ELEKTRISCHE ONTHARING
Arrondissementsrechtbank te Alkmaar
Een beroemd dagboek.
Woensdag 8 Maart 1933.
SCHAGER COURANT.
Tweede blad. No. 9241
Tafereelen uit het leven der „Bonton"
ten plattelande
bij Maison Gerrits
Waarvan ook de schrijver
wereldberoemd werd
VOOR DEN POLITIERECHTER.
Zitting van Maandag 6 Maart.
Op 20 Februari stond in het avonduur terecht de 49-
Jarige mevrouw Elisabeth Kardoes, echtgenoote van den
•welbekenden Jhr. A. L. van Spengler. burgemeester van
Zuid- en Noordscharwouöe. verdacht van het feit. dat
zij op 24 Dec. j.1. haar en des burgemeesters 8-jarig
dochtertje Louise van Spengler aan de ouderlijke macht,
toegekend aan haar echtgenoot, tijdens den loop van
een eohtscheidingsproces tusschen deze beide echtelie
den. wederrechtelijk had onttrokken.
Die echtscheidingsmisère was nogal tamelijk ingewik
keld! Aanvankelijk was een eisch ingesteld door Jonk
heer van Spengler en toegewezen door de Alkmaarsche
Rechtbank, waardoor de scheiding tusschen tafel en bed
een fait accompli werd. Mevrouw van Spengler. aanvan
kelijk in juri bijgestaan door Mr. Staal, de advocaat uit
Amsterdam, die in de geruchtmakende opllchtingszaak
te Limmen. zulk een ongelukkig figuur sloeg, ging van
dit vonnis in hooger beroep bij het gerechtshof te Am
sterdam. die het haar onvoordeelige vonnis der recht
bank te Alkmaar vernietigde, waardoor de scheiding
tusschen tafel en bed weer was beëindigd. Mevrouw
van Spengler diende nu op haar beurt een eisch in tot
scheiding en gedurende den loop van dit nieuwe proce
dure beschikte de president, dat het 8-jarig dochtertje
van Jhr. van Spengler, uit zijn tweede huwelijk met
Elisabeth Kardoes onder zijn ouderlijke macht en
voogdij werd gesteld. Mevrouw kreeg wel de vrijheid
eich elders te vestigen, doch het was haar niet vergund
haar dochtertje, tot zich te nemen. Op 24 Dec. werd
eohter het moederlijk verlangen haar te machtig en
vertrok zij uit haar woonplaats Hilversum naar Zuid-
6charwoude. alwaar zij een taxi bestelde en haar doch
tertje. dat zich naar de school had begeven, wist te be
wegen met haar mede te gaan. Zij vertrokken per auto,
bestuurd door den chaufefur Beemsterboer naar Am
sterdam, vanwaar Louise aan haar half zusje, vertoe
vende ten huize van Jhr. van Spengler 'n prentbrief
kaart zond, waarop onder meer voorkwam: De groeten
aan Papa!
Het kind bevond zich eenige dagen later weer in de
ouderlijke woning, doch de grove misdaad van een moe
der, die met al de kracht van haar moederziel naar haar
kind verlangde mocht niet ongestraft blijven, want het
strenge wetboek van strafrecht, dat uiteraard met
geen gevoelssymptonen rekening houdt, bedreigt in art.
279 een maximum gevangenisstraf van zes jaar voor een
iegelijk, die een minderjarige onttrekt aan het over die
minderjarige gesteld gezag, dat ook in casu. verleend
door een president van de rechtbank, ontegenzeggelijk
•wettig was.
De officier echter, zelf echtgenoot en vader en we ge-
looven het zeker, een gelukkig echtgenoot en vader, kon
het niet over zijn hart verkrijgen deze ongelukkige moe
der naar de cel te verwijzen en vorderde haar veroor
deeling tot slechts 2 maanden gevangenisstraf, maar
dan nog voorwaardelijk, met 2 proefjaren.
Hoewel deze eisch. gelet op den ernst van het delict
zonder twijfel zeer clement was, kwamen de door de
behandeling ter zitting, waarin ook haar echtgenoot als
getuige tegen haar optrad, hevig geschokte zenuwen van
mevrouw van Spengler tot een geweldige losbarsting en
zij wond zich zoodanig op. (Jhr. v. Spengler was reeds
vooraf door den politierechter de zaal uitgestuurd) dat
met haar niet redelijk meer te praten viel. zoodat de
rechter zeer menschkundig. de zaak schorste en den
tegenwoordigen raadsman van verdachte. Mr. Geelker
ken uit Leiden, verzocht op 6 Maart zijn pleidooi te
willen houden.
Mr. N. G. Geelkerken betoogde dan in de eerste plaats
dat met betrekking der door Jhr. v. Spengler ingestelde
eisch tot scheiding van tafel en bed met verdachte het
Hof te Amsterdam en later ook de Hooge Raad over
woog, dat geen enkele reden was tot scheiding en dus
ln het voordeel van mevrouw Van Spengler besliste.
Gedurende dit proces kwam aan het licht hoezeer ver
dachte onder 't wangedrag van Jhr. v. Spengler had te lij'
den. De procureur-generaal bij het Amsterdamsche Hof
60hroomde dan ook niet openlijk uit te spreken dat Jhr. v.
Spengler zich aan de meest ernstige onregelmatigheden
had schuldig gemaakt. Hij weigerde zijn echtgenoote
huishoudgeld, sprak onzedelijke taal in het bijzijn van
anderen en had. zooals de procureur-generaal releveer
de. getracht in de echtelijke woning ontuchtige hande
lingen te plegen met het dienstpersoneel, waarmede hU
ook later in relatie bleef. Hier gelastte de Politierechter
sluiting der deuren op grond van het zeden kwetsen de.
Nadat het ergernis gevende gedeelte van pleiters rede
met gesloten deuren werd aangehoord, zette verdediger
zijn pleidooi in het openbaar verder voort.
De huiselijke verhoudingen waren echter dermate
treurig, dat verdachte door de Rechtbank werd vergund
zich te Hilversum te vestigen. Het eenig kind van ver
dachte. de 8-jarige Louise bleef echter in de woning van
den vader te Zuidscharwoude achter. Jhr. van Spengler
weigerde evenwel zijn kind elk contact met de moeder,
met het denkbare gevolg, dat ook dit meisje, evenals het
kind uit 't eerste huwelijk, herhaaldelijk van hem weg
liep om bij moeder te kunnen vertoeven. Ten einde raad
nam verdachte toen haar kind gedurende de Kerstdagen
tot zich. Verdachte handelde dus als een recht geaarde
moeder en is het dus vanzelfsprekend dat geen reden
tot strafvervolging hier aanwezig is. Ik ga nog verder,
aldus Mr. Geelkerken: zij kan niet gestraft worden, om
dat zij niets strafbaars heeft gedaan. Zij is niet ontzet
of ontheven uit de ouderlijke macht, haar positie is ge
lijk aan die van elke andere moeder, die door haar echt
genoot bemind en geëerd wordt. Was zij strafbaar, dan
js strafbaar elke moeder, die haar kind buiten de ech
telijke woning brengt met 6 of zelfs 9 jaar gevangenis
straf. Pleiter meende dus aan te hebben getoond, hoe
absurd het is volgens deze consequentie, dat zijn cliente
Iets strafbaars heeft verricht
De wet verleent macht aan beide ouders. De man
oefent wel deze ouderlijke macht uit. doch mede namens
zijn echtgenoote. Deze vrouw kan dus onmogelijk haar
kind onttrekken aan een gezag, dat hoewel door den
man uitgeoefend, mede bij haar zelf berust. Noch de
reohtsliteratuur, noch de jurisprudentie achten in een
dergelijk geval als dit. de vrouw strafbaar. Het verbaas
de pleiter dan ook. dat het O. M. tot vervolging was
overgegaan, een schril contrast met de geste van den
officier van justitie te Arnhem, die blijkens de jurispru
dentie in een analoog geval, niet alleen weigerde een
strafvervolging in te stellen, doch zelfs zijn medewer
king te verleenen om het kind weer onder de macht
van den vader te brengen. Vast stond dus absoluut, dat
deze vrouw, omdat zij niets deed wat strafbaar was, zij
van rechtsvervolging zal moeten worden ontslagen.
Pleiter betreurde voorts deze procedme ten zeerste,
omdat Primo, de uitnemende reputatie van het openb.
Ministerie bij deze Rechtbank zal worden geschaad.; Se-
cundo: de eerbied voor het gezag dreigt te verminderen,
nu het noodzakelijk werd. iets omtrent het wangedrag
van Jhr. v. Spengler. die t«-ch in beperkten kring is de
drager van het gezag, publiek te maken; Tertio: ver
dachte. die aan iedereen tot voorbeeld als voortreffelijke
vrouw en moeder gesteld kan worden, zooveel pijnlijke
en smartvolle uren moet doormaken.
Ten slotte concludeerde pleiter aan het eind van zijn
keurig betoog, dat waar vaststaat, dat verdaohte van
rechtsvervolging moet worden ontslagen, dit zulks in
eerste instantie reeds zal geschieden.
De heer officier verwierp verre het verwijt van licht
vaardigheid. Reeds meermalen gebeurde het. dat de
kinderen uit de woning zijn verdwenen, maar toen is er
geen strafactie ingesteld. Eerst bij herhaling ging de
officier tot vervolging over. Voorts vermeende de offi
cier dat. nu de moeder op haar eigen verzoek, zich
elders en buiten de ouderlijke woning te vestigen, zij
buiten staat was eenig ouderlijk gezag uit te oefenen.
Op dien grond was de officier de meening toegedaan
dat het ouderlijk gezag, geheel rustte in de handen des
vaders, die alléén dat gezag behoorlijk kan uitoefenen,
indien dit kind voortdurend in zijn nabijheid is.
Door den officier werd alzoo gepersisteerd bij het door
hem genomen requisitoir. 2 maanden gevangenisstraf
voorwaardelijk met 2 proefjaren.
Hierop werd nog door verdediger, die ook z ij n stand
punt handhaafde, gedupliceerd.
Mevr. v. Spengler bracht nog in het midden, dat het
niet waar was. dat reeds meermalen het feit had plaats
gegrepen. De kinderen zelf hadden haar onder tranen
gesmeekt om met haar mede te mogen. Zij schilderde
daarop nog den treurigen toestand, die na haar vertrek
in de woning van Jhr. v. Spengler heerschte. zij heeft in
tegendeel alles beproefd om de kinderen te kalmeeren.
Het oudste meisje is een vreeselijk nerveus kind. mis
schien erfelijk belast. ZU had nimmer getracht de kin
deren met zich mede te nemen. Beide kinderen worden
verteerd van de zenuwen. Verdachte staat in het geheele
dorp bekend als een kindervriendin. Zij heeft altijd kin
deren om zich heen. Het speet haar erg. dat zij nooit
eens met den officier had kunnen confreeren, vermoe
delijk had hij dan wel een betere kijk op haar gekregen.
Uitspraak a.s. week.
St. Paneras.
HET WILDE MET DIE BEKEERING NIET
BUTTEREN.
De slagersknecht Lodewijk van St., uit St. Pancras,
die nog maar steeds aan 't proefstoomen was geweest
cm de rechtbank de overtuiging te kunnen bijbrengen,
dat het hem ernst was met zijn streven tot beterschap,
kon helaas weer niet bogen op een schoon lestje. Jam
mer voor hem, had hij weer eenige mrJen, wat men
noemt de emmer omgetrapt en moest hij met tranen in
de ziel zelf erkennen, dat hij deze dagen ook weer aan
den rol was geweest. Lodewijk moest ook erkennen, dat
er geer. grond meer was voor verdere consideratie. De
heer Wiggcrs, zoowat aan 't eind van zijn latijn, advi
seerde als laatste medicijn een voorvv. straf
Het begon den Officier per saldo ook wel twee beetjes
te vervelen, maar wilde het nog eens wagen voor een
gecombineerde straf, maar dan een gepeperde. Eisch 6
maanden, waarvan slechts 3 voorwaardelijk met 3 proef
jaren. Vonnis 6 maanden gev. waarvan 4 maanden voor
waardelijk met 3 proefjaren en strenge bijz. voorwaar
den.
W i e r i n g e n.
DE GEHEIMZINNIGE WIERINGER TOUW-
G-ESCHIEDENIS.
Voor eenigen tijd werd wegens het doen van valsche
aangifte bij verstek veroordeeld tot 2 maanden gevan
genisstraf. Hij had alstoen den handelaar ln scheeps
materiaal -Van Kaisbeek, bedekkeljjk beschuldigd van
4ouwdiefstal en den naohtwaker Lont wegens medeplich
tigheid. Veroordeelde kwam in.verzet, voor zien van mr.
Bulskool als verdediger. De vernieuwde behandeling gaf
aanleiding tot uitstel en had thans de voortzetting
plaats. Het ging hier voornamelijk om 'n soort touw
met blauw draad, dat slechts door één firma werd ge
kocht. Het bleek echter, dat ook de heer Van Kalsbeek
dit touw met blauw draad verkocht. Hij toonde een
monster van dit wondertouw. Hij bleef zich aangetast
gevoelen door het schrijven in zijn eer en goeden naam.
De Officier wijzigde na het getuigenverhoor zijn
standpunt en vroeg nu vrijspraak.
Mr. Buiskool kon zich daarmede volkomen vereenigen
en was zeer voldaan over zijn victorie.
Hierop volgde vrijspraak.
Alkmaar.
EEN OOGENBLIK VAN ONBEACHTZ AAM HEID.
Het 37-jarig lid van de practische schoonheidscom
missie buiten bezwaar der gemeentekas, C. P. te Alk
maar, had op 26 Nov. in een moment van ongeregelde
begeerlijkheid uit een byouteriekistje ontvreemd een
zilveren ringetje met blauw steentje. Hij wilde het
kleinood, vermeenen wij, cadeau geven aan Hitier.
De heer Wiggers gaf een gunstig rapport, al stak
den verdachte de waarheid wat vast in de keel. Eisch
met waarschuwing geïllustreerd f 30 boete of 30 dagen.
Uitspraak f 15 boete of 15 dagen, benevens 2 maanden
gev. voorwaardelijk met 2 proefjaren.
A1 k-m aar.
'N LANGVTNGERIG DAMETJE, DAT HET MET DE
WAAR'-"71" NIET AL TE NAUW NAM.
Mej. Alida K.. 'n 35-jarige huishoudster, verscheen op
24 Dec. in den juwelierswinkel van den heer Oudes ln
het Payglop te Alkmaar, alwaar zij een oud gouden da
meshorloge te koop aanbood. Zij wist echter met 'n
handige truc 'n paar gouden ringetjes weg te goochelen
waarvan één hokus, pokus, pas. bij onderzoek uit zeker
intiem kleedingstuk, oftewel directoirtje te voorschijn
werd getooverd. Het andere verdwenen ringetje logeerde
eensklaps in haar handtaschje! Behalve dit niet be
paald lofwaardige feit gaf zij bij aanhouding door den
rechercheur v. d. Burg op. te zijn genaamd Alida Kieft
te Helloo, hetwelk in flagranten strijd was met de
waarheid. Dit vingervlugge dametje werd nu eens flink
onderhanden genomen en met medewerking van Offi
cier en reclasseeringsambtenaar tot twee straffen ver
oordeeld en wel voor den diefstal 2 maanden gev. voor
waardelijk met 2 proefjaren en voorts tot f 10 boete
of 10 dagen voor de gepleegde overtreding.
Schagen.
EEN NIET AL TE ZACHTZINNIG LID VAN HET
„MOOIE" GESLACHT.
De niet verschenen mej. Wilheimina B„ echtgenoote
zonder huwelijkspas oftewel boterbriefje, van den heer
F. de Jong te Schagen, had op 19 December in een bui.
die met verliefdheid niets te maken had, haar voor-
maligen huwelijkskameraad bedreigd met een bijl, voor
stellende hem te zullen doodslaan. Dit moorddadig voor
nemen had ze echter blijkbaar niet uitgevoerd, althans
de heer de Jong stond thans in blakenden welstand zijn
avontuur aan den Politierechter te verhalen. Deze ma
gistraat wees hem op de moreele verplichtigen, die hij
had ten opzichte van deze vrouw, de moeder zijner drie
kinderen. Op bedoelden morgen lag meneer als erkend
stempelaar nog lekker ln zijn bed en zou zijn vrouw er
op uitgaan om te venten. Dit aandeel tot instandhou
ding van het huishouden begon haar vermoedelijk den
keel uit te hangen en dus greep zij naar de turfbijl, die
thans geëmballeerd het stuk van overtuiging vertegen
woordigde. Vergissen wij ons niet, was het een treurig
huishoudentje. Eisch f 8 boete of 4 dagen. Vonnis con
form.
Harenkarspel.
HEIL- EN ZEG-ENWENSCHEN IN HAREN
KARSPEL.
De 33-jarige welbekende heer Anthonius P. uit Waar
land, gemeente Haren karspel, wenschte in den nacht
van 1 Januari 1933 zijn buurman A. Bakker veel zegen
en geluk met het nieuwe jaar, door hem tegen de borst
te stompen en vervolgens diens broeder N. Bakker,
eveneenc als compliment van den dag met een biljart
keu in het oog te steken. De heer P., die deze mishan
delingen ontkende, had nog twee dappere krijgers van
den stam der zwartvoeten uit Westfriesland als getuige
decharge gedagvaard. Hij beweerde nu door Bakker
van niet weder
komen der haren
Spoorstr. 104-6 - Den Helder.
Telefoon no. 457.
mishandeld te zijn. Een en ander had plaats in het café
van den heer Stoop. Volgens verklaring van de heeren
Schuit en Jonker, had Cornelis Bakker mijnheer Teun
Pancras geschop en Niek zijn broeder geholpen, 't Is
weer 'n mooi zaakje, zuchtte de Officier en vorderde
tegen P.. reeds 4 maal veroordeeld, f 15 boete of 15 da
gen. Vonnis conform eisch.
Den Helder.
HET WAS WEER HEELEMAAL MIS MET
JOHANNES.
De 35-jarige visscher Jan R. uit Den Helder, in <S«
rechtszaal voorzeker geen onbekende, had zich op IS
December weer aan drankmisbruik schuldig gemaakt en
zich aan de openbare orde vergrepen, door zich met ge
weld te verzetten tegen den agent Allaardt, die hem
naar het arrestantenlokaal wenschte te transporteeren.
Jan R. is echter een geweldig sterken kerel, zoodat de
assistentie van de collega's Jongsma en de Glopper noo-
dig was om dit karweitje op te knappen. Op het bu
reau wist Jan R. weer los te kemen en sloeg en trapte
hij den agent Jongsma, die hem weer wilde vastgrijpen.
Hoewel zijn gezelschap niet aangenaam was, vilde men
hem ambtelijk toch niet graag laten schieten. Volgens
de echtgenoote van Jan R. was dat verzet geon zuivere
koffie. Het was echter niet veel belangrijks dat zij had
te vertellen, hoewel de bedoeling om haar echtgenoot
te beschermen, natuurlijk loffelijk is.
De Officier stelde in 't licht, wat er van de mooie
beloften van verdachte terecht komt en requireerde 3
maanden gevangenisstraf. De Politierechter las daarop
het Inderdaad niet korte zondenregister van Jan R.
voor en stelde zijn vonnis uit tot 12 Juli. Verdachte
krijgt dus opnieuw weer *n kans!
EEN NATUURVRIEND.
Op 17 December trok de heer Engelmundus St. uit
Egmond aan Zee te Bergen-Binnen een hulstboompje
uit den grond. Eisch en vonnis f 10 boete of 10 dagen.
Anna Paulowna.
VAN ALLE MARKTEN THUIS.
De bekende Hiltje v. d. G. uit Hoogwoud pikte op 13
Januari te Anna Paulowna een rijwielbelastingmerk in
van een spoorwegbeambte. De vorige week stond hij
terecht wegens wederspannigheid en kreeg 'n maand.
Thans kreeg hij er nog 'n maandje bij voor het gesto
len plaatje.
Bovenkarspel.
ZIJN MOND VOORBIJGEPRAAT.
De transportarbeider Jan Tr. had op 31 December te
Bovenkarspel de echtgenoote van den heer C. J. v. d.
Zei beleedigd door zich tegenover haar zeer onbehoorlijk
uit te laten. Het echtpaar gevoelde zich door dit op
treden niet gevleid en werd een klacht ingediend. De
verdachte had thans ook grieven te luchten tegen v. d.
Zei, die hem ook niet prettig had behandeld. Eisch f 15
boete of 15 dagen. Vonnis f 7 boete of 7 dagen. Eind
goed, al goed! om half acht!
(Van onzen Engelschen Brief-schrijver.)
4 Maart 1933.
D"\' d :e en twintiesten Februari ws het
juist drie honde.d jaar geleden, dat d' be
roem 'e Ensre.3Cli «an Samuel Pcpys werd
geboren. Weinig r. «innen, die woro'dberoemd
zijn vorden, zullen daarvan <.elf minder idéé gehad
hebben, 'an Pepys.
Wat zon Pep va wel gezegd hebben, wanneer men
hem, toen hij op zijn sterfbed lag. verteld had, dat
het nageslacht na drie honderd jaar zijn geboortedag
zou herdenken? Ongetwijfeld zou hij het als een
zeer ongepaste grap beschouwd hebben. Beroemd?
Waarom zou hij beroemd worden?
En als de voorspellende profeet een nog dieperen
blik in de toekomst had kunnen slaan, en Pepys bo
vendien verteld had, waardoor hij voor het nage
slacht onvergetelijk zou worden, dan, ja dan zou de
voorspelling niet uitgekomen zijn, want dan was
Pepys niet beroemd geworden. Indien hij althans
de kracht nog gehad had even van zijn sterfbed op
te staan. Want dan zou hij ongetwijfeld de oorzaak
van zijn latere beroemdheid zonder genade vernietigd
hebben.
Ongetwijfeld, zeg ik. Zouden wij ons misschien toch
nog kunnen vergissen? Zou de mogelijkheid bestaan,
dat Pepys toch idéé had van het groote werk, dat hij
voor het nageslacht had nagelaten?
Dat groote werk was zijn dagboek. Een dagboek,
dat haast zonder onderbreking een tijdvak van ruim
negen jaar omvatte. Pepys was het begonnen op den
lsten Januari 1660, en nam er zeer noode afscheid
van op den 30sten Juni 1669. Zijn steeds slechter wor
dend gezicht dwong hem er toe.
Hoeveel duizenden dagboeken zullen er voor en na
den tijd van Pepys wel gehouden zijn? En waarom
is dat van Pepvs beroemd geworden, en zijn al die
andere in de vergetelheid geraakt?
De reden kan in weinig woorden gezegd worden.
Pepys schreef zijn dagboek in de overtuiging, dat
niemand het ooit zou lezen. Op écn uitzondering na
was er zelfs niemand tijdens Pepys' leven, die eenig
idéé had van het bestaan er van. Dat die eene uitzon
dering er was, bezorgde Pcpys zelfs nog zorgen. Tot
zijn spijt had hij zich eenmaal laten ontvallen tegen
een vriend, Sir William Covcntry, die hem meedeel
de, dat hij zijn dagboek nog even moest gaan bijhou
den, dat hij zelf ook zulk een boek bezat. „Het was
niet noodzakelijk, en bet kan wel eens last veroorza
ken, dat het bekend is," schrijft Pepys berouwvol
over zijn mededeelzaamheid.
Nu, hij heeft er nooit last van gehad. Het is zeer
goed mogelijk, dat Sir William Coventry de bekente
nis vergat, ot' dat ze hem niet interesseerde. En wan
neer hij de onbescheidenheid gehad zou hebben, het
overigens zoo zorgvuldig geheim gehouden dagboek
bekend te maken aan de wereld, dan was Pepys, zoo
meende hij tenminste, nog veilig. Want hij had zijn
dagboek geschreven in geheimschrift, in een soort
van stenografie, en dit geheimschrift had hij op ver
schillende plaatsen nog op allerlei wijzen moeilijker
gemaakt
Het schijnt wel, dat Pepys overtuigd was, dat zijn
geheim veilig was. Hoogstwaarschijnlijk zou hij an
ders de zes dikke boeken, elk van 500 pagina's, wel
vernietigd hebben voor zijn dood. Misschien ook was
dit wel altijd zijn plan geweest, maar kwam de dood
ten slotte voor Pepys het venvacht had. Wij kunnen
het niet zeggen.
Het geheim is wel lang bewaard gebleven. Pepys
stierf in 1703. In 1825 werden de 3000 pagina's van
zijn manuscript door John Smith ontcijferd, en ge
deeltelijk in gewoon schrift overgebracht. Latere en
meer volledige edities zijn gevolgd in den loop der tij
den. maar een volledige uitgave van Pepys' dagboek
is bij mijn weten nog niet verschenen. Daarvoor is
het wel eens een beetje al te intiem.
Dit feit, dat Pepys zonder eenige terughouding op
schreef, wat hij de moeite van vermelding waard
vond, doet wel heel sterk vermoeden, dat hij over
tuigd was van de onschendbaarheid van zijn geheim.
Als hij dat niet was geweest, zou zijn dagboek er heel
anders hebben uitgezien, en Pepys was nooit
beroemd geworden. Het is juist de volkomen eerlijk
heid van al zijn bekentenissen en mededeelingen, die
gemaakt heeft, dat Pepys de grootste dagboekschrij
ver van de wereld genoemd mag worden.
Alles was koren op zijn molen. Niets is te onbe
duidend om vermeld te worden. Hij koopt twee kreef
ten voor het diner, maar vergeet ze, en laat ze in het
rijtuig liggen, waarmee hij naar huis komt. Midden
onder het bidden komen de kreeften in zijn gedach
ten, en in twaalf regels wordt het feit des avonds
in het dagboek vastgelegd. Tijdens de kerkdienst rolt
Pepys' hoed onder den preekstoel, en de koster vischt
hem er onder vandaan met een stok. Ja, Pepys
schijnt het als een dure plicht beschouwd te hebben
geregeld zijn dagboek bij te houden, want enkele ma
len, wanneer hij eenige dagen ten achter was, lezen
we de plechtige gelofte,, geen vrouwen te kussen en
geen wijn te drinken, tot de achterstand is ingehaald.
Dat zoenen van vrouwen was een groote zorg in
het leven van Pepys. Op twee en twintigjarigen leef
tijd was hij met een mooi meisje van vijftien ge
trouwd,. van wie hij altijd veel bleef houden tot haar
dood (zij stierf, toen zij 29 was), hoewel hij dikwijls
ruzie met haar maakte, en haar herhaaldelijk be
droog. Zoozeer was hij overtuigd van de zwakheid
des vleeschos, dat hij zijn vrouw geen oogenblik ver
trouwde, en haar het leven ook nog vergalde met zijn
ongegronde jaloerschheden.
En zijn ontrouw vergalde zijn eigen leven. Want
Pepys had een geweldige angst, dat op den een of
anderen keer zijn wangedrag aan het licht zou ko
men, hoewel hij, vooral in het begin, de uiterste voor
zichtigheid in acht nam. Het is zeker wel onnoodig
te zeggen, dat Mevrouw Pepys niet op de hoogte
was van het bestaan van het dagboek. v
Zoolang Pepys zijn misstappen buitenshuis deed,
kon hij met eenige redelijke kans hopen niet ont
dekt te worden. Maar op den 25sten Octob'er. 1668 le
zen we in het dagboek: „Na het avondmaal liet ik
mijn haar kammen door Deb (Mevrouw Pepys' ka
menier), wat mij de grootste smart heeft bezorgd, die
ik ooit in mijn leven heb gekend, want mijn vrouw,
die plotseling boven kwam, vond me, terwijl ik het
meisje omhelsde. Ik wist niet wat te doen, en het
meisje ook niet, en ik probeerde er over heen te
praten, maar eerst was mijn vrouw met stomheid ge
slagen door boosheid, en toen herkreeg zij haar stem,
en ze was heelemaal van haar stuk, en ik zei maar
niet veel, en ging naar bed, en mijn vrouw zei ook
niet veel, maar kon dien nacht heelemaal niet sla
pen."
Het meisje werd weggestuurd, maar Pepys ontdekte
baar adres en dacht zijn vrouw buitenshuis beter te
kunnen bedriegen. Hij vergiste zich deerlijk. Den vol
genden dag lezen we al, dat zijn vrouw hem een
„valsche, rot-hartige schurk" heeft genoemd. Hij be
kent dan alles, en het dagboek deelt ons mee, dat hij
boven in de slaapkamer den heelen middag de be
dreigingen en vervloekingen van zijn vrouw heeft
moeten aanhooren. Dat Mevrouw Pepys het nog al
serieus meende met haar bedreigingen, blijkt wel uit
een passage verscheidene weken later, waarin Pepys
ons meedeelt, dat zij met een gloeiend heette tang
aan zijn bed was gekomen, en gedaan had, alsof ze
er hem mee wou aanpakken. En dat ondanks het feit,
dat ze herhaaldelijk gezegd had, alles verder te zul
len vergeten en vergeven. Het pleit wel voor Pepys,
dat de tangaffaire eindigt met de woorden; „Ik
kan haar jaloezie niet kwalijk nemen, hoewel het
mij kwelt in mijn hart."
Voor ik eindig, moet ik tocli even meedeelen, dat
Pepys niet alleen zijn vrouw, maar ook zich zelf
bedroog. Hij hield heel veel van het bezoek aan
schouwburgen, en het drinken van wijn, maar legde
af en toe geloften af het een of het ander of beide
voor zekeren tijd te staken. En dan brak hij die ge
loften op vernuftige wijze.
Den Ssten Mei 1663 gaat Pepys tegen een gedane
gelofte in naar het Theatre Royal in Drury Lane,
maarhet Theatre Royal was nog niet geopend,
toen Pepys zijn gelofte aflegde, en viel dus niet onder
den ban. Toch voelt hij zich niet heeleniaal gerust.
Een anderen keer woont hij een diner bij, terwijl hij
heeft gezworen geen wijn te zullen drinken. Hij doet
het toch: een kruidenwijn. „Ik heb mijn gelofte niet
gebroken", zegt Pcpys ons (of zich zelf?) in zijn dag
boek, „daar de drank, voor zoover ik kan oordeelen,
geen wijn was, maar een of ander mengsel. Als ik
mij vergis, moge God mij vergeven, maar ik hoop en
geloof, dat het niet zoo is."
Zoo is, in al zijn openhartigheden, het dagboek
tot ons gekomen. Het heeft zijn schrijver onsterfelijk
gemaakt. Maar dat Pepys ooit eenige bedoelingen
van dien aard gehad zou hebben, blijft zeer te betwij
felen. En toch, waarom heeft hij het niet vernietigd?
Hij was een man op leeftijd, zeventig, toen hij stierf;
Zonder twijfel moet, hij hegrepen hebben, dat zijn ge
heimschrift ontcijferd zou worden. Zou Pepys nv
schien toen met opzet deze erfenis aan het n;
slacht hebben gelaten?