Naar het dal der sinaasappelboomen Zaterdag 18 Maart 1933. Derde blad. No. 9247 De overgave van „De Zeven" Ir. Ch. G. Cramer uit den Indischen dienst HOOFDpjjüi ©ASPIRIN help! steeds Bandewezen op Java Ingezonden Stukken. DOOR DE SNEEUW NAAR HET SINAASAPPEL- DAL ZEGZEL. DE ONDERAARDSCHE, GE HEIME GRAANSCHUUR. OP THEEBE- ZOEK IN EEN ARABISCH GEHUCHT. CEN MOHAMEDAANSCH SCHOO TJE IN EEN GRAFKAPEL. (Van onzen reizenden correspondent.) Oezjda (Marokko), Maart. DOOR dwarrelende sneeuwvlokken was ik 5 avonds laat uitgegaan om mijn vorig ar tikel over „winter in Afrikanaar de post te brengen. Den volgenden morgen, toen ik bij de brandende kachel zat, kwam onze hotelier ons vragen, of we niet met hem mede wilden gaan op een automobieltochU Hij wilde sinaasappelen en ci troenen gaan koopen in een dal op ongeveer zestig kilometer afstand van Oezjda. „Een woud van sinaas appelboomen zult u zien", verzekerde hij. Ik keek hem, zittende bij de warme kachel, onge- loovig aan, maar hij liet zich niet uit het veld slaan en verzekerde: „We gaan het gebergte in, waar bijna nooit een Europeaan komt, naar een dorp in het dal der sinaasappelen en citroenen, waar het heerlijk ■warm is, naar „Zegzer. Het eenigszins onwaarschijnlijk klinkende voorstel had veel bekoorlijks, dat de hotelbezitter vanaf zijn jeugd in Noord-Afrika woont, land en mcnschen uitstekend kent en niet slechts Arabisch, maar ook min of meer het „Sluh", de oorspronkelijke taal der Berbers, spreekt. We trokken er dus op uit, eerst langs den grooten weg, daarna over smallere, minder goede zijwegen, door een verlaten, dorre streek, mei slechts hier en daar een armzalig inlandsch dorp. Koud was bet, vooral als de zon schuil ging achter donkere, drei gende wolken, die zich niet slechts tot dreigen be perkten, want er was een oogenblik, dat we in een sneeuwjacht kwamen. De groote, vochtige vlokken dwarrelden wild om ons heen en binnen enkele oogenblikken was de weg wit. Nadat de wind de wol ken uiteen had gejaagd, smolt evenwel de sneeuw in de warme zon spoedig Deze sneeuwjacht versterk te bij mij echter niet den indruk dat wij op weg wa ren naar een nabij gelegen dal. waar sinaasappel en citroenboomen onder den blooten hemel bloei den. Het kwam mij steeds onwaarschijnlijker voor, al heb ik dan ook langzamerhand geleerd, dat het noorden van Afrika is ten gebied van de sterkste, ongeloof lij kste tegenstcl I ingen. In een hoog, wild gebergte kwamen we. Tusschen twee rotswanden stroomde een wild, smal, ondiep riviertje, waarvan we nu eens den linkeroever, dan weder den rechteroever volgden. Telkens moesten we dat riviertje oversteken, dwars door het water, want bruggen zijn hier niet. Het smalle dal was dooi de hooge bergmassa s volkomen beschut, zoodat de koude wind cr niet door kon dringen en er een be hagelijke warmte heerschte. Daur, waar het dal zich verbreidde, lag een klein Arabisch dorp, eigenlijk niet meer dan een gehucht en hier begon ook het ■wonder: overal verhieven zich boomen volop in blad en tusschen het groen lichtten cn kleurden millioenen sinaasappelen en citroenen, goud en geel, als de ontelbare lampions van een weelderig zomer feest. Verbluffend was dat, onbegrijpelijk. Dm ons verhieven zich hoog, trots en naakt grauwe bergen, maar in het dal heerschten warmte en rijkdom. Daar onze hotelbezitter over den aankoop van si naasappelen wilde onderhandelen, verlieten we de automobiel. De eerste raenschen, die we zagen, wa ren eenige Arabieren, neergehurkt bij een rond gat in den grond. Een der Arabieren riep iets en uit het gat, uit de aarde, gaf een menschelijke stem ant woord. Ze waren bezig bij een „madmora", een on- dergrondsche bewaarplaats voor graan. Zoo n „mad mora" is een diepe, ruime kelder, in de aarde ge graven. De eenige toegang tot dit hol wordt gevormd door een ronde opening, zoo nauw, dat alleen een knaap zich erdoor kan laten zakken Voor een vol wassen man is de opening te klein. De opening wordt Sneeuw in Afrika. Op den achtergrond een dorpje. afgesloten met een grooten steen, die daarna met aarde wordt toegedekt. Het is dus voor dieven en roovers niet gemakkelijk zoo n „madmora" te vin den. Om haar te openen kost tijd, om haar leeg te plunderen vordert vele uren. Bovendien, een gegoed Arabier bergt niet al zijn graan in één „madmora", maar heeft er vele. Het bestaan van zulke onder- grondsche bergplaatsen bewijst hoe groot de onze kerheid was, welke in deze streken heerschte. Thans is dit veel beter geworden, maar de Arabieren hou den uit overlevering vast aan deze eigenaardige wij ze hun graan op te bergen. We wandelden verder, steeds tusschen hooge strui ken en boomen, volgeladen met de kleurige vruchten, waaronder ook „zoete" citroenen waren, die men uit de hand kan eten als een sinaasappel. Heel sappig en smakelijk zijn deze eetbare citroenen, die ik trou wens reeds vroeger, in Turkije, leerde kennen. Een bejaarde Arabier noodigde ons uit thee te drin "ken en voerde ons tusschen de overdadige vruchten weelde naar zijn woning, die uit enkele gebouwtjes bestond. Eén dier gebouwtjes was de keuken, waai de vrouwen zich voor ons schuil hielden. Wij werden geleid in een ander leemen gebouwtje, dat uit slechts één langwerpig vertrek, natuurlijk zonder stoelen of tafel, bestond. Op matten zetten we ons neder, ter wijl de zonen en broeders van onzen gastheer ver schenen, die ons op de hier gebruikelijke wijze be groetten. Zij reikten ons de hand en brachten daarna hun hand, die de onze gedrukt had, als ter kus naar hun lippen. Intusschen bereidde de gastheer met langzame, bij na plechtige gebaren, de thee. In de trekpot deed hij Een citroenstruik. De jonge Arabier houdt in elke hand een vrucht. niet alleen groene thee, maar ook suiker, die hij met een houten hamer van een groot suikerbrood afsloeg, en een soort thymkruid, dat de Arabische thee uit deze streken zoo'n eigenaardigen. geurigen smaak geeft. De gastheer proefde enkele malen de thee, deed er nog een beetje suiker, een takje geurig kruid bij en diende den drank daarna in kleine glazen toe. Het lange, smalle vertrek, had slechts één klein venstertje, maar de deur bleef open en buiten was het zomer, vogels riepen en verder klonken er in de zomerstilte kinderstemmen, die, half zingend, Arabische woorden opdreunden. Er was blijkbaar een Arabische school en op mijn aandringen wandelden we er heen. Tusschen weelderig groen met vele duizenden gele en oranje vruchten, stond bij ruischend, zilver water het schoolgebouwtje, een witte „maraboet", de graf kapel van een vromen Mohamedaan, een „maraboet". Op den grond lagen matten en verder was er niets. De kinderen zaten, naar Oostersche wijze, op den grond, ieder met een plankje in de handen. Op deze plankjes waren Arabische woorden geschilderd, spreuken uit den Koran, het heilige boek der Moha- medanen. Andere leermiddelen ontbraken. Een bejaarde Muzelman was de leoraar. Onze komst stoorde het onderwijs. De leerlingen waren verheugd over de onverwachte afleiding, maar de onderwijzer, die beleefd groette, scheen eenigs zins verward door ons bezoek. Mijn Tsjechische makker en ik waren het er over eens, dat we deze Arabische school in het paradijs dat temidden der woeste bergen moesten photogra- pheeren en onze hotelbeüttcr begon daartoe onder handelingen. De leerlingen waren zeer ingenomen met ons plan, maar de leeraar wilde er aanvankelijk niet van hooren. Eerst na langdurige besprekingen gaf hij toe, doch op het oogenblik, dat mijn makker een photo nam, begon bij den leeraar het geweten te protesteeren en hij verborg zijn gelaat achter een pilaar. De Koran ve >iedt r-meliik het maken van afbeeld sels van levende wezens. Dit voorschrift heeft ten deel alle afgodendienerij te voorkomen. Zeer nauw gezet houden de Mohamedanen zich over het alge meen aan dit verbod niet on de leeraar in het pa radijsdal vormt een uitzon -ring. Zestien kilometer strekt zich dit paradijsdal tus schen de norsche bergen uit. Over een smallen weg red we langzaam tusschen de feeste'jke sinaas appel- en citroenboomen met hun gouden en gele nracht, maar dei elfden avond zaten we op onze kamer weder huiverend bij een houtvuur. O Afrika! J. K. BR EDERODE. UIT ONZE OOST Een vroolyke noot b\j dit dramatisch ge beuren. Er Is een aardig verhaal te vertellen over de gebeur tenissen met de „Zeven Provinciën". Zooals men weet was de sleepboot „Kraus" in de nabijheid van het mui- terssc'nip. In deze sleepboot zaten drie mannen en alle drie hadden andere plannen. De één voelde zich geroe pen voor een diplomatenrol. die hij zelf had uitgedacht Hij achtte zich den man. die wellicht zou kunnen onder handelen over de vredesvoorwaarden. Dan was er één. die de machines bediende en meestal weinig zag van het strijdtooneel. doch wiens doel het was om zoo dicht mogelijk te naderen, en zoo weinig mogelijk risico's te loopen. Tenslotte was er een derde, die wellicht foto's heeft gemaakt en in ieder geval gToote sensatie tijdens den geheelen tocht heeft beleefd. Die sleepboot had radio aan boord, en toen door deze radio het ulttmatum werd géhoord, riep een der leden in de machinekamer: „Jan! ze hebbe^ eeri uTtémalum gestéld van tien minute!" Jan. die beneden zat. stak zijn hoofd boven het dek. zag „De Zeven Provinciën" dicht in de buurt en schrok zich lam. Hij wilde onmiddellijk fullspeed weg. „Waarom zoo vlag?" vroeg de ander. „Nou. als zij ons een ultimatum hebben gesteld, dan moeten wij voorzichtig zijn." Blijkbaar dacht Jan dus. dat „De Zeven Provinciën" het ultimatum aan zijn sleepboot had uitgebracht. Hij scheen vrij angstig te zijn en zeide dan ook om dien angst te verklaren: ..Straks beginnen zij met die 28 te schieten en dan schieten zij je zoo de Krakatau in." Een poosje later was de bom gevallen en zagen de Heden op de „Kraus". dat door den luchtdhik twee per sonen over boord gingen en dat later twee anderen ook maar het ruime sop kozen. Zij werden door de „Kraus" opgepikt en al spoedig was men aan het praten met den vierde, die opgepikt moest worden, waarmede men nogal last had. omdat hy reeds zoo lang gezwommen had en zich niet naar boven kon werken. Gelukkig wist zijn kameraad, die reeds gered was, hoe bang hij was voor de haaien en daarom zeide hy zachtjes tegen den drenkeling: „Daar is een haai!" Toen verza melde de drenkeling al zijn krachten en wip, hij was aan boord. Ontslag gevraagd met van medio April. Ingang Naar gemeld wordt heeft het lid der Tweede Kamer, de heer Ir. Cramer, met ingang van half April ontslag uit den Indischen dienst gevraagd. Over deze ontslag-name lezen we in 't Alg. Handels blad het volgende: Wat gedurende de laatste tien jaren ir. Cramer werd, na vijf jaren lid van de Eerste in 1925 lid van de Tweede Kamer de felste protesten vooral in de Indisohe pers niet konden bereiken, bracht een een voudige vraag in den Volksraad tot stand. Immers: op Zaterdag 18 Februari j.1. stelde in het Hertogspark te Batavia mr. Hart aan de regeering de vraag om ir. Cramer uit den Indischen dienst te ontslaan. Oneer vol! Vraag die verband hield met de uitlatingen van den heer Cramer, gedaan in een protest-vergadering van het N.V.V. en de S.D.A.P. en in de Tweede Ka mer gehandhaafd. Men weet dat deze sociaal-democratische ambtenaar sinds 1923 een non-activiteits-tractement geniet ten las te van de Indische begrooting. Wat uit den aard der zaak steunde op de bepalingen, doch zeker mede is een kwestie van karakter en billijkheidsgevoel. Her haaldelijk werd de aandacht gevraagd voor het feit dat de heer Cramer, steeds te velde trekkende tegen Indië gevolgde beleid, aan een der uitingen van dit inderdaad al te royale beleid een goed deel zijner inkomsten dankte. Maar de regeering deelde al eens mede, dat het niet mogelijk was den heer Cramer tij den» een Kamerzitting te ontslaan. Een oplossing moest echter worden gevonden. Ze werd nu blijkbaar aangeboden in verband met de pertinente vraag aan het Indische gouvernement en de reeds uit ver schillende dingen gebleken veranderde inzichten der moederlandsche regeering. Ir. Cramer schijnt ten slotte het beste deel te heb ben gekozen. Het beste in twee opzichten: voor allen die achter de regeering staan en voor hem zelf. Want hij zelf blijkt het verkiezelyker te vinden de vrijheid tot omlaag halen van ons koloniaal beleid te behouden. vair rheumatischen oorsprong Het vertrouwen in de politie verdwijnt. Nu de Europeesche en Inlandsche bevolking van N.I. als het ware met geweld teruggedrongen wordt naar een levensniveau, waaruit zoo zoetjes aan alle luxe is verdwenen en we dus weer teruggaan r.aar den goe den ouden tijd schrijft het Soerabalasoh Hbl. blijkt met dezen teruggang het bendewezen op Java herboren *e worden. Aan wat het blad verder schrijft over de bestrijding van dit euvel, ontleenen we het volgende: i .„Als \ye de toestanden, zooals die momenteel op het bestaan, op d^n keper beschouwen, dan zien we dat de Chineesche en Inlandsche bevolking wreer- loos is overgeleverd aan de willekeur van goed gewa pend en goed georganiseerde benden, terwijl de politie vrijwel machteloos staat, omdat zij door allerlei bepa lingen, die in het kader van een Hollandsche wetge ving passen,, maar die hier te eenenmale niet op haar plaats zijn, aan handen en voeten gebonden is. De Veldpolitie, die een jaar of tien geleden in het -leven werd geroepen heeft met behulp van het In landsche B. B. de veiligheid ten plattelande hersteld. Er is toen hard opgetreden tegen allerlei geboefte met het gevolg, dat het rampok-euvel ophield te bestaan, en de bevolking vertrouwen kreeg in de politie. Dit vertrouwen begint thans te verdwijnen, de vrees voor den rampokker is weer zeer groot, veel grooter dan men oppervlakkig zou vermoeden, met het gevolg, dat aan de politie geen inlichtingen meer worden verstrekt De brutaliteit, waarmee de rampoklcers optreden, is ongeloofclijk; zij kunnen dit echter straffeloos doen. om dat zij weten, dat de politie hen bij arrestatie zacht zal behandelen, hen zal verzorgen, en op tijd eten en drinken zal geven; zii weten ook. dat aan de klachten van den grootsten boef. wanneer het maar tegen de politie gaat, waarde wordt gehecht, en dat er altijd wel een politie- lceling kan worden gevonden, d'-e zoo'n zaak tot vol doende proporties opblaast om er daarna een interpel latie aan te wagen. De politie, die haar zelfvertrouwen kwijt is, durft niet meer op te treden en ziet met leede oogen het moei zaam verworven vertrouwen van de bevolking verdwij nen. OOGONDERZOEK INRICHTING GROOTSTE KEUZE BRILMONTUREN EN GLAZEN SPECIALE REPARATIE-INRICHTING WC. van GEEL BH GEDIPLOMEERD OPTICIEN -REFRACTIONIST LAGEZIJDE B40 TEL.26. SCHAGEN OOGONOEnrOEK GEHEEL* GRATIS. Groote kampongbrand. 80 Huizen vernield. In de welvarende desa Tjihintoeng, onder district Sin- dangjaja, Tjikadjang heeft een flinke brand gewoed. Nagenoeg alle kamponghuizen zijn verwoest; alleen de missigit, desaschool en balehdesa zijn gespaard gebleven In totaal zijn pl.m. 81 woningen in de asch gelegd. De schade bedraagt f 15.000. Na onderzoek is gebleken, dat de brand is ontstaan door onvoorzichtigheid van een kampongbewoner, die bezig was, zijn bamboekokers, welke bestemd zijn voor palmwijn, boven een vuurtje te drogen. Tijdens deze be zigheid viel hij in slaap en door de groote hitte vlogen de bamboekokers in brand, waardoor in minimum van tijd ook zijn woning in lichte laaie stond. Daar de om liggende huizen alle uit licht brandbaar materiaal be stonden, was het proces in heel korten tijd beslecht. De veldpolitie was direct ter plaatse en verleende on middellijk hulp. Door een tijger gedood. Reeds een been verslonden. Nabij Penjaboengan Sum. Westkust werd, een kampongbewoner, die bezig was met het tappen van suiker, tijdens zyn werk aan den voet van een aren- palmboom door een tijger overvallen en op slag gedood. Toen men den vermiste ging zoeken, zag men don tij ger zijn prooi inderhaast verlaten. Het rechterbeen v~n het slachtoffer had het ondier reeds verslonden. Breezand. 15 Maart 1933. Mijnheer de Red.. Mag ik 8.v.p. eenige plaatsruimte in uw veelgelezen blad, bij voorbaat mijn dank. 't Is naar aanleiding van 't ingezonden stuk, van den heer Koelemeij dat ik Iets zeggen wil. Genoemde heer schijnt te meenen dat er nog geen par tijen genoeg in de Tweede Kamer zijn, en zou er ook nog een tuinder willen zien, die dan bij de regeerings- meerderheid medelijden voor de tuinders op moest wek ken. Ten eerste schijn hij er niet aan te denken dat een tuinder in de Tweede Kamer geen noodlijdend tuinder meer is, en dan begrijpt deze heer toch ook wel. dat al wat de regeering geeft, weer van een ander afgenomen moet worden, en die ander is in den regel Jan Boe zeroen. Volgens mijn meening is er maar één mogelijkheid voor ons allen een menschwaardig bestaan te veroveren „Weg met 't millioenen-verslindende monster, 't mili tairisme". Zoolang als nog ruim 63 pet. van de totale belastingopbrengst aan dat alles-onteerende-monster ver kwist wordt, zoolang zal er voor ons geen welvaart ko men, maar wel vernietiging en ondergang. Wellicht heeft de heer Koelemeij tot heden toe, altijd nog ge stemd op een partij, die dat militairisme in stand wil blijven houden, maar dan geef ik hem een goeden raad: Versterk met ons de linksche partijen. Kan u er niet toe overgaan de S.D.A.P, of een meer linksche partij te stemmen, maakt dan met uw tuinders de Vtjz. Demo craten sterk. Ook schijnt de heer Koelemeij zich op 't oogenblik ge heel één te denken met den werkman, zyn belang be schouwd hij als een arbeidersbelang, en waarom? Wel omdat 't bedrijf niet loonend is, nu mag de arbeider meedeelen in 't verlies, nu zouden zelfs de boeren wel medezeggingscha.p in 't bedrijf willen afstaan. In de mo bilisatie en pas daarna toen ging 't met de bedrijven goed. schatten aan geld kwamen binnen, maar met de Iconen van de arbeiders was 't even goed: knibbelen op 1 gld. per week. Voor de melk werd 20 cent per kan betaald, de boter f2 a 2.60, de loonen van de arbeiders varieerden van de f 18 tot de f 20 gld. Toen was er geen sprake van meegevoelen met den arbeider. En nu heer Koelemeij zullen ook de arbeiders er niet aan denken, u een plaatsje te bezorgen in de Tweede Ka mer, zooals u licht wel gaarne zoudt willen; u zal op andere terreinen visschen moeten, maar beter deed u in dien u den raad die ik u hierboven gaf, opvolgt: be strijdt met ons 't militairisme, de oorzaak van alle el lende. X. Organiseert het verzet. Naar aanleiding van een bericht in de Sohacrer Courant van 15 Maart jl. uit de gemeente Nieuwe Niedorp, waaruit blijkt, dat de verslaggever zeer na- ief is en zich het opschrift „Organiseert het verzet", zich nog a.1 heeft aangetrokken en afkeurt, en tevens op den voorgrond laat komen dat de kalkers van de O.S.P. het er niet mee eens zijn en meer van kuiten- prikken hielden dan van verzet. Als iemand dit op schrift schildert, of zegt, wil nog niet zeggen, dat deze persoon op zijn eentje verzet moet gaan ple gen, want wat daarvan het gevolg is. weet een ieder. Dit kapitalistische stelsel, welke over de landen heerscht en gebaseerd is op uitbuiting, onderdruk king en geweld, zal men niet eerder kunnen doen verdwijnen, dan de kleine boeren, tuinders en ar beiders er op te wijzen, dat ze. zich moeten organi- seeren, om daarna tot daadwerkelijk verzet te ko men, om te geraken in sociale samenleving, waarin een ieder werk kan vinden, maar ook brood voor hemzelf en gezin. Nu wil ik ook er even op wijzen, dat als men zich in diverse vakhonden, met name S.D.A.P.. N.V.V., Tuindershond, Neutrale Bond enz., organiseert en er naar streeft om de leiders, welke vaak doelbewuste misleiders zijn, in het Parlement te plaatsen en daardoor iets meenen te bereiken, ook niet het minste zullen bereiken Het Parlement, Rijksdag, Landdag, Volkerenbond, enz. zijn niets ?in- ders dan kurkezakken tusschen het kapitalisme en het volk. Als het kapitalisme er niet meer mee op kan schieten of niet meer noodig acht, dan stuurt ze de heeleboel naar huis. En regeert desnoods zonder parlement, zooals Colijn zeide in een vergadering in Rotterdam. Alle groepen welke het socialisme werkelijk wil len, zullen zich moeten vereenigen en organiseeren in het verzet om tot daadwerkelijk verzet te komen, wil men dit stelsel, dat over de menschheid heerscht doen verdwijnen. Een O.S.P.'er. J. EDEL, Nieuwe Niedorp, I.aagzijde 28 D. Mijnheer de Redacteur, Zou u zoo goed willen zijn, onderstaande regelen in uw blad te plaatsen. Bij voorbaat dank. Daar j.1. Woensdag een bericht stond in uw veel gelezen blad uit Nieuwe Niedorp over trottoir-beschil dering, wilde ik zoo vrij zijn hier even op te ant woorden. I Maandagavond, komende van een vergadering van communisten welke hier gehouden was, liep ik het dorp op en neer om de woorden, gesproken door den spreker, eens ernstig te overdenken. Bij het raadhuis gekomen, stond de rijksveldwachter Bruinis uit Win kel bij zijn fiets en ik liep alzoo verder. Teruggeko men na een 10 minuten, zag ik dat het dorp vul stond met opschriften. Dat er dus geen politie was is niet waar. Ten tweede, ik zou zeggen dat het woord: Organiseert het Verzet, goed op zijn plaats was. Den eersten keer mislukt, de tweede maal goed volbracht. Heeft de berichtgever er zich veel van aangetrok ken van dat woord. Kan het hem ook liggen alsdat hij zelf het verzet soms probeert te smoren. Indien dit het geval is, zal je er nog wel meer van beleven. De organisatie van verzet was tenminste beter ge organiseerd dan den eersten keer, daar nu tenminste 's morgens nog niets was weggeschrobt. Een O.S.P.. H. KOORN. Nieuwe Niedorp. Bijproducten van de goudmijnen. De mijnen op den Witwatersrand in Zuïd-Afrika zijn. de voornaamste goudproduceerende mijnen ter wereld. Het belang, dat in het goud gesteld wordt, dat jaarlijks voor een waarde van 45.000.000 pond sterling uit de mynen gehaald wordt, is van dien aard, dat zelden gewag gemaakt wordt van andere mineralen, die tege lijk met het gele metaal gevonden worden. Het is een feit, dat weinig menschen weten, dat de mijnen ir i.3 anders dan goud produceeren. Onder deze andere mi neralen zijn diamant, zilver en iridium van eoono- misch gewicht. De enkele diamanten die soms in het goudhoudend erts gevonden worden, zyn van zeer fijne kwaliteit en behalen steeds goede prijzen. Bovendien is het goud gemengd met 10 procent zilver, dat van het goud wordt gescheiden. De hoeveelheid iridium, het metaal dat gebruikt werdt voor het maken van de zachte punten van onze vulpenhouders wordt ook in verbinding met het goud gevonden. Het grrotste ge deelte van den wereldvoorraad van iridium v.ordt ir- derdaad verkregen uit de goudmijnen van den V.'" watersrand.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1933 | | pagina 9