DE IJZEREN DEUR
I de OMGEVING
Feestvergadering der S.D.A.P. ter herden
king van het 20-jarig bestaan
WIERINGEN
op Zaterdag jl. in Concordia.
Wanneer voorzitter Hulzebos opent, is de groote zaal
geheel bezet en was de bestuurstafel met bloemen ge
vuld. aangeboden door verschillende organisaties der
moderne vakvereenigingen. De openingsrede vangt al
dus aan:
Partijgenooten en geestverwanten. Het is over een
paar dagen 20 jaar geleden, dat de afd. Wieringen der
S.D.A.P. alhier is opgericbt. De afd. heeft in haar
laatste huishoudelijke vergadering besloten, dit feit niet
ongemerkt voortij te laten gaan. Het is de juiste da
tum niet. doch de Zaterdagavond leent zich hier bij
zonder voor. zoodat wjj thans bijeen zijn. Wij zijn van
meening. dat wij bij dezen mijlpaal eens om moeten
zien en daarna met frisschen moed verder te gaan. Het
Partijbestuur was uitgenoodigd, doch kon geen afge
vaardigde zenden, daar er tegenwoordig geregeld jubi-
ieerende afdeelingen zijn. De leden van het Gewestelijk
bestuur waren alle bezet, zoodat wij tenslotte p.g. v. d.
Vaart uit Den Helder bereid hebben gevonden, op dezen
avond te spreken. Een woord van welkom ook aan het
Heldersche Strijkorkest, dat geheel belangeloos dezen
avond zal vullen met muziek, om eene ietwat vroolijke
stemming te maken. Tevens zal in de pauze gelegen
heid bestaan de afd. te compimenteeren. Ook zal de
oud-voorzitter Lub een kort overzicht geven van de
werkzaamheden der afd. in de afgeloopen 20 jaar.
Nadat allen een welkom was toegeroepen, kreeg het
Strijkorkest gelegenheid de eerste nummers te geven,
welke een daverend applaus verwierven.
Dan trad oud-voorzitter Lub naar voren en gaf een
historisch overzicht der afgeloopen periode.
Partijgenooten en geestverwanten. Op een gedenkdag
als deze is men onwillekeurig geneigd een blik in het
verleden te slaan. Twintig jaar geleden was Wieringen
politiek dood; er was geen vakvereeniging, er was
geen politieke partij dan de vrijzinnigen, die echter in
die dagen bij geen partij waren aangesloten. Totdat
in 1913 na enkele redevoeringen door p.g. Thomassen
en Verstegen alhier een afdeeling werd opgericht van
de S.D.A.P. Op 15 Maart 1913 werd deze afdeeling ge
sticht onder leiding van p.g. Koorn van Anna Paulow-
na, die echter thans de partij heeft verlaten .Deze ver-
eeniging werd gesticht met 35 leden; voor Wieringen
en voor die dagen een behoorlijk aantal, maar al spoe
dig kwamen de bezwaren: de één kreeg ruzie met zijn
vrouw over het lidmaatschap; de ander mocht niet van
zijn ouders: een derde beliep, naar hij meende, schade
in zijn zaken; een vierde kreeg ruzie met zijn patroon,
enzoovoort, zoodat binnen 14 dagen ons gvoepje was
geslonken tot een goede twintig leden. Maar niettegen
staande alle tegenwerking, hield het bestuur vol en
zoo was dan in 1914 het vijftigtal weder vol tot in
Augustus van dat jaar de oorlog uitbrak en wij door de
mobilisatie weer heel wat leden verloren.
Na den oorlog kwam er echter kentering en konden
we ons in een gestadige, doch langzame stijging ver
heugen. De drooglegging der Zuiderzee deed het hare
er toe bij en sedert dien rees en rijst de stroom al
meer en meer, zoodat wij ons thans kunnen verheugen
in een aantal van 200 leden, waaronder 35 vrouwen.
Niet alleen de S.D.A.P. groeide in die jaren als kool.
ook de vakbeweging eischte ruimschoots haar deel op
in den algemeenen groei. De Transportarbeiders, de
Bouwvakarbeiders met een groot aantal leden, de Amb
tenaren, de onderwijzers, de metaalbewerkers stichtten
hare afdeelingen. Het Instituut voor arbeidersontwikke
ling en niet te vergeten dé V.A.R.A. met haar 175 le
den werden opgericht, tezamen met de S.D.A.P. een
korps van 500 georganiseerde mannen en vrouwen en
met dit korps gaan wij den verkiezingsstrijd in en zul
len we onze tegenstanders aan het verstand brengen
dat met leugen en laster een partij als de onze niet is
te weerstaan. Kameraden; mannen en vrouwen, niette
genstaande alle misère is het een lust om te leven en
besluit ik met de afdeeling te feliciteeren met haar 20-
jarig bestaan en haar toe te wenschen een voortduren
de groei en bloei tot in lengte van dagen. Vergeten wij
echter niet dat het thans Kort Dag is.
Na p.g. Lub krijgt onze p.g. v. d. Vaart het woord.
Kameraden. Wij zijn hier bijeen om hedenavond het
20-jarig bestaan te herdenken, zooals Lub zooeven heeft
gememoreerd. Hij heeft gezegd dat partij en vakbewe
ging op Wieringen zijn uitgegroeid tot flinke organisa
ties. Ook andere dingen zijn bereikt, naast de leden
groei heeft de partij voor de arbeiders op Wieringen veel
gedaan in die 20 jaar. Als men ziet hoe het voorheen
was, toen wij geen invloed hadden en de tegenwoordige
toestand, dan kunnen wij tevreden zijn. Ook het ver-
FEUILLETON.
Uit het Engelsch
van HAROLD BELL WR1GHT.
6.
De slapende kreunde en woelde ongedurig als in
pijn, en een vos, die te dicht bij hem was gekomen,
schoot verschrikt weg. De man uitte een kreet in zijn
slaap, en een coyote, die op den reuk van het kamp
was afgekomen, sloop weg in het mesquite-boschje. De
man ontwaakte plotseling en sprong overeind als om
zich te verdedigen, en een hert, dat in de nabijheid
stond te grazen, hief waakzaam zijn trotsch gehorend
hoofd op om te luisteren. Ergens van de hoogten kwam
het gebrul van een bergleeuw, en de nacht was plotse
ling in diepe stilte gedompeld. De man huiverde en
wierp haastig nieuw hout op het stervende vuur. Toen
legde hij zich weer neer, gewikkeld in zijn dekens
om een onrustigen slaap te vinden, vol bange droomen.
In het eerste flauwe licht van dén morgen daalde
een donkere gedaante voorzichtig sluipend de berghel
ling boven het kamp af. Het hert sprong met een
gebriesch van schrik weg en vluchtte door het kraken
de struikgewas. De speurende coyote vlood door de
kloof weg. Aan alle kanten verdwenen de wilde schep
selen van den nacht in de lichte boschjes van man-
zanita, sleedoorn en kattedoorn.*
Stil ais de schaduwen waartusschen hij zich bewoog,
sloop Natachee de Indiaan tot bij de plek waar de
blanke lag. Van achter een struik nam hij alle bijzon
derheden van het kamp op. Toen de slapende gedaante
zich niet bewoog, sloop de Indiaan uit zijn schuilplaats
te voorschijn en bezag, zich geruischloos bewegende,
de uitrusting van den vreemdeling. Hij boog zich zelfs
over den slaper heen om diens gelaat te zien. De man
bewoog zich, verlegde een arm en prevelde iets. Vlug
als een vos glipte de Indiaan weg, stil als een geest
verdween hij tusschen de struiken.
Het grauw van den morgenhemel kleurde zich saf
fraangeel en rooskleurig en vlammend rood. De vage
schaduwmassa's van boomen en struiken namen duide-
lijken vorm aan. De gedaante der rotsen werd zicht-
baar. De vreemdeling ontwaakte.
Hij had juist ontbeten, toen hij het geluid van paar
denhoeven op den weg hoorde, en met een kreet van
schijnsel dat wq hier rustig bij elkaar feest kunnen vie
ren. stemt ons alleszins tot tevredenheid. Als wij de din
gen om ons heen zien gebeuren, en we bekijken de si
tuatie in Duitschland. kunnen wij met alle tevreden
heid op dezen avond terugzien. Doch trots de vreeselijke
terreur in Duitschland, is het juist onze partij, die ge
stand is gebleven en daarop kunnen wij met genoegen
terugzien. Ook in ons land is de toestand jammerlijk, als
we zien hoe de regeering in ons land omspringt met
de belangen der arbeiders, dan is het voor onze partij
om aanstonds paraat, te zijn, en met ons stembiljet too-
nen dat 't bij ons ernst is, en niet langer wenschendat
deze regeering. de arbeidersbelangen den nek breekt De
strijd p.g., moet deze keer worden gevoerd tegen een
gesloten front, alles is tegen ons gekant Ze beschouwen
ons als de aanranders van het gezag en met dit wa
pen probeeren ze de arbeidersklasse in het moeras te
werken, er wacht ons een feilen strijd, doch weest op uw
hoede en doe allen uw plicht Gij allen weet ook hoe
onze beweging door het rapport-Weiter een gevoeligen
slag kreeg, ze hebben alles gedaan om partij en vakbe
weging lam te slaan. Doch als wij terug zien op onze
groote 8 Nov.-demonstratie. wat een massale beweging
onze partij is, als ieder doordrongen is van solidariteit
dan krabt de kapitalistische massa achter zijn ooren,
want ze kunnen de opmarsch onzer beweging niet stui
ten, ten minste niet met normale middelen.
Ook het gebeurde in Indië is een schoone gelegenheid
voor de bourgeoisie om propaganda te maken tegen ons,
dit verschijnsel is reeds zichtbaar, men heeft een mid
del gevonden de handhaving van het gezag. Wij hadden
kunnen wijzen op de politiek der regeering-Ruys, doch
nu is alles gebaseerd op de handhaving van hot gezag;
voor de regeering een pracht gelegenheid. Men stelt het
voor of onze beweging tegen het gezag opstaat, men
strooit het Ned. volk zand in de oogen, en wanneer
het hun gelukt bij de verkiezingen, zal dezelfde politiek
en misschien nog erger door de reactie doorgaan. Men
zal het rapport-Weiter uitvoeren; thans hoort men hier
niets van. Kameraden, onder dergelijke omstandighe
den tracht men ons te bestrijden. Wanneer 26 April voor
bij is. zal het uitkomen. Wij moeten onze positie verster
ken of we gaan bergafwaarts. Wij moeten onze tegen
standers aantoonen dat wij ons geen zand in de oogen
laten gooien.
Kameraden, juist op een dag als deze moeten wq ons
klaarmaken voor de a.s. verkiezingen. Ieder op zijn post
en aan het werk. daarom is het goed deze dingen hier
ook te bespreken, ieder kent wel zijn plicht en zorge
dat wij versterkt uit den bus komen. Het is niet alleen
een kwestie van het gezag, men probeert op allerlei
manieren de soc. dem. den mond te snoeren.
Zie de radio-controlecommissie en de reeds ingevoerde
censuur, vooral bij ons in den Helder. Zorg dat de actie
actief wordt gevoerd, denk om de krabbelpenning van
A. B. K-, het is Kort Dag! De offers moeten worden ge
bracht, trots de werkloosheid; ze moet slagen, en zal
onze tegenstanders tot denken brengen. Stemt tegen dit
regeeringsbeleid, want kameraden, we zien het dage
lijks, telkens nieuwe belastingen en verhoogingen op de
allernoodzakelijkste artikelen, die de arbeiders noodig
hebben. Ik roep u allen op om de actie zoo te voeren,
zooals ze nooit te voren is gevoerd; het is den spoorslag
onze beweging uit te breiden.
De heer Hulzebos dankte den heer v. d. Vaart voor
zijn duidelijke uiteenzetting en hoopte dat aanstonds een
ieder zijn plicht zal doen. Hierna wordt gelegenheid ge
geven tot complimenteeren.
De heer P. Kooij sprak namens de Vara en den Amb
tenarenbond, en zette uiteen dat de partij toch altijd op
de bres stond om ieders belangen te behartigen.
Mevrouw Siesling bracht namens de S.D.V.C. hulde
aan de afd. en sprak den wensch uit, dat wanneer de
afdeeling 25 jaar zal bestaan, zij zal feestvieren in haar
eigen gebouw.
P.g. T. Bontkes sprak namens den W.B.B. en wilde
niet in herhaling treden, doch bracht hulde aan de oude
pioniers en hoopte dat de jongeren thans het werk flink
ter hand zullen nemen. Spr. zeide: Is er wel reden om
feest te vieren, nu overal gevaren dreigen om ons heen?
Wij hebben het recht nog rustig te kunnen werken. Er
moet voor gewaakt worden dat de band tusschen partij
en vakbeweging hecht zal blijven. Ook gezamenlijk de
verkiezing in. Leve de vrijheid. Leve het socialisme.
V3n der Vaart sprak nog namens de afd. Den Hel
der en sprak dat de verstandhouding altijd pleizierig is
geweest tuschen Wieringen en Den Helder. Hij over
handigde den voorzitter een kleine bijdrage namens de
afd. Den Helder voor het Wieringer Eigen Gebouw
fonds.
Tenslotte sprak p.g. J. de Wit, namens het Instituut
voor Arbeidersontwikkeling. De medewerking die het
I.v.A.O. van de partij altijd heeft ondervonden, is van
buitengewonen aard; hij dankt het bestuur en hoopt
ook dat de werkzaamheden die door jongere generaties
moeten worden gedaan, op dezelfde waardige wijze
worden volbracht als de ouderen dit hebben gedaan.
De gevaren rondom zijn niet denkbeeldig, doch bouw
een organisatie op en tracht de massa tot u te krijgen,
breng uw vertegenwoordigers in de Parlementaire li
chamen, dan zal de Arbeidersbeweging haar nut heb
ben.
Daarna deelde de voorzitter mede, dat het bestuur
besloot de bloemstukken te verloten en de baten te
schrik opsprong, om den Sallemander naar hem toe te
zien rijden.
Als een gejaagd wild stond de vreemdeling in ge
spannen, half gebukte houding, alsof hij wilde vluchten,
maar het was reeds te laat. Bleek en sidderend wacht
te hij den ruiter af, die op den berm boven de beek
stilhield en hem en zijn kamp in oogenschouw nam.
HOOFDSTUK VII.
De vreemdeling.
Dat voorloopig onderzoek van den vreemdeling en zijn
kamp mocht den Sallemander al of niet door zekere
voorzichtigheid zijn ingegeven, maar toen hij er mee
klaar was, liet hij een loslippig „morgen!" hooren, en
deed, zonder antwoord af te wachten, zijn paard al
glijdende en strompelende te midden van wegrollende
steenen en een wolk van zand en stof naar den oever
van de beek afdalen.
Hier steeg hij af, wierp de teugels over den kop van
zijn paard en slungelde naar voren met een wezen-
looze grijns op zijn onfrisch wezelachtig gezicht.
„Ik zag je rook straks en docht zoo 'reis te gaan
kijken wie of t'er zijn kon, omdat ik vandaag toch wel
is naar Oracle wou. Niet, dat 'k er nou zoo net wat te
doen heb, anders dan 'n beetje voor den winkel met de
jongens te zitten kleseen. D'r bennen d'r altijd, een
zooi daar op Zondag."
Hij bezag nieuwsgierig de uitrusting van den ander
en met voorbijzien van het feit, dat deze nog niets ge
zegd had, zette hij zich neer als iemand die zeker is
welkom te zijn.
De vreemdeling glimlachte. Zijn vrees van zoo éven
was gekeken en het was met een gevoel van verlich
ting dat hij zijn bezoeker welkom heette.
„Je ben op je voeten, hè?" babbelde de Sallemander.
„Nou, dat ken je doen natuurlijk, maar ik heb lierver
'n goeien knol. Een man slijt toch al gauw genog, al
is t'ie nog zoo voorzichtig niet z'n eigen. Ik zou d'r
niet an denken mezelf kapot te gaan loopen. Da's een
stel goeie dekens, die je daar heb. Je heb ze ook wel
noodig hier, al is 't voorjaar. Dat koffiepotje is niks,
hoor d'r gaat niet de helft in van wat i k neem,
driemaal 'n dag!" Hij lachte luid, alsof er een verborgen
geestigheid in zijn woorden stak, als de ander maar
genoeg verstand had het eruit te halen.
„Woon je hier in de buurt?" vroeg de vreemdeling.
„Ikke? Ja, vast. Ik ben Bill Janson. ik woon daar
in den canon, net waar de weg d'r inkomt. Met me
vader en me moeder. We bennen van Arkansas, van
't najaar acht jaar dat we hier gekommen zijn. Hoe
heet jij? Waar kom je vandaan? Wat kom je hier
doen?"
storten in het Eigen Gebouw-fonds. Er werden 200 loten
verkocht en spoedig had de verloting plaats.
Intusschen speelde het Strijkorkest eenige prachtige
muzieknummers en nadat de verloting was afgeloopen.
werd staande de Internationale gezongen met medewer-
kig van het Strijkorkest. Daarna sloot de heer Hulze
bos de goed geslaagde feestavond met dank voor aller
opkomst, in 't bijzonder aan de muzikanten, die hun
aandeel hebben gehad in het slagen van dezen avond.
Algemeene vergadering der Coop. Boerenleenbank
„Wieringen" op j.I. Zaterdagavond, in Hotel Lont te
Hippolytushoef. Aanwezig 68 leden.
De voorzitter, de heer C. J. Bosker, opende met wel
kom. Het doet spr. genoegen dat zoovele leden zijn
opgekomen, niettegenstaande de boete-bepaling bij niet-
opkomen niet op de convocatie is vermeld. In dit op
zicht is dus geen dwang opgelegd. Spr. zegt dank voor
de belangstelling jegens de bank.
Spr. zegt: de tijdsomstandigheden zijn niet veel beter
als vorig jaar, toen we een pessimistischen toon moes
ten laten hooren, in de hoop dat de toekomst beter
zou zijn, doch de tijden .zijn helaas nog slechter ge
worden, en vooral voor de boeren. Gaan we echter met
onze gedachten naar het buitenland, dan zijn we nog
gelukkig, dat we in Holland zitten, al heeft ieder te
kampen, het hoofd boven water te houden.
De zaken der bank zien er niet zoo zwartgallig uit
als elders De crisis heeft zich hier ook later doen
voelen als elders Spr hoopt op een keer ten gunste in
1933.
Spr. deelde vervolgens mede .dat we ons gelukkig
achten als Bestuur en Raad van Toezicht niet spreken
van verlies. De wisselwerking der bank in het afge
loopen jaar mag tot onze voldoening zijn, al moesten
verschillende moeilijkheden worden uit den weg ge
ruimd. We bekijken dergelijke moeilijkheden zoo ruim
mogelijk, maar we hebben ook met de Centrale Bank
te maken. De inspectie der Centrale Bank houdt stren
ger inspectie. De zwaardere controle, moest door het
bestuur aan verschillende leden onder de oogen ge
bracht worden.
Het vertrouwen in onze bank doet vele spaarders hun
gelden bij de Boerenleenbank inleggen, ook dit is een
kurk. waarop onze bank drijft.
Voorzitter spreekt vervolgens den wensch uit, dat
de besluiten, heden avond te nemen, in het belang der
bank zijn en verklaart de vergadering voor geopend.
Als secretaris dezer vergadering wordt benoemd de
heer S. Kaan.
Den secretaris der vorige vergadering, den heer H.
Wilms, wordt verzocht de notulen te lezen. Deze wor
den zonder op- of aanmerkingen goedgekeurd.
Namens de kascommissie wordt bij monde van den
heer J. Veerdig medegedeeld, dat de rekening is nage
zien en in orde bevonden.
De kassier, de heer L. Spaander, kon vorig jaar geen
overzicht geven wegens ziekte, waardoor thans een
overzicht der werkzaamheden wordt gegeven over 1931
en 1932, met de rekening van 1932.
Het ledental is nu 330. In het bestuur kwam geen ver
andering. De rekening sloot met een ontvangst en uit
gaaf van f 1093693.55. met een op de reserve geplaatste
winst van f 6160.43.
De balans sloot met een eindcijfe^ van f 1069932.61, en
een saldo-winst van f 5974.73.
Den kassier wordt door den voorzitter dank gezegd
voor zijn overzicht. Het doet spr. genoegen dat de kas
sier weer geheel hersteld is, en spreekt den wensch uit
dat de heer Spaander nog vele jaren de functie mag
waarnemen.
Verkiezingen.
Intusschen hebben verschillende verkiezingen plaats
gehad. Herkozen wordt de heer W. Hermans met 65
stemmen als lid van het bestuur.
Eveneens wordt herkozen het lid van den raad van
toezicht, de heer N. J. Poel. De plaatsvervangende be
stuursleden de heeren S. J. Koorn en D. Jac. Mulder
worden bü acclamatie herbenoemd.
Wegens periodieke aftreding van den kassier wordt
ook hierover gestemd, waarbij de heer L. Spaander met
68 van de 69 stemmen wordt herkozen. Allen nemen
hunne benoeming aan.
De kassier zegt de vergadering dank voor in het hem
gestelde vertrouwen en hoopt het in hem gestelde ver
trouwen waardig te blijven.
Art. 6 van het huishoudelijk reglement wordt wegens
de noodzakelijkheid daarvan eenigszins gewijzigd, waar
niemand iets op tegen heeft. Bij art. 34 der statuten
wordt eveneens even stilgestaan en wel bq salaris kas
sier. Dit is f 1500. Voorzitter deelde mede dat zeer veel
werk bij de bank is gekomen door de uitvoering der cri-
siswetten. zqnde Tarwe-. Zuivel- en Varkenswet, en
stelt daarom voor een extra vergoeding toe te staan
van f 50. Allen voor.
Verder zegt voorzitter dat de aanwezigen uit de no
tulen der vorige vergadering hebben kunnen vernemen
dat, toen sprake was van een eigen bankgebouw. Het
bestuur is tot dusver niet met definitieve voorstellen ge
komen. De groote vraag is nog, waar het gebouw zal
komen. De bedoeling is in het centrum van Hippolytus
hoef, doch met het oog op de uitbreidingsplannen die
nen we nog wat af te wachten. We meenen te weten
dat van hooger hand een uitbreidingsplan is te wachten
en spr. acht het dan ook wenschelijk een besluit v. den
De vreemdeling aarzelde even, voor hij antwoordde:
„Jk heet Edwards Hugh Edwards. Ik kom van
Tucson. Ik wou hier goud komen zoeken. Ik had ge
hoord, dat er In dezen canon um placets heet
't geloof ik, waren."
De Sallemander vertrok zijn gezicht in een breede
grijns van superioriteit. „Ik- ken wel zien, dat je d'r
veel van afweet. Je bent een mensch van opvoeding,
hè? 25eker op zoo'n hoogeschool geweest en zoo, hè?
Met eenige scherpte hervatte de ander:
„Ik onderstel, dat het mogelijk is om goud te leeren
graven, zelfs voor iemand die lezen en schrijven ge
leerd heeft, nietwaar'?"
De Sallemander antwoordde met vriendelijke meer
derheid:
„Leeren nou d'r is niet veel te leeren an goud-
wasschen alleen maar een massa zwaar werk voor
een bitter beetje geld. Dat ken iedereen je wel wijzen.
Daar heb je nou die twee compagnons ginder die
ouwe Bob Hlll en Thad Grove die hij bleef
plotseling steken en sloeg zich op de dijen. „Wel alle
machtig! Ik zou willen wedden, dat je kwam om die
ouwe zoekgeraakte mijn met de ijzeren deur te vinden,
wat? Nou. zeg eens?" En hij knipoogde den ander toe
met zijn glurende, dicht bijeen staande oogen, zqn smal
hoofd met het lage wijkende voorhoofd scheef gehouden
in een uitdrukking van „Daar heb ik je, man."
De man, die zich Hugh Edwards genoemd had, lachte,
„Nu, ik zal niet beweren, dat ik er wat tegen zou
hebben om een oude mijn terug te vinden, als 't een
goede was. en jij?"
De Sallemander schudde ernstig zijn hoofd, en ant
woordde op een toon. die bedoelde vertrouwen uit te
lokken:
„D'r hebben d'r altijd massa's lui naar die mijn met
z'n ijzeren deut gezocht. Eén troep kwam heelemaal uit
Spanje, met een kaart en alle mogelijke dingen bij zich.
Heb jij ook zoo iets van 'n kaart of 'n brief of zoo?"
„Neen," antwoordde de vreemdeling. „Maar ik onder
stel. dat hier dus werkelijk goud te vinden is?"
De Sallemander was blijkbaar teleurgesteld, maar
scheen het verstandiger te achten niet verder te vra
gen.
„O, vast d'r is hier wel goud as je d'r voor wil
sjouwen. Ze benaie altijd hier in den canon en in de
bergen an 't graven d'r naar geweest, dat ken je wel
zien an al die ouwe boorgaten. Maar ze hebben nog nooit
een echten goeicm slag geslagen. Maar d'r woont hier
een kerel in 't gebergte, die zelf geen goud graaft, maar
van wien ze zeggen, dat ie meer van die ouwe mijn af
weet dan iemand anders. Ze zeggen wel eens. dat ie
weet waar of tle is." De Sallemander schudde waar
schuwend het hoofd. „Voor dien mag je wel oppassen.
Da's een kwaje wat ik je zeg."
gemeenteraad af te wachten, en hoopt dat de vergade
ring met deze zienswijze accoord kan gaan. Niemand
wenscht hierover het woord.
Bjj de rondvraag wordt niets te berde gebracht waar
na voorzitter dank zegt voor de besluiten, welke zqn
genomen en spreekt woorden van dank voor het ver
trouwen, gesteld in het bestuur en raad van toezicht erf
sluit de vergadering met de beste wenschen voor de
bank in de toekomst.
T A NGE N DIJ K
OUDKARSPEL.
Algemeene vergadering Coöp. Boeren
leenbank.
Zaterdagavond vergaderde bovengenoemde vereeni-
ging ten lokale van den heer C. Vis. Aanwezig 57
leden.
Na opening zegt de vice-voorzitter, de heer P. Wijn,
dat het geen aangename taak is deze vergadering te
leiden en wel in de eerste plaats door het overlijden
van den voorzitter wijlen den heer Hart., die ons na
een ziekte van zes maanden door den dood is ontval
len. De heer Hart was een van de twee leden die van
af de oprichting lid was en wil spr. hem herdenken
voor het vele werk dat hij in het belang der bank
heeft verricht, tevens als een vriendelijk en goed
mensch.
In de tweede plaats is het thans onder droevige
omstandigheden dat wij bij elkaar komen. Voor
eenige jaren geleden was er hier nog welvaart. Toen
kon de werker nog iets overhouden voor den ouden
dag. Dit is thans voorbij, doch spr. gelooft dat er
met het herstel ook voor den tuinbouw weer een be
teren tijd zal komen.
Spr. vraagt zich af of de Boerenleenbank wel te
gen dit alles opgewassen is. De vorige jaarvergade
ring is door mij gezegd dat dc Boerenleenbank so
lide is. Hetzelfde kan nu nog gezegd worden.
Dc 1100 Boerenleenbanken in ons land hebben de
kleine luiden goedkoop geld verstrekt. Het resultaat
was een wel va rd end platteland. Wij ervaren thans
dat credietverleening ons nipt meer kan helpen. Wij
zullen hopen dat de bank zich door dezen moeilijken
tijd weet heen te helpen.
Renteverlaging zou wel kunnen helpen, doch hier
staat tegenover dat dc rente der spaargelden ver
laagd zouden moeten worden, met gevolg minder
•spaargelden. Toch is het een groote onbillijkheid dat
wel de pacht en niet de rente verlaagd wordt. Hier
voor moet. geijverd worden.
De notulen van de vorige jaarvergadering worden
met een woord van dank aan den samensteller goed
gekeurd.
Het jaarverslag is in somberen toon gesteld. Niet
oen ziet er uitkomst uit dezen chaotischen toestand.
Toch mogen wij den moed niet verliezen zegt het ver
slag. Het aantal spaarders bedraagt 37$, het aar*
tal voorschothouders 177. Hulde wordt gebracht aan
het bestuur voor het vele werk. Het overlijden van
den heer Hart wordt gememoreerd. Hij was een goed
voorzitter en een humaan mensch. De secretaris de
heer M. Borst kan wegens ziekte niet in ons midden
zijn. Hij is met wijlen den heer Hart vanaf de on-
richting lid en hadden wij het zeer op prijs gesteld
als beiden met. het 25-jarig bestaan aanwezig zou
den zijn. Den heer Borst wordt spoedig herstel toe-
ge v. scht.
Namens dc kasnazieners wordt namens den heer
G. IJff verklaart, dat alles in dc beste orde is bevon
den en wordt tot goedkeuring geadviseerd.
De kassier, de heer A. Timmerman, leest hierna
de diverse posten voor. De omzet heeft bedragen
f333141,99. De netto winst is f2308.91, welke aan de
reserve wordt toegevoegd, die hierdoor tot ruim
f 20000 is gestegen.
De heer Zaagman wijst op den post nog te vorde
ren rente per 31 Dec. en vraagt of hier nadien nog
verandering is gekomen.
De Voorzitter zegt, dat dit inderdaad het geval is.
Als nieuw lid van de kascommissie wordt aange
wezen de heer P. J. Kat.
Verkiezingen.
Als bestuurslid wordt met. 55 stemmen herkozen
de heer J. Kalverdijk. Als lid van den raad van toe
zicht wordt herkozen de heer P. Wijn met 54 stem
men, terwijl in de vacature Hart wordt gekozen de
heer Jb. Kroon Gz. met 39 stemmen. De gekozenen
nemen allen hun benoeming aan.
De heer Kroon zegt. zich ernstig te hebben bera
den alvorens zijn verkiezing aan te nemen in dezen
moeilijken tijd, doch gezien den uitslag der stem
ming neemt hij zijn functie aan.
Do voorzitter feliciteert den gekozene en hoopt dat
de moeilijke tijd voor. den heer Kroon spoedig voor
bij mag zijn, daar het voor de andere bestuursleden
dan ook wat gemakkelijker wordt.
Rondvraag.
De voorzitter vraagt de toestemming der vergade
ring om fGOOOO.— in loopende rekening op te nemen.
Aldus wordt besloten.
Met een woord van dank voor de aangename be
sprekingen en den wensch dat de economische toe
stand het volgend jaar iets beter mag zijn, volgt
sluiting.
„O, ja?" zefde Hugh Edwards op aanmoedigenden
toon.
„Hu ja, en 't is geen witmensch ook. 't Is een Injun
hij noemt zichzelf Natachee. wat of dat nou betee-
kent. Hq is een van die opgevoede Injuns. die weer wild
is geworden hij woont heelemaal alleen ergens bo
venaan den canon, waar *t zoo woest is. dat er geen
geit tegenop zou kennen: en ie takelt zich toe in die
dingen die de ouwe Injuns vroeger plachten te dragen
ie wil niet eens een geweer gebruiken, sjouwt maar
rond met pijl en boog. Ik mot niks van een Injun heb
ben. toch niet. Dit is hier witmansland, zeg ik. en die
Natachee is de kwaaiste dien ik nog ooit gezien heb.
Hij zou met plezier een van die pijlen van 'm in j«
boddie schieten of je je keel afsnijen as ie maar durfde.
Ik weet niet zeker, of ie van die ouwe mijn afweet of
niet. maar je mot heel zeker voor 'm oppassen, 't Is
goed en wel voor dien Sint Jimmy en die ouwe compag
nons om goeie vrinden met 'm te zijn as ze daar lust in
hebben, maar ik weet wat ik weet."
Hugh Edwards meende de gelegenheid te moeten
waarnemen om het een en ander te weten te komen
van de lieden, die in de Goudkloof woonden, en de Salle
mander was meer dan willig om alles te vertellen wat
hij wist, met een beetje over om goede maat te geven.
Toen hij eindelijk noode opstond, kende de vreemdeling
ieder gangbaar praatje over de geschiedenis en de ver
houding der beide oude goudzoekers en hun pleegdoch
ter, met overvloedig commentaar op hun persoonlijk ka
rakter en zaken, hun omgang met hun buren, hun be
drijf en alle mogelijke gissingen hen betreffende.
„Niet dat iemand iets zekers weet" op dat punt
legde de Sallemander den noodigen nadruk „be-halve
natuurlijk dat ouwe verhaal, dat ze de meid ergens ge
vonden hadden toen ze nog klein was; en dat, zeg ik,
is geen natuurlijk verhaal dat Iemand gelooven zal, om
dat kleine kinderen maar niet zoo bq den weg gevonden
worden zoomaar zonder pa of ma of niks. En as 'r
niks geen kwaad bij was. waarom zouwen die twee
ouwe bliksems er dan zoo stqf d'r bek over houwen?
Wel. meneer, toen ik d'r eens naar vroeg zoo In alle
vrindelqkheid en belangstelling as buurman toen
kwamen ze bijna op m'n af, as of ze me te pakken
wouen nemen. Nou, dan ken je toch zelf wel zien, dat
't niet in den haak is. Dat ken toch iedere vent zien.
die weet dat tweemaal twee vier is. Nou," besloot hfj
spijtig, „nou zal ik toch wel eens naar Oracle motten
kommen, as 't nog de moeite waard zal zijn."
Hq begaf zich langzaam naar zijn paard. „Je most
maar meekomen", voegde hij erbij. „Die weg naar
Oracle loopt vlak langs de compagnons d'r plaats, en
van Sint Jimmy en van George Wheeler. As je mes-
komt, ken je de streek eens anzien en kennis maken.''
Wordt vervolgd.