Langs Zwitserse wegen.
De glimlach van
Bessie Ivison
Fa. Hartiand
OP ZOEK NAAR HET
GRAF VAN ATTILA.
ANECD0TE OVER DEN
PRINS VAN WALES.
SCHAGER COURANT. Tweede blad. No. 9154
Donderdag 6 October 1932.
Schagen.
Nieuwe Grauwe- en Groene
ERWTEN, 20 ct. per pond.
OCHTEND AAN 'T MEER.
WOELIGE DAGEN VAN KONSTANZ.
(Vereenvoudigde spelling).
't Was een mooie Zomermorgen toen we onze voet-
Mis voortzetten. Fijne nevelen hangen in het dal en
hullen de overzijde van de hier reeds breder wordende
Rijn in een wazig kleed, 't Dorp is als verlaten. Enige
mensen spoeden zich naar hun dagtaak. Een ijverige
boer is druk bezig zijn levende have te verzorgen en
voorziet zijn runderen, die hier ook des zomers in de
stal verblijven, van vers gras. Een haan werpt zijn
schelle geluiden door de ochtendstilte. Langzaam dringt
het bellen van een naderend lokaaltreintje tot ons door.
Op enige plaatsen in het dorpje stroomt het water
van de bergkwelletjes door een metalen buis en plast in
een uitgeholde boomstam of stenen reservoir neer.
Dorstigen lessen hier hun behoefte. Naast Berberis
sen en Weigelia's, staan in gindse tuin Zinnia's, de
bloemen met diepe volle oosterse tinten, overdekt met
dauw. Beparelde spinnewebben glinsteren in de och
tendzon. Zachte geuren van de modannalie spreiden zich
rondom. Werklustige hommel is reeds op pad.
Maar steeds hoger stijgt de zon en herneemt lang
zaam, maar zeker de heerschappij van voorgaande da
gen. Fris oostenwindje helpt mede de nevelen verdrij
ven en al spoedig ligt de Unter See in het stralende
licht van een blije Juliedag.
Aan de overzijde liggen de vriendelik witte huizen
met rode daken van Wangen en Galenhofe nen teke
nen zich scherp af tegen de donkere bebaste bergen
van het Duitse grensgebied. Het eilandje Reichenau
ligt als een parel in het groenig blauwe water van de
Unter See. Ranke boot met wit zeil schiet naar een
verwijderd doel. Krachtige jonge mannen trekken met
vlugge slag de roeispanen en klieven met weer een
ander vaartuig het kabbelende water. Opschietend riet
wuift zachtjes op de ranke stengelen omzoomd, hier en
daar de langzaam glooiende meeroevers. Het feller
wordende zonlicht weerkaatst op de vrolike golfjes. De
ze dag, deze omgeving, lijken een toonbeeld van opge
wektheid en sohoonheid. En hebben voor mensen uit het
vlakke Holland, waar de kille zeedampen zovele malen
hun trieste invloed doen gelden, ongekende betekenis.
Een hartelike groet klinkt op. En zo waar, staat
daar voor ons de werkloze boekdrukker, die we in
Stuttgart leerden kennen. Hij reist per flets en heeft
in de afgelopen dagen een flinke tocht gemaakt. Van
Stuttgart via Ulm, Lindau. langs Boden See. Friedrichs-
hafen naar Konstanz en is nu op weg naar Schaffhau-
sen.
Deze verdere, tocht kunnen we hem van harte aanbe-
vèlen. Veel schoons staat 'm te wachten.
Spoedig komen nog eenige trekkers opdagen. Vele ver
halen van tochten en ervaringen worden verteld. Het
een is al wonderliker dan het andere. Verrassende me
todes om zich door moeilike omstandigheden heen te
slaan worden kenbaar gemaakt. Met raad en vele goede
inlichtingen worden we spoedig overstelpt. Eigenaardig,
deze jongens lijken in alle oorden wel tuis. En zeer sterk
beleven ze een bepaalde verwantschap met alle anderen
die op dezelfde wijze in de wereld voortleven.
Doch we willen vandaag Konstanz bereiken en moe
ten we dus verder. Afscheid wordt- genomen, een ieder
gaat weer zijns weegs.
Hier en daar strekken zich druivenvelden op de berg
hellingen uit. Talrijke mannen zijn bezig om hun kui
turen tegen zwamziekten te beschermen en spuiten
hiervoor de planten met Bordeause pap. Ook in het
Rijnland tussen Bonn et. Rudeshfim en ir. de naast.»
omgeving van Stuttgart zagen we dit regelmatig doen.
Intussen naderen we Konstanz meer en meer. Reeds
Zijn de diverse gebouwen die door hun hoogte boven
anderen uitsteken, goed te onderscheiden. Aan de over
zijde menen we op een heuvel de jeugdherberg te ont
waren. Spoedig hebben we Kreuzlingen bereikt en slaan
hier links af naar Konstanz. Deze stad die bijna geheel
op de Zwitserse oever van de Rijn is gebouwd, is niet
temin Duits gebied. Vooral uit strategies oogpunt is dit
belangrijk en voor Duitschland een voordeel. Konstanz
is een zeer oude stad die in 378 reeds gesticht is. Vooral
vroeger was het een zeer belangrijke stad. Woelige da
gen zijn er geweest, vooral in de jaren 141418. toen
het concilie de drie pausen, die er toen waren, afzette,
en aan de scheurmakerij in de katholieke kerk een
einde poogde te maken.
Niet alleen echter dat deze dagen woelig waren, ze
waren ook zeer tragies.
En dan denken we in de eerste plaats aan Johannes
Hoiss en Hieronymus van Praag, de twee mensen, die
dwars tegen de heersende katholieke machten in, hun
overtuiging trouw bleven. En toonden dat nieuwe ge-
daohten en daden die boven de oude uitgegroeid zijn,
nimmer zonder tragiek hun weg vinden. De opstandige
tegen een kerkelik gezag, dat verwording en de meest
Kort verhaal
door
WILLY CORSARI.
Dien glimlach zag ik nooit anders dan op een
foto. Een eenvoudig amateurskiekje van 'n slank
imeisje, gekleed in 'n witte blouse en donkei'e, lange
broek, één hand in de zij, in de andere een groote
"vilthoed. Kortgeknipt haar rond een donker ge
zichtje met groote oogen en lachenden mond.
Die lach.
Een lach van jonge lippen en sterke, gelijke tan
den en kuiltjes in ronde wangen.
Maar ook nog iets méér.
Het was niet de lach zélf die zoo opvallend was,
zoo onweerstaanbaar bekorend. Het was iets ondefi-
neerbaars in clien glimlach, iets van levensvreugde
en gezondheid en teere goedheid.
„Wie is dat?" vroeg ik.
Mijn vriendin. Atie nam het album waarin ik bla
derde, en keek.
„Bessie Ivison", zei ze, „een kennisje van me uit
Virginië. We waren samen op de munitiefabriek in
Penniman, tijdens den oorlog".
„Vertel me 'es", vroeg ik en nam het allbum terug,
onweerstaanbaar getrokken tot het jonge gezichtje
met den glimlach, „was het niet een schat."
Atie glimlachte.
„Dat vraagt me iedereen, die dit portretje ziet. Ja,
ze was een schat".
„En heb je haar uit het oog verloren?"
„Niet heelemaal!"
Atie keek peinzend naar het portretje. „Er is
weerzinwekkende daden dekte. De revolutionairen die
nieuwe levenswaarden zaaiden, en opwekten tot men-
seliker leven. De eerste voorlopers van het protestan
tisme, dat later in een heftige ongehoorzaamheid aan
Rome, zijn eigen weg zou vinden.
Verbrand, verketterd, verguisd! Andere wapenen blij
ken ontaarde heersers, tegen de groei van nieuwe gees-
telike waarden, dieper inzicht, redeliker verhoudingen
niet te kunnen bezigen. Arm en verworden van binnen
grijpen zij naar buiten, met het meest weerzinwekkende
plompe geweld. Alsof men daar een beschaving, een
enkele maatschappelijke fase, een relegieuse herstelling
een waarheid mee zou kunnen handhaven. Eerder gaan
zij er aan te gronde.
Deze mensen vielen in 141516 onder de mokerslagen
van heerszucht en dogma, toen waarde als een donker
spook, de bloedige onderdrukking van nieuwe inzichten,
door de straten van het oude Konstanz.
Als stille getuigen uit deze oude tijd staan hier nog
't hotel Barbarossa, de oude Münsterkerk en meer
dere oude gebouwen, die rustig wisten stand te houden
in de loop der tijden. Duidelik en schoon demonstreren
ze het typiese uit oude vervlogen dagen.
Wel is er veel veranderd. Nu in hoofdzaak een stad
van industrie. Terwijl vele stoomvaartlijnen met de
naaste omgeving en steden aan het meer van Con-
stanz voor een goede verbinding zorgen. Toeristen ko
men en gaan en trekken van hieruit Zwitserland in.
Zo dwalen we momenten door deze stad, en genieten
van vele schone en betekenisvolle dingen uit verleden
en heden. Maar we kunnen hier niet blijven.
We komen tot de gewaarwording dat onze voorraad
Zwitsers en Duits geld uitgeput is. Om te wisselen is
de tijd verstreken, banken gesloten en andere gelegen
heden blijken hier zeer weinig te bestaan. Hierdoor
zien we ons de gelegenheid ontzegd, 's avonds naar
Radolfszell te gaan, om een verkiezingsrede van Hitier
te horen. Velen uit Konstanz begeven zich reeds der
waarts.
Wij zullen echter een veilig onderkomen in de jeugd
herberg trachten te vinden.
Deze is fraai gelegen op een heuvel buiten de stad.
Beneden ruime gelegenheid voor koken en baden, bo
ven een dagverblijf met heerlik uitzicht over glooiende
korenvelden en oude boerestulkjes. In de verte de stad.
De slaapzalen zijn in de toren gelegen en zien er keurig,
fris en zindelijk uit. 't Is een gelukkige gedachte ge
weest, deze jeugdherberg in torenvorm te bouwen. Allen
die van het wonderlike uitzicht hebben genoten, zullen
de werkloze trekkers en enige bouwkundigen uit Kon
stanz. die met elkaar het plan ontwierpen en uitvoer
den, dankbaar wezen, dat dit op deze wijze is gebeurd.
Boven op de toren heeft men een onvergetelik uitzicht.
Zacht avondwindje rimpelt even de wijde oppervlakte
van Boden See. Aan de einder verheffen zich donkere
massaas van grillige vorm. We weten dat dit het berg
land in de naaste omgeving van Bregenz is en hier de
Boden See zijn einde vindt. In het noorden ligt als
een reuze staalkaart het Zuid-Duitse gebied uitgestrekt
en biedt sterk wisselende kleurverhoudingen van don
ker bruin tot licht geel. Aan de oever ontdekken we
Friedrichshaven en we denken aan de Graaf Zeppelin.
Maar machtig en groots verheffen zich in 't Zuiden
de geweldige kolossen, van het Zwitserse hooggebergte.
Boven de lagere formaties van Appenzell, blinken de
sneeuwspitsen van de hogere Alpen, die verder in Zwit
serland zijn gelegen. Links daarvan, moeilik te ont
waren door 't nevelige verschiet, de donkere steen-
massaas van het Vo ral gebergte, waardoor we de ko
mende dagen zullen trekken.
Zwakke stralen van de avondzon, spelen mat over
het meer. Eenzame, verlate zeiler, heeft moeite den
oever te bereiken. De eerste tekenen van zilverachtig
dauwkleed vertonen zich.
Nacht komt
Door de zomerse nacht flikkeren honderdtal lichtjes
van de stad, waarin de mensen de rust nog niet konden
vinden.
De volgende morgen doorkruisen we nog eenmaal
Konstanz en zien dat de moderne architectuur hier
veel minder wordt toegepast dan in Frankfort. Reizi
gers begeven zich op pad, voorzien van een volledige
bergbeklimmers-uitrusting, om van de ijle berglucht en
de wonderlike vergezichten en grillige formaties te
genieten. Aan de kade heerst ondanks de krisis een
bedrijvigheid, die bevestigt dat Konstanz een industrie
stadje is en toch nog vele goederen heeft te verzen
den.
Buiten de stad liggen uitgestrekte vruchtbare velden
aan de oever van het kleurige Bodenmeer. Sterke, ge
zonde vruchtboomen torsen hun groenig-rode last, die
het moment verbeidt dat de tijd hen heeft gerijpt. Don
kere wolkpluimen kringelen boven de witte schepen,
die vele mensen over het wijde meer voeren. Vaag in
de verte verraden de rondende contouren het golvende
heuvel en berg-land van het Duitse Baden. Het ijverige
werklustige Romanshorn heeft zich neergezet op een
vooruitspringende landtong en wordt daardoor meer
dan sommige andere plaatsen door de kabbelende gol
een geschiedenis aan haar verhonden, o, een heel
eenvoudig geval, maar er is iets in in het slót
dat me erg getroffen heeft".
„Vertel het", drong ik.
„Goed, maar je moet je niets bijzonders voorstel
len. 't Is een heel eenvoudig verhaal, waarvan de
eenvoudige verdienste is, dat het werkelijk zoo ge
beurde als men dat tenminste een verdienste mag
noemen.
Ze schonk me nor een kopje thee in en begon toen
te vertellen, terwijl ik bleef turen op het portretje.
Dichtbij het oude stadje Williamburg lag Penni
man. Een stadje op zichzelf, gebouwd door en voor
de munitiefabriek, die een half uur er vandaan lag.
Er werkten zeshonderd meisjes op die fabriek. Meis
jes van alle rangen en standen, velen uit liefheb
berij en enthousiasme „to help ther uncle Sam",
anderen enkel uit winstbejag.
Er waren studenten onder en artisten. Dood-ge
wone fabrieksmeisjes en rijkelui's kinderen, die een
origineele vacantie wilden doorbrengen.
Er waren ernstige meisjes, wier verloofden ver
weg waren „over there" en bakvisschen, die het als
een grap beschouwden.
Er waren velen, die al een verloofde, een broer,
een vader verloren hadden in den oorlog en er wa
ren er, die cynisch ..oopten „dat het nog maar een
tijdje zou duren, want 't betaalde goe-V' In 't kort,
een omgeving vol verrassingen, vol interessante en
amusante dingen.
Het werk was in ploegen vórdeeld.
Het aangenaamste baantje was het wegbrengen
van de gemaakte shells, op karretjes, door het
bosch. En het eenige inconveniënt, tenminste voor
blondines, was het geel worden van de huid. Er wa
ren verschillende afdeelingen en elk daarvan had
een vrouwelijke chef. Die op mijn afdeeling was een
romancarrière. Onlangs heb ik nog een boek van
haar gelezen, „Shadows of the Past" en ik vond er
haar zóó geheel in terug, dat ik opeens alles weer
voor me zag; het lieele Penniman. dat, zoo idyllisch
gelegen bij het bosch, leek op een rustig, lief dorp,
terwijl het een werkplaats was van moordwerktuigen.
Hoe ik daar zoo verzeild raakte?
Geldgebrek. Maar ook dat heeft niet te maken
met Bessie Ivison,
ven van Bodensee omspoeld. Het dreunen van de fa
brieken zegt, dat de Zwitserse industrie niet geheel
zonder orders is.
Arbon en Borschach zijn twee plaatsen die, èn door
hun schilderachtige ligging en door hun schatten van
oude kuituur zeker tot de bevoorrechte van dit zeld
zaam schone Zwitserse land beschouwd kunnen worden.
Velen rusten hier enige dagen uit van een jaar dat
drukte en jachtigheid bracht. En sterken lichaam en
geest met roei- en zeilsport. Terwijl talrijke gebruinde
baders de gezonde invloed van water en zon ondergaan,
en straks weer vernieuwd en gesterkt hun dagtaak aan
vaarden.
Op laag afbrokkelende landslipjes zitten, als in de
Hollandse waterrijke rietlanden, eenden met de kop
tussen de veren in 't warme zonnetje te dromen.
Aan de overzijde van de waterplas vallen de klokke-
torens van Lindau het eerst in 't oog, die diep en
seréen over de wateren zullen beieren.
Een laatste maal glijdt onze blik nog een wijle over
het blauwe water, de ranke boten met de witte zeilen,
de zwoegende stoomschepen, de golvende en onregelma
tige oevers, die aan vele nauw te onderscheiden kerk
jes en huizen een steunpunt bieden, de donkergrijze
achtergrond van de berg- en heuvellanden, en dan
zwenken we de brede Rijnvlakte in naar 't zuiden,
waar' trotse hoge bergen, zich onbedreigd in de loop
der tijden staande wisten te houden.
De bodem is hier rijk en vele goed ingerichte bedrij
ven geven aan talrijke mensen een bestaan. Flinke hui
zen en boerderij, min of meer in de bouwtrant van de
schuren in de Wieringermeer, demonstreeren dat de
landbouwbedrijven wel van enige omvang en betekenis
zijn. De hooioogst is in volle gang. Moderne machines
vinden, alhoewel sporadies, ook hier hun toepassing.
Vrouwen en mannen arbeiden met vereende krachten,
om met deze zonnige dagen te bergen wat enigszins
kan.
Op lage, sterke boerenwagens, bespannen met paar
den wordt het hooi naar de schuren gebracht. Tot grote
last van de trouwe trekkers, zijn deze omgeven met een
zwerm van grote vale muggen. Om ze echter te be
schermen tegen al te felle aanvallen, is aan het einde
van de langstok voor de paarden, een grote pot met
smeulende en rokende kolen aangebracht, die wel enige
doch niet alle muggen op een afstand houdt Dat deze
muggen echter zich niet alleen bepalen bij paardebloed,
doch ook mensenbloed niet versmaden, bemerkten we
vele malen op onaangename wijze. Alhoewel de grond
hier vruchtbaar is. blijken toob de weiden veel op achter
bij onze Hollandse.
Langs de wegen schieten hoog op, de zuilvormige
peppels. De bladeren glimmen in het felle zonlicht en
zingen hun lied in de frisse zomerwind. In de smalle
schaduw van een dezer peppels zullen we .eerst rusten
en ons versterken. Het uitzicht op de glinsterende rood
achtige grijze bergen, aan wier voet Altstatten zich in
een zonnig dal genesteld heeft, belooft nog enige mooie
ogenblikken.
D.
Ook in Oostenrijk een mislukte schat-
graverij. Waarom ook niet? er is
nog plaats en tijd genoeg, voor
men door den aardbol
heen is
Het betreft hier geen avonturiers, geen dilettan
ten van de wichelroede, geen sensatiemakers do
onderzoekingen naar het graf van Attila en de schat
ten der Nibelungen, die Attila van Kriemhilde heeft
verkregen, zijn een half jaar geleden ingesteld door
het serieuze, wetenschappelijke Münchener Instituut
voor Wichelroede- en slingeronderzoek.
In den tuin van het slot Aurolz-Miinster in Oosten
rijk had de slinger bij honderden proeven steeds de
zelfde plaats aangewezen als graf- en schatkamer
en derhalve begon men welgemoed met de opgra
vingen. Bezoekers kwamen in groote getale en ver
wonderden zich over het werk der opgravers; som
migen van hen waren vol vertrouwen, anderen scep-
tisch.Maar het instituut brak er zich reeds het
hoofd over hoe de schatten besteed zouden worden.
Men wilde zeven meter diep graven, dan moest
men, naar men geloofde, op de bovenste muren stoo-
ten. Nu zitten dafopgravers al veertien meter diep
en brengen niets anders te voorschijn dan mergel, die
door meesmuilende boeren wordt afgehaald.
Dit is niet de eerste maal, dat men het graf van
Attila tracht op te sporen. Eenige jaren geleden was
men overtuigd, de plek in Hongarije te hebben ge
vonden. Maar ook toen liep het uit op een teleur
stelling. En geen wonder! Want de begrafeniszeden
der oude Nomadenvolken zijn in een waas van raad
selachtigheid gehuld. Wij weten bijvoorbeeld wel, dat
sommige stammen het niet te veel moeite achtten,
een geheelen rivier af te leiden en in het nieuwe
bed hun aanvoerder te begraven. Wanneer het water
dan was teruggestroomd, was het graf voor altijd on
zichtbaar geworden.
Oude sagen, toevallige vondsten van oude munten
of wapenen verschaffen de wetenschap dan dikwijls
een aanknoopingspunt. En reeds meermalen heeft
men bij de opsporingen gebruik gemaakt van de wi
chelroede. Nog verleden jaar heeft men in de Cam-
pagna, niet ver van het Albaner gebergte, op aan
wijzing van een vrouw, een kostbare grafkamer bloot
gelegd. Dat voorval versterkte het vertrouwen van
het Münchener instituut, en bracht de onderzoekers
tot hun plan, het graf van den Hunnenkoning op te
sporen.
Ondanks hun tegenspoed zijn ze nog lang niet uit
het veld geslagen. Onvermoeid werken zij door en
de ondernemers hebben wellicht 'gelijk, want als zij
het opgravingswerk staken, zullen ongetwijfeld de
processen om achterstallig arbeidsloon een aanvang
nemen!
Eigenaar van het slot Aurolz-Miinster is de uitvin
der Karl Schappeller, die 300.000 Mark heeft geleend
om de werkzaamheden te kunnen financieren. Toen
de eerste tegenslag bekend werd, is een klacht tegen
hem ingediend, die echter weer is ingetrokken. Men
schijnt er den slag van te hebben, de verwachtingen
gespannen te houden. En waarom zou er geen hoop
zijn. Per saldo is men pas 14 meter diep en er is nog
plaats en tijd genoeg, voor men door den aardbol
heen is
Een schuld, die nooit gedelgd kan
worden.
Het is niet aangenaam een ander iets schuldig te
moeten blijven. Wanneer het geweten niet knaagt,
blijft toch in ieder geval de angst bestaan, dat men
vandaag of morgen de justitie op zijn drk krijgt.
Hoe vreeselijk moet het dus zijn een schuld te heb
ben, die niet gedelgd kan worden. Niemand minder
dan de Prins van Wales gaat gebukt onder een zoo
danige credit post.
Jaren geleden maakte Prince Cbarming een reia
om de wereld en deed toen ook de Voorindische stad
Birma aan. Hier werd, hem ter eere, een feestmaal
tijd aangericht. Het corps van de Schotsche garde
zorgde voor diner-muziek. De Prins was uitstekend
gemutst en wilde den musici op wijn tracteeren. Maar
de heeren verkozen bier.
Onmiddellijk liet Zijne Koninklijke Hoogheid een
vaatje aanrukken. Het toeval wilde, dat dit vat vol
doende inhield voor alle musuci op één na. Dat was
de blazer Frederic Deacon. Deze vischte achter het
net, of beter: bij vond den hond in de pot of nóg be-
etr: het vat was uitgeput, toen Deacon het onderste
uit de ton wilde hebben.
De Prins klopte den teleurgestelden muzikant op
den schouder en beloofde em een glas schuimend
bier, den eersten keer, dat hij- hem weer zou ontmoe
ten.
Dezer dagen bezocht de Prins het hospitaal in
Streetham, daar hoorde hij den naam van een verple
ger noemen, een zekeren Deacon. Hij herinnerde zich
het voorval in Birma en liet den man bij zich roe
pen. Deacon verscheen en de hooge bezoeker vroeg,
of de gewezen hoornist zich de belofte herinnerde.
„Jawel", zei de man. „U bent .mij nog een glas bier
schuldig.
„Juist", bevestigde de Prins.
„Maar", vervolgde de geroepene met sombere ge-
laatsuitdrukking. „Het is te laat. U zult deze schuld
niet meer kunnen delgen.
„Waarom niet?" vroeg de Prins, eenigszins ver
schrikt.
„Ik ben gisteren geheelonthouder geworden", was
't antwoord.
's Zondags trokken we door het bosch naar William
burg om daar te dansen met de soldaten en officie
ren. We hadden ook een eigen krantje, de „Penni-
man-Proiectile". En het was leesbaarder dan menig
officieel blad! Er stond van alles in, schetsen, be
richten, politieke, economische en wetenschappelijke
artikelen (van de studenties), anecdoten en spot
dichtjes (meest van de officieren uit Williamburg)
en gedichten die niemand las.
Verder hadden we een uitstekcndi. badinrichting.
Trouwens, de douche na het werk v as verplicht.
Ik vertel je dat alles, om je een denkbeeld te ge
ven van den toestand, de athmospheer daar in Penni
man. En hoezeer het een wereldje op zichzelf was.
Gevaarlijk was het werk in hooge mate. Vlak voor
mijn komst hadden er twee ontploffingen plaats. Ik
zélf maakte er geen ongelukken mee, dat wil zeggen,
geen ontploffingen, laat ik niet vooruit loopen.
Aan dat gevaar dacht je niet. Tenminste, niet
meer na de eerste dagen. Gek, hoe onmogelijk 't je
altijd schijnt., dat je dicht naast den Dood zou staan,
als je jong bent en vol leven!
Toen ik in Penniman kwam, was Bessie Ivicon
er al. En dadelijk, de eerste maal dat ik haar ont
moette we werkten op dezelfde afdeeling dacht
ik, wat iedereen denkt, die alleen maar dat por
tretje ziet: „Wat een schat". En waarom? Ze was
niet opvallend mooi en heelemaal niet buitengewoon
„liefdoenerig" in den omgang. Maar nooit heb ik
meer iemand ontmoet, zoo ovedbruischend van levens
kracht. Je zegt soms van iemand, dat hij „altijd
lacht", omdat hij veel lacht.
Maar Bessie lachte werkelijk altijd.
Onder 't werk, bij 't dansen, bij 't waanzinnig ge
drang, dat er altijd ontstond als die heele „kudde"
haar portie eten opeischte en zélfs als ze ruzie had.
En haar lachen was niet irriteer end, niet vermoeiend,
zooals dat van sommige vrouwen, die veel lachen
omdat ze niets te zeggen hebben of er kuiltjes van
in haar wangen krijgen. Bij Bessie was 'n glimlach
zoo natuurlijk als bij 'n ander een oogopslag, 'n be
weging, .demen
Ze was twintig jaar, eenig kind van een ongefortu-
neerden dokter, die omkwam bij een spoorwegonge
luk en z'n vrouw met de baby van drie weken ach
terliet De schok was teveel voor de nog zwakke
vrouw. Drie maanden na z'n plotselingen dood stierf
ook zij en Bessie kwam in huis bij een oom, die
voor zijn fatsoen niets anders doen kón, maai- er
grijze haren van kreeg, dat hij, behalve voor zijn
eigen kinderen, ook nog voor deze wildebras moest
zorgen. Z'nvrouw, een tobberig, slecht-gehumeurd
mensch, was het meisje een doorn in het oog. Ze at
zooveel en versleet zoo vlug haar kleercn! Met haar
vijftiende jaar werd Bessie dan ook al het huis uit-
geloodst, werd duvelstoejagertje in een magazijn. En
sinds vijf jaar doorworstelde ze nu den struggle van
'n alleenstaand, arm meisje. Soms was het een vroo-
lijk, vrijgevochten leventje, soms gebrek, op honge-
ren-af. Enaltijd was het zwaar en dreigend-onzeker.
Bessie behoorde tot degenen, die naar Penniman
waren gegaan, alléén om de vijf dollar per dag, die
betaald werden. Ze vond 't er héérlijk. Het was, zei
ze, de beste tijd, dien ze ooit had meegemaakt. Goede
verdienste, goed voedsel, buitenlucht, het bosch, de
zee dichtbij en 's Zondags dansen. Ze bloeide op als
een wilde roos. En ze wist het alles zoo te genieten.
Wanneer ze nachtdienst had en haar lotgenooten
mopperden, dan glimlachte ze, zich verheugend op de
wandeling, die haar wachtte van de fabriek naar
huis, in den milden, jongen lentemorgen. En dikwijls
peinsde ik er over waarom toch het Lot zoo onbillijk
is, aan enkelen een zoo onuitputtelijke levensblij
heid te schenken en aan anderen iedere vreugde-van-
het-leven te onthouden.
Hier was een meisje, dat een liefde-arme jeugd en
jaren van bitteren strijd om 't bestaan achter zich
had en dat tegen het leven, tegen iederen dag', ieder
uur, tegen menschen, boomen, dieren en doode din
gen glimlachte met oneindige liefde cn onverwoest
bare vreugde. Terwijl anderen, in schijn bevoor
rechte slechts een wrangen glimlach vinden voor
iederen nieuwen dag. Maar ik dwaal af.
Het was lente toen ik in Penniman kwam. Zóó'n
warme lente, dat we onze werkpakjes het pakje
waarmee Bessie op die kiek staat over ons bloote
lichaam aantrokken en dan nog snakten naar een
douche.
Op een Zondagavond liepen Bessie en ik door het
bosch naar Williamburg. Bessie sprak eerst aan één
stuk door over haar flirt, een jonge officier. Eddy
z'n achternaam doet er niet toe was 'n knappe jon-