I VAN DIT EN VAN DAT
r EN VAN ALLES WAT
De mislukking.
Het gestolen luchtballonnetje De
geschiedenis van twee deugnieten.
03
WARE WOORDEN.
WETENSWAARDIGHEDEN.
HUMOR.
Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 10 December 1932. No. 9191.
ZATERDAC.AVONDSCHETS
Naar een Engelsch motief, vrij bewerkt door SIROLF.
(Nadruk verboden. Alle rechten voorbehouden).
TOEN ze, na het week-end bij zijn familie buiten
te hebben doorgebracht, op het laatste nipper
tje den trein naar de stad in wipten, gelukkig
ln een léege coupé, wist Elly dat ze een hopelooze mis
lukking was. Ze paste niet in die deftige omgeving,
waarin iedereen, zijn moeder en zusters en nichtjes
aan sport op allerlei gebied deed. Elly had nooit tijd
gehad om auto te leeren rijden of paard rijden of
hockey spelen. Om van het geld daarvoor maar niet
eens te praten.
Stil in het hoekje tegenover Jack weggedoken, liet
ze. terwijl er een mist van tranen voor haar oogen
trok, de heele geschiedenis van hun verloving aan
haar geestesoog voorbijtrekken. Het was een natte,
stormachtige dag geweest. Ze stond op de tram te
wachten en haar paraplu raakte bij toeval in de zijne
verward en werd vreeselijk gescheurd, met het gevolg
dat^ ze samen onder z ij n paraplu verder gingen, ln een
lunchroom heete chocolade dronken om bij te komen
en ten slotte samen dien avond naar den schouwburg
gingen, omdat Jack beweerde toevallig (ja, dat was
wel heel toevallig) twee kaartjes in zijn zak te hebben.
Eenige weken daarna waren ze verloofd en deze week
waren ze naar zijn familie buiten gegaan, om haar
voor te stellen. De ontvangst was zeer beleefd doch
erg koud geweesi. Ell had uit hun blikken als 't ware
de vraag gelezen: Zoo, wat kom jij eigenlijk hier in
ons midden doen, indringster? Ja, we begrijpen het
wel, je bent natuurlijk een geraffineerd ordinair schep
sel en met je mooie gezichtje en je verleidelijke, zachte
blonde lokken en je onschuldige blauwe oogen heb je
Jack, de trots'van de familie, ingepalmd. Ja, we
«eten er alles van, we kennen dat soort!
En hardop hadden de zusters gevraagd, in wat voor
•port-ze nu eigenlijk iets presteerde: -golf, hockey,
paardrijden of wat dan?
Maar Elly had het hoofd geschud: Ik ben bang. dat
Ik geen enkele bijzondere eigenschap heb, nee, ik heb
nietsalleen maar een ebbenhouten antiek kistje,
een erfstuk
Leeg?, had een van de zusters sarcastisch gevraagd.
Nee, had Elly gezegd. En daarmee was het gesprek
nfgeloopen.
Toen ze dit alles in haar hoekje overdacht, rolden
er twee dikke tranen over haar wangen. Nerveus trok
ze den ring van haar vinger en zei schor: Hier, Jack.
neem 'm terug... 't... 't kan niet... ik... ik...
Jack kwam naast haar zitten en sloeg een arm om
haar heen, terwijl hij met de andere hand haar zachte
blonde haren streelde. „Wat is er kindje, hoe kom je
daar nu bij? De zusjes waren misschien een beetje
stijf tegen je, maar ten slotte, wat doet het er toe?
We houden toch van elkaar, niet?"
Aan zijn borst snikte zij al haar opgepropte verdriet
van de laatste dagen uit En toen ze den trein ver
lieten, preikte de ring weer aan haar kleine ringvinger.
Zes weken later trouwden ze.
Ze waren beide jong en romantisch aangelegd en zoo
geviel het dus, dat ze in alle stilte van hun huwe
lijksreis terugkeerden naar een klein dorpje buiten,
waar Jack een huisje, een snoezig vllla'tje had laten
inrichten, in hun afwezigheid. Ze hadden er alle twee
hun liefste bezittingen naar toe gestuurd, om het ge
zellig te laten maken. Al moet er bij verteld worden,
dat die bezittingen van Elly niet veel meer waren dan
wat prulletjes. En natuurlijk dat ebbenhouten kistje.
Het was reeds avond, toen ze onopgemerkt in het
dorpje aankwamen, na een lange, heerlijke wandeling
en tot Jack's verbazing zag hij tusschen het dichte
geboomte door licht in „hun" huisje branden. „Zeker
onverwacht bezoek, die een keukenraampje hebben
weten open te maken en zoo verstandig zijn geweest
om binnen op ons te wachten, om ons in ons nieuwe
huis te verwelkomen. Een leuk idéé!" meende hij.
Inderdaad was de achterdeur van de keuken open
De keuken zelf was echter duister. Jack voorop, ge
volgd door Elly gingen ze op hun teenen den gang
door en keken door de openstaande deur in de eet
kamer, waar licht brandde: een zeer ongunstig uit
ziende kerel, die in een hoek van het vertrek aan iets
had staan te morrelen, richtte zich plotseling als door
een electrische schok op. „Handen omhoog", siste hij
terwijl hij een donkere automatische revolver op Jack
richtte.
Wat heeft dat te beteeken en?, riep Jack, die toch
echter door den orheilspellenden revolver op zijn
plaats gehouden werd.
De man grijnsde. We zullen er geen doekjes oai
winden, zei hij, ik moet al het geld hebben, wat er
in huis is. Dat kan ik best gebruiken. Eigenlijk had
ik al alles, waarvoor ik gekomen ben: een nieuw pak
en eten en zoo. En als jelui me niet waren komen
lastig vallen was je er zoo af gekomen. Maar zaken
zijn zaken, kom op met de centen. Nou vooruit, laat
de juffrouw de centen halen, gauw wat!"
„O bracht Elly uit, „jij bentde moorde
naar van Bunkersville," en ze sidderde ^oen ze dacht
aan het verhaal, dat ze in de krant had gelezen, over
de ontsnapping van den moordenaar, die levenslang
had gekregen voor een zeer weerzinwekkende moord.
„Zoo zou je het kenne noemen, juffie", sprak de
man ruw, „maar nou gauw de centen op tafel, of me
pistooltje gaat af
„Ik ga al", fluisterde Elly en ging de gang in. Op
een tafeltje stond het ebbenhouten kistje. In het
duister vonden haar vingers een verborgen knopje. Een
enkele druk, en een veer deed onhoorbaar het deksel
openklappen. Er glinsterde flauw iets en het volgende
oogenblik flitste er een mes, scherp als een scheer"
mes, langs de knokkels van den kerel, waarin hij den
revolver hield, voordat het mes zich met den punt in
den wand achter hem boorde. Met een vloek liet de
kerel den revolver uit zijn door het mes bloedend ver
wonde hand vallen. Doch voordat hij had kunnen
bukken, om het pistool op te rapen, flitste er weer een
mes rakelings langs zijn arm en prikte zijn mouw aan
den muur vast. Een derde mes suisde rakelings langs
zijn hoofd en bleef trillend in den wand steken.
„Stil blijven staan, geen vin verroeren!", riep Elly,
„of je krijgt de andere negen messen niet naast, maar
ln je body!'"
De kerel werd aschgrauw. „Ik... ik... val flauw..."
mompelde hij.
Weer suisde een mes over zijn schouder. Zijn angst
overwon zijn flauwte en hij bleef doodstil staan, als
een steenen beeld.
Toen raapte Jack den revolver op en vijf minuten
later lag de boef zwaar geboeid op den grond.
Toen de politie den kerel weggehaald had zei Elly:
Mijn vader had een circus en totdat hij zijn beesten
verkocht, was ik Miriam, de messenwerpster. Ik had
het je nooit durven vertellen... kun je... me vergeven,
Jack...?
Zijn antwoord was, dat hij haar in zijn armen nam
en kuste.
Voor goede prestaties op zuiver kinderlijk gebied,
b.v. in het spel. moet waardeering worden getoond en
bovenal moet men ontzien de verhoudingen tusschen
de kinderen onderling, voor zoover die berusten op
goede kameraadschap en trouw. Daarom is een van de
bedenkelijkste dingen, die men kan doen. ze uitlokken
tot klikken, tot het aanwijzen van de schuldigen aan
een bepaald vergrijp onder hun speelgenooten.
o
..Willen", luistert lieve menschen,
„Willen" is niet enkel wenschen,
„Willen" is ook krachtig werken.
o
Denken, in zijn waarde en hopgste beteekenis is
doen. De uitgesproken gedachte kan bezieling wekken
in du'renden geesten en den stoot geven tot tien
duizenden goede daden.
o
Het gedenkteeken op het graf van een doode is het
werk van vriendenhanden maar het gedenkteeken in
de harten van zoovelen heeft hij zichzelf opgericht.
o
Onbewijsbaar is alles, waaraan wij gelooven.
o
Hartstochten zijn als edele renpaarden. Hebt ge ze
onder de knie, dan brengen ze u spoedig vooruit. Toont
gij u daarentegen zwak, dan gooien ze u tegen de vlakte.
Aanpassingsvermogen is een der onontbeerlijke in
grediënten voor succes.
Het diepste sociaal gevoel is liefde..
Laten wij onze huisgenooten voor de lasten van
ons prikkelbaar humeur bewaren.
Is het U bekend:
d a t de inwoners van Parijs per jaar 350 millioen
liter melk gebruiken?
dat Rusland thans drie keer zooveel kranten heeft
als onder het bestuur van de Tzaren?
dat een ton kolen ongeveer 300 M3. gas oplevert?
dat er in Amerika 15.000 beroepsfotografen zijn?
d a t de Amerikaansche boerenbevolking ruim 31
millioen menscchen omvat?
dat enveloppen ongeveer een eeuw geleden in al
gemeen gebruik kwamen?
dat de Columbia Universiteit in Amerika de
grootste universiteit ter wereld is en 38.000 studen
ten heeft?
d a t de jaarlijksche netto-kosten verbonden aan de
toepassing van de droogleggingsvvet in Amerika,
slechts 5 dollarcent per hoofd van de bevolking be
dragen?
Wat een prachtige zijde, die bloes!
Ja en als je dan bedenkt, dat die stof van zoo'n
kleine, akelige worm komt!
Och, is het een cadeau van je man?
„Placht Uw vriend in zich zelf te spreken, als hij
alleen was?" vroeg de rechter.
„Dat durf ik niet te beweren," antwoordde de getuige,
terwijl hij zich achter het oor krabde, „ik ben er na
melijk nooit bij geweest, als hij alleen was..."
Dat is een praohtige verrekijker, die U daar heeft!
Dat zou ik denken! Als ik met deze verrekijker
naar dien kerktoren op 5 K.M. afstand kijk, kan ik hier
duidelijk het orgel hooren spelen!
Waarom heeft U toch altijd watten ih Uw oören,
professor?
Dat wil lk U wel verklappen! Ik heb namelijk de
gewoonte altijd met mijn vingers op de tafel te tromme
len en dat kan ik nu eenmaal niet aanhooren!
Vader: Jongen, zet in godsnaam die radio af, het
is zoo'n vreeselijk gekrijsch!
Zoontje: Dat is de radio niet, Pa, het is Jaantje,
die moeder in de keuken de dienst opzegt!
Wie is nu eigenlijk de baas bij jullie thuis?
Ja, mijn vrouw commandeert natuurlijk de kinde
ren en het meisje, de hond, de kat en de kanarievogel.
Maar met het goudvischje kan ik vrijwel doen, wat mij
aanstaat!
Moeder (tot zoontje): Kun je me ook zeggen, hoe
de nietige kleine worm heet, door wiens arbeid ik
deze mooie, zijde japon heb gekregen?
Zoontje: Ja papa!
507.
Wim mag voorop in de boot staan,
En de roeier kiest weer het ruime sop,
En zoo naderen zij den stoomer
Die daar wacht, de vlag in top.
Jor.je, wat een reuzevaartuig,
Wat een schoorsteen en kajuit.
Wim heeft nooit zoo'n boot gezien nog,
Kijkt zich bei zijn oogen uit.
505.
Toen de boot genoeg nabij was,
Stapte Wim kordaat in het nat,
Dat het water tot zijn broek kwam
En zijn buis en pet bespat.
Kom maar hier jó, houdt je kranig,
Hierheen, geef me maar een hand.
Hoe kom jij hier zoo alleen zeg?
Roept de zeeman naar den kant.
506.
Pim en de piloot, de vrienden
Spoeden naar de boot zich voort
En ze raken langs de loopplank
Met z'n beiden binnenboord.
De kapitein staat bij de reeling.
Zegt: hier is nog wel plaats.
Komen jullie mede varen,
Je bent zeker kameraads.
508.
Onderwijl zijn Pim en de vlieger
Met hun boot ook scheepgaan
En zij doen dan op hun reizen
Naar de Oost, eerst Sabang aan.
Het was om kolen in te laden,
Nu zij waren er al gauw,
Meerden aan de drukke kade,
Tusschen jonk, galei en prauw.