VAN DIT EN YAN DAT EN VAN ALLES WAT De volmaakte inbraak. Hi *->G iw* LUCHTKASTEELEN. WETENSWAARDIGHEDEN. HUMOR. Het gestolen luchtballonnetje of De geschiedenis van twee deugnieten. Illlll Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 8 October 1932. No. 9155. ZATERDAG A VONDSCHETS Vrij naar een Amerikaansch motief, bewerkt door SIROLF. (Nadruk verboden Alle rechten voorbehouden). IAMES CARTY, de immer te opzichtig deftig ge- kleede perfecte zakenman, groothandelaar in di verse van die kleine huishoudelijke voorwerpen die in de warenhuizen enkele stuivers kosten, en tevens promotor van ingewikkelde finantieele zaken, was voor zelfs zijn meest intieme zakenvrienden altijd mm of meer een mysterie geweest. Hij ging, zooals gezegd, steeds buitengewoon deftig volgens de allerlaatste Fran- sche mode gekleed, reed een duur automerk en zorgde er wel voor, steeds den indruk te wekken, dat hij zeer ruim zijn deel had weten te verwerven van het veel gesmade aardsohe slijk. Op zijn kantoor stond dan ook een imposante brandkast, die alle belangrijke zakendo- cumenten bevatte, en nog een aparte kleine safé voor bankpapier. Deze safé werd natuurlijk door hemzelf steeds met een zekere plechtigheid gesloten, in bijzijn van zijn secretaresse. Conservatieve zakenlieden schat ten James Carty toch minstens goed voor 100.000. Geen sterveling sloeg er acht op, dat op een avond omstreeks acht uur, juist tegen den tijd dat de groote theaters aangingen, een auto mee neergetrokken gor dijntjes een zijstraat van de vermaakswijk In New York insloeg, en op den hoek van een nog minder verlichte dwarsstraat bleef staan. Hier was een deel van de kan- torenwijk en er waren slechts enkele conciërges, die hier woonden. De straat was geheel verlaten en er was dus geen enkele getuige, die kon waarnemen, dat uit den auto een kerel glipte, met een pet diep in zijn oogen getrokken. Hij scheen 'nog eenige instructies te krijgen van iemand die aan het stuurrad zat, er rinkel de iets van metaal, en dan sloop de kerel zoo dicht mo gelijk langs de huizen heen. en v erdween als een schaduw in een van de kantoorgebouwen. De auto stoof heen en even later kon men den wagen terugvinden op een van de parkeerplaatsen bij het Broadway Theatre, terwijl James Carty er even tevoren was uitgestapt en nu langzaam de hall va.n het theater indrentelde, met een minzame glimlach op zijn gelaat en keurig in rok gekleed. Hij leek wel wat uitbundiger in het begroeten van zijn vele kennissen en vrienden en maakte eenige malen de opmerking, dat het nog vroeg was, nog voor achten. James Carty genoot zichtbaar van de voorstel ling en na afloop ging hij met een viertal kennissen soupeeren. Hij had erop gestaan dat ze zijn gasten zou den zijn. Den volgenden morgen had er op het kantoor van Ja mes Carty een kleine oproer plaats. Toen James, zooals altijd tegen tien uur, minzaam groetend, zijn kantoor binnenkwam, stond het personeel in verslagenheid bij een en geuniformde en „stille" politiemannen liepen druk heen en weer en deden allerlei geheimzinnige din gen. In den hoek stond de groote brandkast... open... met een opengebrande zijwand... leeg... Het gezicht van James Carty stond hoogst ernstig, toen hij zich door den inspecteur liet uitleggen, hoe de roovers door een stukgeslagen raam waren binnengedrongen en met zeld zame brutaliteit den brandkast hadden geforceerd en leeggehaald. Of er veel waarde in zat? H'm gaat nogal, zei James Carty, een goeie honderdduizend dollar, maar dat zou ik natuurlijk eerst moeten narekenen. Verze kerd? Ja, tegen inbraak was hij verzekerd, gelukkig wel. Maar een ellende was het, want al zijn belangrijke privé-documenten, die niet in geld uit te drukken wa ren, waren ook weg. En dat was nog veel erger, dan die ongelukkige honderd duizend dollar. Wilde de Inspec teur nog wat vragen? Natuurlijk, James Carty begreep heel goed, dat het een vervelende formaliteit was, doch dat de inspecteur zijn plicht deed. Goed dan, hij zou zijn alibi opgeven. Gedineerd in de Ostoria, om half acht weggereden naar Broadway Theatre. Daar met vele vrienden de voorstelling bijgewoond. Ja, de namen kon hij natuurlijk opgeven, de adressen ook. Ja, en daarna gesoupeerd. Vervolgens naar huis. Kon alles gecontro leerd worden. Enfin, het gaf natuurlijk een hoop soesa. De privé- papieren bleven zoek, want de inbraak was volkomen geweest, geen spoor was er achtergebleven, geen vin gerafdruk of iets. En de verzekeringsmaatschappij be taalde de ongelukkige honderdduizend dollar uit, die James Carty met een geringschattend gebaar en veel geklaag over de onvervangbare kostbare prive-documen- ten opstreek en in den gerepareerden brandkast bergde. Intusschen schikte James Carty zich in het onvermij delijke. Het was ook niet onaardig, honderdduizend dol lar in contanten in je brandkast te hebben liggen, ter wijl je een dag of wat te voren voor je faillisement stond Want, dit wist de wereld natuurlijk niet, de volmaakte inbraak was door een bekwaam lid.van donker New York tegen betaling van de laatste duizend dollar, die James Carty bij elkaar had weten te krijgen, op vol maakte wijze verricht. De kast was volkomen leeg ge weest. Maar er was een. vakman noodig geweest om een waarschijnlijk lijkende inbraak te ensceneeren... James Carty was veel te gewiekst om zich na deze geslaagde berooving van de verzekeringsmaatschappij bloot te geven. Hij maakte geen grootere verteringen dan anders en van de honderdduizend dollar in zijn safé ging weinig af. Een week later zou hij op een za kenreis gaan. Volgens zijn diepgeheime plannetje, zou dat het begin zijn van zijn stille aftocht. Hij zou de ton meenemen. Na eenige weken zou hij zijn personeel zoo ongemerkt, met een paar tegelijk, wegens reorganisatie schriftelijk ontslaan met een paar maanden salaris, en na een maand of wat zou James Carty spoorloos ver dwenen zijn. Met zijn ton. En ergens in het Westen van de Vereenigde Staten kalmpjes en zorgeloos van zijn penningen gaan genieten. Den avond voor zijn vertrek ging hij dus nog even naar zijn kantoor, om het geld uit de brandkast te ha len. Hij had dat niet wileln doen, onder de oogen van zijn secretaresse. Er was niets bijzonders in zijn kantoor te merken, toen hij het licht opdraaide. Ook het slot van de brandkast vertoonde niets verdachts, toen hij het opende. Doch toen hij de bankpapiersaf opende, en in plaats van zijn honderdduizend dollars een onooglijk vod papier vond, waarop met potlood wat geschreven stond, werd hij wit van woede, slingerde knetterende vloeken door het vertrek en ging tekeer als een be zetene. Zijn ton was gestolen. En op het papiertje stond: „Ik heb het nog maar eens geprobeerd. En het ging best. Dat slootje had ik de vorige keer eens goed beke ken, en als ik U was, zou ik maar niks an de politie zeggen, want dan gaat U ook de doos in, meneer Carty." Hij reed met z'n bakfiets Door weer en door wind Hij trapte en zwoegde, De vlijtigea vrind. Hij had zoo z'n handel, Als crisis-bestaan, Om niet naar ..de steun" Of „uit stemp'len" te gaar:. Hij deed in ontbijtkoek, In Persil en zoo, In koffie en thee, Met een reuzen-cadeau. Hij speurde naar klantjes, Waar of ie maar kon, Daar kwam in zijn leven Soms ook nog wat zon! Vaak 's avonds nog laat Was ie piepend op 't pad, Dan had hij een extra Bestelling gehad: Eeri pakje tabak, Of een half pondje kaas, Dan voeld' ie zich even Do crisis de baas! Hij werkte plezierig, Dag in en dag uit, Hij kende z'n doel, En z'n stevig besluit. Eerst vlijtig verdienen, Hij trapte maar raak, Vervolgens wat sparen, En dan... dan een zaak! De crisis reed hem, Met z'n plannen in 't groot, Met z'n bakfiets totaal, En finaal in de goot! En toen ie weer opstond, Maatschap'lijk geknauwd, Toen vond ie het leven Brutaal en benauwd! Is het U bekend: dat er geen eetbare visch gevonden wordt op groo- ter diepte dan 200 meter? dat kokosnoten, na het planten, eerst na tien jaar een oogst beginnen te geven? dat Amerika meer dan 2/3 van den wereldkatoen- oogst levert? dat als iemand in Denemarken een bosch kapt, hij een zelfde oppervla-kte met nieuwe hoornen moet be planten? cl a t 58 van de boeren in Amerika een auto hebben? dat de eerste werkelijke postzegels in 1847 op brieven geplakt werden? dat Rusland's bevolking elke twintig jaar met 60 millioen zielen toeneemt? dat President Hoover 27 eeredoctoratcn bezit? dat er in Amerika 123 millioen mcnschen wonen tegen 4 millioen in 1790? d a t de blauwe, zwarte, roode, gele en groenp cirkels in de Olympische vlag respectievelijk voor stellen Europa, Afrika, Amerika, Azië en Austra lië? October 1932. (Nadruk verboden). Heb je het. gehoord, de vrouw van Jansen, den eigenaar van het hotel „St. George met den draak", is er vandoor gegaan! Is het heusch waar? Wat doet hij nu? Vandaag is de schilder bij hem op karwei om zijn uithangbord te veranderen. Van nu af noerm hij zijn hotel alleen nog maar „St. George"! Barbier (tot bediende): Maar man, nu heb je dier meneer alweer een snee gegeven bij het scheren. Verleden week heb je dat. ook gedaan! Bediende: Ja meneer, en met opzet! Ik ben name lijk met zijn keukenmeid, verioofd eh dat is het af gesproken teeken, dat we vanavond uitgaan! Museumgids: Hier ziet U een afbeelding van de sphinx, die ongeveer 5000 jaar oud is! Mozes kan die wel gezien hebben! Vreemdeling: Onzin, wat moest Mozes nu in Am sterdam doen? O, Herman, vroeger hield je mijn handen 's avonds urenlang vast. Waarom doe je dat nu nooit meer? We hebben nu de piano verkocht, nietwaar? Wat was de reclen, waarom U uit Uw vorige be trekking wegging? Nou mevrouw, om U de waarheid te zeggen, dia meneer en mevrouw hadden altijd ruzie! Is het heusch waar? Ja mevrouw, als ik geen ruzie met haar had, dan had ik ruzie met hem! 457. D'orang oetang was In zijn nopjer, En hij had heel veel pleizier, De zeelui op hun beurt genoten, Van het aardige, leuke dier. Ook beviel hem het lekkere pijpje, Door de zeelui hem aangeboon. En dit scheen den aap wel te smaken, Hij rookte heel het pijpje schoon. 458 Op weg ging het naar het onbekende, Langs een snel stroomende rivier. Uit het grijs-groenkleurig water, Stak de kop van een gevaarlijk dier. Langs hoogbegroeide oevers ging men, Langs bergeft in het verschiet. Langs palmen, struiken, hooge boomen. Langs hoog opgeschoten riet. 459. Des morgens vroeg werd met sport begonnen. Ook de aap bokste graag mee. Dat hield de spieren flink en krachtig, Bij zoo'n langen tocht op zee. De orang-oetang kon heel goed boksen, Hij bokste zijn partijtje wel, Hij gaf geen kamp, want alle knepen. Kende hij van dit vuistenspel. 460. Eindelijk kwam men. hongerig, dorstig, Aan een groote breede kreek. Aan een steenachtige oever van land, Dat wel een eiland leek. Hier werd de schuit vastgebonden, Hier legde men eindelijk aan, En de arme blanken werden gedwongen, Uit de schuit aan land te gaan.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1932 | | pagina 21