De Heldersche verduisteringszaal.
Eisch één jaar
gevangenisstraf.
Woensdag 15 Februari 1933.
SCHAGER COURANT.
Tweede blad. No. 9229
Een voormalige Heldersche wet
houder In de bank der verdachten
Verdacht van verduistering van
vereenigingsgelden. De tenlas
telegging.
Voor de meervoudige strafkamer van de Arrondis
sementsrechtbank te Alkmaar is gistermorgen aange
vangen de behandeling van de bekende zaak tegen
den 50-jarigen heer D. Ch. A. de Zwart te Den Hel
der, voormalig wethouder van financiën aldaar. Aan
yerdachte is het volgende ten laste gelegd:
Dat hij te Den Helder in of omstreeks het tijdvak
van Januari 1923 tot Augustus 1931 opzettelijk een
aantal geldsommen, in totaal bedragende f 18.734.07,
althans omstreeks dit bedrag, althans in totaal een
aanzienlijk bedrag aan geld, toebehoorcnde aan den
Bond van Korporaals der Kon. Ned. Marine, althans
aan een ander dan aan hem verdachte toehehooren-
de, welke geldsommen hij uit hoofde van zijn per
soonlijke dienstbetrekking als administrateur, al
thans geldelijk beheerder, althans bezoldigd be
stuurder van dien Bond, althans als administrateur
van beroop, althans geldelijk beheerder, althans be
zoldigd bestuurder, ter bewaring, ter administratie
ter beheering, in ieder geval anders dan door mis
drijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toe
geëigend.
Als getuige a decharge waren gedagvaard: H. Jore,
destijds voorzitter van den Bond, W. Groothof,
boekhouder, G. J. van Pappelendam, oud-hoofdbe
stuurslid, mej. J. Mulder, oud-bestuurslid, D. v. d.
Mast, kantoorbediende, KI. Tiemes, bankdirecteur,
J. J. Jansen, onderwijzer en stenograaf der vergade
ringen, A. G. C. Engelgeer, accountant te Haarlem,
getuige-deskundige.
Als eigen gekozen verdediger opponeerde Mr. J.
A. E. Buiskool van Schaden.
Verdachte, die aanvankelijk was gedetineerd, doch
later op vrije voeten gesteld, was persoonlijk aanwe
zig-
Niet verschenen was de getuige P. J. van Pappelen-
dam.
Op de publieke tribune hadden zeer velen plaats
genomen, waaronder we vele Helderschen opmerk
ten. Ook diverse advocaten gaven van hun belang
stelling blijk door de zitting ten dccle bij te wo
nen.
Nog meer getuigen.
Do heer Officier had op verzoek van Mr. Buiskool,
die natuurlijk niets onbeproefd, liet om zijii.bejang-
wekkende cliënt buiten de vuurlinie te brengen, als
nog gèdbgvaai d als getuigen in het voordeel van den
verdachten financier: de heeren P. S. v. d. Vaar:,
secretaris penningmeester van.den Bond van Mari
neschepelingen, benevens wethouder te Helder; J. H.
de Nijs. adniinisinjeur van den Bond van Marine-
onderofficieren, H. J. de Huijter, gemeentebode en
C. Taylor. notarisk. vk. allen te Helder.
Reuzepakken en zelfs een kist. bevattende de ad
ministratieve bescheiden, die reeds eenige dagen de
vestibule hadden gegoozeerd, waren thans als cor
pora delicta op de estrade opgeslagen.
Getuige van Pappelendam was afwezig.
De eerste vragen.
De verdachte, een slank kaalhoofdig heertje met
bril, antwoordc kalm en rustig op de door den pre
sident Mr. Ledeboer tot hem gerichte vragen, om
trent den aanvang vrn zijn betrekking als bezoldigd
administrateur van den Bond. Hij beweerde benoemd
tc zijn door de algem. vergadering, hetwelk de pre
sident in sctrijd achtte met art. 12 der statuten. Hij
moest worden benoemd en ontslagen door het hoofd
bestuur. Hij werd benoemd op een jaarwedde van
ƒ780.—, welk bedrag later werd opgevoerd tot 3000
gulden.
De verdachte was belast volgens art. 17 der statu
ten met de functie van algem. vertegenwoordiger van
den Bond.
Hij was voorts belast mot het kasbeheer en organi
satorische aangelegenheden, doch niet met de ad
ministratie. Voorts was hij verantwoordelijk voor de
financiën. Doch verdachte vertrouwde op de admi
nistratie van den Boekhouder, in casu den heer G.
W. Groothof, thans ook als getuige aanwezig. Ook
de echtgenoote van den verdachte speelde in het be
heer een actieve rol en nain gelden van Groothof in
ontvangst, welke gelden ze in de bondskas stortte.
Alles bijeengenomen noemde de president dit een
hoogst onvoldoende controle, waar het gold de groote
bedragen van den Bond en het was goed dat daarot,
eens in het algemeen d e aandacht werd ge
vestigd.
De verdachte merkte op, dat hier n.et. werd ge
werkt in den geest van werkgever en ondergeschikte,
doch meer onderling in karneraadschappelijhen geest
Hij had slechts lager onderwijs genoten en had later
dienst genomen als marinier.
Hij had voorts kasboek afgesloten en balans opge
maakt tot en met 19271928.
Verdachte moest toegeven dat hij in 1928 aan de
vergadering een kasopname had overge.egd, waarin
moest blijken dat de Bond een bezit had van f230C\
welke opname hij niet had gecontro'c:rd. Verdachte
erkende zulks, doch gaf de schuld aan den abnorma-
len toestand, waarin h'i destijds verkeerde. De pre
sident merkte alstoen op, dat verdachte toch zelfs
met eigen hand eri keurig net had gespecificeerd.
Behalve dat er 'eld in kas was. stond er ook nog
geld van den Bond op een Bank en wel op naam
van verdachte, hetgeen de president wonde lijk vond.
Verdachte merkte op dat destijds geen bestuursleden
van den Bond bestonden en dus niemand hem dien
aangaande kon ma htigen.
Verdachte nam alleen gelden voor persoonlijke doel
einden van de Giro-rekening, doch nimmer van de
Bank. Gedurende ue eerste 2 jaren werd accoun
tantsonderzoek gehouden, doch later niet meer, niet
tegenstaande art. 16 der statuten zulks voorschrijft.
Verdachte repliceert' hierop, dat de oorlog en de
abnormale financieele toestanden als gevolg daar
van de oorzaak waren van die stagnatie in de con
t.ole. Er waren destüds geen bestuurders te vinden
dus berustte op verdachte het. ceheele beheer.
Maar na 1018, toe de normale toestanden weer in
traden, tot en met 1931, had geen accountantsonder
zoek plaats gehad, wat de verdachte moest toegeven,
wel voerde hij aan dat dit onderzoek in 1920—1921
was gedaan, maar door verdachte zelf.
Verdachte verklaarde voorts slechts i 1919 meer
uit de kas had genomen dan oorbaar was en zulks
was het gevolg van een ongeoorloofde relatie die hij
in Den Helder had aangeknoopt. Niettegenstaande hij
voor bon Isbelai.gt- eerste klas reisde naar Den
Haag, berekende hi' ook nor f7.50 per dag honora
rium; f 600 had hij uit de ka. "enomen, ten einde zijn
francé geldelijk te kurnen steunen. Dit was de con
sequentie van zijn eigen daad, doch de president
merkte op, dat hij niet gerechtigd was tot deze daad,
omdat hij zelf niet. over de middelen beschikte.
Verdachte beweerde voorts h" geen andere gelegen
heid over de kas van dc Bond te bben beschikt.
Aan mej. Mulder had de Bond geld geleend, niet
hij. Zulks kon hij nu met zekerheid mededcclen.
Het getuigenverhoor.
Hierop had het getuigenverhoor plaats en werd
aangevangen met den heer Engelgeer, rijksaccoun
tant, te Haarlem. Ilem werd een stoel verstrekt, want
de conferentie zou lang duren.
Volgens verdachte was in 1931, vóór de zaak aan
het rollen ging, een paar karrevrachten administra;
tieve gegevens opgeruimd.
De heer Engelgeer verklaarde, dat in 1922, volgens
het kasboek aanwezig was f 1111.22, in de kas had
zich moeten bevinden een véél hooger bedrag, en wol
pl.m. f65000. Verdachte had in de cel het rapport van
meneer Engelgeer oppervlakkig gelezen. De versla
gen waren steeds opgemaakt door den heer Groot
hof. In 1923 waren alle gelden 4e kw. 1923 uit Indië
reeds binnengekomen, wat een unicum mocht ge
noemd worden. Het was een fout van verdachte, dat
hii dit niet had gecontroleerd. De president kon 't be
langrijke van deze omstandigheid niet begrijpen. Het
unicum deed zich integendeel voor, dat verdachte
aan den Bond had voorgegeven, dat zooveel geld in
kas zich bevond, dat in werkelijkheid niet aanwezig
was. De heer Engelgeer erkende echter, dat het meer
voorkomt, dat hel saldo niet geheel klopt met de aan
wezige contanten. Verdachte wees, figuurlijk althans,
want het wijzen met zijn hand werd hem door den
president verboden, op het. feit, dat de balans van
1923 niet overeenkwam met de aanwezige gelden. De
accountant concludeerde, als resultaat van zijh on
derzoek, dat in 1931 ontbrak een bedrag, zooals in de
dagvaarding, als zijnde verduisterd genoemd, aan
wezig had moeten zijn.
De verdediger* richt eenige vragen.
Mr. Buiskool achtte het juiste moment gekomen,
om eenige vragen te richten tot -Jen accountant, met
betrekking tot het kasbeheer van verdachte. Het viel
natuurlijk moeilijk voor outsiders om deze discussie
behoorlijk te kunnen volgen. Verdachte nam de be
dragen, die feitelijk nog niet ontvangen waren, ter
wijl de accountant zijn conclusiën vaststelde, ter
wijl die bedragen wel waren ingekomen, veronder
stelde verdediger, Het systeem van verdachte was
gebaseerd4 op het feit, dat het geld was opgesoupeerd,
zeide de president.
Veydacbte beweerde hierop, dat hij op do hasis van
de gehouden boekhouding, herhaaldelijk fouten moet
hebben gemaakt. Het kasboek 1924, in reusachtig for
maat, werd uit de diverse pakken opgesnord, ten ein
de het saldocijfer van dat jaar na te pluizen. Door
den president werd opgemerkt, dat de taak om
Groothof te controleeren, veel voornamer was dan de
controle die Groothof op verdachte uitoefende. Dit
was ook de opinie van den heer Engelgeer. De ver
dachte deelde nog mede, dat de Bond een actie zou
voeren tegen de werving door de regeering en dat
voor dat doel f 12000 was ingekomen. (N.B. De Bond
is Koninklijk goedgekeurd.)
Hierna pauze tot half 2.
De volgende getuigen.
Hierop had het verhoor plaats van mevrouw A.
Smits, bondsbestuurslid. sinds 1920 francé van ver
dachte tot 1932. Zij werd verzocht eerlijk te antwoor
den op de gestelde vragen. Deze dame stond, zooals
gezegd, in zekere relatie met verdachte en ontving
van hem cadeautjes, in totaal over al die jaren voor
een bedrag van f200. Zij ging ook wel eens met hem
op reis, Zij betaalde echter haar eigen reiskosten. De-
«*e getuige kon daarop direct weer vertrekken.
De korperaal-machinist der K.N.M., H. Jore, thans
in manchester, bondsvoorzitter sinds Juni 1930,
De president vermeende, dat de benoeming van ver
dachte niet geldig was en in strijd was met de sta
tuten. Verdachte was benoemd om de mogelijkheid
te scheppen, dat hij ook lid kon worden van het
Hoofdbestuur. De verdachte vervulde een financieele
en een organisatorische functie. Het was geen voor
schrift meer, dat jaarlijks een accountantsonderfzoek
gevorderd werd. Deze bepaling was opgenomen in
een later wetboek van den Bond. Het bestuur stelde
zich alstoen verantwoordelijk voor het financieel be
heer. Verdachte was kassier van den Bond en ver
der belast met alle voorkomende werkzaamheden,
correspondentie, etc. Getuige had verdachte niet ge
controleerd, omdat hij een reputatie genoot, boven el
ke verdenking verheven. Hij was de ziel der organi
satie. Men koesterde tegen hem niet het minste wan
trouwen. De president zeide, dat het hier ging om de
belangen van de marineschepelingen, die in goeJ
vertrouwen op de soliditeit van het beheer hun
contributie offerdon. De revenuën van verdachte be
stonden uit f3000 salaris, vrij vuur en licht, bene
vens vrijstelling van personeele belasting. Toen ver
dachte werd benoemd tot wethouder van financiën,
had hij voor eigen rekening een assistent aangesteld
op een salaris van f 1000. Getuige vond het niet
vreemd dat de giro- en bankrekening liep op naam
van den verdachte, zulks gemakshalve, opdat hij bij
ontstentenis van het hoofdbestuur kon optreden. De
heeren Groothof en Baars hebben getuige gewaar
schuwd, dat het met het financieel beheer van ver
dachte niet in orde was. Er zou een tekort zijn van
f13000. Verdachte had getracht van een en ander uit
leg te geven en de nadeelige verschillen geweten aan
fouten in de boekhouding. Verdachte heeft op de
desbetreffende vraag van getuigo, of het batig saldo
genoemd in het jaarverslag '28 fictief geantwoord
dat dit inderdaad een fictief bedrag was. Overigens
had verdachte zich zeer verontwaardigd getoond over
het getoonde wantrouwen. De geringheid van het
kasbedrag had verdachte getracht te verklaren door
'iet leit, dat twee personen deze administratie voer
ien. Van den termijn voor een onderzoek, 14 dagen,
had verdachte echter geen gebruik gemaakt. Getuige
kreeg den indruk, dat men het bestuur trachtte te
misleiden. Verder werd beweerd, dat de eigendom
men van den Bond ónder het geldelijk bezit waren
opgenomen, ook had de Bond boven zijn stand ge
leefd.
Do verdachte ontkende de juistheid van Jore's le
zing, zooals hij meer uitvoerig uiteenzette. Er was
toen met geen woord gesproken over den toestand
van 1928, Dat gebeurde veel later. Evenmin had ver
dachte toen getracht te suggeeren dat de bezittingen
in het geldelijk saldo waren opgenomen. Eerst later
had verdachte daarover gesproken. Reeds lang had
verdachte gewaarschuwd, dat de financiën van den
Bond achteruit gingen en werd ingeteerd.
Volgens getuige Jore had verdachte het advies om
zich bij de justitie te beklagen, trachten af te wijzen,
door op te merken, dat dit nadeelig zou zijn voor liet
prestige van den Bond. Verdachte daarentegen be
weerde dat hij juist op aangifte bij de justitie had
aangedrongen en toen had juist Jore dit ontraden,
omdat dit niet in het belang was van den Bond. Ver
dachte herinnerde zich ook niet, dat hem 14 dagen
respijt was aangeboden ten behoeve van een admi
nistratief onderzoek.
Getuige Jore verklaarde later weer, dat op een met
de H.H. v. d. Vaart en Denijs belegde vergadering
werd besloten, verdachte te verzoeken, geen gevolg te
geven aan zijn voornemen, om zich bij de justitie
aan te melden. Getuige handhaafde echter hetgeen te
voren met verdachte was besproken betreffende die
justitieele aangifte.
De president openbaarde zijn verwondering dat aan
den Bond ook nog was gekoppeld een soort spaar
bank, die echter geen enkele speciale waarborg gaf,
doch slechts een deposito was in dp bondskas tegen
een zeer matige rente. Het kwam den president voor,
dat de bestaande rijks- en Nutsspaarbanken een heel
wat groote zekerheid bieden voor het spaarlievend
publiek.
Tegenstrijdigheid in verklaringen.
Gedurende een discussie tusschen getuige Jore en
verdachte werd voorgelezen een verklaring van ge
tuige Pappelendam, die heden niet aanwezig kon zijn
en welke verklaring in strijd zou zijn met de getuige-
nis van get. Jore.
Mr. Buiskool nam hier het offensief en besprak met
getuige Jore hetgeen voorgevallen wasop een verga
dering, waarin werden bespreken de financiën van
den Bond, gehouden in 1928.
Volgt verhoor van den getuige G. W. Groothof,
boekhouder v. d. Bond is.Deze is in '22 in dienst gesteld
van den Bond en als regel ontving hij de gestorte
gelden. Hij gaf daarvoor kwitantie en schreef het be
drag op de agenda, om het later in te boeken. Ver
dachte heeft de gegevens verschaft voor het beroemde
Jaarverslag van 1928. Over belegging van de f 23000
was niet gesproken. Er waren geen geheime fondsen.
Wel was er geld, pl.m. f 12000, bestemd voor actie to
gen de werving voor de Marine door de regeering. Om
den Staat te bemoeilijken in zijn pogingen om Marine
schepelingen aan te werven. Er werd een zekeren
heer v. Klaveren als burger-ambtenaar naar Indië
gezonden voor rekening van den Bond. De kosten be
droegen f 4800, waarvan de Bond bijdroeg f 1600. De
onderhoudskosten van dezen afgevaardigde naar Indië
bedroegen f 600 a f 700 per maand. Het bleek echter
dat de gevraagde gelden, f 1300, niet beschikbaar wa
ren. Getuige vermeende echter dat het geld ruim
schoots voorhanden was. Dit en nog een ander geval
gaven getuige aanleiding het gehouden beheer te gaan
controleeren. Het bleek nu. dat in 1928 een bedrag van
pl.m. f 18000 in kas moest zijn. Overigens wees get. erop
dat hq meer was een ondergeschikt kantoorbediende,
dan een onafhankelijk optredend boekhouder. Voor het
opmaken van het kasboek was nimmer tijd.
Verdachte repliceerde hierop, dat hij de boekhouding
geheel overliet aan dezen getuige. Het bewuste kas
boek werd daarop nog eens aan een kunstbeschouwing
onderworpen. Het resultaat was dat de president aan
verdachte vroeg, of het deze niet had gefrappeerd, dat
"•deze boekhouding niets beteekende.
Verdachte was dit niet met den president eens en
bracht ter sprake zijn arbeid voor den bond, waarop
de president tamelijk scherp antwoordde: Ja, reisjes
naar Den Haag, en zoo!
Verdachte legde uit, waarom hij de f 1600, bestemd
voor de uitzending van den afgevaardigde Van Klave
ren. niet direct beschikbaar stelde. Hij had geen tijd
en was den geheelen dag bezet met gemeentezaken.
Getuige Groothof verbaasde het ook ,dat de hypo
theekrente werd voldaan met geld uit de bank en niet
uit de kas. Verdachte gaf daarvan een z. i. plausibele
verklaring. Ook was een gevorderd bedrag van f 550
niet aanwezig. Ook een bedrag van ruim f 1300 kon
niet worden uitbetaald aan een lid van de Spaarvereen.
Verdachte had toen zijn levensverzekeringspolls in pand
gegeven. Volgens get. Groothof zou verdachte heb
ben gezegd, dat hij f 4^ per week uit de kas had ge
nomen. Hij had ook nog gezegd: Jullie moeten je geld
hebben en ik moet zorgen dat het er komt! Verdachte
zou ook gezegd hebben, dat het bedrag van f 18000 een
fictief bedrag was.
De heer Engelgeer verklaarde, dat de ontvangsten
van den Bond de uitgaven met pl.m. f 200 per maand
overtroffen.
Op de desbetreffende vraag van den Officier, of get.
Groothof zich wel eens gelden van den bond had toe
actie tegen de werving was gevoerd in 1926.
Het verbaasde den president, dat getuige Groqthof
nooit zijn boeken eens had afgesloten.
Groothof gaf daarop een uitvoerig antwoord.
Op de vraag van den Officier of getuige zich nooit
wat uit de bondskas had toegeëigend, antwoordde
deze ontkennend.
Hierop ontstond een discussie over de steunactie
tusschen verdachte en president. Verdachte zette uit
een wat die steunactie had beoogd.
Mr. Buiskool voerde hier een langdurig vraaggesprek
met getuige Groothof over feiten, gedurende het boek
houderschap van getuige voorgevallen.
Geen jaarlyksch accountant-onderzoek.
De getuige J. Mulder, oud-voorzitter hoofdbestuurder
van den bond. verklaarde dat uit finantieel oogpunt,
niet was overgegaan tot een jaarlijksch accountantson
derzoek. Men had zeer veel vertrouwen in den verdaoh-
te. Er had wel kascontrole plaats. In 1926 was die con
trole geëindigd. Getuige was zeer verbaasd te moeten
hooren, dat er een kastekort was. Verdachte had den
heer Mulder wel eens met f 200 geholpen. Dit bedrag
was eohter genoteerd in het depositoboek van den bond.
Getuige had al in Indië hooren vertellen dat er moei
lijkheden waren in den bond.
Vervolgens wordt gehoord de kantoorbediende Dirk
v. d. Mast, in dienst destijds van verdachte, in 1929 ge
ëngageerd. Hij nam bij afwezigheid van verdachte gel
den in ontvangst. De boekhouding vond getuige wel
wat eigenaardig.
Daarna verscheen de heer K. Tiemens. directeur Mid-
denstandsbank te Den Helder, en deelde mede dat ver
dachte een polis levensverzekering in onderpand had
gegeven. De bank is geopend van half 9 tot half 1 en
van half 2 tot 6 uur. Verdachte had dust de f 1300 ge
makkelijk uitbetaald kunnen krijgen, indien hij er >p
gestaan had
Ten slotte werd gehoord de heer J. J. Janse, oud-on
derwijzer en stenograaf, die de vergaderingen van den
bond had verslagen. Zijn verklaringen waren van wei
nig beteeken is.
Nadat de heer Engelgeer nog eens was gehoord tot
het geven van inlichtingen, werd de verdachte nog eens
door den president onder handen genomen, omtrent zijn
verschillende verhoudingen met Mej. Smits en 'n zekere
huishoudster. Voorts was er nog een Mej. Torendijk, die
hij had geholpen aan de belastingenaangifte en welke
juffrouw hij oneerbare voorstellen had gedaan, wat door
verdachte werd ontkend. Ook zou hij nog een juffrouw
Rosielje geld tusschen haar Wee-ren hebben gefrummeld.
Dan nog passeerde een juffrouw Warnaar de revue.
Vervolgens werd gehoord de heer Taylor. notarisklerk
te Den Helder, die inliohtingen verschafte omtrent be
talingen door verdachte gedaan, betreffende hypotheek
rente van het gebouw van 't bondssecretariaat aan de
Hoofdgracht. Begin 1925 was een nieuwe hypotheek op
genomen.
Hierop volgde de gemeentebode H. J. de Ruijter, die
verklaarde dat verdachte dagelijks met gemeentezaken
bezig was.
Voorts verscheen de heer B. S. v. d. Vaart, wethouder
van finantiën te Helder, mededeelende dat vermoedelijk
verdachte in 1931 een concept voor de fusie der bonden
had opgemaakt, alstoen is geconfereerd over de aanstel
ling van een accountant en rechtskundig adviseur. Aan
getuige en den heer De Nijs werd op 27 Juni op het
kantoor van verdachte door dezen mededeeling gedaan,
dat er geld tekort was en verdachte er aan dacht zich
bij de politie aan te geven. Er is toen getracht deze
kwestie onderling tot een bevredigend einde te brengen.
Ten slotte werd gehoord de heer De Nijs. Marine-
bondsbestuurder C.A.M.B.O. te Helder, die verklaringen
gaf omtrent den gemoedstoestand van verdachte. Ook
deze getuige had de conferentie medegemaakt op het
kantoor van verdachte. Zijn verklaring luidde vrijwel
gelijkluidend met die door v. d. Vaart afgelegd. Hij had
niet het idee, dat verdachte zichzelf beschuldigde.
Verdachte aan het woord.
Na de pauze, om kwart voor 8, wordt aangevangen
met het afnemen van een verhoor aan verdachte, voor
zoover 't hier betreft posten, welke voorkomen in de
diverse boeken.
Verdachte legt er den nadruk op, dat diverse afsohrij-
vingen in den loop der jaren hebben plaats gevonden.
Deze kunnen alleen geschieden wanneer er een over
winst is. Hieruit is dus te concludeeren dat er geld in
kas was.
De president merkt op, dat er bij 't afsluiten der ba
lans in 1927 een bedrag van f 11000 In kas moest wezen,
maar daarvan werd niets ontdekt
In verband hiermee wijst verdachte er op, dat obli
gaties zijn ingelost van die gelden, als ook hypotheek
aflossing op 't huis, door den bond gekocht Hoogstens
kan er dan een klein verschil wezen, maar waar de boe
ken niet in orde waren, kan dit kleine verschil wel in
fouten in de boeken zitten.
De president deelt die meening niet en blijft volhar
den bij zijn meening, dat hier grootere bedragen moeten
worden aangewezen om de zaak zuiver te doen staan.
Getuige Engeleer, die op momenten aan verdachte-
een verhoor afneemt, is van meening, dat verdachte ver
antwoordelijk was en dus ook alle bedragen, zoowel van
inkomsten als van uitgaven, moet kunnen aantoonen.
De verdediger is 't niet met den heer Engeleer eens.
Er zijn 9 maanden verloopen tusschen 't opmaken van
bedoelde balans en de gedane uitgaven en men mag,
bij zoo'n administratie niet eischen, dat verdachte daar
voor aansprakelijk wordt gesteld.
Hiermee is 't getuigenverhoor ten einde en is 't woord
aan den officier van Jusitie voor het houden van
het Requisitoir.
De officier vangt aan met te wijzen op de gezegden,
dat er in den Helder een bond is, die er in de hier be
doelde jaren al was. Deze bond had personeel noodig en
zoo werd aangesteld een administrateur èn meerder per
soneel. In 1921 kwam er verandering in de werkzaam
heden. Verdachte de Z. werd bezoldigd bestuurder. Hem
werden afgenomen de werkzaamheden van administra
tieven aard en werd verdaohte meer belast met organi
satorisch werk en 't verzorgen der dagelijksche belan
gen. behalve de financiëele. Een ander werd met de ad
ministratie belast, In dezen getuige Groothof. Wel bleef
verdachte geldelijk verantwoordelijk, maar over de boe
ken had hij niet de beschikking. Er werden bedragen
geind en uitgegeven, ook als verdachte niet aanwezig
was, en dit was dikwijls. Als verdachte thuiskwam lag
't geheel aan hem om rekening en verantwoording te
eischen. Dat was een kwestie van vertrouwen, weder
zijds. Maar wederzijdsche controle bestond er niet. Dit
is een principieele fout van den bond zelf. Dit is jaren
zoo voortgegaan. Niemand heeft ooit iets van onregel
matigheden bemerkt. De gelden is kas groeiden steeds
aan en eind 1927 moest er een groot bedrag in kas zijn.
Langzamerhand zijn dan getuige Groothof de oogen
open gegaan. Wonderlijk is, dat getuige Groothof nooit
aan verdachte heeft gevraagd, of 't niet gewenscht was
een zóó groot kassaldo te beleggen. Getuige G. had al
leen maar te boeken en zonder meer heeft hij zich op
dat standpunt gesteld. Toen echter deden zich diverse
voorvallen voor. Er was f 1680 noodig voor de reis van
Van Klaveren, er werd f 1300 opgevraagd van spaargel
den en f 500 moest aan steun betaald worden aan juf
frouw Sloves. Toen dat geld niet uit de kas. waar toch
een groot bedrag in moest zijn, werd betaald, heeft 't
eerst getuige Groothof bevreemd en zoo kwam de zaak
aan 't roleln. De ontdekking heeft de bestuursleden zeer
doen schrikken. Maar, merkt de officier op, ook zij heb
ben hun plichten verzaakt, 't Lag op den weg van 't
hoofdbestuur om geregeld de zaken na te gaan, maar
men liep aan den leiband van de Z. Hij werd een per
soon van gewicht, ook buiten 't vereenigingsleven. Op
merkelijk is, dat vroeger, naar getuige Mulder heeft
verklaard, er bij de rekening en verantwoording steeds
geld op tafel kwam.
Wanneer al die bestuursleden per hoofd aansprakelijk
zouden zijn geweest voor de gelden, zou dit zeker zijn
doorgevoerd. Daar de bestuursleden vaak naar elders
voeren, bleef alles aan de Z. Hij was de kurk, waar alles
op dreef, 't H.B. keek af en toe om een hoekje en bleef
afhankelijk van de mededeelingen van verdachte. Ver
dachte, aldus de officier, is zelf bij mij gekomen om te
zeggen dat de zaak niet in orde was, maar ontkende di
rect gelden te hebben verduisterd.
Door den deskundige Engelgeer zijn vele rapporten
samengesteld, waaruit bleek, dat op 27 Juli 1931 een
bedrag van ruim f 18000 in kas moest wezen. Maar
waar dit geld is gebleven, is verdachte, haar hij be
weert, niet bekend.
Verdachte verklaart voorts bij 't samenstellen der
balans niet geheel normaal te zijn geweest, door ovep-
spanning. Maar dan had hij er niet aan moeten begin
nen. Er zijn twee personen welke hier een belangrijke
rol kunnen hebben gespeeld. t,w. verdachte en getuige
Groothof. Van getuige Gr. is echter niets ten nadeele
komen vast te staan. Blijft dus verdachte over. Eind
1927 moest zeker in kas wezen f 15000. Aannemend nu,
dat verdachte gefraudeerd heeft, dan zal hij dit niet
hebben willen bekennen. Er blijft in zulke gevallen
altijd hoop, dat de zaak weer recht gezet kan worden.
Nadat de Officier op de groote fouten van den Bond
gewezen heeft, wat betreft de controle, wijst de Officier
er op, dat men verdachte, toen hij alle functies be
kleedde, nooit controleerde, maar dat verdachte wel
controle uitoefende toen een andere de boeken hield,
't Sparen bij een zoodanige Instelling als dezen bond,
waar geen zekerheidsstellingen zijn te vinden, beurt
spreker sterk af. Verdachte heeft voorts in 1919 f 600
uit de kas genomen om aan een vrouw te betalen. Met
meerdere vrouwen' stond verdachte in relatie en het
salaris van verdachte was niet zóó groot, dat dit alle
maal maar kon worden betaald.
De Officier noemt den Bond een zeer gevaarlijk in
stituut en spreekt er zijn verontwaardiging over uit,
dat de®e instelling, bestaande uit vrijwillige militairen.