De bemalingskwestie te Heerhugowaard
Donderdag 3 November 1932.
SCHAGER COURANT.
Tweede blad. No. 9170
In openbare vergadering van Ged.
Staten. 200 of 240 P.K. moto-
jen of electrfsche bemaling.
Het rapport van den Hoofdingeni
eur-directeur van den Provinci
alen Waterstaat.
tn het nummer van Zaterdag j.1. hebben wij reeds
"„mé gegeven van wat er in de laatste verga
Heringen van dijkgraaf, heemraden en hoofdingelan-
Sn van den polder Heerhugowaard ten aanzien van
oonerhaffing van een nieuwe bemalingsinstallatie
hehandeld en welke besprekingen tot gevolg had-
3pn dat aan Ged. Staten de goedkeuring werd ge
vraagd op een besluit tot het aangaan van een geld
lening van ten hoogste f35.000, rentende maximaal
R* 'sjaars, af te lossen in 13 jaarlijkschc achtereen
volgende termijnen. Deze leening aan te gaan ten
linde daaruit te voldoen de kosten van leveren en
werkvaardig opstellen van twee Dieselmotoren met
toebehooren in het gemaal van den polder Heerhugo
waard. Dit werk uit te voeren door „Werkspoormoto-
De bezwaarschriften.
Naar aanleiding van dit besluit was een tweetal
verzoeken bij Ged. Staten ingezonden om het hier
boven vernielde besluit niet goed te keuren.
In de eerste plaats een adres van C. Poland en 9
anderen, allen hoofdingelanden van den polder Heer
hugowaard, waarin onder vermelding van de stich-
tings- en exploitatiekosten eenerzijds voor Werkspoor-
motoren en anderzijds voor die van de N.V. machine-
en motorenfabriek voorheen Thomassen en Co., de
Steeg, het aanschaffen van 2 motoren met een ver
mogen van 240 P.K.
Adressanten zijn nl. van meening dat het thans be
schikbare vermogen voor een voldoende ontwatering
te licht is en vreezen, dat dit bezwaar door het aan
schaffen van werktuigen met een normaal vermogen
van 200 P.K. als door Werkspoor aangeboden, niet
zal worden ondervangen. Zij verzoeken geen goedkeu
ring te verleencn aan een plan tot het aanbrengen
van motoren waarvan het normaal vermogen minder
dan 240 P.K. bedraagt.
Voorstander van electrische bemaling.
De heer P. Kostelijk Pz., hoofdingeland van den
polder Heerhugowaard. was eveneens bij Ged. Staten
in beroep gegaan en deze deelt in zijn bezwaarschrift
mede, dat z.i. een zoo spoedig mogelijke inbedrijfstel-
ling van een nieuwe hemalingsinstallatie met kracht,
moet worden bevorderd en uit dien hoofde dan ook
betreurt dat door de Hoofdingelanden C. Poland c.s.
verzocht wordt het leeningsbesluit niet goed te keu
ren, wijl zij prefereeren een hemalingsinstallatie met
2 Thomasscn-ruwolie-motoren en wel van 240 P.K.
Waar één der in bedrijf zijnde stoomketels, naar
aanleiding van een op zeer recenten datum ingeko
men inspectie-rapport van den district-hoofdingenieur
15 November a.s. buiten bedrijf moet worden gesteld,
terwijl de andere ketel Mei 1933 een grondige repa
ratie zal moeten ondergaan, heeft adressant zich bij
de beslissing inzake aanschaffing Werkspoormotoren
hij de meerderheid aangesloten, daar z.i. een spoedige
oplossing van het .bemalingsvraagstuk dringende
eisch was.
Nu echter eenige hoofdingelanden blijkbaar deze
zaak anders inzien, verwijst adressant het College
van Ged. Staten bij de beoordeeling van deze aan
hangig gemaakte kwestie naar het ingediende rap
port van den deskundigen adviseur, prof. Thierens,
welk rapport zich uitspreekt, mede naar aanleiding
van de voordeclige aanbieding van het P.E.N. voor
een bemalingsinrichting mot twee electrische moto
ren van 200 P.K.
In de vergadering van 13 Mei j.1. heeft adressant
zich al doen kennen als voorstander van electrische
bemaling, mede naar aanleiding van genoemd rap
port van den deskundigen adviseur.
Daar evenwel voor een dusdanige bemaling geen
meerderheid was te vinden, werd prof. Thierens, ge
heel in strijd met een goeden economischen opzet, op
dracht gegeven een nieuw rapport samen te stellen
en zich dan uitsluitend te bepalen tot een berekening
der ruwolie-aanbiedingen.
Dat een dusdanige manier van handelen zijn in
stemming niet heeft, zal, hoopt adressant, het ge
acht College begrijpelijk voorkomen, waarom hij dan
ook eerbiedig verzoekt de goedkeuring aan de geno
men beslissing te willen onthouden en het te willen
leiden in de richting van een electrische bemaling
van het waterschep.
Het besluit van 7 Juni 1932 blijft op 7 Juli
van kracht.
Bij brief van 8 Juli 1932 deelt het polderbestuur aan
Ged. Staten mede, dat in de op 7 Juli 1932 gehouden
vergadering van Hoofdingelanden in bespreking is
genomen het intrekken van het besluit d.d. 7 Juni
1932, tot hot aanschaffen van Werkspoormotoren,
voorts dat over dit voorstel de stemmen hebben ge
staakt, zoodat het geacht wordt verworpen te zijn
en het besluit in kwestie dus van kracht blijft.
Het rapoort van den Hoofdingenieur
directeur.
Door den Hoofdingenieur-directeur van den Prov.
vvaterstaat van Noordholland, den heer Jhr. C. J. A.
Reigersman, is naar aanleiding van deze stukken een
rapport aan Heeren Ged. Staten toegezonden, uit welk
rapport wij het volgende vermelden:
De ontwatering van den polder Heerhugowaard,
groot pl.m. 3300 H.A., geschiedt tot dusver door een
stoomgemaal, bestaande uit twee door compound
stoommachines aangedreven centrifugaalpompen, in
normalen gang elk met een capaciteit van
l0? m- 3,.min.
Het gemaal slaat het overtollige water uit op Raaks-
«naatsboezem.
j ®mstandigheid, dat de stoomketels op last van
een n.st van het Stoomwezen kostbare herstellin-
j. moeten ondergaan, alsmede het feit dat
ziin J°m,l4nstallaties reeds sedert 25 jaren in dienst
ven'ho» het Waterschapsbestuur aanleiding gege-
te ovenvegnSC^a^CU Van nieuwe aandrijfwerktuigen
wfltt2aLVa,n verschillende zijden prijsaanbiedingen
deso-pvr?fC^0men» heb ik het Dagelijksch Bestuur er
do joS op Rewezen, dat in deze uit verschillen-
moeifin! we,ke onderling op vele punten
uit yer£elijkbaar zijn, niet zonder meer door de
in»»innS^nndïgen bestaande Vergadering van Hoofd-
vnnrfo Üi ,®en keuze behoorde te worden gedaan;
rin i keuze niet afhankelijk mocht zijn van
waïÏL i" ®re of mindere mate van aanlokkelijkheid.
lnschrijvers aan hunne aanbieding hadden
•hehr.!?..t fieven en tenslotte, dat m.i. een beslissing
d„irj„ir. werden genomen aan de hand van een
4rpm.X door een onbevooroordeeld deskundige op
gemaakt overzicht.
Pmf^in^r^.en daarna benoemden adviseur
Thierens uitgebracht rapport ten
gunste van electrischo beweegkracht en in afwijking
van het daartoe door het Bestuur gedane voorstel,
is in de Vergadering van Hoofdingelanden dd. 13
Mei 1932, evenwel besloten tot ruwoliebemaling.
Met de in evenbedoeld rapport (gevoegd bij het
adres van den Hoofdingeland P. Kostelijk Pzn.) opge
nomen beschouwingen, alsmede met de daarin gege
ven becijferingen inzake de stiehtings- en exploitatie
kosten voor electrische- cn ruwoliebemaling, kan iik
mij in het algemeen wel vereenigen.
Opgemerkt zij, dat, zooals reeds in de notulen van
de Hoofdingelandenvcrgadering van 13 Mei 1932 is
vermeld, bij het opstellen van de exploitatie-rekening
voor electrische aandrijving een onnauwkeurigheid is
begaan.
Volgens den door Gedeputeerde Staten vastgestel-
den leiddraad ter bepaling van den afschrijvingster
mijn van bemalingsinrichtingen, behooren electrisch
langzaam loopende installaties van 51 tot en met 200
P.K., welker aantal omwentelingen per minuut 250
t/m. 375 bedraagt, afgeschreven tc worden in 20 jaren.
Op blz. 6 van het rapport dient derhalve onder het
hoofd „Electromotoren met directe koppeling" voor
het afschrijvingsclement 3.2 gelezen te worden
5 waardoor de post voor rente en afschrijving met
f 378.— behoort te worden verhoogd, t
De totalen van de electrische exploitatie-rekening,
onderscheidenlijk voor 1600. 1S00 cn 2000 maaluren,
worden dan f9.5S8,f 10.288,en f 10.988.welke
bedragen evenwel nog minder zijn dan de exploitatie-
ramingen voor Dieselaandrijving met directe koppe
ling, n.1. f 10.745,f 11.065,en f 11.395,De in de
vergaderingen van 7 Juni en 7 Juli 1932 genoemde
lagere exploitatiekosten voor Werkspoor-motoren,
n.1. resp. f 10.400,en f9.866,— zijn hier buiten be
schouwing gelaten, aangezien daaromtrent in de
stukken geen bijzonderheden worden vermeld.
Volledigheidshalve teeken ik hierbij aan, dat ik het
door adressant Kostelijk aan het slot van het rap
port gestelde, als zou de rente en afschrijvingspost
voor Dieselmotor met f560,— en die voor electro-mo-
toren met f100,— behooren te worden verlaagd, aan
de hand van de stukken niet heb kunnen verklaren;
het heeft m.i. evenwel weinig zin op deze kwestie
verder in te gaan, aangezien, hoe het ook zij, uit het
rapport voldoende blijkt, dat met electrische aandrij
ving, zoowel technisch als financieel, een aanneme
lijke oplossing te verkrijgen zou zijn.
Niettemin heeft, zooals hierboven reeds is opge
merkt, een voorstel tot het electrificeeren van de be
maling, geen instemming bij de meerderheid van
Hoofdingelanden kunnen verwerven en is den advi
seur nader opdracht gegeven zich verder te bepalen
tot plannen voor een ruwoliegemaal.
In het overgelegde alsnog door Prof. Ir. Thierens
ontworpen bestek met voorwaarden voor het leve
ren en werkvaardig opstellen van twee Dieselmotoren
is onder A: „Omschrijving der levering", nauwkeu
rig aangegeven, aan welke eischen de installatie zat
moeten voldoen.
Met de eischen omtrent de wateropbrengst, kan m.i.
uit ontwateringsoogpunt genoegen genomen worden.
In dit verhand merk ik op, dat, blijkens het bepaalde
in artikel 2 van de voorwaarden, rekening is gehou
den met een grootere opvoerhoogte, zoodra de ge-
meenlegging van Raaksmaatboezem met Schermer-
boezem tot stand zal zijn gebracht.
Het onder B: „Uitvoering van het werk, garanties,,
boeten", gestelde, geeft mij geen aanleiding tot het
maken van opmerkingen. Ik wijs er hier op. dat, blij
kens het bepaalde bij artikel 12. de leverancier de
garanties zonder eenige speling (tolerantie) heeft op
te geven en bij opdracht heeft te aanvaarden. Bij de
beoordeeling van d: aanbiedingen heeft men dus. ter
verkrijging van oen juist beeld van de waarde der ont
werpen van onderling vergelijkbare gegevens kunnen
uitgaan.
Overeenkomstig het voorstel van den deskundige is
in de d.d. 7 Juni 1932 gehouden vergadering van
Hoofdingelanden met 15 stemmen vóór en 3 tegen be
sloten het Dagelijksche Bestuur te machtigen, door
bemiddeling van den adviseur, met de N.V. Werk
spoor in onderhandeling te treden en wel in aanslui
ting op de aanbieding voor het leveren van twee stuks
3-cylinder motoren, normaal vermogen 200 PK. bij 350
omwentelingen per minuut, met directe koppeling
aan de bestaande pompen, welke pompen gewijzigd
dienen te worden, zulks tegen een totaalprijs van
128.450.—.
In de daarna op 7 Juli 1932 gehouden vergade
ring hebben over een voorstel tot het intrekken van
evenbedoeld besluit de stemmen gestaakt, zoodat de
beslissing inzake 't aanschaffen van Werkspoor-mo
toren van kracht is gebleven.
Ofschoon ook in dit geval eenvoudiger bediening,
gemakkelijker te bereiken bedrijfszekerheid, eenvou
diger opstelling en dergelijke, in het voordeel van
electrische beweegkracht gelden, daar meen ik
waar het plan Werkspoor een voldoende peilbeheer-
sching waarborgt en financieel stellig aanvaardbaar-
is dat in het bepaalde hij artikel 5 van de Toe-
zichtverordening op den Waterstaat geen aanleiding
kan worden gevonden de uitvoering van het geno
men besluit tegen te gaan.
Het ingezonden bestek met voorwaarden, alsmede
het later overgelegde gedeelte van de aanbieding van
de N.V. Werkspoor en wel voor wat betreft, de instal
latie bedoeld onder A, kunnen te zamen beschouwd
worden als een ontwerp met toelichting in den zin
van bovenvermeld artikel der Toezichtverordening.
Het in het leeningsbesluit geraamde bedrag, groot
ten hoogste f35.000,is met het oog op tegenval
lers iets ruimer genomen dan de raming ad f33.000,—
tegen een rentevoet van 5V2 ofschoon deze m.i.
onder de thans geldende omstandigheden aan den
hoogen kant is, bestaat bij mij geen overwegend be
zwaar. Do aflossing van 13 jaren is in overeenstem
ming met hetgeen voor een installatie als de onder
havige in den door Gedeputeerde Staten vastgestel-
den leiddraad ter bepaling van den afschrijvingster
mijn voor bemalingsinrichtingen is aangegeven. Het
besluit acht ik voor goedkeuring vatbaar.
In het adres van C. Poland e.a. wordt, omtrent den
wateroverlast, welke drie jaar geleden zou zijn voor
gekomen, het volgende vermeld:
„toen had men in onzen polder land onder water,
„waar de golven overheen gingen, wat wij bij zwaar
dere machines lang niet in die mate zouden hebben
„gehad".
Op grond van de sedert 1923 ontvangen loozingsta-
ten heb ik nu een overzicht van de polderwaterstan-
den over het tijdvak Januari 1923 tot en met Juni
1932, in een grafische voorstelling doen bijeenbren
gen, welke hierbij als Bijlage IV wordt overgelegd.
Uit de grafieken blijkt, dat wel eens peiloverschrij-
dingen tot 0.25 m. boven Z.P. hebben plaats gehad
(b.v. in December 1925 en November 1928) doch deze
dienen m.i. eerder aan het bereiken van het maalpeil
op Raaksmaatboezem te worden toegeschreven, dan
wel aan een onvoldoende bemalingscapaciteit.
Voor zooveel mij hekend, is in de laatste jaren
slechts éénmaal een klacht inzake wateroverlast in
den Polder Heerhugowaard bij Gedeputeerde Staten
ingekomen en wel een dd. 27 September 1930, verzon
den telegram van P. do Geus. Kuiper en P. de Graaf
over hooge waterstanden in de afdeeling Amerswiel.
Zooals ik in mijn desbetreffend rapport van 6 October
1930, dossier 670, No. 2, reeds te kennen gaf, moet
deze klacht evenwel op rekening van het niet tijdig
in werking brengen van het stoomgemaal worden ge
steld en niet op die van onvoldoende bemalings
vermogen.
Door het aanschaffen van aandrijf werktuigen,
welke in zeer korten tijd bedrijfsvaardig kunnen zijn,
zal ook de hierbeschreven onvolkomenheid in de toe
komt ondervangen kunnen worden.
Inzake de volgens adressanten door de N.V. Ma
chine- en Motorenfabriek voorheen Thomassen en Co.,
de Steeg, gegeven vérstrekkende garanties, meen ik te
kunnen volstaan met te verwijzen naar hetgeen dien
aangaande door Prof. Ir. Thierens in de dd. 8 Juli
1932 gehouden vergadering van Hoofdingelanden is
opgemerkt, n.1. „dat men de officiocle aanbiedingen,
welke gedaan aan de hand van het bestek moet
bezien" cn persoonlijke mededeelingen in dit verband
buiten beschouwing dient te laten; voorts, dat de
kwestie van onderhoudswerken in het bestek is om
schreven en voor elke firma dezelfde blijft.
Volledigheidshalve vestig ik hier nog de aandacht
op de uiteenzetting van den adviseur omtrent de voor-
deelen van motoren met een laag toerental, waarmede
ik het geheel eens ben.
Voor wat aangaat de toevoeging aan het slot van
het adres, als zou hier door den adviseur een mislei
dende exploitatierekening zijn voorgelegd, sluit ik
mij aan bij diens verweer in de Hoofdingelanden-ver
gadering van 8 Juli 1932.
Van „misleiding" mag in deze m.i. geen sprake zijn.
Aanleiding om op het verzoek van C. Poland c.s. in
te gaan, bestaat er m.i. dan ook niet.
In verband met het adres van den Hoofdingeland
P. Kostelijk Pzn. merk ik op, dat in de wijze, waarop
de aangelegenheid in kwestie is behandeld cn de keu
ze van de beweegkracht is geschied, m.i. aio gezegd
geen aanleiding kan worden gevonden de goedkeu
ring aan het ingezonden ontwerp met toelichting te
onthouden.
Het d.d. 7 Juli 1932 met meerderheid van stemmen
genomen besluit, hetwelk m.i. op wettige wijze tot
stand is gekomen, is naar mijn meening bindend, be
houdens do goedkeuring van hoogerhand.
Op grond van het bovenstaande heb ik de eer Ge
deputeerde Staten in overweging te geven:
1. aan het, door Dijkgraaf cn Heemraden van den
Polder Heerhugowaard bij brief dd. 11 Juni 1932,
No. 63, Afd. G, overgelegde bestek met voorwaar
den wegens het leveren en werkvaardig opstellen
van twee Dieselmotoren met toebehooren. alsmede
aan het bij brief dd. 17 Juni 1932, No. 66, Afd. B,
overgelegde gepelte van de aanbieding van de
N.V. Werkspoor, welke stukken tezamen be
schouwd kunnen worden als een ontwerp met toe
lichting in den zin van het bepaalde bij art. 5 van
de Toezichtverordening op den Waterstaat, de in
gevolge evenbedoeld artikel vereischte goedgcu-
ring te hechten:
2. het ingezonden besluit tot het aangaan van een
leening, groot ten hoogste f35.000.tegen een
rente van ten hoogste 5/1» 's jaars af te lossen in
13 jaarlijksche achtereenvolgende termijnen goed
te keuren;
3. aan C. Poland c.s. en P. Kostelijk Pzn. in ant
woord op hunne adressen, resp. dd. 16 Juni en 26
Juni 1932 te kennen te geven, dat het College in
de voorgelegde beschouwingen geen aanleiding
heeft gevonden zijn goedkeuring aan het onder
1°. bedoelde onderwerp met toelichting te onthou
den.
Het Polderbestuur ware tenslotte indachtig te ma
ken, dat voor het oprichten van de Dieselbemalings-
inrichting alsnog vergunning van Gedeputeerde Sta
ten noodig is op grond van de Hinderwet.
De vergadering van Ged. Staten.
Gister, Woensdag, werd deze in den polder Heer
hugowaard, zooveel stof opwaaiende zaak in open
bare vergadering van Ged. Staten behandeld.
Het college van Ged. Staten is behalve de heer Mr.
J. B. Bomans, voltallig, terwijl voorts aanwezig zijn
de reclamanten de heeren Poland cn meerdere hoofd
ingelanden en de heer P. Kostelijk en voorts de dijk
graaf van den polder, de heer Wiebe van Slootcn,
(ie adviseur van den polder. Prof. Thierens, de hoofd
ingenieur-directeur van den Prov. Waterstaat Jhr.
Reigersman en enkele belangstellenden, o.a. de heer
Memelink, ingenieur bij het P.E.N. en de heer Mole
naar, oud-hoofd eener school te Heerhugowaard.
De Voorzitter van het college van Ged. Staten, de
heer Jhr. Mr. Dr. A. Röell, doet allereerst mededce-
ling van de ingekomen schrifturen, waarvan wij hier
boven reeds melding hebben gemaakt, terwijl ook
nog een tweetal adressen van ingelanden is ingeko
men, waarin verzocht te willen besluiten dat 240 P.K.
motoren zullen worden geplaatst.
De bezwaren van den heer Poland.
Daarna krijgt de heer Poland de gelegenheid om
zijn bezwaren tegen het besluit van het polderbestuur
toe te lichten en de heer Poland begint met de me-
dodeeling, dat hij zal trachten het College van Ged.
Staten een duidelijk inzicht te doen krijgen van de
zaak en geeft de verzekering, dat hij voorstaat het
waarachtig belang van den polder, voor wien de tij
den zoo bijzonder zwaar zijn. Spr. hoopt dat de be
slissing door Ged. Staten te nemen, een betere ver
houding in het polderbestuur zal doen ontstaan, be
ter dan die in den laatsten tijd is geweest. Spr. be
gint dan met voor te lezen het verloop van deze zaak
in de vergaderingen van den polder, waarbij de Voor
zitter opmerkt dat het wel jammer is dat de heer
Poland het stuk dat hij nu gaat voorlezen niet als me
morie van toelichting heeft toegezonden.
De heer Poland had dit niet uit het schrijven van
Ged. Staten begrepen en begint dan een uitvoerig
resumé te geven van een bezoek aan de Thomassen-
fabriek, op 5 Februari 1932, na bezoek een offerte van
de Thomassen-fabriek en hoe in de vergadering van
11 Februari een paar vertegenwoordigers van het
P.E.N. verzochten electrische bemaling te mogen be
pleiten, doch de dijkgraaf oordeelde dat electrische
bemaling veel duurder was dan ruwolie-bemaling,
terwijl de heer Wonder toen ook een uiteenzetting
van de vertegenwoordigers van het P.E.N. onnoodig
achtte, wegens, zooals de heer Wonder zich uitdrukte,
het gescharrel met de tarieven door het P.E.N. Spr.
leest voor wat verder in die vergadering is behandeld,
o.m. dat geen adviseur zou worden genomen, met het
oog op de kosten.
De Voorzitter merkt op, dat de notulen van de ver
gaderingen van het polderbestuur bij de stukken ter
visie hebben gelegen.
De heer Poland antwoordt, dat die notulen cn hot
verloop van de zaak nogal verschillen.
De Voorzitter; Dus het zijn uw eigen notulen.
De heer Poland deelt dan mede, dat in de polder
vergadering was gevraagd naar de exploitatiereke
ning van de firma Thomassen en hoewel die wel was
overhandigd, de dijkgraaf tot tweemaal toe op een
desbetreffende vraag antwoordde, dat geen exploita
tierekening was ingekomen. Later deelde de secreta
ris mede, dat het hem door het hoofd was gegaan.
Spr. had ook aan den heemraad Van Stralen ge
vraagd hoe het met de exploitatierekening van Tho
massen stond, maar die wist het niet. Spr. wijst dan
verder op de misleidende fouten in hot advies van
Prof. Thierens, fouten waarover de heer Thierens la-
♦er zijn spijt uitsprak en zijn excuses er voor aan-
ood. Met 11 tegen 8 stemmen werd tot ruw-olie-bema-
'ing besloten en daarbij bleek dat het geheele Dag.
Bestuur zich uitsprak voor electrische bemaling, ter
wijl er toch heemraden waren die voor ruw-olic-bema-
lin-g warei. Maar werd op een desbetreffende vraag
door een heemraad medegedeeld, de dijkgraaf had ge
zegd, we moeten nu met gelijke stemmen uitkomen,
de minderheid dient zich bij de meerderheid neer te
leggen.
De Voorzitter vraagt of de heer Poland nu spoe
dig tot de bezwaren van het ontwen) komt, de tijd
van Ged. Staten is kostbaar.
De heer Poland vervolgt dan, mededeelend dat hij
aangedrongen had op plaatsing van 240 P.K. motoren,
terwijl Prof. Thierens 200 P.K. motoren voldoende
achtte en het scheen alsof van wat spr. aanvoerde,
niets gemotiveerd was. Spr. merkt op dat bleek dat
de dijkgraaf anti-Thomassen was, maar pro-Kromhout
en deelt nog mede dat volgens den dijkgraaf de Tho
massen-motor, die aan Waal en Burg op Texel is
geleverd niet 180 doch 200 gram olie zou verbruiken,
doch dat een schrijven dat spr. straks zal overleggen,
een andere verklaring inhoudt.
De heer Kostelijk verdedigt zijn standpunt.
Daarna wordt de heer Kostelijk gelegenheid gege
ven zijn bezwaren nader toe te lichten, wat deze in
de volgende bewoordingen doet:
Mijnheer de Voorzitter,
Geacht College van Ged. Staten.
Het is voor mij een aangename en niet moeilijke
taak in de voor Uw College aanhangig gemaakte be
malingskwestie van den polder Heerhugowaard in
de gelegenheid gesteld te worden de electrificeering
van het gemaal te mogen verdedigen.
Aangenaam is het mij doordat de belangen van
onzen polder hierbij op het spel komen te staan en
waar deze belangen mij zeer na aan het hart liggen,
zoo verheug ik mij erin, deze hier te mogen behar
tigen.
Voor een moeilijke taak zie ik mij niet geplaatst,
omdat door mij een bemalingsinrichting wordt voor
gestaan, die in de praktijk bewezen heeft zeer te vol
doen en die voor den polder in zeer vele opzichten,
welke hier voor Uw College niet nader behoeven te
worden genoemd, te verkiezen is boven elke andere
wijze van bemaling.
Het mag een algemeen bekend feit genoemd wor
den, dat zoowel de particuliere industrie als de over-
heids- en semi-overheidsbedrijven zich bij voorkeur
bedienen van electrische drijfkracht.
De resultaten welke in onze provincie thans reeda
in betrekkelijk korten tijd zijn bereikt met de toepas
sing van electriciteit voor polderbemaling, n.1. dat
reeds bijna onze halve provincie electrisch bemalen
wordt, zijn van dien aard, dat het moeilijk te ver
klaren is, dat in den jare 1932 nog moet worden ge
pleit voor hare toepassing in onzen polder.
Voor den polder Heerhugowaard weegt m.i. zwaar,
de bescheiden capaciteiten van het, voor de bemaling
beschikbare personeel, alsmede de staat van deugde
lijkheid van het reeds oude machinegebouw, gemak
kelijke bediening, groote bedrijfszekerheid, gebruik
van het zoo bij uitstek nationale product e.ls de elec
trische stroom, opgewekt uit steenkolen van eigen bo
dem en profiteeren van de diensten van ons eigen
provinciaal electriciteitsbedrijf dat voor het platte
land in het leven is geroepen en dat zich slechts ten
volle kan ontplooien wanneer inderdaad van hare
diensten wordt gebruik gemaakt.
Dit alles kan slechts wijzen in de richting van
toepassing van electriciteit voor onze polderbcmaling.
Een zeer voorname factor is thans nog het kosten-
vraagstuk.
Bij een objectief opgezette rendabiliteitsrekening
blijkt de electrische bemaling bovendien nog het
meest voordeelig.
Wat dit laatste betreft, heeft het voor mij den door
slag gegeven bij Uw College een pleidooi te houden,
voor electrische bemaling van ons Waterschap.
In het rapport van een zoo deskundig adviseur als
Prof. Ir. Thierens, komt het financieel voordeel al
zoo duidelijk naar voren, dat twijfel hieromtrent bui
tengesloten moet. worden geacht
Ton overvloede is mijn meening nog gesterkt, door
het rapport van den Hoofdingenieur-Directeur van
den Provincialen Waterstaat aan Uw College over
gelegd, hetwelk mede met de bekende bezwaarschrif
ten van 10 tot 24 September op de Provinciale Griffie
ter inzage heeft gelegen. Hierin staat woordelijk om
schreven, dat met electrische bemaling zoowel tech
nisch als financieel een aannemelijke oplossing zou
zijn te verkrijgen.
Eveneens ben ik zoo vrij zonder verwaarloozing der
cijfers, genoemd in het rapport van Prof. Ir. Thierens,
de aandacht te vestigen op de cijfers in zooevenge-
noemd rapport van den Hoofdingenieur-Directeur van
den Provincialen Waterstaat. Met de door Z.Ed. ge
strenge noodig geoordeelde rectificatie zijn deze cijfers
als volgt:
Electriciteit 1600 maaluren f 9.588.
met Dieselbemaling f 10.745.—.
Electriciteit 1800 maaluren f 10.288.—;
met Dieselbemaling f 11.065.-.
Electriciteit 2000 maaluren f 10.988.
met Dieselbemaling f 11.395.
Hieruit blijkt dat hoe men het wendt of keert,
electrische bemaling gemiddeld ongeveer f 800.— per
jaar voordeeligcr uit zal komen dan Dicselbemaling.
Dat het budget van het waterschap Heerhugowaard
onnoodig met f 800.belast wordt, acht ik niet on
overkomelijk, doch ik wil hierbij deze opmerking
maken, dat men de Ingelanden van Heerhugowaard
toch een slechte dienst bewijst door onnoodig de uit
gaven op te voeren. Mag dat gelden voor normale tij
den, zeker in deze tijden geldt het dubbel en ben ik
dan ook zoo vrij Uw College te verwijzen naar de re
kening van den polder Heerhugowaard over het jaar
1931. Bij de vaststelling hiervan gedateerd 29 Maart
1932, blijkt nog als achterstallige belasting gelden
over 1931 een post voor te komen groot f 9.902.32.
De totale belastingaanslag voor het jaar 1931 bedroeg
f 70.887.00, alzoo nog te vorderen 14 van dezen
aanslag.
Met het noemen van deze cijfers heb ik aangetoond
dat ongeveer 14 van de aanslagplichtigen de te
genwoordige lasten niet kunnen opbrengen, aange
zien de laatste termijn van betaling volgens vastge
steld voorschrift al reeds was vervallen den laatsten
Vrijdag in November 1931.
Uit bovenstaande mag dan ook geconcludeerd wor
den, dat met alle gepaste middelen getracht moet
worden do uitgaven te verminderen. Wanneer zich
dan een gelegenheid voordoet als deze, waar niemand
van het personeel door deze bezuiniging wordt ge
troffen, zelfs een verbetering in de bemaling is te
verwachten, dan mag het als onbegrijpelijk worden
beschouwd, dat deze gelegenheid niet met beide han
den wordt aangegrepen, om een zoo gewenschte be
zuiniging te verkrijgen. De waterschapsbesturen heb
ben, inzonderheid tegenwoordig te letten op de
kleintjes.
Nog wil ik even terugkomen op de beschouwingen
van Uwen geachten adviseur, den heer Ir. Reigers
man, waarbij wordt verwezen naar het bij meerder
heid van stemmen wettig genomen besluit in de ver
gadering dd. 7 Juni 1932.
Door oen toevalligen samenloop van omstandighe
den is dat besluit gehandhaafd geworden. Naar aan
leiding van artikel 54, 2de lid van het Algemeen Re
glement van bestuur voor de Waterschappen in
Noordholland, mag aan de wettigheid van dit besluit
niet worden getwijfeld. Toch is de normale waarde
hiervan belangrijk ondermijnd geworden, door de zoo
twijfelachtige houding van het Waterschapsbestuur
in zijn vergadering dd. 7 Juli 1932, waarbij do stem
men staakten toen het ging om intrekking van zoo-
evengenoemd besluit.
Zoomede ook om deze redenen meen ik dat onvol
doende aanwijzingen voor Uw College aanwezig ge
acht kunnen worden om de goedkeuring aan ge
noemd Besluit dd. 7 Juni 1932 te onthouden. De be
stuurders van den polder Heerhugowaard hebben
voldoende laten blijken dat zij zich geen juist, oor
deel hebben kunnen vormen over de nieuwe bema-