke begrafenis en toen propten me tot '3 avonds negen uren aan één stuk, zonder dat re nog 'n vuiltje aan de locht was. Mee z'n drieën emmen toen nog 'n bietje gestompt. gebiljert, as ge da beter verstaat), waant d'n Joep moest naar huis Afijn. Woensdagavond was de vergadering. Toen 'k in de „Gouwe Koei" kwam, zat er d'n Fielp al. „Is er nog ginmensch. Fielp?' vroeg ik. „En ikke dan?" zee-t-ie. „Nouja. 't bestuur" lachte-n-ik: „maar ik wil zeggen, waar zijn dh lejen?" Toen kwam d'n Tiest binnen. „Navond samen," zee d'n Tiert: ..d'n Joep er nog nie?'' „Die kon welverklaarde d'n bakker, mee 'n prach tige zekerheid, „Hedde z'n wijf gesproken?" „Tuurl ijk!" ..En '"a-cl-hee ze gezeed?" .,'t Ztlfste van altij: eerst, dat-ie er niet uitkwam. 't is tflkenR va-dr ander? tearne: 'k zal nog wel "'en en eindelijk: ,rurar ''n'= veur 't lest!" "aar was d'n Joro mee d'r 'r.an tegelijk. r«r^rr -If'de." 'V Tiest. vb-"P'' •"•een ze traelb'k. O- ,-pn bakker veur. -daring?" vroeg d'n Jaan. t i „'Nen grooten agenda." zee d'n bakker gewichtig. Janus zee „navond" en vertrok weer in d'n schemer. Wij schoven aan, bestelden en d'n Fielp lee d'n „agenda" op tafel, 'n beschuitzakske, waar ie de pun ten op gezet had. „Opening van d'n veurzitter." kondigde-n-ie aan, straf naar 't zakske kijkend. „Waarmee?" vroeg d'n blauwe. „Watte?" „Waarmee wilde gij opengemokt worren. bakken?' „Heeren," begon d'n Fielp: „ik hiet jullie hier harte lijk welkom," (applaus van d'n Tiest). ..De reden van da'k deuze vergadering uitgeschreven heb, is van veul belaang. Meteen pakte-n-ie 'n schrift uit z'nen zak en vertelde: ,,'k heb balaans opgemokt van de propclub. Me hebben vleejen jaar. op deuzen tijd omtrent, de kas geopend mee 'n batig saldo van éénen gulden twaalf en 'n haalven cent." Toen sloeg d'n Blaauwe-n-op de tafel. ,,'t Woord," vroeg ie. „Da-d-hedde." zee d'n Fielp. „Meneer d'n veurzitter," begon d'n Tiest: „die gelden van 't batig saldo, hoeveel was 't ok alweer?" „Eentwaalfen'nhaalf." ,.,Die gelden zyn overgeschoten op onrechtmatige wijze!" „Hèèèè'?" riep d'n bakker. „Op onrechtmatige wijze," zeed 'n Tiest. „Da zulde waarmaken," viel d'n bakker uit. „As ik geweten had, vleejen jaar. dat er nog meor as 'nen gulden in de kast was, dan was i£ nog nie naar huis gegaan!" „Nouw?" zee d'n bakker: „nog meer interompee- rings?' ,,'k Vraag daar stemming over." zee d'n Tiest mee nadruk. „Zijde 't mee mijn eens, Dré?" „Ja," zee ik. „Gij, Joep?" D'n Joep knikte. „Da's dus 3 teugen 1", mokte d'n Tiest uit. „Wa-d- hee 't bestuur daar op te aantwoorden?" „Dat alle kroegsges dicht waren," zee d'n bakker plechtig. „Dan hoop ik," verklaarde d'n Tiest: „dat de leiding daar in 't vervolg beter op zal letten" (applaus!) „Bij da saldo," gong d'n bakker toen deur: „hee de vereeniging „de Propclub" geconterebuwccrd 'n bedrag van..." en z'ner dikken vinger gong over de rekening: .'n bedrag van twee en vijftig gulden. Verspuld in d'n not 'n bedrag van... van van... zeuvenenveertig gul den drie-en-twintig zoodat 'r in de kast zot: f L12!: en f 52.— en f 47.23. mokt f 100.35op d'n kop Pt. En... die zullen opmotten!" 'daverend applaus). 'k Heb deuze vergadering bü mekaar geroeD?n, om* middels te beramen, om deur die som geld henen te "•er? ken." zee d'n bakke-: d -s Ik wen ?-.acdsa,-«; '»i*?c-en over deus belangrijk onderwerp. Amico. dcar weren me-n-? gauw ovc <-< nr n nvei d'n afloop volgende week. waant k neb gin tijd meer: me staan zcow goed as klaar om - ka art pot t« gaar nt. "c en 'k met nouw er-t m'n suullen k aar gaan legger: """i groeten -van Trui en a: altii ir horke minder van toet a vop DRé.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1932 | | pagina 9