Dr Luther treedt af. De Brabantsche Brief Een stap vooruit naar ontwapening. van Zaterdag 18 Maart 1933. SCHAGER COURANT. Vierde blad. No. 9247 MacDonald's voorstel te Genve. Een uitgewerkt ontwerp van 96 artikelen met nauwkeurige cijfers omtrent legers, kalibers en vlieg tuigen. „Een plan, dat niemand geheel tevreden stelt, maar daardoor voor allen ook veel aan- nemelijks bevat Onder buitengewoon groote deelneming van alle naties en groote belangstelling van het. publiek en de pers heeft Donderdagmiddag de buitengewone zitting der hoófdcoimn;=»ie van de Ontwapenings conferentie plaats gebad. In deze zitting hield de Engelsche premier Mac- Donald zijn aangekondigde groote rede over de ont wapening. Onder de voltallig opgekomen delegatieleiders be merkte men den Franschen minister-president, Dala dier. MacDonald werd bij zijn verschijnen op de spre kerstribune met grooten bijval begroet Hij ving zijn rede, die anderhalf uur duurde, aan met te zeggen, dat vle Ontwapeningsconferentie thans in haar laat- 5'- beslissende fase is getreden. De ontwapening van meer dan 00 staten moet worden ten uii- voer gelegd. De Engel- sche regeeriug heeft den moed de conferen tie te willen helpen en haar openlijk te zeggen, wat gedaan moet wor den. De mannen van goeden wil moeten thans eens een besluit nemen en de verant woordelijkheid op zich nemen. Door de verklaring van 11 December jl. zijn twee beslissende punten geregeld: 1. De veiligheid, door het af zien van geweld; 2. De rechtsgelijkheid in étap pen. Den verdaging der conferentie, aldus ver volgde MacDonald, zou beteekencn dat de con ferentie is mislukt. De Engelsche regee ring heeft daarom een nieuw voorstel uitge werkt, dat wel is waar niemand zal kunnen tevreden stellen, maar, aldus de eerste minis ter, wie aan de belan gen van 60 naties wil tegemoet komen, is een dwaas. Het geheele probleem is het karak ter der veiligheid te wijzigen. Het Engelsche plan voorziet in een k overgangsperiode voor JLbewapende en ontwa- pende staten. Het trekt voor niemand partij, doch houdt het mid- MAPnnuai t» den- De conferentie is MACDONALD een 0 n lwapening5. conferentie, geen b ewapeningsconferentie. MacDo nald verklaarde vervolgens dat thans definitief be sloten moet worden de cijfers vast te stellen voor de vermindering der bewapeningen. Zes jaren lang heeft men geschuwd deze beslissende kwestie onder oogen te zien. Eenige naties hebben geweigerd open lijk met elkander te spreken. Daaraan moet een ein de komen. Indien de conferentie mislukt, indien het Engelsche plan mocht worden verworpen, zal de ge heele ontwikkeling met grooten spoed in de richting van een catastrophe gaan. Het is een lafheid geen risico te willen aanvaarden. Offers moeten worden gebracht. Heeft de wereld nog niet genoeg van te genstellingen en oorlogsgevaar. De dam van den vrede moet worden opgericht. MacDonald deed tenslotte een beroep op de confe rentie rekening te houden met de eischen van dit uur en het gezond versland te laten heerschen. De rede van MacDonald, aan wiens heiligen ernst om de Ontwapeningsconferentie toch nog naar een bevredigend positief resultaat te brengen, zich nie mand verbocht te onttrekekn, heeft niet nagelaten een grooten indruk te maken. Indien ooit, dan is het ook thans weer de tijd om de stemmen der volkeren ten gunste van MacDonald's eerlijk bemiddelings voorstel te mibiliseeren. MacDonald erkende, dat zijn plan zeer zeker nie mand zou bevredigen, doch, zeicle hij, de staatsman, die van een conferentie volkomen bevrediging van eigen wenschen zou verlangen, verdient den naam van staatsman niet. Hij is gewoon een dwaas. Hij hoopte, dat zijn plan doordat het niemand geheel tevreden stelt, daardoor ook voor allen veel aanne melijks zou bevatten en dit is dan ook inderdaad het geval. De grondslagen van MacDonald's voorstel. Het door MacDonald ter Ontwapeningsconferentie ingediend ontwerp voor een algemeen ontwapenings verdrag, bevat de volgende vijf belangrijke punten: 1. Er wordt een Ontwapeningsverdrag gesloten voor den duur van 5 jaren. 2. Het verdrag houdt essentieel in op de basis van het Hoover-plan een vermindering en beperking der bewapening met de vastlegging in cijfers van de sterkten van leger en vloot der afzonderlijke landen, met inbegrip van Duitschland. 3. De instelling van een internationale controle op de bewapening. 4. Een permanente ontwapeningscommissie zal wor den ingesteld, welke de verdere vermindering der bewapening zal nagaan en oplossingen zal voor stellen voor de tot nu toe nog onopgeloste moei lijkheden. 5. Op het gebied der veiligheid moet een politieke samenwerking der regeeringen bestaan en een conferentie der mogendheden moet worden bijeen geroepen in geval van een schending of een drei gende schending van het Kellogg-pact. Het ontwerp voorziet in een leger voor Duitschland ter sterkte van 200.000 man. voor Frankrijk 400.000 man, Polen 200.000 man, Italië 250.000 man. Sovjet Rusland 500.00C man, België 75.000, Tsjechoslowakije 100.P°0 man. Voor de artillerie wordt als maximum-kaliber vast gesteld 105 m.M.; tanks zullen maximaal 16 ton mo gen ii.houden. Op het gebied der vloot wordt voorgesteld de in trekking der clausule der ontwapeningsbepalingen van het Verdrag van Versailles en de bijeenkomst van een nieuwe vlootconferentie geëischt. Het luchtbombardement wordt verboden. Het aan tal vliegtuigen zal voor ieder land worden bepaald. Voor Frankrijk, Italië. Sovjet-Rusland, Engeland en Japan wordt dit vastgesteld op 500 toestellen, voor de overige landen blijft de huidige toestand gehand haafd. De bouw van nieuwe luchtschepen wordt ver boden. Do chenvsc en bacteriologische oorlog wordt ver boden op de basis der tot nu toe genomen conferentie- besluiten. Het nieuwe ontwapeningsverdrag vervangt de tot nu toe geldende ontwapeningsbepalingen der vredes verdragen voor Duitschland, Oostenrijk, Hongarije en Bulgarije. De ontvangst bij andere delegaties. De ontvangst die aan MacDonald's plan is te beurt gevallen, schijnt wat beter te zijn dan die aan eenig ander groot plan uit het vroegere stadium der con ferentie ten deel viel. De beraadslagingen der algemecne commissie zijn tot de volgende week Donderdag verdaagd, waar door de regeeringen een volle week tijd gekregen hebben zich ernstig over het Britsche bemiddelings voorstel te beraden. Donderdagavond hebben Dala- dier. Clibson, Nadolny en de Italiaansche gedelegeer de Cavallcro reeds in korte verklaring de welwillen de bestudeering van het plan door hun regeeringen toegezegd. Dit heteekent natuurlijk nog niet veel, doch van belang was toch wel, dat Daladier erken de, dat hij in het Britsche plan met instemming ver schillende van de essentieele karaktertrekken zag, die Boncour steeds hier bepleit heeft en dat Dala dier ook uitdrukkelijk de beste wenschen voor een gelukkig verloop der besprekingen met Mussolini uitsprak. De Amerikaansche regeering zal zooals verluidt aan de verwezenlijking van MacDonald's plan stel lig geen moeilijkheden in den weg leggen. Groot be zwaar dreigt van Duitschland te komen. De Duit- schers schijnen bovenal ontstemd te zijn, omdat hun geen enkel militair vliegtuig wordt toegestaan, ter wijl Frankrijk er 500 zal mogen behouden. Laat ons hopen, dat Mussolini na Zondag zijn invloed op Hit- Ier zal aanwenden om dezen te doen beseffen, dat hier toch inderdaad een begin van de ontwapening wordt voorgesteld, dat een jaar geleden nog totaal ondenkbaar zou zijn geweest. Tot zijn opvolger als president van de Duitsche Rijksbank is be noemd Dr. Schacht. nEen feit van ontzaglijke economische draagwijdte. BERLIJN, 16 Maart. De president van de Rijksbank, Dr. Luther, is, naar de Rijks bank mededeelt afgetreden. Tot zijn opvol ger is benoemd Dr. Schacht. Dr. Luther heeft reeds denzelfden middag een afscheidsbezoek ge bracht aan President v Hindenburg. De „Angriff" noemt het aftreden van Dr Luther een feit van ont zaglijke economische draagwijdte. Met de be noeming op deze door slaggevende functie van een persoon uit de na tionale kringen, komt tegelijkertijd een nieu we geest in het Duit sche bedrijfsleven. Thans zal de eerste beslissende stap kun nen worden genomen tot uitroeiing van het economische liberalis me, aldus de „Angriff". DR. LUTHER. En iels verder schrijft hetzelfde blad: Daarmede wordt de weg vrij voor een economische politiek, waarvan het doel moet zijn de tien mil- lioen werkloozen weder op te nemen in het produc tie-proces. Met Dr. Luther valt het laatste belangrij ke steunpunt van het economisch liberalisme. Hij was het, die den laatsten tijd steeds weder de toe passing in grooten stijl aan arbcidsprogramma ver hinderde. Steeds weer stelde hij de vermeende bescherming van de valuta boven iedere andere overweging, hoe wel millioenen aan den honger en vertwijfeling wa ren prijsgegeven. Zoo werd Luther in waarheid de beschermer der in ternationale haute finance (de groote financiers, de bankiers). Het was van te voren duidelijk, dat deze man niet de goede eigenschappen had, om aan den wederopbouw van het Duitsche economische leven onder leiding der NationaaJ-Socialisten mede te wer ken. Deze hinderpaal voor de ontwikkeling moet weg. Dr. Luther is een typische vertegenwoordiger van het November-systeem, dat afgedaan heeft. Er zal door de bezetting van dezen post door een persoon uit de rijen der nationale opheffing, een nieuwe geest waaien door het economische leven. Een waardeerend schrijven van rijkspre sident Von Hindenburg. Rijkspresident Von Hindenburg heeft den afgetre den president van de Rijksbank, Dr. Luther, een schrijven gezonden waarin hij met dankbaarheid en waardeering de verdiensten van Dr. Luther als Rijks minister van Financiën en als Rijkskanselier, zoome de als president van de Rijksbank gedenkt. Dr. Luther heeft den Rijkspresident op diens schrijven geantwoord, dat de Rijksbank steeds vrij moet staan van partijpolitieke stroomingen. Dit moet zoo blijven ter bescherming van de valuta als basis van het Duitsche volks- en bedrijfsleven. Bij alle kwesties van'belang, de valuta, het crediet, de open bare financiën en de economische politiek betreffen de moet de Rijksbank in nauwe samenwerking staan met de Rijksregeering. Deze verbinding moet door den persoon van den Rijksbankpresident wor den tot stand gebracht. Uit de besprekingen met den Rijkskanselier is Dr. Luther gebleken, dat tegen een zoodanige uitoefening van de functie van Rijksbank president door hem bezwaren aanwezig zijn. Ten einde deze op te heffen, treedt Dr. Luther af. Dat de rijksregeering geen valuta-experimenten wil ondernemen, blijkt niet alleen uit daar tot nu toe afgelegde verklaringen, maar dit is Dr. Luther ook door den Rijkskanselier nadrukkelijk verzekerd. Blijkens het officieele communiqué van de Rijks bank heeft de generale raad verklaard, dat onder leiding van Dr. Luther de belangen van Duitschland en de daarmede samenhangende economische belan gen waren en zijn gewaarborgd. Evenwel stemde de generale raad toe in de opvattingen van Dr. Luther en nam hij de ontslagaanvrage aan, waarbij den scheidenden president hartelijk dank werd gebracht voor zijn groote verdiensten in den ergsten crisistijd. De generale raad benoemde vervolgens met alge- meene stemmen tot opvolger van Dr. Luther met in gang van 17 Maart Dr. Hjalmar Schaeht. De Rijks president zal aan deze benoeming nog zijn goedkeu ring moeten hechten. Er was kwestie bij de SmittenOver de gordijnen van de slaapkamer. Ze waren nu 4 jaar oud en zagen er eerlijk gezegd niet best meer nit. Mevrouw Smit voelde wel wat voor nieuwe, maar mijnheer zei, dat bet er nu de tijd niet naar was. En stoomen? Het loonde de kosten niet. Toen dacht mevrouw aan „1. 2. 3", dat ze sinds een paar maanden gebruikte voor de wasch. „Ja, maar die dunne gordijnen". Enfin, 't was te probeeren. En hebt U gehoord van 't resultaat? Prachtig! Prachtig, zooals die kleuren zijn opgehaald, zoo fleurig en frisch als ze er weer uit zien. En niets geleden. Zelfs Mijnheer praat nn al mee over .,1. 2. 3", het Nederlandsche zelfwerkend waschmiddel van 17V2 cent per pak, „en nota bene nog 5 cent goedkooper dan die buiten- landsche soorten". Waar die mannen zich in dezen tijd al niet mee bemoeien. Ulvenhout. 1 Maart 1933. Menier, Wèl haalt 't veurjaar z'nen sohaai In! Wa-d-'n schoone Lentemaand is Maart, tot vandaag al, gewiest. Lentemaand, ja! Dinsdag wordt de Winter uitgeluid. Mèèrt ruurt z'nen stèèrt... nikske horre. Hij houdt 'm van 't jaar steuvlg in be dwang. Toch draaien we naar ren- gel toe en... 't is veur d'n akker en veur 't graanlaand vooral, te hopen. D'n bojem is nog wel wa winterachtig schraal. We kunnen virtien dagen motrengel goed gebruiken, op d'n buiten. Man... 't draait er naar toe. Eer 't Za terdag is, amico, ollee, dan lekt 't van d'n hemel af in malsche. Méértsche buien. 't Is een lust zoow alles staat te leven nouw, 't kale hout, van struik en geboomte, staat te zwellen, te besten uit z'n naauwe vel. De wegels leggen vol van de gloedbruine bolstervellekes, die dwerrelden uit de krui nen. 't Zijn de mieljoenen „eierdopkes", waar 't kleine leventje van pittige, gruune knopkes uitgebroken is. D'n mearel glaanst as zwarte fluweel. Driftig schoe- felt ie onder 't geurige, ouwe blad, dat heel d'n winter de érde dekte. Z'nen botergele snavel spaait krachtig 't ouwe blad om en 't is 'n plaizier, om die prachtige veu- gels aan d'n arbeid te zien. Zondag heb 'k de eerste vinkskes ontmoet. In d'n mergen, terwijl Trui naar de late Mis was. ben ik 't Ulvenhoutsche bosch in gegaan. Daar lag 't Veur jaar zoow veur 't pakken! Geurend, as 'n blonde, kerngezonde boerenmeid, die ge stukken uit d'r malsche armen bijten zou, zóó werkte 't Veurjaar in, op m'n ouwe karkas. De zon schoot zachtjes langs de duizenden stammen van d'n zuiveren beuk en d'n gerimpelden eik. D'n grond lag bezaaid as 'nen bruilofsvloer mee d'n confeti van de afgebusterde bolsterkens. De mearels tierden en ravotten daar, da ge lachen moest, zóó parmaantig. Ze snukten d'ren stèèrt de hogte in, telkens as d'r kopke, aan dieën krachtigen nek, in 't dooie blad begost te woelen. 't Sneeuwklokske beiërde aan z'n prille steeltje, op 't nuchtere Veurjaars-windeke, da steelsch tusschen de steuvige stammen glee, laag over d'èèrde. De wegels blonken wit deur 't bosch. Plakkaten zonnelicht plekten vast aan die witte we gels, proper as ze daar lagen, of Trui hier gisteren Za terdag-gehouwen had. En 't kort hout. 't struikgewas, 't loopt alles uit, ln nuuw-groenen stroom. D'n stillen Zondag-mergen hong gewijd neer. aan de dikke twijgen, tusschen de boompilèèren, die d'n dun- blaauwen hemel locht schenen te torsen op d'r kollosale kruinen. Ollee, 't was er zoow schoon amico. En as ge dan efkes oew oogen dicht doet, dan is 't of er 'n gouwen floers veur oew hangt, waarachter de duizenden veugeltjes zitten te zingen, zoow schoon, da ge gèren heel oew leven zoo zou verdroomen in 'n grep peltje onder 'nen steenouwen beuk, in 't veurtuintje van Onzenllevenheer. Hooger rees 't zonneke boven 't bosch. 't Nuuw licht wemelde tusschen 't hout. Warrelde as gouwen poeier deur de dreven. En toen was 't, da 'k de eerste vinken zag. Twee mannekes, nie veul grooter as m'nen duim. D'r blaauwe kuifke glaansde in 't gouwen licht. D'r bruine manteltje, d'r steuvlg, pittig stertje. leek wel pèèrlmoer, zóó glaansde en schaauwde die gezonde veer- kes In d'n dag. Kittig glommen de git-oogskes in d'n bruin-rooien kring, net of z'n brilleke op hadden. En 't blanke borstje, ollee. 't leek wel of ze d'r frontje pas uit de strijkerij ontvangen hadden, zoow smetteloos as 't was. Ze zeilden deur de takken, mee 'n zekerheid da ge 'r mee 'nen open mond naar te kijken zat. Streken neer, in de gele blaren op d'n grond, mee 'n lawijd of ze wel twee duimen groot waren! Waant da's 'n feit, amico, gin erger herriesohupperkes onder de veugeltjes as de vinken 't zijn de vechthaantjes onder de musschen. De brutaliteit, de vechtlust brandt in d'r brilogskes en ze zijn in staat, die kriele koppen, om oew al 't schoons van 'n heel bosch te laten vergeten. 'Nen beuk. twee huizen hoog, van boven tot onderen mee zuiveren gloed gesierd, die ziede niemeer. Oew oog volgt die twee le vendige, kleurige, as blommekes zoo schoone wezentjes, die 'n heel bosch veur 't commandeeren hebben, 't Is of ze weten hoe schoon ze zijn. maar 't toch nie willen laten merken aan oew. Of onder da blaauwe kuifke de hoogmoedigste gedachte zitten. Lang hé 'k zitten turen op die twee exemplaarkes, die 'n heele reis achter d'ren pèèrlmoeren rug hadden, om in Ulvenhout te komen bodschappen: 't is Lente! Stil hè'k me gehouwen, m'n pepke uit laten gaan en heel stiekum geasemd, om ze te beduuvelen. Waant om as 'nen groote. verstaandige mensch, twee van die veugeltjes te foppen, die mee d'r ogskes-as-gitjes zoo klein en zoo glinsterend, alles, alles zien. wa-d-in 't bosch gebeurt, alles, alles heuren da-d-aanders is. dan veugelenlaijd, nouw, daar is heel wa-d-overleg bij noodig Maar eindelijk... eindelijk, ja. eindelijk, na uren soms. dan... mislukt 't oew. Maar dan mislukt 't ok' zoow fi naal, da ge 't meteen veur 'nen heelen zomer op kunt geven, om zo'n klein, kleurig duuvelachtlg dingske te verschalken. 'k Had zoow 't dingske 's gèren van dichtbij beke ken. in m'n handen. Nie om 't mee tc nemen. Waant, ochèrm. amico, as ge wezenlijk van die prachtige schepseltjes houdt, die er uitzien of ze zóów uit d'n Schepper z'n haanden komen, zóów onbesmet en glaan- zend, zóó teer-mooi, dan motte al heel grof zijn aan- geleed, om ze uit hu i 1 i e bosch te halen, da ze effen in de gaauwte ingepikt hebben, om er 'nen zomer in te wonen. Maar op 'n oogenbliske dan. na 'n uur kattegeduld, toen er eindelijk eentje op twee meters van me neer zat, mee 'n schuin wantrouwend kopke naar me te kijken, dan hè'k m'n pet over 'm henen gegooid en toen 'k voorzichtig onder m'n pet kijken gong, toen toen was ze leeg. 'n Wit, nat plekske bewees, da 'k goed gemikt hadmaar dat ie er nie onder zat, bewees, da'k nog veuls te langzaam was gewiest. Ner gens waren ze meer te bekennen, 'k Heb gezocht en gespeurd,g etuurd en geloerd, niks! Gin sjans. Toen ben 'k maar weggekuierd, zo'n bietje mee 't be schaamd gevoel van in de luren te zyn gelegd, deur die twee k rum el schepseltjes. En as ik m'n pepke weer aangestoken had, m'n broek afgeklopt en m'n stramgeworren beenen losge- mokt, dan ben 'k, mee 'nen kop. die al vol van zomer zat, 't drup ingetrokken, op huis af. En als Ik thuis- kwam, dan stonden de deuren wijd open, de zon vloei de binnen in royalen weldaad, de plavuizen lagen te gloeien onder d'n zonneval. Trui was al thuis. „Menier Pastoor hee maar kort geprikt", zee ze, toen ze aan m'n oogen zag, da'k ze nog nie verwacht had. „Of ie gelijk hee," antwoordde-n-ik: „Trui, wa-d'nen kustelijke Zondagmorgen, ee?" Mot'oew borreltje al hebben?" „As 't me zoow aangebojen wordt, Prullemuts, dan kan 'k 't nie weigeren!" En zoow as de zon in m'n klèère glaske viel, 't was of er 'nen diamant van 'n duiveneigrootte in m'n glas te flonkeren lag, zoow lag dieë veurjaarsmergen in m'n zielement te stralen. De zonnespetjes, die deur 't vitraasje-gordijntje over de witgeschuurde tafel sprongen, waren d'eenigste afleiding in 't stille genot van dit uurke. Maar ok 't windeke, da zochtjes langs m'n ooren tochtte, was 'n plazierke op z'n eigen. Op 't lest wier 't wa koud. Trui dee de boel dicht, pookte de plattebuis n bietje op en toen, toen glee 't kippenvelleke as 'n schaduwke van m'n beenen. 's Middags ben 'k nog n kortje gaan leggen. Da gaat deur, weer of gin weer. 's Zondagsmiddags. D'n Jubilaris zat er al. AJleenig. En mee 'n gezicht, 'n bakkes, of... of... ja. of hij wèl 't veugeltje gevangen bad. dieën mergen, za'k maar zeggen. Middag, Fielp! Nog alleen?" „Ze zullen dalijk wel af komen. Dré," zee-b-ie genadig. Nouw, ze kwamen af. D'n Blaauwe en d'n Joep. 'n kwartier te laat. D'n bakker beet alleen maar 's steu- vig z'n kaken op mekaar en liet 't zoow...! D'n Blaauwe had 'nen rol (behangsel) papier onder z'nen erm. „Middag samen," zee-t-ie. Maar h.\j gong nie zitten. En toen d'n Fielp en ik hum 'n bietje vragend aan keken, toen keerden-n-ie z'n eigen naar d'n bakker en flusterde teugen mijn, mee 'n heel geheimzimg ge zicht, maar zoow dat d'n Fielp 't nog best heuren kon: „Zeg Dré, ga-d-'s efkes mee, daar aan da tafeltje, ik mot oew wa laten zien. Ge wit: 't is kort dag. wat de feesten betreft." Ik- kon me haast nie goed houwen, maar ik was wel verplicht om op te staan. En toen me aan 't aandere tafeltje zaten, mokte d'n Tiest wa lawqd mee z'n behangselrol en fluisterde: „dit is 't ontwerp veur z'n..." en toen hardop: „standbeeld." 'k Zag dn bakker, die kwansuis mee d'n Joep te pra ten zat over 't schoone weer, halvelings z'nen kop naar ons toedraaien, om te lusteren. Toen flusterde d'n Tiest weer: „dieë bloedworst mot denken dat ie minstens..." en toen weer hardop: ,,'n buste krijgt." „Gaan me nouw kaarten?" vezelde-n-ik luid ruchtig. Ik stikte. „'n Verstaandig volk, da z'n groote mannen eert." zee d'n Tiest weer: kom, nouw gaan me kaarten, an ders krijgt ie 't in de gaten." En as me weer aan 't tafeltje kwamen, dan wist d'n Fielp nie, hoe of ie nouw bescheiën genogt moest kijken Hij spuide schrikkelijk verstrooid. Tracteerde twee keer extra en gong 't eerste weg. Kapot hebben, w' ons gelachen, amico, toen ie ver trokken was. 'k Schei er maar af. 't Zal 'n stuip worren, nouw d'n leiding weer hee genomen, buiten de officieele feest- kommissie om! Veul groeten van Trui en as altij gin horke minder van oewen toet a voe - DRc.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1933 | | pagina 13