Wat nooit eerder voorkwam in Marokko. Aspirin dewereld en daarom Zaterdag 11 Maart 1933. SCHAGER COURANT. Derde blad. No. 9243 DWARS DOOR ROTTERDAM. „De blanken doen rare dingen". een geluk bij een ongeluk. opnieuw sneeuw en koude in het warme we- relddeel. ingesneeuwde automo bielen en bevroren menschen in afrika. - de sneeuw en de sprinkhanenplaag. (Van onzen reizenden Correspondent.) Oezjda, Februari. ER is steeds, zoo zegt het spreekwoord, een ge luk bij een ongeluk. Ons geluk bij het onge val met ons motorvoertuig op drie wielen was, dat we onze reis niet dadelijk konden voortzetten en daardoor veel ellende hebben ver meden. De winter is namelijk plotseling terugge keerd.in Afrika. Men zou ons kunnen beschuldigen van vrees voor koude, doch zulk een beschuldiging zou onrecht vaardig zijn. Onze uitrusting laat het niet toe, dai wij ons onbeschermd op een motorrijwiel en in een zijspanwagen in fel winterweer wagen We beschik ken met ons tweeën over één lederen jas en twee regenjassen. Ons ondergoed is berekend op een warm klimaat, want we zijn immers op weg naar Indië. Met zoo weinig kieederen wordt net levensgevaarlijk zich on beschut in een snel motorvoertuigje bloot te stellen aan dc hier op verschillende plaatsen heerschende lage temperaturen en den ijzigen bergwind. Bovendien is er de sneeuw, die hier en daar deci meters dik is ge\allen. Komt men met ons licht voertuigje in een sneeuwstorm, dan sneeuwt men in, wat te erger zou wezen, daar de afstanden tusschen dorpen en steden in dit dun bevolkte land zeer groot zijn, zoodat men niet op spoedige hulp kan rekenen. Vele lezers zullen ongeloovig het hoofd schudden en mompelen: „Wat wil die reiziger ons nu op de mouw spelden? Sneeuw, lage temperaturen in Afri ka? Het is te dwaas". Ja, zoo hebben we er ook over gedacht en ik ben tot de overtuiging gekomen, dat in bijna alle reis beschrijvingen over Afrika een hoofdstuk is verge ten. De titel van dat hoofdstuk had kunnen luiden: „Winter in het Warme Werelddeel." De dagbladen van Algiers, üran, Fez hebben thans een vaste rubriek onder het opschrift: „Sneeuw in Algerije of „Sneeuw in Marokko' een rubriek met soms schokkende bijzonderheden. De „Oran-Matin" van 22 Februari b.v. geeft een heel lijstje sneeuwberichten uit de Algerijnsehc pro vincie üran, waar we doorheen moeten reizen als we onzen tocht vervolgen. Van verschillende plaat sen werd melding gemaakt van een sneeuwdek tot veertig centimeter dikte. Te Sidi-Bel Abbes lag de sneeuw zelfs een halven meter hoog. Hier en daar was op de wegen de sneeuw nog hooger opgejaagd. Vorst werd ook gemeld en de mededeeling, dat dit alles hier een tamelijk zeldzaam verschijnsel is. kan ons niet troosten. Zelfs te Algiers, aan de Zuidkust der Middellandsche Zee dus, is sneeuw neergedwar reld, al smolt ze daar dan ook dadelijk. De bevol king, vooral de inlandsche bevolking, lijdt onder de koude ontzettend. De huizen zijn er immers niet op van twee 'n Haveluinig straatje in de binnenstad, dat wel spoedig onder den moker van den slooper zal vallen. Waar de huizekens, als brooze oude mannetjes steun aan elkaar zoeken. Huisjes met droomerige raam- oogen, scheef verzakte kozijnen en deurposten. Met kirrende duifjes op daklijsten. Met hier en daar hoop jes vuilnis, vergeten door den ophaaldienst. 't Is geen aristocratische buurt. Toch leurt er 'n le verancier langs die sjofele menschenhokken, met wa gen en paard. Over dat paard wil 'k vertellen, niet over den handel van z'n croven dikken baas. 'k Ge loof dat-ie knolrapen, roodo kool en aardappelen ver koopt. Ook houtblokken en eierenkolen. Maar dat speelt geen rol. 't Paard heeft steeds m'n aandacht getrokken. Om dat 't oud en afgewerkt is en er stoffig uitziet. Het heeft 'n goedigen kop met droomoogen, waarin 'n in nige verteedering ligt, zooals 'n oud moedertje wel kan hebben, die 'n brief leest van 'n zoon, die ver weg is 't Dier beknabbelt z'n stalen gebit, waar van de vettig leeren leidsels slap neerhangen. Be stuurd wordt-ie niet door z'n baas. die telkens in 'n gangetje verdwijnt en 'n vervaarlijke stem opzet, waarop dan slordige vrouwen naar buiten komen. Gaat-ie verder, dan volgt het paard, krachteloos, zon der fut en moe. Na z"n paar stappen, die als gevolg hebben, dat het wrakke wagengerij piepend meegaat, staat het paard weer, laat z'n kop zakken en droomt Soms is 't alsof-ie staat te sterven Hoe 't komt weet ik niet, maar op 'n nacht heb ik van dat paard gedroomd, 'k Was even gelukkig, dat 'k den hoofdprijs in de „zwiepsteek" had gewonnen. Waarin mijn stoffig achterbuurtpaard gewonnen had... Want 'n mensch kan soms heel dwaas droo- men.... 'k Was toen zóó gelukkig en royaal, dat 'k het oude krakend-brooze vrouwtje, dat hem iederen mor gen een korst brood tusschen z'n mummelende lip pen duwt, een lijfrente kochtWaarvoor ze mij bevreemd had aangekeken, omdat ze niet begreep wat 'k voor haar gedaan had en liever 'n gulden had gehad. 'k Werd wakker, even gedallast als 'k was gaan sla pen. 'n Uur later zag 'k het oude vrouwtje, met haar geel, wassig gezichtie vol diepe groeven. Ze was uit 'n scheef verzakt gangetje gekomen, met haar schar nierende pantoffelvoeten. Haar groen verschoten rok je zat dwaas bijeengebonden om haar smal middeltje, waarop menige dame jaloersch kon zijn. Haar schou dertjes gingen schuil onder 'n kort lijfje, dat even eens groen verkleurd was. In haar dorre handjes hield ze 'n korst brood, waarmede ze op 'n halven meter afstand van mijn ouden vriend bleef staan. Tschkk, mekkerde ze met haar lippen. Tschkkkü Tegelijk hield ze de ktfrst brood naar den mumme- lenden paardebek. 't Dier hief z'n moeden kop op, bibberde even met z'n stoffige haren huid, verzette even z'n voorbeenen, rekte den kop, trok z'n bovenlip op 't Aarzelend bevende handje van 't vrouwtje gaf 'm de broodkorst, waarop het oude dier met knijpende oogen ging zuigen, als 'n delicatesse. Dan liep ze langs 'm heen, sloeg streelend langs z'n hals, wat 't paard zich onbewogen liet welgevallen. Z'n oogen stonden weer droef, z'n denkende kop zakte weer neer 't Vrouwtje liep haar gangetje weer binnen, na nog even omgekeken te hebben naar haar viervoetigen vriend. Toen schreeuwde de baas: Vort bónk..,. Hu.... vort!..„ Een slangenbezweerder op een Noond-Afrikaansche markt. ingericht, stookgelegenheid ontbreekt meestal, de kleeding is volstrekt onvoldoende bij echte winter koude. De „Echo d'Oran", een ander groot dagblad, ver telt in het nummer van 24 Februari over sneeuw ter hoogte van tachtig centimeter a één meter bij Ain Drahem. tusschen Frenda en Médrissa Het automo- bielverkeer is onderbroken, de telegrafische en tele fonische gemeenschap is gestoord. Te Geryville in de provincie Oran schommelt de temperatuur reeds drie dagen tusschen drie en zeven graden Celsiu3 onder nul. Bij zulke berichten denk ik vaak aan de Bedoe inen. die in tenten wonen en bij wie thans kinderen en ouden van dagen in grooten getale sterven, om gekomen van ellende. Toch zullen in den warmen zomer deze menschen dit weder vergelen hebben en niet te bewegen zijn hun zwervend bestaan op te geven en zich ergens, in betere woningen, vast te vestigen, hoewel er onder deze Bedoeinen zijn, die men gegoed zou kunnen noemen en geldelijk volko men in staat zich een huisje te bezorgen. Zij willen dat echter niet. Zij verkiezen een ellendjgen dood in vrijheid boven een behagelijker bestaan in de gere gelde samenleving. Enkele treinen en vele automobielen zijn de laatste dagen ingesneeuwd. Op den weg tusschen Midelt en Meknès (door laatstgenoemde plaats kwamen we zélf met ons motorvoertuig;, zijn dertien nutomobie len en een open auto-omnibus met talrijke inland sche passagiers twee dagen en twee nachten inge sneeuwd geweest. Ski-loopers ontdekten dit toevallig .en waarschuwden; do overheid De Franschen zonden 't Piepend wagengerij ging langzaam verder, ge trokken door 't oude afgewerkte paard. Zoo was 't iederen morgen Tot er 'n paar weken geleden iets is gebeurd, waardoor 'toude wijfje met de broodkorst geheel uit haar evenwicht is geraakt. Op 't zelfde uur als anders, uit haar huizeke ge komen met de broodversnapering, ontwaarde ze wel den groven, dikken, schreeuwenden baas van den grauwen bles, maar het dier zélf zocht ze tever geefs Op de plek, waar-ic anders stond, met het wrakke vehikel achter zich, stond nu een Ford-cadaver, tril lend en piepend, 'n Gammel automobielwrak, met scheef staande wielen en versleten banden, 'n rottige carrosserie, zonder ruiten of deurtjes, 't Ding stond te ronken en zette 't gansche straatje in 'n duivelsch lawaai. De zoekende oogen der oude vrouw bleven in diep gepeins gericht op de razende autokar, waaraan al les trilde, piepte en schudde en die bovendien 'n stankwalm uitpufte, waarvan 't vrouwtje het op de luchtpijpen kreeg. Wat te isse dét nou schrok ze. Dan keek ze naar de broodkorst in haar hand en vervolgens weer naar het razende ding, dat haar ou den vriend verdrongen had Maar de dikke grove haas kwam nader en wilde met 'n opzichtigen zwaai achter het wiel plaats ne men. Haar ziende, lachte-ie met breeden lach: ja m'n goeie ziel, de zaken gaan veruit" Enne...... beefde de stem van 't oude wijfje, waar is-ie. nou?...... De kerel keek haar spottend aan, ongevoelig voor de tranen in haar oude oogen. Waar-ie is? An den vilder verkocht'n oud ge-bouw...... hebben ze nu door de Haagsche lever worst gemalenZe houen in den Haag van lekker eten Tegelijk gaf-ie gas en moedertje deinsde ver schrikt achteruit. Haar korst liet ze vallen, zonder dat ze 't bemerkte. Dan liep ze langzaam haar gangetje weer binnen. Op 't verzakte straatje lag verlaten de broodhomp. In de laatste dagen heb 'k ook m'n oud moedertje gemist en 'k heb geen lef bij de buurtjes te infor- meoren of ze ziek of al begraven is- Als 'k nu 's morgens langs 't oude straatje ga en de oude huizekens zie, denk 'k aan m'n droom van verleden. M'n droom, dat m'n grijze droomerige vier voeter voor mij den hoofdprijs gewonnen had. Die gekke droom over 't oude moedertje, dat niet eens blij was, dat 'k ze een lijfrente had gekocht en lie ver 'n gulden had 't Is voor velen misschien kinderachtig en 't lijkt overdreven, maar 'k blijf denken aan die twee 't brove menschje en 't afgewerkte dier, beiden door 't leven afgestompt, die op deze wijde wereld nieuwe ruimte gemaakt haddenN.R.Crt. een hulp-expeditie met sneeuwploegen, welke red ding bracht. 's Nachts was de temperatuur twaalf graden Cel sius onder nul gedaald. Op den besneeuwden weg werd het een ontzettend treurspel van koude en honger. De Europeanen in de ingesneeuwde automo bielen namen zooveelmogelijk Arabische kinderen uit de open auto-omnibus in hun wagens, wreven hen warm en pakten ben in dekens, Vier kinderen hadden evenwel bevroren beenen en twee Arabische vrouwen waren reeds van koude gestorven, toen ein delijk hulp met dekens en voedsel opdaagde. Nadrukkelijk wordt gemeld, dat zulk een ongeluk in Marokko nog nooit is gebeurd. Ik geloof, dit wel, maar dat is voor ons nog geen reden ons zonder de allergrootste noodzakelijkheid met ons licht voer tuig, waarin we onbeschut zitten, te wagen in de koude en de sneeuw op wegen, waar men dikwijls op vele tientallen kilometers geen hulp of onderko men vindt.' Zeer zeker is deze beschrijving van mijn reis door Afrika heel veel anders dan de lezers hadden ver wacht (en dan ik zelf had verwacht), doch ik moet me aan de waarheid houden. Bovendien, ik zou niet anders kunnen. Met koude voeten en verkleumde handen kan men nu eenmaal niet over de zoele won deren van „Duizend-en-een nacht" schrijven. Het is niet de eerste maal in mijn leven, dat een klimaat me een teleurstelling bereidt. Ik herinner me een vroeg-voorjaar te Nizza, dat ik tevergeefs ergens warmte zocht. Dan zeiden de menschen wij-s- geerig. „dat is de mistral'hoewel volgens alle mo gelijke reisboekjes de mistral, de koude wind, die van de Alpen blaast, niet tot Nizza komt. Ik echtei heb hem er letterlijk aan den lijve gevoeld. Ook aan de Noord- en Oostkust van de Adriati- sche Zee, te Triest, te Fiume en nog zuidelijker heb ik in het vroeg-voorjaar loopen rillen in een feilen, kouden wind. Dan zeiden de menschen, even wijs- geerig als die te Nizza: „dat is de borah'doch dit maakte mijn verkleumde voeten niet warm. Men zou uit dit alles op kunnen maken, dat ik bijzonder kouwelijk ben, doch dat ontken ik ten sterkste. Eenige winters heb ik in Noord-Rusland vertoefd, maandenlang heb ik op Spitsbergen ge woond, doch daar was ik op koude voorbereid en uitgerust. Dat was anders Hier in Afrika echter meenden we recht te hebben op warmte en op een der koudste dagen, zittend bij een houtvuur in onze kamer, hebben we gejammerd. „Lieve hemel, wat zijn we begonnen? Bij zoo n koude in zomerkleederen in een open wagentje!" Mijn Tsjechische makker eindigt dan onvermijde lijk het gesprek met de opmerking: „Dat is alles de schuld van de schoolmeesters met hun mooie boek jes over het warme Afrika. Al3 ik een van die ke rels tegenkom, stomp ik hem zijn oogen blauw en groen. De menschen hier beweren: „nog hoogstens twee weken; dan komt de warmte; na 15 Maart hebben we hier nooit koude." Ik geloof er niet veel van en zal me niet verwon deren als we ook in April koude zullen lijden in Noord-Afrika. Natuurlijk zullen de menschen ons dan troosten met de bewering, „dat zooiets in der tig jaar niet is voorgekomen." Maar helpen zal ons dat niet. Echter, zooals ik in den aanvang opmerkte: bij alle ongeluk is.steeds een geluk. De sneeuw en de koude hebben den opkomenden sprinkhanenplaag, waar over ik in een vorig artikel schreef, tenminste voor- loopig bedwongen. Van een sprinkhanenzwerin, die in sneeuw en vorst terecht komt, is niet veel kwaad rneer te duchten. J. K BREDERODE. Boschboaw, en kaschkap en ne gerwijsheid in het binnenland van Surinama. Een West-Indische medewerker van de N.R.Crt. schrijft aan zijn blad: Waar kort geleden nog een veel belovend opgaand bosch had gestaan, verschroeiden thans de loodrecht neervallende stralen der middagzon de bladeren- pracht van duizenden jonge boompjes, welke door menschenhanden geplant, gedurende vele jaren met groote zorg en veel toewijding waren gekweekt ge worden om eenmaal te getuigen van noesten arbeid en menschelijk kunnen. Aan den rand van de in het zonlicht blakende wij de groene oppervlakte kabbelde zachtjes een beekje. Vroeger vlood het zwarte water geheimzinnig door de duisternis van het dichte bosch, thans echter had den enkele zonnestralen door het dunne bladeren dak van een paar overgebleven boomen heen, den weg naar het kreekje gevonden en tooverden sid derend, goudbruine reflexen op het donkere, eento nige oppervlak. Lang uitgestrekt lag een zwarte man naast de kreek een dutje te doen. Vlak bij den rand van het water stond een veldketel en een drinknap. Blijk baar hield de man zijn schaftuurtje. Zachte voet stappen weerklonken, een opgeschoten jongen boog de takken van den heester, waaronder de man lag te slapen, uit elkaar. „Oom, hier is je tabak." De man op den grond werd eensklaps wakker en terwijl hij de tabak aannam, vroeg hij: „Heeft de Chinees geene bezwaren gemaakt om de tabak zonder geld te geven?" „Neen oom, hij is in gesprek met den opzichter ge weest. De twee kregen bijna ruzie met elkander. De Chinees sprak over het gekkenwerk dat hier ver richt wertL De opzichter zeide dat planten geen gek kenwerk is en dat hij zoowel als de Chinees er wat bij verdiende." De man brak het blad tabak in kleine stukjes, stopte daarmee een korte sieenen pijp en toen deze rookte en hij zich op zijn gemak, met den rug tegen een boom geleund, neergezet had, begon hij, opge wekt door het genot van de tabak toe te geven aan de zucht die ieder neger bezit, te „redeneeren". „Gekkenwerk", ja zoo gek is dat gezegde van den Chinees nu juist niet De blanken doen rare dingen, doch wij verdienen er wat bij. Toen jij nog niet ge boren was, jongen, heb ik hier óók bosch weg ge- Hebt U gemerkt hoe populair „1. 2, 3" in korten tijd is geworden? En dit is werkelijk geen wonder. Want „1, 2, 3" heeft bewezen, een Neder- landsch waschmiddel te zijn, dat er wezen mag en niet behoeft onder te doen voor dure buitenlandsche fabrikaten. Duizenden Nederlandscbe huisvrou wen gebruiken nu „1, 2, 3", Neêrland's zelf werkend waschmiddel. Als U nog geen „1, 2, 3" gebruikt, probeer het dan èn om de kwaliteit èn om den prijs die, zooals U weet, slechts 17 V* cent per pak bedraagt. hakt. Het gouvernement liet het doen precies zoo als nu. Maar toen was het werkelijk bosch. Wij kre gen toen het land kosteloos afgestaan voor het aan leggen van „kostgronden". Buitendien kregen we nog twaalf gulden per jaar voer elke vijf kettingen groote grond. Daarvoor moesten wij zoolang als de kost gronden in onderhoud bleven, de boompjes onderhou den, die het gouvernement daarop, tusschen de cas save in, geplant had. Wij negers lachten er toen om dat men wilde boomen plantte. Later echter, toen de noomen grooter werden en tenslotte jong bosch heb ben gevormd, begrepen we dat het idee om wilde boomen te planten niet zoo gek is geweest. Je hebt zelf ondervonden dat vele boomen reeds mooi hout opleveren, dat niet verbrand behoefde te worden. Verleden jaar hebben we het mooie stuk jong bosch waar op het hooge land de bruinhart zoo prachtig stond, weggekapt en het gouvernement heeft daar palmen geplant. Nu moet het lagere bosch weg om Cassave te planten, üp Sectie O heeft het gouverne ment ook aangeplante bosschen en daar heeft de Cas save goed gedragen, omdat ze op heuvels geplant is geworden. Al de jonge meisjes uit de buurt gingen naar Sec tie O om gorama te wasschen. De blanke is dit al les vergeten. Hij is vergeten wat het gekost heeft de cultures aan te leggen en te onderhouden. Zie je nu in, dat de blanken gekke dingen doen, de één bouwt wat op en de ander hakt het weer neer. Geld speelt daarbij geen rol. Nederland heeft genoeg. Hier wordt het echter slechts vermorst, wat hebben wij er aan behalve dit schamele dagloon. Doch laat ons aan het werk gaan." Suriname is 15.000.000 hectaren groot. Onwillekeu rig rijst daarom de vraag: Is hei absoluut noodzake lijk geweest, dit land terwille van problematieke proefneming van zijn schoonheid, in het bijzonder het juweeltje op boschbouwgebied, het arboretum van den houtvester J. W. Gonggrijp, te berooven? De inboorlingen hebben gelijk wanneer zij zeggen: Het Gouvernement doet rare dingen. WETENSCHAP. Op zoek naar de waarheid. KAN DE MENSCH EEN GEHEIM BEWAREN? Het gerecht heeft in onzen tijd geen pijnbank meen tot zijn beschikking om een verdachte tot bekentenis te brengen gelukkig, want velen hebben daardoor misdaden bekend, die zij nooit hadden bedreven. Het is ook niet meer zoo noodig, want met allerlei tech nische en chemische middelen kan er dikwijls zooveel bewijsmateriaal worden verzameld, dat men geen beken tenis meer noodig heeft ofdat de beklaagde er onder den indruk van komt en uit eigen beweging bekent. Toch blijft een bekentenis van groote waarde voor het gerechtelijk onderzoek. Men tracht haar den be- klaarde te ontlokken door hem te overbluffen, door hem woedend, jaloersch of wraakzuchtig te maken, kortom door zijn zelfbeheersching te schokken. In een dergelijken toestand „vergeet men zich" en verraadt daardoor dikwijls, wat bij rustig nadenken nooit over de lippen zou zijn gekomen. Zeer moeilijk ia het ook, om niet een schijnbekente» nis te verkrijgen, waarin waarheid en leugen handig met elkaar zijn vermengd. Men heeft het lang geleden met hypnose geprobeerd, maar iemand, die zijn geheim niet prijs wil geven, liegt ook onder de hypnose. Men heeft het beproefd met instrumenten, die een versnelde polsslag, een verhoogde bloeddruk, enz. con stateerden. Zulke verschijnselen gaan inderdaad dik- wijla met het uitspreken van een leugen gepaard, maaralleen wanneer het geweten spreekt van den leugenaar. Er zijn genoeg krachtige persoonlijk heden, die ook Innerlijk volkomen rustig blijven als ze liegen en aan den anderen kant menschen, die enkel door een beschuldiging reeds in opwinding geraken, ook al hebben zij niets verkeerds gedaan. De beste resultaten heeft men tot nu toe verkregen met scopolamine. Deze stof veroorzaakt een lichte narcose, waarin de hersenen bepaalde functies niet meer kunnen uitoefenen. Het systemetisch denken ia onmogelijk en het geheugen werkt zonder de controle van het bewustzijn. Liegen wordt moeilijk, omdat con centratie en oplettendheid van het bewustzijn te koifc schieten. Zoo kan men ook dingen in het geheugen terugroepen, die men zioh met den besten wil niet meer herinneren kan: het zijn dus niet alleen misdadigers, waarop men de scopolaminenarcose met succes kan toepassen. Toch is ook dit middel niet afdoende, om voor het ge recht de waarheid aan het licht te brengen. De persoon, die onder den invloed van het medicament verkeert, vertelt n.1. niet zoozeer de waarheid, als wel datgene, wat er In zijn binnenste leeft. Hij spreekt misschien zijn wensohen en fantasieën uit, inplaats van de dingen, die werkelijk gebeurd zijn. Bovendien kan men hem onge merkt suggeereeren tot het doen van een bekentenis. Een sprekend voorbeeld daarvan heeft zich voorgedaan op Hawai. Een schooljongen was ontvoerd en vermoord en de verdenking van de politie viel op een Japansch chauffeur, die in dienst was hij zijn ouders. De man bezwoer ziin onschuld, maar bekende onder den invloed van medicamenten, de misdaad gepleegd te hebben. Deze bekentenis was valsch, later werd de werkelijke moordenaar gevangen. Vermoedelijk was de in zijn geestvermogens kunstmatig geschokte Japanner zooda nig onder de suggestie gekomen van de aan zijn schuld niet meer twijfelende rechercheurs, dat hij alles toe stemde wat hem gevraagd werd. Wij zijn er dus nog steeds niet aan toe. automatisch de waarheid te ontrukken aan iemand, die besloten is om te zwijgen. De bovengenoemde middelen kunnen het onderzoek vergemakkelijken, doch zij kunnen niet den doorslag geven, zeker niet wanneer het gaat om het le ven van den beklaagde. De geheimste diepten van de menschelijke ziel kan de medemensch niet doorgronden, ook niet met een knap uitgevonden middel. De mensch is en blijft een redelijk wezen en geen machine. Men kan slechts trachten, door middel van het stenogram der onder narcose afgelegde bekentenis aan den be klaagde een werkelijke bekentenis te ontlokken. Dr. H. G. HULSEBOS. omdat Aspirin in tegenstelling met vele .Ersalj"-prepa raten en namaak nagenoeg onontleed de maag verlaat en eerst in de darmen zijn werking ont- fjlooit, kan het ook niet den minsten schade- ijken invloed uitoefenen. Vandaar ook zijn voor treffelijke verdraagzaamheid zonder schadelijke bijwerking. Uitsluitend verkrijgbaar In do oranje-bandbulsjos van 20 fabl. 70 ets. en oranjerakjes van 2 tabl. 10 ets.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1933 | | pagina 9