Het huis op het eiland. Overbevolking van olifanten. Donderdag 12 Januari 1933. SCHAGER COURANT. Derde blad. No. 9209 Kudden van vele honderden. De Schot in het ware daglicht OOGONDERZOEK INRICHTING GROOTSTE KEUZE BRILMONTUREN EN GLAZEN SPECIALE REPARATIE-INRICHTING W. C. VAN GEELEN GEDIPLOMEERD OPTICIEN - REFRACTIONIST LAGEZIJDE B 40 TEL 26. SCHAGEN OOGONDFOIOEK GEHEEL* 'GPATIS. j£en reisbeschrijving door Arnold Cipolla. IN geheel Centraal Afrika, in het Kenya- en Tan- ganyikagebied, maar bovenal in Oeganda hoort men steeds weer spreken van de groote toename van het aantal olifanten, welke zelfs van dien aard is, dat de regeering zich genoodzaakt heeft gezien om een groot aantal dezer verstandige dieren te laten dooden. De reden van deze toename ligt niet zoozeer in de natuurlijke vermenigvuldiging der dieren en zelfs niet in de strenge bepalingen, welke de laatste twintig jaar de jacht op olifanten ten zeerste hebben beperkt, maar in het feit. dat er voortdurend olifanten wegtrek ken uit de Belgische Congo naar het Toro-gebied tus- eohen de bergen en het groote Victoria Nianza Meer, waar zij betere levensomstandigheden aantreffen. Wat we vanuit de rivierboot zagen. Met de rivierboot waren wij op weg van Nimule naar het Albert Meer. Wy voeren door een landstreek, wel ke bedekt was met hoog gras van een prachtige groene kleur, die in de verte overging tot violet. De Nijl was ook mooier geworden; zijn vuilgele kleur was blauw geworden en hij werd steeds breeder onder het beschrij ven van tallooze bochten. De Europeeschc passagiers bevonden zich bij elkaar op het dek. Plotseling ging er een kreet van verrassing op. Nog geen vijf honderd me ter van ons vandaan graasden er op den oever rustig eenige olifanten. Het waren er vijftien, w.o. enkele zeer groote. Hun breede ruggen staken boven het gras uit en boven hen fladderden steeds groote witte vogels in het rond. Men zou ze de verraders van de olifanten kunnen noemen, want waar men een groep van deze vogels voortdurend ziet opstijgen en neerdalen, bevindt zich ongetwijfeld een aantal olifanten. De reusachtige, vreedzame dieren, maakten op de touristen terecht veel meer indruk dan de geheel naakte Inboorlingen van het Nijlgebied. Een eind verder zagen we een tweede en veel grootere kudde. Wij konden ze niet tellen, want ze waren weliswaar langzaam, doch voortdurend en stuk voor stuk in beweging. Het leek wel. alsof er heuveltoppen boven het gras uitstaken, en ook hier vlogen de zwermen witte vogels boven hun grauwe ruggen. Verderop zagen we ze in een lange rij drinken aaif den oever der rivier. Op een bepaald punt, bij een bocht, passeerden wij ze op slechts vijftig meter afstand "Wij zagen hun witte slagtanden en hun groote. steeds flappende ooren. Twee volwassen en twee jonge olifan ten stonden in een groepje bij elkaar; hun ruggen wa ren letterlijk bedekt met vogels. De boot floot, doch zij bewogen zich niet. Alleen de vogels vlogen even op, om echter dadelijk weer te gaan zitten. Langzaam keerden de vier olifanten ons den rug toe en verdwenen op ge heimzinnige wijze, om een eind verder weer te voor schijn to komen. Vanaf de boot werd er niet op de olifanten gescholen, want geen der opvarenden bezat de daartoe vereischte jachtacte, die 100 pond kost en slechts recht geeft op het dooden van één olifant. Trouwens, 't kijken naar de olifanten verschafte ons zooveel genoegen, dat wij aan alles dachten, behalve aan het gemak, waarmee men hen zou kunnen dooden. Men zou er overigens niets aan hebben om ze vanaf een boot neer te schieten, want het is daarbij toch altijd om hun slagtanden te doen en geen boot zou terwille van een passagier zoolang blijven stilliggen, tot men ze verwijderd had. Een aardsch paradijs. Ook op de verdere reis zagen wij vele olifanten, zoo veel zelfs, dat wij niet altijd voldoende aandacht schon ken aan het aardsch paradijs, dat aan onze oogen voor bijtrok. Wij zagen vogels met lange krulstaarten, die als vraagteekens, door de lucht zwierden en krokodillen, die zoo dichtbij en zoo talrijk waren, dat er nog slechts op de allergrootste werd geschoten. Een paar slagen met den staart en dan hieven zij dood op den modder liggen De giraffes met hun lange halzen zagen er bij hun vlucht bespottelijk uit, want als zij loopen, zijn ze niet grooter dan een schaap. Er kwamen leeuwen drinken van het water der rivier; ze keken ons aan alsof ze ons wilden vragen, wat wij daar eigenlijk kwamen doen. Terwül de boot voortgleed door de Antediluviaansche vlakte met haar sterk uitgesproken kleuren, zagen wij uit het water ook nijlpaarden half oprijzen, om dadelijk weer weg te zinken. De boomen waren bedekt met vo- gelmest en wij zagen of vermoedden overal langs de oevers talrijke groote en kleine dieren, die kwamen drinken. FEUILLETON. HOOFDSTUK XIL Weer op Wetstones. Calthorp en de advocaten van Lord Caradoc hadden de détails van de huurovereenkomst spoedig geregeld. Calthorp had op eigen gezag nog een paar honderd pond méér gevraagd dan hij met Guy had afgesproken en de andere partij maakte daar niet het minste be zwaar tegen, onder voorwaarde, dat de huurder het landgoed direct kon betrekken. De beroemde Floulkes-- bibllotheek vormde een onweerstaanbare attractie en Lord Caradoc zou ook het dubbele van den gevraagden prijs grif hebben gegeven! Toen Calthorp alles met zijn confrères in orde had ge bracht, ging hij zijn vriend opzoeken om hem verslag uit te bpengen. Nadat ze de zakelijke aangelegenheden hadden afgehandeld, vroeg Guy: „Is er verder nog wat nieuws?" „Dat Is er inderdaad", was 't antwoord. „De juweelen zijn toch niet gevonden!" „Dat helaas niet. Maar Martin is in Londen gezien." „En hebben jullie hem niet te pakken kunnen krij- Mn?" „Zoo gelukkig zijn we niet geweest. Een zekere John Friend tot voor kort huisknecht op „Wetstones" kwam vanmorgen bij ons op kantoor om te vertellendat hij Martin met een doodkalm gezicht in een taxi door Lon den had zien rijden!" „Waarom heeft hij hem in vredesnaam dan niet vast gehouden?" „De man zat boven op een omnibus en..." voegde de jonge advocaat er lachend bij, „hij had zijn lasso ver geten I" Eenmaal zagen wij nog een groote kudde olifanten van minstens vijf honderd dieren. De vogels, die boven de onafzienbare reeks grauwe ruggen vlogen, vormden een wolk voor het oog. De olifanten, die wij tot dus verre hadden gezien, behoorden tot dc soorten uit het gebied van den Boven-Nijl en het Kioga Meer. Toen kwamen wij echter aan in het gloeiend heete, maar mooie Kampala, de hoofdstad van Oeganda; die door de Engelschen „het Rome van de jungle" wordt ge noemd, omdat zij op zeven heuvels is gebouwd. In deze wintermaanden is Kempala het voornaamste centrum van de jacht in Afrika; voor een groot deel leeft deze stad zelfs van de jacht. Daar ontmoette ik een blanke jager, die énkele dagen geleden uit het stroomgebied van de Katonga was aan gekomen en in een jaar tijds in her Torogebied niet minder dan honderd olifanten had neergelegd. Volgens hem was geen ander gedeelte van Afrika zoo rijk aan olifanten. Men vindt echter ook vele olifanten in de concessie der Nlassa Compagnie (met Port Amélie als uitvoerhaven), in de Kenya-kolonie. tot op 200 M. hoog te en in andere deelen van Oeganda, waar de allergroot ste mannetjesolifanten voorkomen met een gewicht van zes ton en met ontzaglijke slagtanden, verder ook in het gebied van den Boven-Nijl en in het Oostelijk ge deelte van het Congogebied. De Congoolifanten geven harder ivoor, dat bij de handelaars minder gewild is. Dc olifant in dienst van den mensch. De olifant is het verstandigste dier, dat wij kennen, en kan slechts met den hond worden vergeleken. Van dc geteele Afrikaansche fauna is dit het eenige dier. dat bruikbaar is voor werkzaamheden in dienst van den mensch. Voor het vervoer van hout en het bewerken van den grond (een span van twee olifanten bewerkt 4 H.A. in een halven dag!) worden ze door de Belgen op groote schaal gebruikt. Bovendien zoeken ze hun eigen voedsel, zoodat ze niets kosten. Een olifant be merkt de aanwezigheid van een mensch reeds op groo- ten afstand, doch hij is slechts gevaarlijk voor wie hem kwaad wil doen of hem geplaagd heeft. De Afrikaan sche olifant komt voor in talrijke soorten, die zich voor namelijk onderscheiden door den vorm en de grootte van de ooren: de olifanten uit het Congogebied. die in zoo groote getale naar het Torogebied trekken, zijn klein in hun soort, niet veel grooter dan een os. „De olifant met het afgesnedenoor." De olifant heeft een sterk ontwikkeld gevoel voor rechtvaardigheid en een goed geheugen. Ter illustra tie vertellen wij hier het verhaal van den olifant met het afgesneden oor, waar op het ©ogenblik geheel Oegan da. vol van is. Een blanke jager had reeds lang geleden een der slagtanden van den verminkten dikhuid voor zichzelf gereserveerd. Achtmaal had hij reeds tegenover hetzelfde dier gestaan in de moerassen van het Kioga Meer. menig schot had hij er op afgevuurd, maar nooit was hij er in geslaagd, den olifant te dooden. Herhaal delijk vertelde hij het geval aan andere jagers, want hij was er van overtuigd, dat het dier vroeg of laat aan de toegebrachte verwondingen zou bezwijken, en dan moest hij een der slagtanden krijgen, aangezien hij het eerst erop geschoten had. Hij vertelde ook steeds, dat de oli fant hem zeer goed kende en hem altijd dadelijk be stormde. Bij de negende ontmoeting met dezen olifant werd de jager vergezeld door zijn twintigjarigen zoon. Sinds de vorige ontmoeting waren er drie jaren verloopen. Da delijk herkende de olifant zijn vijand. De jager schoot op hem. terwijl hij zijn zoon toeriep om zich te verber gen, aangezien de olifant ongetwijfeld zou aanvallen. De jongeman gehoorzaamde echter niet, doch schoot even eens. Hoewel de olifant door vier schoten getroffen was. viel hij niet; hij stormde op den ouden jager af. die zich niet zooals de andere keeren in veiligheid kon stel len. De olifant greep hem met zijn slurf, verpletterde hem en wierp hem voor de voeten van zijn zoon. Toen bleef hjj op een meter afstand voor den jongen man staan, zijn sterke slurf heen en weer zwaaiend. Hij overwoog blijkbaar, wat hij zou doen met dien verschrik ten jongen, die zelfs niet in staat was om zich te be wegen. Na eenige oogenblikken oordeelde de olifant blijkbaar dat de waarschuwing voldoende was geweest; hij keerde zich om en liep het bosch in, hevig bloedend uit een wond achter aan zijn rug. Een enquête over „gierigheid" in Schotland. - Schottenmoppen berusten op boos aardige verzinsels en onder linge naijver EDINBURG, Januari 1933. DE „Flying Scotsman" jaagt door Noord-En- geland in dc richting van het grondgebied der Schotten. Deze expresstrein, die niet zooals wij misschien zouden verwachten uitsluitend bestemd is voor monschen met zware geldbuidels, doch die een derde klasse heeft, is het eerste bruikbare studieobject voor den man, die er op uittrok, de spreekwoordelijke gierigheid van het geslacht der Schotten op den keper te beschouwen,.,. De „Flying Scotsman" is een wonder op wielen; niet alleen omdat deze trein een keukenwagen met twee rollende restaurants, een har, een bibliotheek, een kapper en een damessalon meevoert, maar in dc eerste plaats wel: omdat dat alles geen cent extra toeslag kost! „Al zouden wij een halve Shilling toeslag vragen, dan zou de trein al zouden wij die met meubelen uit het koninklijk paleis installeeren zonder één Schotsche passagier loopen en dat kan men niet riskeeren hij een trein, die heen en weer naar Schot land zélf rijdt", verkondigt zelfbewust en met over tuiging de friseur, die mij inzeept. „Zes jaar lang rijdt ik op den trein meneer en pas drie maal hebben schotten mij fooi pggeven; daarbij was een Lord, die evenals de anderen een fooi van een penny gaf!" „U bent zeker Londenaar?" vroeg ik. En de friseur gaf dat toe. Ik deed er het zwijgen toe. Later word de argwaan, die op dat oogenhlik in mij opkwam, be vestigd. Ik waag het te verzekeren, dat speciaal de Londenaars, en verder alle andere Engelschen, om onbegrijpelijke redenen een hekel aan Schotten heb ben en hen, tengevolge van een soort van overwicht „gierig" noemen. Dit terwijl dc Schotten in het geheel niet gierig zijn. een enkele is soms spaar zaam. En spaarzaamheid of gierigheid is iets geheel „Kwam hij dan niet van de omnibus af?" „Natuurlijk, zoo gauw hij maar kon! Het is warempel geen kleinigheid eer. kans te maken vijf honderd pond te verdienen door zout te leggen op Martin's staart. Maar toen die meneer Friend goed en wel op straat was en een taxi had, had hij zijn prooi uit het oog verloren en in zijn opwinding had .hij vergeten op het nummer van Martin's wagen te letten." „Wat 'n idioot van 'n vent." „Dat vond hij zichzelf ook!" lichtte Calthorp droogjes in. „Hij had toch kunnen roepen, zoodra hij Martin zag." vervolgde Guy heftig. „Iedereen zou direct aan de jacht hebben deelgenomen en we zouden de kerel te pakken hebben gekregen." „Dat had hij zeker kunnen doen en nog 'n heeleboel dingen meer, maar hij heeft het helaas nu eenmaal niet gedaan. En het stomste is dat hij tot vanochtend ge wacht heeft om ons van zijn ontmoeting te komen ver tellen. Het was Maandag toen hij Martin gezien heeft; vier dagen geleden. Als hij direct gekomen was, hadden we Martin's spoor misschien nog kunnen terugvinden. De auto ging in Westelijke richting en Friend kon ook oen beschrijving geven van het model van den koffer, die bovenop stond. Als ik het direct geweten had, zou ik me natuurlijk onmiddellijk in verbinding hebben ge steld met Scotland Yard en nasporingen hebben laten doen aan alle stations." „Deksels, wat 'n idioot!" herhaalde Guy. „Weet hij zeker dat het Martin was." „Hij twijfelt er geen moment aan; hij beweert dat hij Martin onder alle omstandigheden zou herkennen. Ver der vertelt hij, dat Martin toevallig opkeek en hem ook moet hebben herkend," „Toch moet het een onverschrokken kerel zijn", meen de Guy, „om zoo op klaarlichten dag door Londen te rijden." „Ik wil niets afdingen op den moed of zeg maar lie ver onbeschaamdheid van den braven man", bracht Cal thorp in het midden, „maar als hij zóó onvoorzichtig te werk gaat, kan het niet lang duren of hij moet in onze handen vallen." „Als hij het lijk uit Engeland gesmokkeld heeft, be- teekent zijn verschijning in Londen dat zijn opzet is ge slaagd en hij nu weer terug is." „Ik geloof niet dat hij het lijk uit Engeland heeft ge smokkeld. Dat was alleen maar 'n idee in 't begin. Als hij geprobeerd had het té doen. zouden we nu wel een spoor in die richting hebben ontdekt." verschillends. Vanwege de Schotsche spaarzaamheid valt het misschien te verklaren, dat alle boekhouders en accountants en minstens driekwart van alle bank directeuren van het Britsche wereldrijk Schotten zijn. Zij bezitten misschien niet zoozeer het genie om geld te verdienen, maar om het bijeen te houden dat 'verstaan ze opperbest. Misschien is de afkeer van de Hceren Engelschen gegrond op de talrijke credietwei geringen van de desbetreffende Heeren Bankdirec teurs! In ieder geval besloot ik de spreekwoordelijke gierigheid der bewoners van Engeland's Noordelijk ste streken eens grondig op de proef tc stellen. Het eerste experiment werd onmiddellijk na aan komst oji het station Edinburgh ten uitvoer gebracht. Ik verzocht den witkiel een touw dat om een karton nen doos gebonden was, door Ie knippen, daar ik de inhoud van de doos in mijn koffer wilde pakken. De man sneed het touw door en wierp het achteloos weg. Volgens het spreekwoord had hij het zorgvuldig moeten opwinden en in den zak steken! Het eerste negatieve resultaat! Daarop wierp ik mijn, pas half opgerookte sigaret in tegenwoordigheid van een dertigtal Schotten, weg. Hoewel iedereen deze beweging moest hebben gezien, daar het in dc wachtkamer plaats had, ontstond er geen wilden strijd om het nog rookende stuk sigaret, niemand nam er ook maar eenige notitie van nie mand verweet mij mijn verspilling, of iets van dien aard. Niets, maar dan ook niets daarvan! Ik nam nu een nieuwe sigaret uit mijn koker on wendde mij tot een van de omstanders met een verzoek om vuur. Ik had verwacht, dat deze beleefd, maar beslist zou weigeren, want een lucifer kost nog steeds geld en verbrande benzine eveneens! Ik werd dus wederom teleurgesteld. Met oen in een onverstaanbaar koeter- waalsch gemompelde beleefdheidsbetuiging, greep de aangesprokene haastig in den zak, haalde daar vrien delijk grijnzend een lucifersdoosje uit en gaf mij be daard vuur. Ik bedankte en verdween, daar deze streek voor mijn experimenten blijkbaar ongeschikt was. Ik boemelde nog wat door de stad. Voor de couran- tenbureaux stonden niet meer menschen, dan in an dere Britsche steden, waar men evenzeer menschen aantreft, die parasiteeren op de aldaar opgehangen couranten. Een bioscoop verspreide de faam van de voorstelling door een luidspreker op straat, schijnbaar zonder bevreesd te zijn, dat heel Edinburgh zich en massa voor den ingang zou opstellen, om zich met de kostelooze klanken te verzadigen en de beelden daartoe eveneens kosteloos in de verbeelding te ont werpen. Niets van dat alles! Verder merkte ik op, dat de papiermanden vol weggeworpen couranten lagen, wier bezitters het blijkbaar versmaad hadden, de papieren mee naar huis tc nemen, om ze daar „Dus Meneer Martin is voorloopig weer door de aarde verzwolgen", klonk het spijtig. „Verder nog nieuwe ge zichtspunten?" „Dat wel, maar ik vrees dat we er niet veel aan zul len hebben. Maar merkwaardig is het in ieder geval. We hebben uitgevonden waar Lady Bertram is gestor ven. Het was in Foligno, een plaats ongeveer tien mijl van Assisi, op den weg naar Rome. En de datum is de zelfde als dien ik in de '„Times" heb ontdekt. Het reis gezelschap van Sir Roderick verliet Assisi den 13den Maart; den volgenden dag werd Lady Bertram plotse ling ongesteld, ze werd naar een hotel in Foligno ge bracht en stierf daar in het kraambed." „Hebben ze daar ook haar graf gevonden?" „Neen, ze is niet in Foligno begraven. Het lichaam werd gekist en twee dagen later vervoerd. Den weg. dien ze verder zijn gegaan, kon nog niet worden vastge steld. maar dat zal nu ongetwijfeld ook weldra aan 't licht komen." „Het. maakt den indruk, of het Sir Roderick's bedoe ling is geweest, het lijk mee te nemen naar Engeland." „Ja, maar we weten, dat hij dat niet deed. tenminste niet naar Wetstones. En waar zou ze anders begraven zijn? Je herinnert ie wat juffrouw Cheetham vertelde hoe hij alleen met Martin terugkwam en door het huis rondliep alsof er niets gebeurd was! En Martin ver klaarde later dat Lady Bertram in Italië begraven was." „Ja. in Assisi." „Ik begrijp wat je zeggen wilt: zijn leugen kan even goed betrekking hebben gehad op het heele land als op die ééne stad. Maar hoe dan ook we zullen dit spoor verder volgen. Het bericht in de „Times" wijst er op, al staat het er niet met zooveel woorden, dat het kind stierf op den zelfden dag als de moeder. Maar dat is niet zoo! Het was in leven en blijkbaar kerngezond, toen ze twee dagen na Lady Bertram's dood. uit Foligno weggingen. Dat hebben we ook kunnen vaststellen." „Leid je daar nog iets bijzonders aan af?" „Och neen. Het bericht werd pas een dag of veertien later in de „Times" geplaatst en het kind zal dus wel hier of daar onderweg gestorven zijn." „Of niet gestorven! Bij dit warnet van raadsels en leugens kun je van alles verwachten. Vandaag of mor gen komt een pretendent opduiken naar hetgeen Mar tin wel zoo vriendelijk is geweest voor mij over te laten." „Dat lijkt me niet bijster waarschijnlijk. Zulke dingen gebeuren alleen in boeken!" „Je zoudt ook geneigd zijn le zeggen dat alleen in een boek iemand zich vijf en twintig jaar in zijn huis voor inpakpapier, onderleggers, of nog discreter doel einden te gebruiken. Ik ging een hotel binnen om te eten. Het eerste wat mij opviel, was dat er op iedere tafel een karaf met water en glazen stond; hetgeen de gasten er niet van af hield, melk, orangade of andere dran ken te bestellen. Toen ik hij het betalen van de re kening er op wees, dat ik nog twee broodjes bad ge had en een vel schrijfpapier, antwoordde de ober- kellner: „Dat is voor onze gasten kosteloos, me neer!" Ik was verslagen. Blijkbaar was Edinburgh niet de juiste plaats, om dc gierigheid der Schotten te onderzoeken. De meeste Schottenmoppen spelen zich dan ook in Aberdeen af. Ik nam een auto om naar Aberdeen te vertrekken. Toen wij onderweg een benzinestation aandeden, om het koelwater aan te vullen en de benzinetank nog zoodanig gevuld bleek te zijn, dat er niet noemens waard meer bij kon, wilde ik den exploitant, een ou den gebrekkigen grijsaard, een paar pennies in de band drukken. Maar hij weigerde beslist en betoog de: „Neen meneer, dat kleine beetje water is toch niets waard! De vaart, dwars door de landerijen gaf een goeden kijk op het productief maken van den bodem van dit van nature misdeelde land. Arm is het landschap behalve een beetje gras groeit er hier in het Noor den niet veel en de bodem is allesbehalve zwaar on vruchtbaar. Kleinef bescheiden huisjes verlcenen de bewoners onderdak en men zou het niet het oog op deze door de Natuur veroorzaakte armoede, kunnen begrijpen, als zij gierig zouden zijn. Maar ook iu Aberdeen miste ik icdcren grond, om de spaarzaam heid der Schotten als gierigheid aan tc duiden. Ook hier wierp de kapper de handdoek in dc wasch- mand, nadat die door één klant gebruikt was en nam hij voor een nieuwe klant een schoone, hoewel de eer ste geen enkel spoor van zichtbare verontreiniging toonde. Hoe gemakkelijk zou hij zich liet waschgehl niet hebben kunnen besparen? Daarnaast, in het café, werd ieder glas na het gebruik omgespoeld, hoewel er hardnekkige geruchten loopen, dat in Aberdeen de volgende bezoeker steeds de bierresten, die zich nog in het glas bevinden, moet meedrinken, in zooverre de voorafgaande bezoeker tenminste nog een druppel in het glas gelaten heeft. Hier moet ik echter toegeven, dat ik geen enkel geval waarnam, waarbij een Aberdeener in zijn bierglas nog één (h up pel bier overliet. Maar hieruit de een of andere min der gunstige conclusie te trekken, lijkt mij onrecht vaardig, want een g>as bier tot de laatste droppel uitdrinken dat is geen gierigheid dat is lou ter domheid! Vierent winti j het ij s. uur n Nieuw fakir-experiment. Dat Indische fakirs zich met het grootste genoegen levend laten begraven, ia een bekend feit. Maar de Ar gentijn Pedro Natiz heeft onlangs in New-York nog een geheel ander stukje vertoond. Hij heeft zich namelijk levend in het ijs laten invriezen en werd 24 uur later bevrijd, zonder eenig schadelijk gevolg van zijn experi ment .te hebben ondergaan. Vóór de voorstelling ver klaarden twee artsen, die Natiz onderzochten, dat pols en hart volkomen normaal waren. De fakir bracht zich zelf alleen door de kracht van zijn wil tot bewusteloos heid, waarbij inderdaad een buitengewoon zwakke harts- werking werd geconstateerd. Een met water gevulde metalen kist stond gereed. Door twee helpers werd Na tiz in die kist gelegd, nadat men zijn lichaam met ver schillende soorten zalf had ingewreven. De open kist werd daarna naar een vertrek gebracht, waar de tem peratuur kunstmatig op vijf graden onder nul werd ge houden. In korten tijd was het water bevroren, waardoor het lichaam van den Argentijn geheel in een blok ijs lag Vier en twintig uur lang bleef de fakir in die houding liggen, zeer streng door artsen gecontroleerd. Toen het ijs voorzichtig werd gesmolten, bleek het lichaam van Natiz volkomen bewegingloos, harden koud, terwijl zijn gezicht geheel wit was. Gedurende een half uur werd hij door zijn beide helpers gemasseerd, darl.ma legde men hem in een lauw bad en na nog een half uur was Natiz tot het volle bewustzijn terugge keerd. In chemische laboratoria zijn al dikwijls met succes soortgelijke proeven genomen met koudbloedige dieren, zooals kikvorschen, padden en schorpioenen, ter wijl dezelfde experimenten bij warmbloedige dieren, bij voorbeeld vogels, steeds den dood veroorzaken. Pedro heeft verklaard, dat hij dit experiment zou herhalen. opsluit, een vermogen in edelsteenen omzet en dat zijn lijk met die edelsteenen op een mysterieuze manier ver dwijnt!" „Daar zit iets in," moest Calthorp toegeven, „maar toch geloof ik niet dat je je ongerust hoeft te maken. Het kind is in ieder geval gestorven en we zullen hoop ik gouw genoeg er achter komen waai-. En nu, waarde heer cliënt, roepen men plichten mij elders." „Toe, ga nog niet weg. Laten we samen hier of daar gaan eten." „Dat zal tot mijn spijt niet gaan. Ik heb al een af spraak met George Greenfield. We zullen samen de zaak nog eens van alle kanten bekijken en het scherpe ver stand van deze rijzende ster aan den hemel van het recht, zal misschien 'n beetje licht laten schijnen op wat tot nu toe in duisternis is gehuld. Greenfield interes seert zich buitengewoon voor alles wat met Sir Rode rick en Martin in verband staat, denkelijk uit oude vriendschap voor jou. Den volgenden morgen richtte Guy zijn schreden naar het huis van Lord Caradoc op Berkeley Square en vroeg naar juffrouw Caradoc. Hij werd in een vrooliike ont vangkamer gelaten, waar Cicely zich bevond in gezel schap van een oudere dame, die aan een schrijftafel bij het raam bezig was een boek bij te werken. Mevrouw Herbert. zoo heette de dame. nam sedert het overlijden van Lord Caradoc's echtgenoote. welbe schouwd de leidende plaats in in diens gezin. Oorspron kelijk was ze in zijn huis gekomen om voor Cicely te zorgen; ze behoorde tot de familie Condor, evenals Ca radoc's overleden vrouw. Maar langzamerhand was ze alles gaan bedisselen voor den edelman, die niet graag werd afgeleid door wereldsche beslommeringen. Ze was een knappe vrouw van middelbaren leeftijd een paar vriendelijke oogen glinsterden achter brille- glazen, de ferme lijnen om haar mond getuigden van vasten wil en haar heele wezen gaf een indruk van stiptheid en zin voor orde. Cicely zag er wat bleek en vermoeid uit; ze scheen de Londensche zomerhitte niet te kunnen verdragen. Maar een week buitenlucht zou ongetwijfeld weer kleur op haar wangen tooveren en toen ze hem tegemoet kwam om hem te begroeten, keek Guy met bewondering naar het lieve meisjes gezichtje en het fijne, tengere figuur tje in de eenvoudige witto japon. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1933 | | pagina 9