De roman van een zanger IEUWS PARTA VARIA. Donderdag 16 Februari 1933. SCHAGER COURANT. Tweede biad. No. 9230 DE VOORDEELEN VAN MIDDELMATIG ZWARE HOENDERRASSEN VAN CHAGEN. Hij was bestemd voor portier. Bij Sjaljapin's zestigsten verjaardag. HET is niets voor niets, dat de mémoires van den Russischen zanger, Fedor Sjaljapin, verscheidene boekdeelen vormen. Zijn le vensloop en carrière lijkt in alle opzichten op een roman, maar dan een roman, die zich in werkelijkheid heeft afgespeeld. Zijn vader was een arme hoer, hij groeide dan ook op onder ai-moedige omstandigheden en wel in de Russische stad Kazan. Als kleine jongen mocht hij meezingen in het kerk koor en ook thuis begon hij alles al zingende te zeg gen. Deze neiging om „van het zingen een opera te maken", openbaarde zich na een bezoek aan de stads- opera, dat op het kind een onvergetelijken indruk maakte. Hij wilde ei telkens weer heen en al spoedig was het hem niet genoeg meer, alleen toe te kij ken. Zooals hijzelf heeft gezegd, voelde hij groot ver langen om eens een kijkje te nemen op het tooneel. Hoe kwamen zij aan e<m maan? Als een acteur in FEDOR SJALJAPIN. den grond wegzonk, waar bleef hij dan? Hoe kon in de korte pauze tusschen twee bedrijven door. een stad worden opgebouwd? En inderdaad slaagde hij er op zekeren dag in, via een donkere trap tusschen de coulissen te sluipen. Met ongelooflijk veel ple zier bekeek hij het schilderwerk en de bonte costu- mes. Al spoedig mocht hij als figurant mee optre den. Zijn gezicht werd met gebrande kurk zwart ge maal* t en hij kreeg voor zijn prestatie vijf kopeke uitbetaald. Overgelukkig zong hij mee in het koor ter eere van Vasco da Gama in „De Afrikaansche". Toen de opkomend' opera-ster na zij debuut naar huis ging, trachtte hij zijn gezicht met sneeuw schoon te maken, maar hij was nog zwart toen hij thuiskwam. Zijn vader, die hem alle contact met de tooneelwereld had verboden, was woedend en sloeg hem, dat het een aard had, bij eiken slag herhalende: „Je zult portier worden, deugniet." Intusschen werd hij toch maar niet dadelijk por tier, maar eerst op voorspraak van zijn vader kassier in een pandhuis. Hij zag mismoedige menschen hun laatste bezittingen wegbrengen, schreef kwitanties uit en dacht bij dit alles nog steeds aan de opera. Toen hij zeventien jaar was, gaf er te Kazan een operette- gezelschap voorstellingen. Er werden koristen aange nomen voor oen tournée. Sjaljapin sprak den im pressario aan en moest den volgenden dag bij hem in het hotel komen. Daar vroeg de impressario \riendelijk: „Wat kent u?" Sjaljapin was niet ge wend om met „U" te worden aangesproken. Hij had bovendien op deze vraag niet gerekend. Maar hij had genoeg tegenwoordigheid van geest om te jok ken: „Ik ken „Traviata" en „Carmen"! Toen de im pressario daarop antwoordde, dat hij een operette gezelschap had, noemde Sjaljapin alle operettes op, die hij kende. Zoo werd hij aangenomen. Als salaris verlangde hij tien roebel, maar de impressario was tenminste zoo gul om hem er twintig te geven. Met bevende hand ondertcekcnde de jongen, die eens de 'best betaalde zanger ter wereld zou worden, zijn eer ste contract. Na jaren van roizen en trekken en optreden in klein plaaties, kreeg Sialjtpin een engagement bij de opera te Tiflis, de hoofdstad van den Kaukasus. Van toen af begon hij carrière te maken. Zijn volgende contract bracht hem in de particuliere opera van den Moskouschen Maecenas Mamontow. Door onver moeide studie klom de zoo rijk begaafde zanger steeds hooger op. Hij. onderscheidde zich bovendien, doordat hij zijn rollen niet slechts zong, doch ook met veel psychologisch inzicht en dramatisch ta lent speelde. Na eenige jaren kwam hij daarna ook aan de keizerlijke hofopera te Moskou. Een gastvoor- stelling in de Scala te Milaan, waar hij als eerste buitenlander optrad in dezen tempel van het Ita liaansche bel canto, maakte hem wereldberoemd. Er volgden gast voorstellingen te Parijs tijdens het z.g. Russische seizoen van Diagilew en te Monte Carlo, en toen Sjaljapin ook in de Metropolitan Opera te New York was opgetreden, stond zijn wereldver maardheid vast. Voor elk optreden kreeg hij 4000 dollar, waardoor hij de best betaalde zanger ter we reld werd. Thans begint zijn roem eenigszins te ver- bleeken, maar zijn genialiteit als acteur heeft hij op nieuw bewezen in een nieuwen vorm in de geluids film „Don Quichote". Van zijn Russische nationaliteit is Sjaljapin die zijn vaderland na de revolutie, was ontvlucht, eenigen tijd geleden vervallen verklaard. Bij zijn zestigsten verjaardag, (welke gisteren, den loden Februari plaats had), zou zij hem worden te ruggegeven, evenals naar sommigen zeggen zijn indertijd verbeurd verklaard landgoed. Hij denkt er echter niet aan, naar Rusland terug te keeren. Vleesch en eieren tegelijkertijd. Eenigen wenken voor lokkers. Ook ervaren fokkers, die hun fokdieren uitzoeken volgens alle regelen der kunst, krijgen wel eens te genvallers, vooral wanneer Zij behalve op het leggen ook letten op goed vleesch voor de consumptie. Het lijkt zoo mooi: mocht er eens een slechte legstar zijn, dan is het dier nog altUd in de keuken goed te ge bruiken, maar in de praktijk is het niet altijd zoo gemakkelijk. De meeste fokkers van middelmatig groote rassen letten allereelrst op lichaamsbouw en kleur en de meest bekende rassen van deze groep: Wyandottes, OPGER. 7 MEI 1911. s WEDSTRIJDPROGRAMMA A.S. ZONDAG. Texel ISchagen I. 2 uur. Vertrek 11.15. Sohagen HTexel II. 2.30 uur. Succes 3Schagen 3, 2 uur. Vertrek 12.30. Petten 2Schagen 4. 2 uur. Vertrek 12.45. Voor eventueele wedstrijdwijziging zie men het bord Vrijdagmorgen. TRAINING. Vrijdag in het Noord Hollandsch Koffiehuis om 8 u. Heeren keepers 7 uur present. Heeren van ons le elf tal komen jullie toch ook, want jullie hebben het nog zoo noodig, wat Zondag nog is gebleken. Een Vrijdag zien wij jullie dus allen, zonder eenige uitzondering. NIEUWE LEDEN. J. Boontjes. Heerenstraat. Schagen. Wie bezorgt ons meer nieuwe leden. Wij kunnen ze gebruiken. Bedankt als lid: J. de Blok, H. Bakker. FEESTAVOND OP 22 APRIL. In de gistervand gehouden Bestuursvergadering met de Supp. Ver, „Geel Zwart" is besloten den jaarlijks wederkeerenden feestavond te houden op Zaterdag 22 April as. Teven wordt hieraan een verloting verbonden ten bate van het tralnlngsfonds. Hiervoor is als hoofdprijs aan gekocht een casette poetsvrij tafelzilver en nog talrijke andere prijzen. De voorbereidingscommissie bestaat uit de heeren: K. S. Leguit, voorz., C. Keijzer, secr., C. Molenaar, penn. en de heeren H. de Jager, J. Lingeman, Jb. Holtz en P. Hartog. leden. Thans kunnen wij al verklappen, dat de commissie bezig is hier het Haarlemsch Klein Cabaret op dien avond te krijgen. ADSPIRANTEN. Sohagen BH.R.C. C. Aanvang 1 uur. Het elftal is als volgt: R. Prins. T. Moransart Alb. de Wit S. Visser J. Gelder Alb. Molenaar J. Doves J. Starreveld P. Schoorl G. Rempt N. Blaauboer Reserves: Jb. Schram en K. Roggeveen. VERSLAG DER V.A.V. SCHAGEN TE SCHAGEN OVER HET SCHAGER BEKERTOURNOOI 1932. Reeds in het voorjaar 1932 was door den schenker van den Schager Beker getracht een bekertournooi te doen plaats hebben. Men stuitte echter op de bepalingen van den K.N.V.B. en N.H.V.B.. weshalve werd besloten den beker aan de V.A.V. Schagen te schenken en dat deze vereeniging de organisatie van het Beker tournooi op zich zou nemen. Een en ander ging in vervulling, en werden de eerste grondslagen gelegd in een bespreking met den heer Keesman der fa. Trapman en Co. en den heer K. S. Leguit en J. L. Lutjeharms. Hier werd ook vastgesteld hoe de beker genoemd zou worden. Deze schitterende zilveren beker werd „Schager Beker" ge doopt. Direct werd begonnen met toestemming te vra gen van den K.N.V.B. en N.H.V.B. Eerstgenoemde liet niet lang op zich wachten en verleende hare toestem ming aan de V.A.V. Schagen om het Schager Beker tournooi te organlseeren bij besluit van d.d. 4 April '32. Ook de N.H.V.B. verleende hare toestemming d.d. 13 April d.a.v. Tevens werd op dien datum het Regle ment goedgekeurd. En nu kon begonnen worden. Op 5 April werden 125 uitnoodlgingen verzonden aan ver eenigingen en heeren scheidsrechters. De toeloop was echter niet naar verwachting. Daarom werd besloten nogmaals een circulaire te richten tot de verschillende vereenigingen en de inschrijving te verlengen tot 29 Aoril. Hierdoor werd het reeds een maand later. Niette min hielp deze circulaire zoodanig, dat tenslotte 38 elf tallen aan het Schager Bekertournooi deelnamen, waar onder zeer goede elftallen. Eerst moesten de wedstrij den nog wegens den K.N.V.B.-beker, Rauchbeker en Gouden Kruis worden uitgesteld. Maar tenslotte kon alles voortgang vinden. Heeren scheidsrechters lieten zich niet onbetuigd en werkten we zoo gezamenlijk tot het welslagen van het Schager BekertournooL Als propaganda en reclame mag dit Bekertournooi dan ook als geslaagd beschouwd worden. Doch finan- tiëel niet. Gelukkig werd echter geen verlies geleden. Winnaar werd zooals men weet Succes uit Wieringen, die den beker dit jaar zal moeten verdedigen. De ontvangsten hebben bedragen: Aan voorschot ontvangen V.A.V. Schagen f 20. 1/3 ged. van de ontv. entré's gesp. wedstr. f 121.94 Totaal ontvangsten f 141.94 De uitgaven: Aan scheidsrechter declaraties f 81.33 Aan telegram kosten i 1.65 Aan telefoonkosten f 4.12 Aan bureaukosten (papier etc.) 1 4.56 Aan porto's f 24.83 Gestort V.A.V. kas voorschot f 20. Totale uitgaven f 136.49 Saldo 5.45 Als men bovenstaande ontvangsten en uitgaven aan dachtig bekijkt, dan zal men gelijk ik, bemerken, dat de ontvangsten te gering zijn om een behoorlijk saldo te kunnen overhouden. In de uitgaven zijn natuurlijk de soheidsrechterdeclaraties hoog. Er ls echter zeer laag door de heeren scheidsrechters gedeclareerd. Ge tracht zal moeten worden grootere recette's te maken, wat de vereenigingen kunnen doen door meerdere be kendheid te geven aan hun wedstrijden. Voor verdere berichten en mededeelingen zie men dit blad, waarin alles aangaande dit tournooi, wat dit jaar weder zal worden gehouden, zal worden gepubliceerd. SCHAGEN. 14 Febr. 1933. J. L. LUTJEHARMS, Secr.-Penn. Orplngtons, Plymouth Rocks en Rbode Islands zijn met hun zware vederkleed en hun overvloedig vleesch. ideaal voor een tentoonstelling, doch te zwaar om goede legkippen te kunnen wezen. Wil men ze daartoe opfokken, dan dient men het tentoonstellingsideaal eenigszins te veranderen. De kenmerkende lichaams bouw moet natuurlijk ongewijzigd blijven, doch men zal er wat naar moeten streven, dat de dieren slanker worden. Reeds als kuiken verraden de hennetjes haar aard door er lui bij te staan, dan wel ijverig te krab ben en jacht te maken op wormpjes en insecten, door in een hoek of onder de vleugels van een kloek te kruipen, dan wel of het zoekt naar lekkere hapjes tusschen het stroo in het kippenhok. Luie, lustelooza kuikens worden nooit goede legkippen; zijn ze bij zonder mooi van vorm en teekening; dan ontwikkelt er zich misschien een dier voor de tentoonstelling uit of wel een zwaar mestdier. De verwachtingen, die men van de jonge hennetjes mag koesteren, hangen niet alleen af van uiterlijke kenteekenen. maar ook van het feit, of de moeder- en grootmoederdieren goede legsters zijn geweest. Waar die eigenschappen dikwijls een generatie overspringen, kan men kuikens van goede legsters in elk geval in leven laten, ook al leggen zij zelf niet goed, omdat zij op hun beurt weer goede legsters leveren, die soms nog beter zijn dan de grootmoeder-kip Natuurlijk moet van alle dieren een stamboek worden bijgehouden, benevens schema's, die een duidelijk overzicht geven van de in den loop der jaren bereikte resultaten Wij zeiden reeds, hoe op het gedrag der kuikens gelet moet worden; er dient ook aandacht te worden gegeven aan het gedrag der kippen 's mor gens en 's avonds Goede legkippen vHegen 's morgens het eerst van den stok en vliegen er 's avonds het iaatste op Wij wezen er ook reeds op, dat een goede legster niet zoo zwaar moet zijn als de officieele standaard voor deze middelmatig groote rassen ver- elscht Borst, rug en achterlijf moeten ongeveer even. breed zijn, de hals noch dik, noch kort en de kop niet te groot Jonge hennen met een smalle, platte borst zijn ondeugdelijk, evenals die met een smal, plat achterlijf. Ook de uitdrukking der oogen zegt zeer veel; een diepe kleur en een levendige uitdrukking wijzen op een goede gezondheid en levenskracht, even als glanzende veeren, die glad over elkaar liggen en een schoonen snavel en pooten. Nog voordat ze gaan, leggen, moeten kam en keellappen vuurrood worden. Eerst wanneer al deze kenteekenen aanwezig zijn, kan men gaan letten op de kleur der veeren. Dit punt wordt niet geheel uit het oog verloren, want althans in dit opzicht kunnen wij nog zooveel mogelijk trachten OrpLngton en Leghorn met en zonder hun vederkleed. vast te houden aan de standaardeischen. Bij witte rassen is het ideaal natuurlijk gemakkelijk te bereiken; bij de andere wordt dikwijls slechts door eenjarige dieren voldaan aan de strenge eischen, die worden ge steld, en dat nog lang niet altijd. Het mooie bruinrood van de Rhodelands, het schitterende geel van de Or plngtons verbleekt na de eerste legperiode en in het tweede levensjaar zeer sterk, en dat des te meer naar mate de betrokken kip beter heeft gelegd. Hetzelfde, wat wij van de kippen zeiden, geldt ook voor de hanen. Terwille van de eierproductie moeten zij wat slanker worden; voor het overige houden wij vast aan de standaardeischen. Bij een haan is het uiterlijk van meer belang dan bij een kip, aangezien het door een grooter aantal kuikens wordt overgeërfd; het uiterlijk van vader- en moederdier hebben echter ten opzichte van één bepaald kuiken een even grooten Invloed. Hetzelfde geldt van de grootte der eieren, die het kuiken later zal leggen; heeft men een goede leg ster, die echter kleine eieren produceert, dan moet daarbij en haan gekozen worden, waarvan de moeder groote eieren legt. Ondanks dit alles zijn de middelmatig groote rassen tooh geen echte eierleggers, zooals vele kleine rassen. Een gemiddelde productie van 170 a 180 eieren per jaar is al zeer goed en daarmee kunnen wij ook te vreden zijn, want behalve eiei^en produceeren deze rassen ook veel vleesch. Jonge hennen, die na de eerste legperiode worden gemest, en oude hennen van 6 7 pond maken de geringere eierproductie weer ten volle goed. Simulanten. Een negermatroos werd ziek op zijn schip en werd dientengevolge in het Marine Hospitaal te San Juan op Portorico opgenomen. Daar beviel het den ne ger zoo goed, dat hij zich voornam het mooie huis, en het goede eten voorloopig niet meer te verlaten. Ofschoon de artsen er vast van overtuigd waren, dat de slimme neger al lang genezen en zijn ziekte slechts voorgewend was. was het hun toch niet mogelijk, hun verdenking te bewijzen en zoodoende den hardnekkigen patiënt kwijt te raken. Op 'n dag verscheen er 'n nieuwe assistent-arts en hij maakte zich sterk de genezing van den zwarte bin nen enkele dagen te kunnen bewerkstelligen. Hij begaf zich naar het bed van den kranke, haalde een centime ter uit zijn tasch en begon den zieke te meten. De plechtige, stilzwijgende gebaren van den arts •werden den neger toch wel een beetje te machtig, en daarom vroeg hij naar de reden der metingen. „O. niets", meende de arts, „die neem ik alleen maar voor de doodkist. Zoodra wij weten, dat een zieke ongeneeslijk is. v,-orden er maatregelen genomen om hem een lang ziekbed te besparen ja, en om geen tijd te verliezen wordt dan reeds een paar dagen tevoren zijn kist in bewerking genomen... Den volgenden dag was de neger gevlogen. Een Spaansche recruut simuleerde doof heid en werd dientengevolge gedurende langen tijd in het militaire hospitaal door de dokters geobserveerd. De man verstond het zóó goed. zijn lijden voor te wenden, dat hü ontslagen zou worden. Een dag te voren echter liep een der artsen vóór hem de trappen op en zei, als tot zioh zelf. maar hard-op: „De arme duivel is blij. dat hij morgen weggaat, waar hü heeft er geen idee van. dat hij vanmorgen bij ongeluk vergift ingenomen heeft," De simulant stiet een rauwen gil uit en greep met cide handen naar zijn maag. „Kom vriendje", zei de arts. „Wees maar niet zoo angstig en laat je in de kazerne door den sergeant gauw een tegengift toedienen.". Toen dr. Tonoine in het Hotel de Dieu, het bekende Parijsche ziekenhuis. In het jaar 1805 spreek uur hield, verscheen een zestienjarige knaap bij hem, die voorgaf, dat zijn rechterarm verlamd was. „Neem je pet af!" commandeerde de arts. En dat deed de jongen ook. maar met zijn voor gewend lammen arm. Waarop dr. Toncine zich zijn wandelstok liet brengen, waarmee hij ln tegenwoordig heid van vele studenten en vreemde artsen den simulant een flink pak slaag "gaf. Een gesprek bij den kapper. (Aan elkaar gewaagd). Rookende en lezende of pratende wachtenden: gesprek over het weer, de griep, branden of muiterij- Een zestiger komt binnen; hij ziet er nog pittig uit U bent dadelük aan de beurt, stelt de barbier hem gerust Geen kwestie van, er zün nog twee heeren vóór; hü ploft in een stoel neer en neemt een' kraait op om to lezen. Na een poos wordt hem toegeroepen: U is aan de beurt meneer! Valt me mee. juicht de zestiger. 't Valt niet altüd tegen, merkt de kapper wijs- geerig op. Scheren, meneer? Nee. knippen. Eentonig geklik-klak van de schaar. Na een poosje zegt de barbier: U zit nog flink in Uw haar voor Uw leeftijd, meneer. Leeftüd?... Wat leeftyd!... Noemt U dertig een leeftijd? U bent tocb geen dertig? Dat klopt Zestig. Weer stilte. Tersluiks kijkt de barbier in den spiegel naar het gelaat van zijn klant. We rollen toch aardig door den winter. Rollen, we rollen heelemaal niet Misschien rolt U, maar ik zit hier. De barbier staakt heel even het knippen, alvorens hij zegt: Ik vind het nu zacht weer voor den tijd van 't jaar. Als U Iets vindt, moet U het naar het politie bureau brengen. Verder stilte tot de klant klaar is. Moet U niet geschoren worden? Nee. dank U. dat doe ik zelf. Ik zeg ook tegen mezelf, terwijl ik me scheer: Mooi weer, meneer, 't Is heelemaal niet koud vandaag, meneer, 't Weer houdt zioh goed. Voor mezelf maak Ik de deur open en zeg: Ga Uw gang, meneer. Dag meneer. Dank U wel. meneer. U ziet, dat ik, behalve het knippen, in mijm eentje een heele kapperszaak ben... Kraag afborstelen, helpen jas aantrekken, 'n vlammetje aanbieden voor de sigaar, dan houdt hij de deur open en zegt met stemverheffing: Ga Uw gang meneer. Dag meneer. Dank U wel, meneer... Klant af. De andere patiënten meesmuilen. Rookers In den ban. of met den knoet gestraft. De eerste rookers waarvan de geschiedenis melding maakt, zün de Indianen, mannen en vrouwen, die door Christoffel Columbus en zijn matrozen met een paffen- den rookstok aangetroffen werden. De inboorlingen van Cuba en de omringende eilanden kenden de tabak mis schien sinds eeuwen. Het woord tabak komt van den naam van het eilandje Tabago. heel dicht bij het zooveel grootere eiland Trinidad. een van de Kleine Antillen, gelegen. De matrozen van Columbus verspreidden in Spanjs de Indische gewoonte en weldra vond de Europeaan een nieuw middel om tabak te bruiken: hü raspte er snuif van. Het is onder den vorm van snuif, dat de ta bak. die toen nog petum heette, zün intrede in Frank rijk deed. De Fransche gezant te Lissabon, de Nicot. zond tabakszaad en een doos met snuif aan Katharina van Medecis. En daar deze er smaak aan vond. werd het tabaksnuiven al spoedig een vrij algemeene gewoon te onder de edellieden, die allen zelf hun snuif (dat men toen „poeder der koningin" noemde) raspten en dat zelfs tijdens de kerkelüke diensten deden, zoodat zij er vaak de predikatie door stoorden. Maar men denke nu niet, dat 't rooken en snuiven zoo maar in alle landen geestdriftig werd begroet. Het tegendeel ia waar. Urbanus VIH, die van 1625 tot 1644 en Innocentius XII. die van 1691 tot 1710 paus was. sloegen al de ge- loovigen, die tabak gebruikten, collectief in den ban. Van den kansel donderde de geestelykheid tegen dit „duivelskruid" en zü vergeleek den mond der rookers met den muil van satan, die vuur en vlam spuwt en de lucht verpest. De protestanten bleven daarbij niet ten achter. Men beweert, dat toen Vincentius a Paulo heilig verklaard moest worden, daar vrij heftig tegen opge komen werd, omdat hü snoof. Een gewezen snuiver, zoo oordeelden sommigen, kon onmogelyk als heilig be schouwd worden, In Zwitserland werd er omstreeks 1661 een bij zondere rechtbank ingesteld, die al spoedig „de tabak* kamer" werd gedoopt en die tot taak had. zich tegen rookers en snuivers allerstrengst te toonen. In sommige kantons ging men zoover, dat men onder de tien ge boden naast „gij zult niet stelen", ook „gy zult niet roo ken noch snuiven" opnam. In Rusland, onder Tsaar Michel Federowitsj, den stichter van de dynastie der Romanoffs. werden rookers en snuivers tot den knoet veroordeeld. Op herhaling stond de doodstraf. De Turksche keizer Amurat verbood eveneens 't roo ken en snuiven. Overtreders kregen vijftig stokslagen op de voetzool en bü herhaling werd hun de neus af gesneden. Een koning van Perzië liet van de rookers de bo venlip en van de snuivers den neus wegsnijden. Maar alle dergelüke wreede straffen konden niet ver hinderen, dat er overal in het geheim gerookt en gesno ven werd en tenslotte moesten de regeeringen van alle straffen afzien en trachten ze nog maar alleen finan cieel voordeel te halen uit een gewoonte, die heel wat geld... in rook doet vervliegen. Laten de rookers. die morren over de (door de be lastingen en accijnzen) hooge prijzen van tabak, sigaren en sigaretten, bedenken, dat ze er zoo veel beter aan toe zün dan hun voorzaten, die in den ban werden gedaan of met. den knoet gestraft „voor een onschuldig pijpje."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1933 | | pagina 5