De roman van een zanger
IEUWS
PARTA
VARIA.
Donderdag 16 Februari 1933.
SCHAGER COURANT.
Tweede biad. No. 9230
DE VOORDEELEN VAN MIDDELMATIG
ZWARE HOENDERRASSEN
VAN
CHAGEN.
Hij was bestemd voor portier.
Bij Sjaljapin's zestigsten verjaardag.
HET is niets voor niets, dat de mémoires van
den Russischen zanger, Fedor Sjaljapin,
verscheidene boekdeelen vormen. Zijn le
vensloop en carrière lijkt in alle opzichten
op een roman, maar dan een roman, die zich in
werkelijkheid heeft afgespeeld. Zijn vader was een
arme hoer, hij groeide dan ook op onder ai-moedige
omstandigheden en wel in de Russische stad Kazan.
Als kleine jongen mocht hij meezingen in het kerk
koor en ook thuis begon hij alles al zingende te zeg
gen. Deze neiging om „van het zingen een opera te
maken", openbaarde zich na een bezoek aan de stads-
opera, dat op het kind een onvergetelijken indruk
maakte. Hij wilde ei telkens weer heen en al spoedig
was het hem niet genoeg meer, alleen toe te kij
ken. Zooals hijzelf heeft gezegd, voelde hij groot ver
langen om eens een kijkje te nemen op het tooneel.
Hoe kwamen zij aan e<m maan? Als een acteur in
FEDOR SJALJAPIN.
den grond wegzonk, waar bleef hij dan? Hoe kon in
de korte pauze tusschen twee bedrijven door. een
stad worden opgebouwd? En inderdaad slaagde hij
er op zekeren dag in, via een donkere trap tusschen
de coulissen te sluipen. Met ongelooflijk veel ple
zier bekeek hij het schilderwerk en de bonte costu-
mes. Al spoedig mocht hij als figurant mee optre
den. Zijn gezicht werd met gebrande kurk zwart ge
maal* t en hij kreeg voor zijn prestatie vijf kopeke
uitbetaald. Overgelukkig zong hij mee in het koor
ter eere van Vasco da Gama in „De Afrikaansche".
Toen de opkomend' opera-ster na zij debuut naar
huis ging, trachtte hij zijn gezicht met sneeuw
schoon te maken, maar hij was nog zwart toen hij
thuiskwam. Zijn vader, die hem alle contact met
de tooneelwereld had verboden, was woedend en
sloeg hem, dat het een aard had, bij eiken slag
herhalende: „Je zult portier worden, deugniet."
Intusschen werd hij toch maar niet dadelijk por
tier, maar eerst op voorspraak van zijn vader kassier
in een pandhuis. Hij zag mismoedige menschen hun
laatste bezittingen wegbrengen, schreef kwitanties uit
en dacht bij dit alles nog steeds aan de opera. Toen
hij zeventien jaar was, gaf er te Kazan een operette-
gezelschap voorstellingen. Er werden koristen aange
nomen voor oen tournée. Sjaljapin sprak den im
pressario aan en moest den volgenden dag bij hem
in het hotel komen. Daar vroeg de impressario
\riendelijk: „Wat kent u?" Sjaljapin was niet ge
wend om met „U" te worden aangesproken. Hij had
bovendien op deze vraag niet gerekend. Maar hij
had genoeg tegenwoordigheid van geest om te jok
ken: „Ik ken „Traviata" en „Carmen"! Toen de im
pressario daarop antwoordde, dat hij een operette
gezelschap had, noemde Sjaljapin alle operettes op,
die hij kende. Zoo werd hij aangenomen. Als salaris
verlangde hij tien roebel, maar de impressario was
tenminste zoo gul om hem er twintig te geven. Met
bevende hand ondertcekcnde de jongen, die eens de
'best betaalde zanger ter wereld zou worden, zijn eer
ste contract.
Na jaren van roizen en trekken en optreden in
klein plaaties, kreeg Sialjtpin een engagement bij de
opera te Tiflis, de hoofdstad van den Kaukasus. Van
toen af begon hij carrière te maken. Zijn volgende
contract bracht hem in de particuliere opera van den
Moskouschen Maecenas Mamontow. Door onver
moeide studie klom de zoo rijk begaafde zanger
steeds hooger op. Hij. onderscheidde zich bovendien,
doordat hij zijn rollen niet slechts zong, doch ook
met veel psychologisch inzicht en dramatisch ta
lent speelde. Na eenige jaren kwam hij daarna ook
aan de keizerlijke hofopera te Moskou. Een gastvoor-
stelling in de Scala te Milaan, waar hij als eerste
buitenlander optrad in dezen tempel van het Ita
liaansche bel canto, maakte hem wereldberoemd. Er
volgden gast voorstellingen te Parijs tijdens het z.g.
Russische seizoen van Diagilew en te Monte Carlo,
en toen Sjaljapin ook in de Metropolitan Opera te
New York was opgetreden, stond zijn wereldver
maardheid vast. Voor elk optreden kreeg hij 4000
dollar, waardoor hij de best betaalde zanger ter we
reld werd. Thans begint zijn roem eenigszins te ver-
bleeken, maar zijn genialiteit als acteur heeft hij op
nieuw bewezen in een nieuwen vorm in de geluids
film „Don Quichote". Van zijn Russische nationaliteit
is Sjaljapin die zijn vaderland na de revolutie, was
ontvlucht, eenigen tijd geleden vervallen verklaard.
Bij zijn zestigsten verjaardag, (welke gisteren, den
loden Februari plaats had), zou zij hem worden te
ruggegeven, evenals naar sommigen zeggen zijn
indertijd verbeurd verklaard landgoed. Hij denkt er
echter niet aan, naar Rusland terug te keeren.
Vleesch en eieren tegelijkertijd.
Eenigen wenken voor lokkers.
Ook ervaren fokkers, die hun fokdieren uitzoeken
volgens alle regelen der kunst, krijgen wel eens te
genvallers, vooral wanneer Zij behalve op het leggen
ook letten op goed vleesch voor de consumptie. Het
lijkt zoo mooi: mocht er eens een slechte legstar zijn,
dan is het dier nog altUd in de keuken goed te ge
bruiken, maar in de praktijk is het niet altijd zoo
gemakkelijk.
De meeste fokkers van middelmatig groote rassen
letten allereelrst op lichaamsbouw en kleur en de
meest bekende rassen van deze groep: Wyandottes,
OPGER. 7 MEI 1911.
s
WEDSTRIJDPROGRAMMA A.S. ZONDAG.
Texel ISchagen I. 2 uur. Vertrek 11.15.
Sohagen HTexel II. 2.30 uur.
Succes 3Schagen 3, 2 uur. Vertrek 12.30.
Petten 2Schagen 4. 2 uur. Vertrek 12.45.
Voor eventueele wedstrijdwijziging zie men het bord
Vrijdagmorgen.
TRAINING.
Vrijdag in het Noord Hollandsch Koffiehuis om 8 u.
Heeren keepers 7 uur present. Heeren van ons le elf
tal komen jullie toch ook, want jullie hebben het nog
zoo noodig, wat Zondag nog is gebleken. Een Vrijdag
zien wij jullie dus allen, zonder eenige uitzondering.
NIEUWE LEDEN.
J. Boontjes. Heerenstraat. Schagen.
Wie bezorgt ons meer nieuwe leden. Wij kunnen ze
gebruiken.
Bedankt als lid: J. de Blok, H. Bakker.
FEESTAVOND OP 22 APRIL.
In de gistervand gehouden Bestuursvergadering met
de Supp. Ver, „Geel Zwart" is besloten den jaarlijks
wederkeerenden feestavond te houden op Zaterdag 22
April as.
Teven wordt hieraan een verloting verbonden ten bate
van het tralnlngsfonds. Hiervoor is als hoofdprijs aan
gekocht een casette poetsvrij tafelzilver en nog talrijke
andere prijzen.
De voorbereidingscommissie bestaat uit de heeren: K.
S. Leguit, voorz., C. Keijzer, secr., C. Molenaar, penn.
en de heeren H. de Jager, J. Lingeman, Jb. Holtz en
P. Hartog. leden.
Thans kunnen wij al verklappen, dat de commissie
bezig is hier het Haarlemsch Klein Cabaret op dien
avond te krijgen.
ADSPIRANTEN.
Sohagen BH.R.C. C. Aanvang 1 uur.
Het elftal is als volgt:
R. Prins.
T. Moransart Alb. de Wit
S. Visser J. Gelder Alb. Molenaar
J. Doves J. Starreveld P. Schoorl G. Rempt N. Blaauboer
Reserves: Jb. Schram en K. Roggeveen.
VERSLAG DER V.A.V. SCHAGEN TE SCHAGEN
OVER HET SCHAGER BEKERTOURNOOI 1932.
Reeds in het voorjaar 1932 was door den schenker
van den Schager Beker getracht een bekertournooi te
doen plaats hebben. Men stuitte echter op de bepalingen
van den K.N.V.B. en N.H.V.B.. weshalve werd besloten
den beker aan de V.A.V. Schagen te schenken en dat
deze vereeniging de organisatie van het Beker tournooi
op zich zou nemen. Een en ander ging in vervulling, en
werden de eerste grondslagen gelegd in een bespreking
met den heer Keesman der fa. Trapman en Co. en den
heer K. S. Leguit en J. L. Lutjeharms. Hier werd ook
vastgesteld hoe de beker genoemd zou worden. Deze
schitterende zilveren beker werd „Schager Beker" ge
doopt. Direct werd begonnen met toestemming te vra
gen van den K.N.V.B. en N.H.V.B. Eerstgenoemde liet
niet lang op zich wachten en verleende hare toestem
ming aan de V.A.V. Schagen om het Schager Beker
tournooi te organlseeren bij besluit van d.d. 4 April '32.
Ook de N.H.V.B. verleende hare toestemming d.d. 13
April d.a.v. Tevens werd op dien datum het Regle
ment goedgekeurd. En nu kon begonnen worden. Op 5
April werden 125 uitnoodlgingen verzonden aan ver
eenigingen en heeren scheidsrechters. De toeloop was
echter niet naar verwachting. Daarom werd besloten
nogmaals een circulaire te richten tot de verschillende
vereenigingen en de inschrijving te verlengen tot 29
Aoril. Hierdoor werd het reeds een maand later. Niette
min hielp deze circulaire zoodanig, dat tenslotte 38 elf
tallen aan het Schager Bekertournooi deelnamen, waar
onder zeer goede elftallen. Eerst moesten de wedstrij
den nog wegens den K.N.V.B.-beker, Rauchbeker
en Gouden Kruis worden uitgesteld. Maar tenslotte kon
alles voortgang vinden. Heeren scheidsrechters lieten
zich niet onbetuigd en werkten we zoo gezamenlijk tot
het welslagen van het Schager BekertournooL
Als propaganda en reclame mag dit Bekertournooi
dan ook als geslaagd beschouwd worden. Doch finan-
tiëel niet. Gelukkig werd echter geen verlies geleden.
Winnaar werd zooals men weet Succes uit Wieringen,
die den beker dit jaar zal moeten verdedigen.
De ontvangsten hebben bedragen:
Aan voorschot ontvangen V.A.V. Schagen f 20.
1/3 ged. van de ontv. entré's gesp. wedstr. f 121.94
Totaal ontvangsten f 141.94
De uitgaven:
Aan scheidsrechter declaraties f 81.33
Aan telegram kosten i 1.65
Aan telefoonkosten f 4.12
Aan bureaukosten (papier etc.) 1 4.56
Aan porto's f 24.83
Gestort V.A.V. kas voorschot f 20.
Totale uitgaven f 136.49
Saldo
5.45
Als men bovenstaande ontvangsten en uitgaven aan
dachtig bekijkt, dan zal men gelijk ik, bemerken, dat de
ontvangsten te gering zijn om een behoorlijk saldo te
kunnen overhouden. In de uitgaven zijn natuurlijk de
soheidsrechterdeclaraties hoog. Er ls echter zeer laag
door de heeren scheidsrechters gedeclareerd. Ge
tracht zal moeten worden grootere recette's te maken,
wat de vereenigingen kunnen doen door meerdere be
kendheid te geven aan hun wedstrijden.
Voor verdere berichten en mededeelingen zie men dit
blad, waarin alles aangaande dit tournooi, wat dit jaar
weder zal worden gehouden, zal worden gepubliceerd.
SCHAGEN. 14 Febr. 1933.
J. L. LUTJEHARMS,
Secr.-Penn.
Orplngtons, Plymouth Rocks en Rbode Islands zijn
met hun zware vederkleed en hun overvloedig vleesch.
ideaal voor een tentoonstelling, doch te zwaar om
goede legkippen te kunnen wezen. Wil men ze daartoe
opfokken, dan dient men het tentoonstellingsideaal
eenigszins te veranderen. De kenmerkende lichaams
bouw moet natuurlijk ongewijzigd blijven, doch men zal
er wat naar moeten streven, dat de dieren slanker
worden. Reeds als kuiken verraden de hennetjes haar
aard door er lui bij te staan, dan wel ijverig te krab
ben en jacht te maken op wormpjes en insecten, door
in een hoek of onder de vleugels van een kloek te
kruipen, dan wel of het zoekt naar lekkere hapjes
tusschen het stroo in het kippenhok. Luie, lustelooza
kuikens worden nooit goede legkippen; zijn ze bij
zonder mooi van vorm en teekening; dan ontwikkelt er
zich misschien een dier voor de tentoonstelling uit of
wel een zwaar mestdier.
De verwachtingen, die men van de jonge hennetjes
mag koesteren, hangen niet alleen af van uiterlijke
kenteekenen. maar ook van het feit, of de moeder- en
grootmoederdieren goede legsters zijn geweest. Waar
die eigenschappen dikwijls een generatie overspringen,
kan men kuikens van goede legsters in elk geval in
leven laten, ook al leggen zij zelf niet goed, omdat zij
op hun beurt weer goede legsters leveren, die soms nog
beter zijn dan de grootmoeder-kip
Natuurlijk moet van alle dieren een stamboek worden
bijgehouden, benevens schema's, die een duidelijk
overzicht geven van de in den loop der jaren bereikte
resultaten Wij zeiden reeds, hoe op het gedrag der
kuikens gelet moet worden; er dient ook aandacht te
worden gegeven aan het gedrag der kippen 's mor
gens en 's avonds Goede legkippen vHegen 's morgens
het eerst van den stok en vliegen er 's avonds het
iaatste op Wij wezen er ook reeds op, dat een goede
legster niet zoo zwaar moet zijn als de officieele
standaard voor deze middelmatig groote rassen ver-
elscht Borst, rug en achterlijf moeten ongeveer even.
breed zijn, de hals noch dik, noch kort en de kop niet
te groot Jonge hennen met een smalle, platte borst
zijn ondeugdelijk, evenals die met een smal, plat
achterlijf. Ook de uitdrukking der oogen zegt zeer
veel; een diepe kleur en een levendige uitdrukking
wijzen op een goede gezondheid en levenskracht, even
als glanzende veeren, die glad over elkaar liggen en
een schoonen snavel en pooten. Nog voordat ze gaan,
leggen, moeten kam en keellappen vuurrood worden.
Eerst wanneer al deze kenteekenen aanwezig zijn,
kan men gaan letten op de kleur der veeren. Dit punt
wordt niet geheel uit het oog verloren, want althans
in dit opzicht kunnen wij nog zooveel mogelijk trachten
OrpLngton en Leghorn met en zonder
hun vederkleed.
vast te houden aan de standaardeischen. Bij witte
rassen is het ideaal natuurlijk gemakkelijk te bereiken;
bij de andere wordt dikwijls slechts door eenjarige
dieren voldaan aan de strenge eischen, die worden ge
steld, en dat nog lang niet altijd. Het mooie bruinrood
van de Rhodelands, het schitterende geel van de Or
plngtons verbleekt na de eerste legperiode en in het
tweede levensjaar zeer sterk, en dat des te meer naar
mate de betrokken kip beter heeft gelegd.
Hetzelfde, wat wij van de kippen zeiden, geldt ook
voor de hanen. Terwille van de eierproductie moeten
zij wat slanker worden; voor het overige houden wij
vast aan de standaardeischen. Bij een haan is het
uiterlijk van meer belang dan bij een kip, aangezien
het door een grooter aantal kuikens wordt overgeërfd;
het uiterlijk van vader- en moederdier hebben echter
ten opzichte van één bepaald kuiken een even grooten
Invloed. Hetzelfde geldt van de grootte der eieren, die
het kuiken later zal leggen; heeft men een goede leg
ster, die echter kleine eieren produceert, dan moet
daarbij en haan gekozen worden, waarvan de moeder
groote eieren legt.
Ondanks dit alles zijn de middelmatig groote rassen
tooh geen echte eierleggers, zooals vele kleine rassen.
Een gemiddelde productie van 170 a 180 eieren per
jaar is al zeer goed en daarmee kunnen wij ook te
vreden zijn, want behalve eiei^en produceeren deze
rassen ook veel vleesch. Jonge hennen, die na
de eerste legperiode worden gemest, en oude hennen
van 6 7 pond maken de geringere eierproductie weer
ten volle goed.
Simulanten.
Een negermatroos werd ziek op zijn schip en
werd dientengevolge in het Marine Hospitaal te San
Juan op Portorico opgenomen. Daar beviel het den ne
ger zoo goed, dat hij zich voornam het mooie huis, en
het goede eten voorloopig niet meer te verlaten.
Ofschoon de artsen er vast van overtuigd waren, dat
de slimme neger al lang genezen en zijn ziekte slechts
voorgewend was. was het hun toch niet mogelijk, hun
verdenking te bewijzen en zoodoende den hardnekkigen
patiënt kwijt te raken.
Op 'n dag verscheen er 'n nieuwe assistent-arts en
hij maakte zich sterk de genezing van den zwarte bin
nen enkele dagen te kunnen bewerkstelligen. Hij begaf
zich naar het bed van den kranke, haalde een centime
ter uit zijn tasch en begon den zieke te meten.
De plechtige, stilzwijgende gebaren van den arts
•werden den neger toch wel een beetje te machtig, en
daarom vroeg hij naar de reden der metingen.
„O. niets", meende de arts, „die neem ik alleen
maar voor de doodkist. Zoodra wij weten, dat een zieke
ongeneeslijk is. v,-orden er maatregelen genomen om
hem een lang ziekbed te besparen ja, en om geen tijd
te verliezen wordt dan reeds een paar dagen tevoren zijn
kist in bewerking genomen...
Den volgenden dag was de neger gevlogen.
Een Spaansche recruut simuleerde doof
heid en werd dientengevolge gedurende langen tijd in
het militaire hospitaal door de dokters geobserveerd. De
man verstond het zóó goed. zijn lijden voor te wenden,
dat hü ontslagen zou worden. Een dag te voren echter
liep een der artsen vóór hem de trappen op en zei, als
tot zioh zelf. maar hard-op:
„De arme duivel is blij. dat hij morgen weggaat,
waar hü heeft er geen idee van. dat hij vanmorgen bij
ongeluk vergift ingenomen heeft,"
De simulant stiet een rauwen gil uit en greep met
cide handen naar zijn maag.
„Kom vriendje", zei de arts. „Wees maar niet zoo
angstig en laat je in de kazerne door den sergeant gauw
een tegengift toedienen.".
Toen dr. Tonoine in het Hotel de Dieu, het
bekende Parijsche ziekenhuis. In het jaar 1805 spreek
uur hield, verscheen een zestienjarige knaap bij hem,
die voorgaf, dat zijn rechterarm verlamd was.
„Neem je pet af!" commandeerde de arts.
En dat deed de jongen ook. maar met zijn voor
gewend lammen arm. Waarop dr. Toncine zich zijn
wandelstok liet brengen, waarmee hij ln tegenwoordig
heid van vele studenten en vreemde artsen den simulant
een flink pak slaag "gaf.
Een gesprek bij den kapper.
(Aan elkaar gewaagd).
Rookende en lezende of pratende wachtenden:
gesprek over het weer, de griep, branden of muiterij-
Een zestiger komt binnen; hij ziet er nog pittig
uit
U bent dadelük aan de beurt, stelt de barbier
hem gerust
Geen kwestie van, er zün nog twee heeren
vóór; hü ploft in een stoel neer en neemt een' kraait op
om to lezen.
Na een poos wordt hem toegeroepen:
U is aan de beurt meneer!
Valt me mee. juicht de zestiger.
't Valt niet altüd tegen, merkt de kapper wijs-
geerig op.
Scheren, meneer?
Nee. knippen.
Eentonig geklik-klak van de schaar. Na een poosje
zegt de barbier: U zit nog flink in Uw haar voor Uw
leeftijd, meneer.
Leeftüd?... Wat leeftyd!... Noemt U dertig een
leeftijd?
U bent tocb geen dertig?
Dat klopt Zestig.
Weer stilte. Tersluiks kijkt de barbier in den
spiegel naar het gelaat van zijn klant.
We rollen toch aardig door den winter.
Rollen, we rollen heelemaal niet Misschien
rolt U, maar ik zit hier.
De barbier staakt heel even het knippen, alvorens
hij zegt: Ik vind het nu zacht weer voor den tijd
van 't jaar.
Als U Iets vindt, moet U het naar het politie
bureau brengen.
Verder stilte tot de klant klaar is.
Moet U niet geschoren worden?
Nee. dank U. dat doe ik zelf. Ik zeg ook tegen
mezelf, terwijl ik me scheer: Mooi weer, meneer, 't Is
heelemaal niet koud vandaag, meneer, 't Weer houdt
zioh goed. Voor mezelf maak Ik de deur open en zeg:
Ga Uw gang, meneer. Dag meneer. Dank U wel. meneer.
U ziet, dat ik, behalve het knippen, in mijm eentje
een heele kapperszaak ben...
Kraag afborstelen, helpen jas aantrekken, 'n
vlammetje aanbieden voor de sigaar, dan houdt hij de
deur open en zegt met stemverheffing: Ga Uw gang
meneer. Dag meneer. Dank U wel, meneer...
Klant af. De andere patiënten meesmuilen.
Rookers In den ban.
of met den knoet gestraft.
De eerste rookers waarvan de geschiedenis melding
maakt, zün de Indianen, mannen en vrouwen, die door
Christoffel Columbus en zijn matrozen met een paffen-
den rookstok aangetroffen werden. De inboorlingen van
Cuba en de omringende eilanden kenden de tabak mis
schien sinds eeuwen.
Het woord tabak komt van den naam van het
eilandje Tabago. heel dicht bij het zooveel grootere
eiland Trinidad. een van de Kleine Antillen, gelegen.
De matrozen van Columbus verspreidden in Spanjs
de Indische gewoonte en weldra vond de Europeaan
een nieuw middel om tabak te bruiken: hü raspte er
snuif van. Het is onder den vorm van snuif, dat de ta
bak. die toen nog petum heette, zün intrede in Frank
rijk deed. De Fransche gezant te Lissabon, de Nicot.
zond tabakszaad en een doos met snuif aan Katharina
van Medecis. En daar deze er smaak aan vond. werd
het tabaksnuiven al spoedig een vrij algemeene gewoon
te onder de edellieden, die allen zelf hun snuif (dat men
toen „poeder der koningin" noemde) raspten en dat
zelfs tijdens de kerkelüke diensten deden, zoodat zij er
vaak de predikatie door stoorden.
Maar men denke nu niet, dat 't rooken en snuiven
zoo maar in alle landen geestdriftig werd begroet. Het
tegendeel ia waar.
Urbanus VIH, die van 1625 tot 1644 en Innocentius
XII. die van 1691 tot 1710 paus was. sloegen al de ge-
loovigen, die tabak gebruikten, collectief in den ban.
Van den kansel donderde de geestelykheid tegen dit
„duivelskruid" en zü vergeleek den mond der rookers
met den muil van satan, die vuur en vlam spuwt en de
lucht verpest. De protestanten bleven daarbij niet ten
achter. Men beweert, dat toen Vincentius a Paulo heilig
verklaard moest worden, daar vrij heftig tegen opge
komen werd, omdat hü snoof. Een gewezen snuiver, zoo
oordeelden sommigen, kon onmogelyk als heilig be
schouwd worden,
In Zwitserland werd er omstreeks 1661 een bij
zondere rechtbank ingesteld, die al spoedig „de tabak*
kamer" werd gedoopt en die tot taak had. zich tegen
rookers en snuivers allerstrengst te toonen. In sommige
kantons ging men zoover, dat men onder de tien ge
boden naast „gij zult niet stelen", ook „gy zult niet roo
ken noch snuiven" opnam.
In Rusland, onder Tsaar Michel Federowitsj, den
stichter van de dynastie der Romanoffs. werden rookers
en snuivers tot den knoet veroordeeld. Op herhaling
stond de doodstraf.
De Turksche keizer Amurat verbood eveneens 't roo
ken en snuiven. Overtreders kregen vijftig stokslagen
op de voetzool en bü herhaling werd hun de neus af
gesneden.
Een koning van Perzië liet van de rookers de bo
venlip en van de snuivers den neus wegsnijden.
Maar alle dergelüke wreede straffen konden niet ver
hinderen, dat er overal in het geheim gerookt en gesno
ven werd en tenslotte moesten de regeeringen van alle
straffen afzien en trachten ze nog maar alleen finan
cieel voordeel te halen uit een gewoonte, die heel wat
geld... in rook doet vervliegen.
Laten de rookers. die morren over de (door de be
lastingen en accijnzen) hooge prijzen van tabak, sigaren
en sigaretten, bedenken, dat ze er zoo veel beter aan toe
zün dan hun voorzaten, die in den ban werden gedaan
of met. den knoet gestraft „voor een onschuldig pijpje."