ifat men in Afrika bii de kachel vertelt
Ilit de Filmwereld.
ASPIRIN helpt steeds }S
Herinneringen aan Hollywood.
Het luchtschip in het
wereldverkeer.
tengevolge
van plotselinge
afkoeling
Ingezonden Stukken.
Lasten en lusten van
filmsterren
Interessante ontmoetingen
VAN VRIJEN EN TROUWEN BIJ DE ARABIE
REN. DE MEENING VAN ONZEN MAROK
KAANSCHEN KOK OVER DEN RAMA
DAN, DEN MOHAMMEDAANSCHEN
VASTENAVOND.
(Van onzen reizenden correspondent.)
OEZJDA, 27 Januari.
ZITTEND bij het vuur in onze hotelkamer,
lazen we in de courant, dat het te Oran
zwaar regende en dat te Flemcen, waar we
langs moeten als wc onzen tocht voortzet
ten, op tachtig kilometer van Oczjda, sneouw was ge
vallen. Toen schoven mijn makker en ik, hoestend en
niezend, nog wat dichter bij de koesterende vlam
men onder den schoorsteen en besloten we nog en
kele dagen te blijven in het Ma roe.' Hotel te Oezjda,
waar het zoo gemoedelijk, zoo goed en zoo goedkoop
is.
De waard, een Franschman, maar langen tijd in
Noord-Afrika levend, kent het land door en uuor en
heeft zich niet laten beet neme., door kleurige sprook
jesboeken en in alle kamers van zijn hotel is een
stookgclegcnheid.
Het hotci is eigenaardig van bouw. Het heeft
slechts één verdieping. De kamers liggen alle gelijk
vloers aan een open binnenplaats. Waarom zou men
hier in de hoogte bouwen? Do grond kost hier immers
bijna niets.
Do. waard is een groot jager en bijna eiken dag
trekt, hij er met zijn honden op uit en geregeld krijgt
men er gevogelte en wild, vooral wildzwijn te eten.
Twee eetzalen zijn er, een xlcine, deftige, en een
grootc, waar het meer rumoerig toegaat en het pu
bliek meer gemengd is. Natuurlijk eten wij in de
groote zaal, want wij zijn immers op reis om lan
den en menschen te leeren kennen, 's Middags na
het eten zitten we in de grootc eetzaal na te pra
ten bij een fel gestookte kachel. Heel democratisch
gaat het er toe. Een oud-kapitein der Spahi's, een
gepensioneerde overste, de Arabische buffetbediendc,
de Arabische kok, de waard, soms nog enkele gasten,
babbelen gemoedelijk samen.
De oud-kapitein ,ter Spahi's is ruim veertig jaar
geleden voor het eerst in Afrika gekomen, heeft er
tallooze veldtochten n in Europa den grooten oorlog
mode gemaakt. Hij vertelt ons zonder ophef van den
ouden tijd in Afrika, toen hi: aan de Al0lersch—
Marokkaanscho grens lag. Marokko was toen nog
niet door de Franschen bezet on de sultan regeerde
er, echter slechts in naam wat het grootste deel va-
het land aangaat. Do meeste stammen erkenden den
sultan niet en ueze waagde zich slech.s buiten de
groote steden onder geleide van een zeer sterk escor
te. Anarchie en ellende heerschten in het land, waar
steeds binnenla..dacht oorlogen woedden.
Met de Arabische bedienden zijn we de beste maat
jes. Den kok nemen we nu en dan, als we met ons
motorvoertuig uitruden, mede. Ik zit dan in den
zijspan en de kok in het wit, een roode fez op het
hoofd, op den duo-zit, waar we anders onzen grooten
koffer hebben. Een grootscher indruk maakt het,
also.' we onzen eigen Arabischen bediende bij ons
hebben, maar deze tochtjes, waarbij we den kok mede
nemen, hebben nog een ander gevolg. Hij zweert bij
ons en ncreidt steeds r.e kostjes, die wij lekker vin
den. Bovendien krijgen wij steeds buitengewoon groo
tc porties.
Als er geen andere Europea. en bij zijn, vertellen
de Arabieren ons vertrouwelijk van hun leven. De
kok zal over enkele maanden trouwen. Hij heeft een
vrouw gekocht voor drieduizena Fransche franc en
het <rro' tste deel reeds betaald. Is het heele bedrag
aangezuiverd, dan zal het huwelijk plaots vinden.
De buffetbediendc van den „bar" van het hotel
heeft een vrouw gekocht voor vijf-en-twintig honderd
franc, maar hij heeft, nog niet veel meer dan de
helft betaald en het zal nog wel een jaar duren, eer
iiij kan trouwen.
De kok en de buffetbediende babbelen in ons bij
zij.. vrijuit. De kok neemt het niet zoo heel nauw
met de oude gewoonten der Arabieren. Zijn aanstaan
de vrouw, een Arabische, gaat steeds met het gezicht
verhuld (de vrouw der Berbers en Kabylen doen uit
niet), maar hij heeft toch reeds herhaaldelijk haar
gelaat gezien. „Haar moeder wilde dat eerst niet,
maar ik zeide: ik betaal niet voor iets, wat ik niet
heb gezien", zoo vertelt de kok openhartig. „Ik had
duizend franc voor de eerste betalingen en die liet
ik aan de moeder zien. Toen draaide ze jij en als ik
nu oo bezoek ben. dan zit zij met haar moeder, maar
het gelaat onbedekt. Zijn we eenmaal getrouwd, dan
d< n we als de Franschen. Dan gaat ze met onbedekt
gezich over straa., en als we samen uitgaan, dan zul
len we dat gearmd doen, net als de Franschen. Haar
familie zal daarover wel kwaad zijn, maar dat kan
mii niet schelen. Ik heb betaald voor haar en kan
doen wat ik wil."
Do Arabische buffetbediende vindt zulke redenee
rt neen verwerpelijk en lichtzinnig. Hij h. -ft het ge
zicht van zijn aanstaande nog nooit gezien, maar,
voegt h. er aan toe: „mijn moeder heeft natuurlijk
het gezicht, van mijn aanstaande wèl gezien en zoo
weet ik, dat ze er heel goed uitziet. Bovendien heeft
ze oen weefstoel en ze maakt prachtige tapijten en
burnoes, die veel geld opbrengen."
De kok en de buffetbediende redetwisten heel dik
wijls over hun aanstaande vrouwen. De kok zegt dan
tot den ander: „jij bent dwaas om geld neder te leg
gen voor iets wat je nog niet hebt gezien. Mijn vrouw
is heel mooi. Dat weet ik, omdat ik het zelf heb
gezien. Jij moet maar afgaan op wat je moeder zegt."
De buffetbediende laat zich evenwel niet zoo ge
makkelijk in een hoek dringen en antwoordt: „Goed,
laat dan de mijne niet zoo mooi zijn als de jouwe,
maar ze brengt haar broodwinning mede. Zij werkt
thuis, zooals een goede Arabische vrouw betaamt; ik
zal later, als we getrouwd zijn, met haar medewer
ken en voor den verkoop zorgen. En dan, jij betaalt
voor je vrouw, die je geheel zal moeten onderhou
den omdat ze .geen handwerk kent., vijfhonderd franc
imeer dan ik en dat is ook geen kleinigheid. Ik wil
haar gezicht niet eens z'en. Dat zou tegen de voor
schriften van onzen godsdienst zijn. Ook later, als
we getrouwd zijn, wil ik niet dat zo haar gelaat aan
een anderen man dan aan mij vertoont. Ik heb haar
gekocht en betaald en geen vreemde man mag haar
zien."
Lang kunnen die beiden er in mijn bijzijn over pra
ten en ik luister dan belangstellend toe zonder hen
door een opmerking of een spottend lachje af te
schrikken en boos te maken.
De nog jeugdige Arabische kok, die o.a. in Frank
rijk werkte en uitstekend zijn vak verstaat, neemt het
trouwens over liet geheel met de voorschriften van
den Mohammedaanschen godsdienst niet zoo heel
ernstig en zelfs houdt hij zich niet aan den Ramadan,
de vastenmaand, die over enkele dagen eindelijk ten
einde loopt.
„Van 's morgens vroeg tot het ondergaan van de
zon, mag ik niets eten", zet hij me gemoedelijk uit
een. „Maar hoe kan dat? Ik moet het eten klaar ma
ken en er dus ook van proeven. De Koran heeft er
niet mede gerekend, dat er nog eens Arabische koks
zouden bestaan, die in Europeesche hotels moeten
werken om aan den kost te komen. Ik kan me onmo
gelijk aan den Ramadan houden. Als Mohammedaan
is varkensvleesch me streng verboden, maar ik moet
het toebereiden voor de gasten. Hoe kan ik dat doen
zonder zelf nu en dan een stukje te probeeren?"
De Ramadan is voor de Mohammedanen een zware
beproeving. Een christelijk zendeling wilde het vo
rige jaar eens.probeeren op Mohammcdaanschc wijze
te vasten, doch reeds na tien dagen was hij zoo ziek
en ellendig, dat hij het op moest geven.
In het Maroc. Hotel vind ik 's morgens de meesten
van het Arabisch personeel slapend op stoelen. Die
menschen hebben den vorigen dag niets gegeten of
gedronken vóór den avond. Uitgehongerd hebben zij
toen eerst een stevig maal genomen en 's nachts nog
eenige malen gegeten, dus weinig of ni- -eslapen.
Den volgenden dag zijn zij voor werken i.us weinig
geschikt. Een heele maand duurt dat vasten.
In een moderne maatschappij zou het houden van
don Ramadan onmogelijk zijn.
Nu echter nadert Bairam, het einde van het vasten,
het groote Mohammedaanschc feest van vroolijke,
overvloedige maaltijden, muziek en pret.
J. K. BREDERODE.
De inrichting van het nieuwe Duitsche
luchtschip.
NA gedurende een drietal jaren proef- en de
monstratievluchten te hebben uitgevoerd,
heeft de „Graf Zeppelin" in 1932 een geregel
de Iuchtverbinding tusschen Friedrichshafen
en Pemambuco onderhouden, waarbij in totaal 9 rei
zen worden verricht. Voor 1933 staat een veortien-
daagsche verbinding op het programma. Intusschen
zullen de thans in aanbouw zijnde landingsinstalla
ties te Barcelona, Sevilla en Rio de Janeiro gereed
zijn.
In totaal heeft de „Graf Zeppelin" thans 290 vluch
ten achter den rug, waarbij ongeveer een half mil-
lioen kilometers werden afgelegd in de meest ver
schillende klimaten, over werelddeelen en oceanen,
in de tropen en in he* poolgebied, en nergens zijn
noemenswaardige moeilijkheden ontstaan. De afwij
kingen van de dienstregeling zijn niet talrijker ge
weest dan in de scheepvaart, waar men eveneens
door mist en andere onvoorziene omstandigheden
wel eens van het voorgeschreven plan moet afwij
ken. Bij de „Graf Zeppelin" was de reden altijd de
zelfde, n.1. dat er een krachtige wind op de veel te
kleine hangar te Friedrichshafen stond. De vertra
ging kon overigens, als zij niet meer dan een et
maal bedroeg, bijna geheel worden ingehaald, door
sneller vliegen.
Wij zien dus, hoe op het oogenblik het luchtschip
het ideale vervoermiddel is voor het wereldverkeer
en met name het transoceanischo verkeer. Men kan
daarmee in 4*4 dag van Duitschland naar Rio de
Janeiro reizen, terwijl een stoomboot er 11 a 13 dagen
over doet. Bovendien is het stoomschip aan de gren
zen van zijn snelheid gekomen; de „Brcmon" heeft
eene energie van 140.000 P.K. voor een snelheid van
28 zeemijlen, doch om de snelheid van de „Norman-
dië" slechts 2 zeemijlen op te voeren, heeft zij 40.000
P.K. meer noodig. Bij een luchtschip wordt de nor
male snelheid van 60 zeemijlen per uur bereikt met
slechts 2000 P.K. Het luchtschip is dus het vervoer
middel der toekomst, al kan de „Graf Zeppelin" nog
maar 20 passagiers en ongeveer S ton vrachtgoed en
mail vervoeren. Reeds thans is het passagierstarief
niet veel hooger dan dat voor een bootreis eerste
klasse; voor de post moet echter nog ongeveer 6 maal
zooveel porto betaald worden. Wel laat het zich thans
reeds aanzien dat., zooals het luchtschip thans het
zeeschip voorbijstreeft, het zelf eenmaal van zijn
vooraanstaande plaats zal worden verdrongen door
het vliegtuig, doch voordat het zoover is, zal het laat
ste eerst nog veel grootere snelheden moeten berei
ken dan thans het geval is.
Het luchtschip heeft ook het nadeel, dat men er
bij voorkeur slechts landingen mee uitvoert in den
vroegen morgen- en avonduren; do onrustige toe
stand der lucht in de middaguren, vooral bij zonnig
zomerweer, bemoeilijkt de landing. Voordat het
vliegtuig trouwens de eerste plaats gaat innemen
in het transoceanisch luchtverkeer, zal het eerste er
mee gaan samenwerken, zooals het thans reeds sa
menwerkt met de snelle oceaanstoomers ten behoeve
van het postvervoer. Tenslotte nog een kleine en
niet billijke statistiek. Tot dusver heeft men 137
maal getracht, den Atlantischen Oceaan over te ste
ken en wel 39 maal met een luchtschip en 98 maal
met een vliegtuig. Van deze pogingen zijn er resp. 38
en 55 of wel 97.4 en 56 van het totaal gelukt. De
reden hiervan is natuurlijk, dat het vliegtuig in het
tegenwoordige stadium van zijn ontwikkeling nog be
hoefte heeft aan tusschenlandingen op een zoo groot
traject.
Hoewel dus, naar onze vaste overtuiging, de verre
toekomst ongetwijfeld aan het vliegtuig behoort, zal
de naaste toekomst en vooral dit jaar 1933 het lucht
schip op den voorgrond brengen. Wij noemden reeds
de veertiendaagsche verbinding met Zuid-Amerika
door de „Graf Zeppelin", die in April a.s. wordt hei-
vat. Men zal uitvoerige berichten hooren omtrent
de voorgestelde Zeppelinverbinding Holland-Indië.
Zelfs in de Ver. Staten, het bolwerk van het ver
keersvliegtuig, wordt een toenemende belangstelling
gekoesterd voor geregelde verbindingen met lucht
schepen. Het meest zal men echter hooren uit
Duitschland, de bakermat van het luchtschip. Er zijn
reeds vage plannen, om de kruisersnelheid van het
luchtschip op te voeren, tot 150 K.M. per uur. Veel
meer concreet is echter het plan, om een tweede
luchtschip in dienst te nemen op de route naar Zuid-
Amerika. Er zijn er twee in aanbouw op de werf te
Friedrichshafen en ze naderen snel hun voltooiing.
De LZ 129 heeft twee dekken. Op dek A vindt men
links van de gang een geheel elcctrische keuken en
rechts privaten, een badkamer, een kappej-ssalon en
een kleine rooksalon. Op dek B ziet men een hal van
4 bij 10 m. met gravures en tapijten en stalen meu
belen, een eetzaal van 4 bij 15 m., met plaats voor
60 personen, een leessalon met vier schrijftafels on
fauteuils en een tweede rooksalon. Er zijn 26 passa
giershutten voor één af twee personen en twee 15 m.
lange promenadedekken ter weerszijden van het
luchtschip met groote ramen, waardoor men een on
belemmerd uitzicht heeft. Het interieur van het nieu
we luchtschip is, evenals dat der mailbooten „Bre-
men" en "Europa", ontworpen door Prof. C. A. Brcu-
haus te Dusseldorf.
(Nadruk verboden.)
(Vereenv. spelling).
Noordscharwoude, 5 Febr. 1933.
Geachte Redaksie.'
Gaarne zou Ik yocr onderstaande een plaatsje willen
vragen Jn Uw blad. Bij voorbaat mijn hartelike dank.
AAN DIK JONGEREN.
Gij jongeren, die de wereld eens wilt dwingen
Zich te ontworstelen aan de chaosgreep
Die, hoop-vervuld, uw eisen uit blijft zingen,
De striemen tartend van de hongerzweep.
Wij vragen u hebt gij al overdacht
Welk euvel om uw heiligst willen lacht?
Uw moed is groot en dreigend zijn uw vuisten;
Dooh... als de geest zioh onderwerpen moet
Aan 't gif dat spot met kracht en sterke knuisten
En strijdlust in onmacht verkeren doet.
Dan baat uw opstand niet en 't resultaat
Is, dat uw moed in lafheid ondergaat.
Op, jonge makkers; blijft uw krachten geven
Aan de opbouw van een betere Maatschappij;
Doch mijdt den alkohol bij 't opwaarts streven
En houdt uw geest van zijn bedwelming vrij!
Op, jongere makkers op vergroot uw macht!
De strijdt de drank tot heil van 't nageslacht!
H. J. S.
VAN TWEE ADVOCATEN.
Een der leerlingen van Pythagoras, Malus genaamd,
kwam eens bij zijn grooten meester en verzocht hem te
worden onderwezen in de welsprekendheid en in het
pleiten. Hij beloofde hem voor dit onderricht tien ta
lenten (25.000 gulden in onze munt) te zullen betalen,
hetgeen een zeer belangrijke som was. Alleen 'stelde hij
tot voorwaarde, dat hij eerst betalen zou na het winnen
van zijn eerste zaak.
Pythagoras vond dit goed.
Malus werd grondig door hem onderwezen, maar
toen de leertijd van dezen om was, wilde hij geen
enkele zaak op zich nemen, in de hoop, zoo de aange
gane verplichting te ontduiken.
Pythagoras deed hem een proces aan en toen beiden
voor de rechtbank stonden, zei de meester:
In elk geval, Malus, wordt gij veroordeeld de tien
talenten te betalen, want een van beide, óf ik win
mijn proces, óf ik verlies het. Win ik het, dan zijt ge
mij die som schuldig, omdat zij door mij wordt ge-
eischt; verlies ik het daarentegen, dan moet gij even
eens betalen, omdat gij in dat geval uw eerste proces
gewonnen hebt en dus geen uitvlucht meer kunt vin
den. 'om aan uw verplichting te ontkomen.
Maar de leerling, door den meester geoefend in al
lerlei spitsvondigheden, vatte zonder eenige verlegen
heid te toonen, den draad derzelfde redeneering op en
sprak:
Ik win mijn proces of ik verlies het. Win ik het,
meester, dan betaal ik u niet, omdat dan uw eisch
afgewezen is; verlies ik het daarentegen, dan betaal ik
u evenmin, omdat ik u, volgens onze overeenkomst,
slechts behoef te betalen, als ik mijn eerste rechtzaak
gewonnen heb."
„In Hollywood vergiftigt een bedorven
atmosieer de stad en de menschen;
die geest vernielt alles."
s door
VICKI BAUM.
(Do be' A schrijfster van „Menschen in
het Hotel".)
DE dadelboomen in Hollywood hebben mij al
tijd levendig geïnteresseerd. Hollywood staat
vol met deze decoratieve, slanke en statige
boomen. Zij kunnen er groeien, bloeien en
groote gele vruchten voortbrengen, doch die vruch
ten hebben één eigenaardigheid: zij worden nooit rijp.
Nooit! Waarom? Vraag het maar aan de bewoners
van deze stad. Zij ha
len de schouders op en
antwoorden een beetje
verongelijkt: „Dat komt
van 't klimaat, ziet U?
Het is hier warm genoeg
om de dadels te doen
bloeien, maar niet warm
genoeg om hun vruch
ten te doen rijpen."
In Hollywood is het
niet alleen met de da
dels zoo gesteld. Op dit vreesdijke slagveld gele
gen in een paradijsje, gaat geen dag voorbij zonder
felle gevechten, geen dag zonder dat de grond bedekt
is met lijken. Op geen ander plekje ter wereld vindt
men een zoo groote opeenhooping van onfortuinlijke
menschen en nergens is het percentage der gunste
lingen zoo klein. En zelfs die laatsten, die geluk heb
ben, zijn zij wel gelukkig? Het vraagteeken, dat ik
hier zet, moest ik abnormale afmetingen kunnen ge
ven
Ja, ik weet dat domme en niet-origineele menschen
zelden een kans hebben en nog zeldzamer een kans
bij de film. Maar toch, als Greta Garbo zoo gelukkig
Vicki Baum is in Hol
lywood geweest en heeft
daar allerlei indrukken
opgedaan. Het zal onze
lezers wel interesseeren,
hoe de bekende schrijf
ster over haar ontmoe
tingen met filmsterren
denkt.
was als een zoo mooie en gevierde vrouw moest zijn,
zou zij niet zoo zenuwachtig en wantrouwend wezen.
Ik heb vier maanden in Hollywood doorgebracht, ter
wijl zij de voornaamste vrouwelijke rol speelde in
mijn film „Grand Hotel". In die vier maanden ben
ik er niet in geslaagd, kennis met haar te maken!
Op zekeren dag was ik naar het kleine plateau
gegaan, waar Greta repeteerde. Nauwelijks was ik
daar aangekomen of een zeer beleefde jongeman, die
een diepe buiging voor mij maakte, zei: „Miss Garbo
laat niemand toe wanneer zij repeteert". Arme vrouw!
Hoe moeten haar zenuwen gespannen zijn! Haar
uiterlijk schijnt mij geheel verv\i!d van haar melan
cholie en ee „tamheid. Welk een smart, welk een
lijden ligt er in haar treurigen blik!
En hoe zou Mariene Dietrich, een van de fijngevoe-
ligste vrouwen die ik ken, gelukkig kunnen zijn,
temidden van de kwaadsprekerij, waarmee men haar
steeds blijft omringen? Mariene Dietrich heeft van
alles en allen genoeg. Toen ik haar in Berlijn leerde
kennen, danste en lachte zij. Ze was uitbundig vroo-
lijk en amuseerde zich in een grooten kring van ken
nissen. Maar hier in Hollywood?
„Neen, ik ga nooit uit", vertelde zij mij. „Ik ga
nooit ergens heen. Ja, ik zou het wel prettig vinden,
doch ik moet mij geheel wijden aan mijn werk en
aan mijn succes. Als ik mün kind niet bij mij had..."
Na een kort zwijgen voegde zij er bij: „Gelukkig is
zij bij mij; zonder dat zou ik volkomen ongelukkig
zijn!"
Pola Negri heeft zich van alles teruggetrokken en
woont geheel alleen in de voorstad Santa Manica.
„In Hollywood vergiftigt, een bedorven atmosfeer de
stad en de menschen. Die geest vernielt alles", zoo
vertelde zij mij. En \nn Harding antwoordde op mijn
vraag: „Gelukkig? Ja, als ik met mijn vliegtuig naar
de wolken stijg en voor het oogenblik niets, maar clan
ook niets te maken heb niet die anderen hier bone
den. O, ik verlang naar den dag, waarop ik mij zal
kunnen losmaken van de film!"
Chevalier, die aardige jongen van de films, is in
Hollywood zeer ernstig, gedesillussionneerd. Hij moet
hard werken en zichzelf tot het uiterste geweld aan
doen om een vooraf vastgesteld systeem en plan te
volgen. Hij drinkt i.ooit iets. Maar de grootste pessi
mist is wel Linonel Barrymore. Zelfs de kleine en
zuiver oordeelende Jaclcie Coopor heeft al zijn ideeën
over Hollywood.
„Ik krijs veel geld om een beetje te spelen, gek te
doen of te huilen. De arme oude strandwachter, die
zich doodwerkt en werkelijke tranen schreit, krijgt
maar heel weinig geld. Ik heb lang met hem gepraat
hierover en wij kwamen tot het besluit, dat er in de
wereld iets verkeerd moet zijn!"
Op zekeren dag vraag ik aan zijn moeder: „Hoe
kan Jackie op de film toch altijd zoo hartverscheu
rend schreien?"
„O, dc tranen zitten bij Jackie heel los. Hij kan
huilen als hij wil. Men zou zeggen, dat het verdriet
een d l van zijn wezen is."
Min of meer schijnt dat met hen allen het geval
te zijn. Zelfs met degenen, die geluk hebben, aan
wien het heden behoort Ze zijn bedekt met wonden
en builen, die zij bij hun strijd om het succes heb
ben opgeloopen. En voor hen ligt als een verschrik
king het vooruitzicht van nieuwe gevechten, die ze
telkens weer zullen moeten leveren om hun plaats
en hun succes te behouden, terwijl zij voortdurend
met zekerheid weten, dat hun dagen geteld zijn en
dat zij niet zoo heel lang meer aan het ongeluk zul
len kunnen ontsnappen Eiken dag en elke minuut
beteekent voor hen een meedoogenlooze strijd om
het succes. Een oogenblik van aarzeling, een mis
vatting, het meest onbeduidende ding kan genoeg
zijn om hen in ongenade te doen vallen bij het pu
bliek.
En de werkloozen? Zij, die afgedaan hebben? Wat
moeten al die wanhopigen beginnen? Er is een
steunfonds opgericht om hen voor de ergste ontbe
ringen te bewaron. Zij, die werk en inkomsten heb
ben, staan een gedeelte van hun salaris af voor hun
hongerlijdende collega's. Hoeveel ellende wordt er
niet geleden onder de dadelboomen van Hollywood?
Denk maar eens aan die onafzienbare menigte van
figuranten, die niets anders doen dan wachten,
wachten en nog eens wachten. Eiken dag maken ze
bij duizenden queue voor de arbeidsbeurzen en
wachten op den boodschapper van de studio's, wiens
komst 7'/2 dollars beteekent voor eenige tientallen
gelukkigen, die uit hun midden zullen worden uitge
zocht. Dit wachten op zichzelf is, met de vreeselijke
teleurstellingen, die het met zich meebrengt, reeds
een ware hel. Zij wachten op werk en brood, zij
wachten ook op het wonderbaarlijke toeval, dat hen
misschien in staat zal stellen om carrière te maken.
En aangezien dit wonderbaarlijke toeval zich slechts
eens op de duizend keeren voordoet, zijn zij al blij
als zij een broodkorst vinden om hun honger te stil
len. Arme schoonheidskoninginnetjes, die in haar
geboorteplaats uitverkoren en gekroond zijn en door
een dwaze hoop hierheen gedreven, de treurige waar
heid leerden beseffen, dat schoonheid minder waard
is dan aardappelen!
Als men de wanhoop, het heimwee naar het verre
tehuis kon afvegen, hoeveel tonnen van heimwee
.en berouw wandelen er dan rond in de straten van
Hollywood in den vorm van jonge meisjes met pla
tinablond haar en jeugdige Apollo's met kleine snor
retjes. Maar niemand trekt zich daar iets van aan.
Het zijn allemaal figuranten. Zij wachten. Zij ho
pen. Zij verlangen den steilen weg te bestijgen, die
van hun diepten voert naar de toppen der roem.
Doch zij, die zich op deze toppen bevinden, moeten
hun positie met hand en tand verdedigen, wetende
wat hun wacht, wanneer hun voet uitglijdt of hun
zenuwen hun parten spelen. Zij vechten dus alleen,
zij strijden meedoogenloos, artisten en figuranten.
Wie eens van zijn plaats wordt verdrongen, zal haar
nooit meer kunnen heroveren. Opgelet dus! Uitglij
den, vallen, dat is het einde. Wat dan komt is hon
ger, afgedragen klecren, uitgeloopen schoenen. Een
vreeselijk vooruitzicht voor de menschen hier, die
zelfs hun laatste cent willen geven om er „chic"
te blijven uitzien, om een elcganten en verzorgden
indruk te maken. Iedereen tot de minste figurant toe
is doordrongen van deze allergewichtigste waarheid,
dat men altijd meer kans heeft om te slagen met
een onberispelijk uiterlijk dan met het medelijden,
dat ellende misschien zou kunnen opwekken.
Sterren en figuranten, allen zijn bevreesd. Allen
grijpen zicii vast aan alles wat hen omringt. En als
zij voelen, dat zij afglijden, klemmen zij zich er nog
steviger aan vast. Helaas, maar al te dikwijls lever
geefsUitgeput moeten zij tenslotte loslaten
dan vallen zij onherroepelijk in de vcrgetel1
waaruit men niet meer te voorschijn komt.
(Nadruk verboden.)