Wat nooit eerder voorkwam in Marokko.
Aspirin dewereld
en daarom
Zaterdag 11 Maart 1933.
SCHAGER COURANT.
Derde blad. No. 9243
DWARS DOOR ROTTERDAM.
„De blanken doen
rare dingen".
een geluk bij een ongeluk. opnieuw
sneeuw en koude in het warme we-
relddeel. ingesneeuwde automo
bielen en bevroren menschen
in afrika. - de sneeuw en
de sprinkhanenplaag.
(Van onzen reizenden Correspondent.)
Oezjda, Februari.
ER is steeds, zoo zegt het spreekwoord, een ge
luk bij een ongeluk. Ons geluk bij het onge
val met ons motorvoertuig op drie wielen
was, dat we onze reis niet dadelijk konden
voortzetten en daardoor veel ellende hebben ver
meden. De winter is namelijk plotseling terugge
keerd.in Afrika.
Men zou ons kunnen beschuldigen van vrees voor
koude, doch zulk een beschuldiging zou onrecht
vaardig zijn. Onze uitrusting laat het niet toe, dai
wij ons onbeschermd op een motorrijwiel en in een
zijspanwagen in fel winterweer wagen We beschik
ken met ons tweeën over één lederen jas en twee
regenjassen.
Ons ondergoed is berekend op een warm klimaat,
want we zijn immers op weg naar Indië. Met zoo
weinig kieederen wordt net levensgevaarlijk zich on
beschut in een snel motorvoertuigje bloot te stellen
aan dc hier op verschillende plaatsen heerschende
lage temperaturen en den ijzigen bergwind.
Bovendien is er de sneeuw, die hier en daar deci
meters dik is ge\allen. Komt men met ons licht
voertuigje in een sneeuwstorm, dan sneeuwt men in,
wat te erger zou wezen, daar de afstanden tusschen
dorpen en steden in dit dun bevolkte land zeer groot
zijn, zoodat men niet op spoedige hulp kan rekenen.
Vele lezers zullen ongeloovig het hoofd schudden
en mompelen: „Wat wil die reiziger ons nu op de
mouw spelden? Sneeuw, lage temperaturen in Afri
ka? Het is te dwaas".
Ja, zoo hebben we er ook over gedacht en ik ben
tot de overtuiging gekomen, dat in bijna alle reis
beschrijvingen over Afrika een hoofdstuk is verge
ten. De titel van dat hoofdstuk had kunnen luiden:
„Winter in het Warme Werelddeel."
De dagbladen van Algiers, üran, Fez hebben thans
een vaste rubriek onder het opschrift: „Sneeuw in
Algerije of „Sneeuw in Marokko' een rubriek met
soms schokkende bijzonderheden.
De „Oran-Matin" van 22 Februari b.v. geeft een
heel lijstje sneeuwberichten uit de Algerijnsehc pro
vincie üran, waar we doorheen moeten reizen als
we onzen tocht vervolgen. Van verschillende plaat
sen werd melding gemaakt van een sneeuwdek tot
veertig centimeter dikte. Te Sidi-Bel Abbes lag de
sneeuw zelfs een halven meter hoog. Hier en daar
was op de wegen de sneeuw nog hooger opgejaagd.
Vorst werd ook gemeld en de mededeeling, dat dit
alles hier een tamelijk zeldzaam verschijnsel is. kan
ons niet troosten. Zelfs te Algiers, aan de Zuidkust
der Middellandsche Zee dus, is sneeuw neergedwar
reld, al smolt ze daar dan ook dadelijk. De bevol
king, vooral de inlandsche bevolking, lijdt onder de
koude ontzettend. De huizen zijn er immers niet op
van twee
'n Haveluinig straatje in de binnenstad, dat wel
spoedig onder den moker van den slooper zal vallen.
Waar de huizekens, als brooze oude mannetjes steun
aan elkaar zoeken. Huisjes met droomerige raam-
oogen, scheef verzakte kozijnen en deurposten. Met
kirrende duifjes op daklijsten. Met hier en daar hoop
jes vuilnis, vergeten door den ophaaldienst.
't Is geen aristocratische buurt. Toch leurt er 'n le
verancier langs die sjofele menschenhokken, met wa
gen en paard. Over dat paard wil 'k vertellen, niet
over den handel van z'n croven dikken baas. 'k Ge
loof dat-ie knolrapen, roodo kool en aardappelen ver
koopt. Ook houtblokken en eierenkolen. Maar dat
speelt geen rol.
't Paard heeft steeds m'n aandacht getrokken. Om
dat 't oud en afgewerkt is en er stoffig uitziet. Het
heeft 'n goedigen kop met droomoogen, waarin 'n in
nige verteedering ligt, zooals 'n oud moedertje wel
kan hebben, die 'n brief leest van 'n zoon, die ver
weg is 't Dier beknabbelt z'n stalen gebit, waar
van de vettig leeren leidsels slap neerhangen. Be
stuurd wordt-ie niet door z'n baas. die telkens in 'n
gangetje verdwijnt en 'n vervaarlijke stem opzet,
waarop dan slordige vrouwen naar buiten komen.
Gaat-ie verder, dan volgt het paard, krachteloos, zon
der fut en moe. Na z"n paar stappen, die als gevolg
hebben, dat het wrakke wagengerij piepend meegaat,
staat het paard weer, laat z'n kop zakken en droomt
Soms is 't alsof-ie staat te sterven
Hoe 't komt weet ik niet, maar op 'n nacht heb ik
van dat paard gedroomd, 'k Was even gelukkig, dat
'k den hoofdprijs in de „zwiepsteek" had gewonnen.
Waarin mijn stoffig achterbuurtpaard gewonnen
had... Want 'n mensch kan soms heel dwaas droo-
men.... 'k Was toen zóó gelukkig en royaal, dat 'k het
oude krakend-brooze vrouwtje, dat hem iederen mor
gen een korst brood tusschen z'n mummelende lip
pen duwt, een lijfrente kochtWaarvoor ze mij
bevreemd had aangekeken, omdat ze niet begreep
wat 'k voor haar gedaan had en liever 'n gulden had
gehad.
'k Werd wakker, even gedallast als 'k was gaan sla
pen. 'n Uur later zag 'k het oude vrouwtje, met haar
geel, wassig gezichtie vol diepe groeven. Ze was uit
'n scheef verzakt gangetje gekomen, met haar schar
nierende pantoffelvoeten. Haar groen verschoten rok
je zat dwaas bijeengebonden om haar smal middeltje,
waarop menige dame jaloersch kon zijn. Haar schou
dertjes gingen schuil onder 'n kort lijfje, dat even
eens groen verkleurd was. In haar dorre handjes
hield ze 'n korst brood, waarmede ze op 'n halven
meter afstand van mijn ouden vriend bleef staan.
Tschkk, mekkerde ze met haar lippen.
Tschkkkü
Tegelijk hield ze de ktfrst brood naar den mumme-
lenden paardebek.
't Dier hief z'n moeden kop op, bibberde even met
z'n stoffige haren huid, verzette even z'n voorbeenen,
rekte den kop, trok z'n bovenlip op
't Aarzelend bevende handje van 't vrouwtje gaf 'm
de broodkorst, waarop het oude dier met knijpende
oogen ging zuigen, als 'n delicatesse. Dan liep ze
langs 'm heen, sloeg streelend langs z'n hals, wat 't
paard zich onbewogen liet welgevallen. Z'n oogen
stonden weer droef, z'n denkende kop zakte weer
neer
't Vrouwtje liep haar gangetje weer binnen, na nog
even omgekeken te hebben naar haar viervoetigen
vriend.
Toen schreeuwde de baas:
Vort bónk..,. Hu.... vort!..„
Een slangenbezweerder op een Noond-Afrikaansche
markt.
ingericht, stookgelegenheid ontbreekt meestal, de
kleeding is volstrekt onvoldoende bij echte winter
koude.
De „Echo d'Oran", een ander groot dagblad, ver
telt in het nummer van 24 Februari over sneeuw ter
hoogte van tachtig centimeter a één meter bij Ain
Drahem. tusschen Frenda en Médrissa Het automo-
bielverkeer is onderbroken, de telegrafische en tele
fonische gemeenschap is gestoord. Te Geryville in
de provincie Oran schommelt de temperatuur reeds
drie dagen tusschen drie en zeven graden Celsiu3
onder nul.
Bij zulke berichten denk ik vaak aan de Bedoe
inen. die in tenten wonen en bij wie thans kinderen
en ouden van dagen in grooten getale sterven, om
gekomen van ellende. Toch zullen in den warmen
zomer deze menschen dit weder vergelen hebben en
niet te bewegen zijn hun zwervend bestaan op te
geven en zich ergens, in betere woningen, vast te
vestigen, hoewel er onder deze Bedoeinen zijn, die
men gegoed zou kunnen noemen en geldelijk volko
men in staat zich een huisje te bezorgen. Zij willen
dat echter niet. Zij verkiezen een ellendjgen dood in
vrijheid boven een behagelijker bestaan in de gere
gelde samenleving.
Enkele treinen en vele automobielen zijn de laatste
dagen ingesneeuwd. Op den weg tusschen Midelt en
Meknès (door laatstgenoemde plaats kwamen we
zélf met ons motorvoertuig;, zijn dertien nutomobie
len en een open auto-omnibus met talrijke inland
sche passagiers twee dagen en twee nachten inge
sneeuwd geweest. Ski-loopers ontdekten dit toevallig
.en waarschuwden; do overheid De Franschen zonden
't Piepend wagengerij ging langzaam verder, ge
trokken door 't oude afgewerkte paard.
Zoo was 't iederen morgen
Tot er 'n paar weken geleden iets is gebeurd,
waardoor 'toude wijfje met de broodkorst geheel uit
haar evenwicht is geraakt.
Op 't zelfde uur als anders, uit haar huizeke ge
komen met de broodversnapering, ontwaarde ze wel
den groven, dikken, schreeuwenden baas van den
grauwen bles, maar het dier zélf zocht ze tever
geefs
Op de plek, waar-ic anders stond, met het wrakke
vehikel achter zich, stond nu een Ford-cadaver, tril
lend en piepend, 'n Gammel automobielwrak, met
scheef staande wielen en versleten banden, 'n rottige
carrosserie, zonder ruiten of deurtjes, 't Ding stond te
ronken en zette 't gansche straatje in 'n duivelsch
lawaai.
De zoekende oogen der oude vrouw bleven in diep
gepeins gericht op de razende autokar, waaraan al
les trilde, piepte en schudde en die bovendien 'n
stankwalm uitpufte, waarvan 't vrouwtje het op de
luchtpijpen kreeg.
Wat te isse dét nou schrok ze.
Dan keek ze naar de broodkorst in haar hand en
vervolgens weer naar het razende ding, dat haar ou
den vriend verdrongen had
Maar de dikke grove haas kwam nader en wilde
met 'n opzichtigen zwaai achter het wiel plaats ne
men. Haar ziende, lachte-ie met breeden lach: ja
m'n goeie ziel, de zaken gaan veruit"
Enne...... beefde de stem van 't oude wijfje, waar
is-ie. nou?......
De kerel keek haar spottend aan, ongevoelig voor
de tranen in haar oude oogen.
Waar-ie is? An den vilder verkocht'n oud
ge-bouw...... hebben ze nu door de Haagsche lever
worst gemalenZe houen in den Haag van lekker
eten
Tegelijk gaf-ie gas en moedertje deinsde ver
schrikt achteruit. Haar korst liet ze vallen, zonder
dat ze 't bemerkte.
Dan liep ze langzaam haar gangetje weer binnen.
Op 't verzakte straatje lag verlaten de broodhomp.
In de laatste dagen heb 'k ook m'n oud moedertje
gemist en 'k heb geen lef bij de buurtjes te infor-
meoren of ze ziek of al begraven is-
Als 'k nu 's morgens langs 't oude straatje ga en
de oude huizekens zie, denk 'k aan m'n droom van
verleden. M'n droom, dat m'n grijze droomerige vier
voeter voor mij den hoofdprijs gewonnen had. Die
gekke droom over 't oude moedertje, dat niet eens
blij was, dat 'k ze een lijfrente had gekocht en lie
ver 'n gulden had
't Is voor velen misschien kinderachtig en 't lijkt
overdreven, maar 'k blijf denken aan die twee
't brove menschje en 't afgewerkte dier, beiden door
't leven afgestompt, die op deze wijde wereld nieuwe
ruimte gemaakt haddenN.R.Crt.
een hulp-expeditie met sneeuwploegen, welke red
ding bracht.
's Nachts was de temperatuur twaalf graden Cel
sius onder nul gedaald. Op den besneeuwden weg
werd het een ontzettend treurspel van koude en
honger. De Europeanen in de ingesneeuwde automo
bielen namen zooveelmogelijk Arabische kinderen
uit de open auto-omnibus in hun wagens, wreven
hen warm en pakten ben in dekens, Vier kinderen
hadden evenwel bevroren beenen en twee Arabische
vrouwen waren reeds van koude gestorven, toen ein
delijk hulp met dekens en voedsel opdaagde.
Nadrukkelijk wordt gemeld, dat zulk een ongeluk
in Marokko nog nooit is gebeurd. Ik geloof, dit wel,
maar dat is voor ons nog geen reden ons zonder
de allergrootste noodzakelijkheid met ons licht voer
tuig, waarin we onbeschut zitten, te wagen in de
koude en de sneeuw op wegen, waar men dikwijls
op vele tientallen kilometers geen hulp of onderko
men vindt.'
Zeer zeker is deze beschrijving van mijn reis door
Afrika heel veel anders dan de lezers hadden ver
wacht (en dan ik zelf had verwacht), doch ik moet
me aan de waarheid houden. Bovendien, ik zou niet
anders kunnen. Met koude voeten en verkleumde
handen kan men nu eenmaal niet over de zoele won
deren van „Duizend-en-een nacht" schrijven.
Het is niet de eerste maal in mijn leven, dat een
klimaat me een teleurstelling bereidt. Ik herinner
me een vroeg-voorjaar te Nizza, dat ik tevergeefs
ergens warmte zocht. Dan zeiden de menschen wij-s-
geerig. „dat is de mistral'hoewel volgens alle mo
gelijke reisboekjes de mistral, de koude wind, die
van de Alpen blaast, niet tot Nizza komt. Ik echtei
heb hem er letterlijk aan den lijve gevoeld.
Ook aan de Noord- en Oostkust van de Adriati-
sche Zee, te Triest, te Fiume en nog zuidelijker heb
ik in het vroeg-voorjaar loopen rillen in een feilen,
kouden wind. Dan zeiden de menschen, even wijs-
geerig als die te Nizza: „dat is de borah'doch dit
maakte mijn verkleumde voeten niet warm.
Men zou uit dit alles op kunnen maken, dat ik
bijzonder kouwelijk ben, doch dat ontken ik ten
sterkste. Eenige winters heb ik in Noord-Rusland
vertoefd, maandenlang heb ik op Spitsbergen ge
woond, doch daar was ik op koude voorbereid en
uitgerust. Dat was anders Hier in Afrika echter
meenden we recht te hebben op warmte en op een
der koudste dagen, zittend bij een houtvuur in onze
kamer, hebben we gejammerd. „Lieve hemel, wat
zijn we begonnen? Bij zoo n koude in zomerkleederen
in een open wagentje!"
Mijn Tsjechische makker eindigt dan onvermijde
lijk het gesprek met de opmerking: „Dat is alles de
schuld van de schoolmeesters met hun mooie boek
jes over het warme Afrika. Al3 ik een van die ke
rels tegenkom, stomp ik hem zijn oogen blauw en
groen.
De menschen hier beweren: „nog hoogstens twee
weken; dan komt de warmte; na 15 Maart hebben
we hier nooit koude."
Ik geloof er niet veel van en zal me niet verwon
deren als we ook in April koude zullen lijden in
Noord-Afrika. Natuurlijk zullen de menschen ons
dan troosten met de bewering, „dat zooiets in der
tig jaar niet is voorgekomen." Maar helpen zal ons
dat niet.
Echter, zooals ik in den aanvang opmerkte: bij alle
ongeluk is.steeds een geluk. De sneeuw en de koude
hebben den opkomenden sprinkhanenplaag, waar
over ik in een vorig artikel schreef, tenminste voor-
loopig bedwongen. Van een sprinkhanenzwerin, die
in sneeuw en vorst terecht komt, is niet veel kwaad
rneer te duchten.
J. K BREDERODE.
Boschboaw, en kaschkap en ne
gerwijsheid in het binnenland van
Surinama.
Een West-Indische medewerker van de N.R.Crt.
schrijft aan zijn blad:
Waar kort geleden nog een veel belovend opgaand
bosch had gestaan, verschroeiden thans de loodrecht
neervallende stralen der middagzon de bladeren-
pracht van duizenden jonge boompjes, welke door
menschenhanden geplant, gedurende vele jaren met
groote zorg en veel toewijding waren gekweekt ge
worden om eenmaal te getuigen van noesten arbeid
en menschelijk kunnen.
Aan den rand van de in het zonlicht blakende wij
de groene oppervlakte kabbelde zachtjes een beekje.
Vroeger vlood het zwarte water geheimzinnig door
de duisternis van het dichte bosch, thans echter had
den enkele zonnestralen door het dunne bladeren
dak van een paar overgebleven boomen heen, den
weg naar het kreekje gevonden en tooverden sid
derend, goudbruine reflexen op het donkere, eento
nige oppervlak.
Lang uitgestrekt lag een zwarte man naast de
kreek een dutje te doen. Vlak bij den rand van het
water stond een veldketel en een drinknap. Blijk
baar hield de man zijn schaftuurtje. Zachte voet
stappen weerklonken, een opgeschoten jongen boog
de takken van den heester, waaronder de man lag te
slapen, uit elkaar.
„Oom, hier is je tabak."
De man op den grond werd eensklaps wakker en
terwijl hij de tabak aannam, vroeg hij:
„Heeft de Chinees geene bezwaren gemaakt om de
tabak zonder geld te geven?"
„Neen oom, hij is in gesprek met den opzichter ge
weest. De twee kregen bijna ruzie met elkander. De
Chinees sprak over het gekkenwerk dat hier ver
richt wertL De opzichter zeide dat planten geen gek
kenwerk is en dat hij zoowel als de Chinees er wat
bij verdiende."
De man brak het blad tabak in kleine stukjes,
stopte daarmee een korte sieenen pijp en toen deze
rookte en hij zich op zijn gemak, met den rug tegen
een boom geleund, neergezet had, begon hij, opge
wekt door het genot van de tabak toe te geven aan
de zucht die ieder neger bezit, te „redeneeren".
„Gekkenwerk", ja zoo gek is dat gezegde van den
Chinees nu juist niet De blanken doen rare dingen,
doch wij verdienen er wat bij. Toen jij nog niet ge
boren was, jongen, heb ik hier óók bosch weg ge-
Hebt U gemerkt hoe populair „1. 2, 3" in
korten tijd is geworden?
En dit is werkelijk geen wonder.
Want „1, 2, 3" heeft bewezen, een Neder-
landsch waschmiddel te zijn, dat er wezen
mag en niet behoeft onder te doen voor dure
buitenlandsche fabrikaten.
Duizenden Nederlandscbe huisvrou
wen gebruiken nu „1, 2, 3", Neêrland's zelf
werkend waschmiddel.
Als U nog geen „1, 2, 3" gebruikt, probeer
het dan èn om de kwaliteit èn om den prijs
die, zooals U weet, slechts 17 V* cent per pak
bedraagt.
hakt. Het gouvernement liet het doen precies zoo
als nu. Maar toen was het werkelijk bosch. Wij kre
gen toen het land kosteloos afgestaan voor het aan
leggen van „kostgronden". Buitendien kregen we nog
twaalf gulden per jaar voer elke vijf kettingen groote
grond. Daarvoor moesten wij zoolang als de kost
gronden in onderhoud bleven, de boompjes onderhou
den, die het gouvernement daarop, tusschen de cas
save in, geplant had. Wij negers lachten er toen om
dat men wilde boomen plantte. Later echter, toen de
noomen grooter werden en tenslotte jong bosch heb
ben gevormd, begrepen we dat het idee om wilde
boomen te planten niet zoo gek is geweest. Je hebt
zelf ondervonden dat vele boomen reeds mooi hout
opleveren, dat niet verbrand behoefde te worden.
Verleden jaar hebben we het mooie stuk jong bosch
waar op het hooge land de bruinhart zoo prachtig
stond, weggekapt en het gouvernement heeft daar
palmen geplant. Nu moet het lagere bosch weg om
Cassave te planten, üp Sectie O heeft het gouverne
ment ook aangeplante bosschen en daar heeft de Cas
save goed gedragen, omdat ze op heuvels geplant
is geworden.
Al de jonge meisjes uit de buurt gingen naar Sec
tie O om gorama te wasschen. De blanke is dit al
les vergeten. Hij is vergeten wat het gekost heeft de
cultures aan te leggen en te onderhouden. Zie je nu
in, dat de blanken gekke dingen doen, de één bouwt
wat op en de ander hakt het weer neer. Geld speelt
daarbij geen rol. Nederland heeft genoeg. Hier wordt
het echter slechts vermorst, wat hebben wij er aan
behalve dit schamele dagloon. Doch laat ons aan het
werk gaan."
Suriname is 15.000.000 hectaren groot. Onwillekeu
rig rijst daarom de vraag: Is hei absoluut noodzake
lijk geweest, dit land terwille van problematieke
proefneming van zijn schoonheid, in het bijzonder
het juweeltje op boschbouwgebied, het arboretum
van den houtvester J. W. Gonggrijp, te berooven?
De inboorlingen hebben gelijk wanneer zij zeggen:
Het Gouvernement doet rare dingen.
WETENSCHAP.
Op zoek naar de waarheid.
KAN DE MENSCH EEN GEHEIM BEWAREN?
Het gerecht heeft in onzen tijd geen pijnbank meen
tot zijn beschikking om een verdachte tot bekentenis
te brengen gelukkig, want velen hebben daardoor
misdaden bekend, die zij nooit hadden bedreven. Het
is ook niet meer zoo noodig, want met allerlei tech
nische en chemische middelen kan er dikwijls zooveel
bewijsmateriaal worden verzameld, dat men geen beken
tenis meer noodig heeft ofdat de beklaagde er
onder den indruk van komt en uit eigen beweging
bekent.
Toch blijft een bekentenis van groote waarde voor
het gerechtelijk onderzoek. Men tracht haar den be-
klaarde te ontlokken door hem te overbluffen, door
hem woedend, jaloersch of wraakzuchtig te maken,
kortom door zijn zelfbeheersching te schokken. In een
dergelijken toestand „vergeet men zich" en verraadt
daardoor dikwijls, wat bij rustig nadenken nooit over
de lippen zou zijn gekomen.
Zeer moeilijk ia het ook, om niet een schijnbekente»
nis te verkrijgen, waarin waarheid en leugen handig
met elkaar zijn vermengd. Men heeft het lang geleden
met hypnose geprobeerd, maar iemand, die zijn geheim
niet prijs wil geven, liegt ook onder de hypnose.
Men heeft het beproefd met instrumenten, die een
versnelde polsslag, een verhoogde bloeddruk, enz. con
stateerden. Zulke verschijnselen gaan inderdaad dik-
wijla met het uitspreken van een leugen gepaard,
maaralleen wanneer het geweten spreekt van
den leugenaar. Er zijn genoeg krachtige persoonlijk
heden, die ook Innerlijk volkomen rustig blijven als ze
liegen en aan den anderen kant menschen, die enkel
door een beschuldiging reeds in opwinding geraken,
ook al hebben zij niets verkeerds gedaan.
De beste resultaten heeft men tot nu toe verkregen
met scopolamine. Deze stof veroorzaakt een lichte
narcose, waarin de hersenen bepaalde functies niet
meer kunnen uitoefenen. Het systemetisch denken ia
onmogelijk en het geheugen werkt zonder de controle
van het bewustzijn. Liegen wordt moeilijk, omdat con
centratie en oplettendheid van het bewustzijn te koifc
schieten.
Zoo kan men ook dingen in het geheugen terugroepen,
die men zioh met den besten wil niet meer herinneren
kan: het zijn dus niet alleen misdadigers, waarop men
de scopolaminenarcose met succes kan toepassen.
Toch is ook dit middel niet afdoende, om voor het ge
recht de waarheid aan het licht te brengen. De persoon,
die onder den invloed van het medicament verkeert,
vertelt n.1. niet zoozeer de waarheid, als wel datgene,
wat er In zijn binnenste leeft. Hij spreekt misschien zijn
wensohen en fantasieën uit, inplaats van de dingen, die
werkelijk gebeurd zijn. Bovendien kan men hem onge
merkt suggeereeren tot het doen van een bekentenis.
Een sprekend voorbeeld daarvan heeft zich voorgedaan
op Hawai. Een schooljongen was ontvoerd en vermoord
en de verdenking van de politie viel op een Japansch
chauffeur, die in dienst was hij zijn ouders. De man
bezwoer ziin onschuld, maar bekende onder den invloed
van medicamenten, de misdaad gepleegd te hebben.
Deze bekentenis was valsch, later werd de werkelijke
moordenaar gevangen. Vermoedelijk was de in zijn
geestvermogens kunstmatig geschokte Japanner zooda
nig onder de suggestie gekomen van de aan zijn schuld
niet meer twijfelende rechercheurs, dat hij alles toe
stemde wat hem gevraagd werd.
Wij zijn er dus nog steeds niet aan toe. automatisch
de waarheid te ontrukken aan iemand, die besloten is
om te zwijgen. De bovengenoemde middelen kunnen het
onderzoek vergemakkelijken, doch zij kunnen niet den
doorslag geven, zeker niet wanneer het gaat om het le
ven van den beklaagde. De geheimste diepten van de
menschelijke ziel kan de medemensch niet doorgronden,
ook niet met een knap uitgevonden middel. De mensch
is en blijft een redelijk wezen en geen machine. Men
kan slechts trachten, door middel van het stenogram
der onder narcose afgelegde bekentenis aan den be
klaagde een werkelijke bekentenis te ontlokken.
Dr. H. G. HULSEBOS.
omdat
Aspirin in tegenstelling met vele .Ersalj"-prepa
raten en namaak nagenoeg onontleed de maag
verlaat en eerst in de darmen zijn werking ont-
fjlooit, kan het ook niet den minsten schade-
ijken invloed uitoefenen. Vandaar ook zijn voor
treffelijke verdraagzaamheid zonder schadelijke
bijwerking.
Uitsluitend verkrijgbaar In do oranje-bandbulsjos van 20 fabl. 70 ets. en oranjerakjes van 2 tabl. 10 ets.