Naar het dal der sinaasappelboomen
Zaterdag 18 Maart 1933.
Derde blad. No. 9247
De overgave van „De Zeven"
Ir. Ch. G. Cramer uit den
Indischen dienst
HOOFDpjjüi
©ASPIRIN help! steeds
Bandewezen op Java
Ingezonden Stukken.
DOOR DE SNEEUW NAAR HET SINAASAPPEL-
DAL ZEGZEL. DE ONDERAARDSCHE, GE
HEIME GRAANSCHUUR. OP THEEBE-
ZOEK IN EEN ARABISCH GEHUCHT.
CEN MOHAMEDAANSCH SCHOO
TJE IN EEN GRAFKAPEL.
(Van onzen reizenden correspondent.)
Oezjda (Marokko), Maart.
DOOR dwarrelende sneeuwvlokken was ik
5 avonds laat uitgegaan om mijn vorig ar
tikel over „winter in Afrikanaar de post te
brengen. Den volgenden morgen, toen ik bij
de brandende kachel zat, kwam onze hotelier ons
vragen, of we niet met hem mede wilden gaan op
een automobieltochU Hij wilde sinaasappelen en ci
troenen gaan koopen in een dal op ongeveer zestig
kilometer afstand van Oezjda. „Een woud van sinaas
appelboomen zult u zien", verzekerde hij.
Ik keek hem, zittende bij de warme kachel, onge-
loovig aan, maar hij liet zich niet uit het veld slaan
en verzekerde: „We gaan het gebergte in, waar bijna
nooit een Europeaan komt, naar een dorp in het dal
der sinaasappelen en citroenen, waar het heerlijk
■warm is, naar „Zegzer.
Het eenigszins onwaarschijnlijk klinkende voorstel
had veel bekoorlijks, dat de hotelbezitter vanaf zijn
jeugd in Noord-Afrika woont, land en mcnschen
uitstekend kent en niet slechts Arabisch, maar ook
min of meer het „Sluh", de oorspronkelijke taal der
Berbers, spreekt.
We trokken er dus op uit, eerst langs den grooten
weg, daarna over smallere, minder goede zijwegen,
door een verlaten, dorre streek, mei slechts hier en
daar een armzalig inlandsch dorp. Koud was bet,
vooral als de zon schuil ging achter donkere, drei
gende wolken, die zich niet slechts tot dreigen be
perkten, want er was een oogenblik, dat we in een
sneeuwjacht kwamen. De groote, vochtige vlokken
dwarrelden wild om ons heen en binnen enkele
oogenblikken was de weg wit. Nadat de wind de wol
ken uiteen had gejaagd, smolt evenwel de sneeuw
in de warme zon spoedig Deze sneeuwjacht versterk
te bij mij echter niet den indruk dat wij op weg wa
ren naar een nabij gelegen dal. waar sinaasappel
en citroenboomen onder den blooten hemel bloei
den. Het kwam mij steeds onwaarschijnlijker voor,
al heb ik dan ook langzamerhand geleerd, dat het
noorden van Afrika is ten gebied van de sterkste,
ongeloof lij kste tegenstcl I ingen.
In een hoog, wild gebergte kwamen we. Tusschen
twee rotswanden stroomde een wild, smal, ondiep
riviertje, waarvan we nu eens den linkeroever, dan
weder den rechteroever volgden. Telkens moesten
we dat riviertje oversteken, dwars door het water,
want bruggen zijn hier niet. Het smalle dal was dooi
de hooge bergmassa s volkomen beschut, zoodat de
koude wind cr niet door kon dringen en er een be
hagelijke warmte heerschte. Daur, waar het dal zich
verbreidde, lag een klein Arabisch dorp, eigenlijk
niet meer dan een gehucht en hier begon ook het
■wonder: overal verhieven zich boomen volop in
blad en tusschen het groen lichtten cn kleurden
millioenen sinaasappelen en citroenen, goud en geel,
als de ontelbare lampions van een weelderig zomer
feest. Verbluffend was dat, onbegrijpelijk. Dm ons
verhieven zich hoog, trots en naakt grauwe bergen,
maar in het dal heerschten warmte en rijkdom.
Daar onze hotelbezitter over den aankoop van si
naasappelen wilde onderhandelen, verlieten we de
automobiel. De eerste raenschen, die we zagen, wa
ren eenige Arabieren, neergehurkt bij een rond gat
in den grond. Een der Arabieren riep iets en uit het
gat, uit de aarde, gaf een menschelijke stem ant
woord. Ze waren bezig bij een „madmora", een on-
dergrondsche bewaarplaats voor graan. Zoo n „mad
mora" is een diepe, ruime kelder, in de aarde ge
graven. De eenige toegang tot dit hol wordt gevormd
door een ronde opening, zoo nauw, dat alleen een
knaap zich erdoor kan laten zakken Voor een vol
wassen man is de opening te klein. De opening wordt
Sneeuw in Afrika. Op den
achtergrond een dorpje.
afgesloten met een grooten steen, die daarna met
aarde wordt toegedekt. Het is dus voor dieven en
roovers niet gemakkelijk zoo n „madmora" te vin
den. Om haar te openen kost tijd, om haar leeg te
plunderen vordert vele uren. Bovendien, een gegoed
Arabier bergt niet al zijn graan in één „madmora",
maar heeft er vele. Het bestaan van zulke onder-
grondsche bergplaatsen bewijst hoe groot de onze
kerheid was, welke in deze streken heerschte. Thans
is dit veel beter geworden, maar de Arabieren hou
den uit overlevering vast aan deze eigenaardige wij
ze hun graan op te bergen.
We wandelden verder, steeds tusschen hooge strui
ken en boomen, volgeladen met de kleurige vruchten,
waaronder ook „zoete" citroenen waren, die men uit
de hand kan eten als een sinaasappel. Heel sappig
en smakelijk zijn deze eetbare citroenen, die ik trou
wens reeds vroeger, in Turkije, leerde kennen.
Een bejaarde Arabier noodigde ons uit thee te drin
"ken en voerde ons tusschen de overdadige vruchten
weelde naar zijn woning, die uit enkele gebouwtjes
bestond. Eén dier gebouwtjes was de keuken, waai
de vrouwen zich voor ons schuil hielden. Wij werden
geleid in een ander leemen gebouwtje, dat uit slechts
één langwerpig vertrek, natuurlijk zonder stoelen of
tafel, bestond. Op matten zetten we ons neder, ter
wijl de zonen en broeders van onzen gastheer ver
schenen, die ons op de hier gebruikelijke wijze be
groetten. Zij reikten ons de hand en brachten daarna
hun hand, die de onze gedrukt had, als ter kus naar
hun lippen.
Intusschen bereidde de gastheer met langzame, bij
na plechtige gebaren, de thee. In de trekpot deed hij
Een citroenstruik. De jonge Arabier
houdt in elke hand een vrucht.
niet alleen groene thee, maar ook suiker, die hij met
een houten hamer van een groot suikerbrood afsloeg,
en een soort thymkruid, dat de Arabische thee uit
deze streken zoo'n eigenaardigen. geurigen smaak
geeft. De gastheer proefde enkele malen de thee, deed
er nog een beetje suiker, een takje geurig kruid bij en
diende den drank daarna in kleine glazen toe.
Het lange, smalle vertrek, had slechts één klein
venstertje, maar de deur bleef open en buiten was
het zomer, vogels riepen en verder klonken er in
de zomerstilte kinderstemmen, die, half zingend,
Arabische woorden opdreunden. Er was blijkbaar een
Arabische school en op mijn aandringen wandelden
we er heen.
Tusschen weelderig groen met vele duizenden gele
en oranje vruchten, stond bij ruischend, zilver water
het schoolgebouwtje, een witte „maraboet", de graf
kapel van een vromen Mohamedaan, een „maraboet".
Op den grond lagen matten en verder was er niets.
De kinderen zaten, naar Oostersche wijze, op den
grond, ieder met een plankje in de handen. Op deze
plankjes waren Arabische woorden geschilderd,
spreuken uit den Koran, het heilige boek der Moha-
medanen. Andere leermiddelen ontbraken.
Een bejaarde Muzelman was de leoraar.
Onze komst stoorde het onderwijs. De leerlingen
waren verheugd over de onverwachte afleiding, maar
de onderwijzer, die beleefd groette, scheen eenigs
zins verward door ons bezoek.
Mijn Tsjechische makker en ik waren het er over
eens, dat we deze Arabische school in het paradijs
dat temidden der woeste bergen moesten photogra-
pheeren en onze hotelbeüttcr begon daartoe onder
handelingen. De leerlingen waren zeer ingenomen
met ons plan, maar de leeraar wilde er aanvankelijk
niet van hooren. Eerst na langdurige besprekingen
gaf hij toe, doch op het oogenblik, dat mijn makker
een photo nam, begon bij den leeraar het geweten
te protesteeren en hij verborg zijn gelaat achter een
pilaar.
De Koran ve >iedt r-meliik het maken van afbeeld
sels van levende wezens. Dit voorschrift heeft ten
deel alle afgodendienerij te voorkomen. Zeer nauw
gezet houden de Mohamedanen zich over het alge
meen aan dit verbod niet on de leeraar in het pa
radijsdal vormt een uitzon -ring.
Zestien kilometer strekt zich dit paradijsdal tus
schen de norsche bergen uit. Over een smallen weg
red we langzaam tusschen de feeste'jke sinaas
appel- en citroenboomen met hun gouden en gele
nracht, maar dei elfden avond zaten we op onze
kamer weder huiverend bij een houtvuur.
O Afrika!
J. K. BR EDERODE.
UIT ONZE OOST
Een vroolyke noot b\j dit dramatisch ge
beuren.
Er Is een aardig verhaal te vertellen over de gebeur
tenissen met de „Zeven Provinciën". Zooals men weet
was de sleepboot „Kraus" in de nabijheid van het mui-
terssc'nip. In deze sleepboot zaten drie mannen en alle
drie hadden andere plannen. De één voelde zich geroe
pen voor een diplomatenrol. die hij zelf had uitgedacht
Hij achtte zich den man. die wellicht zou kunnen onder
handelen over de vredesvoorwaarden.
Dan was er één. die de machines bediende en meestal
weinig zag van het strijdtooneel. doch wiens doel het
was om zoo dicht mogelijk te naderen, en zoo weinig
mogelijk risico's te loopen.
Tenslotte was er een derde, die wellicht foto's heeft
gemaakt en in ieder geval gToote sensatie tijdens den
geheelen tocht heeft beleefd.
Die sleepboot had radio aan boord, en toen door deze
radio het ulttmatum werd géhoord, riep een der leden
in de machinekamer: „Jan! ze hebbe^ eeri uTtémalum
gestéld van tien minute!"
Jan. die beneden zat. stak zijn hoofd boven het dek.
zag „De Zeven Provinciën" dicht in de buurt en schrok
zich lam. Hij wilde onmiddellijk fullspeed weg.
„Waarom zoo vlag?" vroeg de ander.
„Nou. als zij ons een ultimatum hebben gesteld, dan
moeten wij voorzichtig zijn."
Blijkbaar dacht Jan dus. dat „De Zeven Provinciën"
het ultimatum aan zijn sleepboot had uitgebracht. Hij
scheen vrij angstig te zijn en zeide dan ook om dien
angst te verklaren: ..Straks beginnen zij met die 28 te
schieten en dan schieten zij je zoo de Krakatau in."
Een poosje later was de bom gevallen en zagen de
Heden op de „Kraus". dat door den luchtdhik twee per
sonen over boord gingen en dat later twee anderen
ook maar het ruime sop kozen.
Zij werden door de „Kraus" opgepikt en al spoedig
was men aan het praten met den vierde, die opgepikt
moest worden, waarmede men nogal last had. omdat hy
reeds zoo lang gezwommen had en zich niet naar boven
kon werken.
Gelukkig wist zijn kameraad, die reeds gered was, hoe
bang hij was voor de haaien en daarom zeide hy zachtjes
tegen den drenkeling: „Daar is een haai!" Toen verza
melde de drenkeling al zijn krachten en wip, hij was
aan boord.
Ontslag gevraagd met
van medio April.
Ingang
Naar gemeld wordt heeft het lid der Tweede Kamer,
de heer Ir. Cramer, met ingang van half April ontslag
uit den Indischen dienst gevraagd.
Over deze ontslag-name lezen we in 't Alg. Handels
blad het volgende:
Wat gedurende de laatste tien jaren ir. Cramer
werd, na vijf jaren lid van de Eerste in 1925 lid van
de Tweede Kamer de felste protesten vooral in de
Indisohe pers niet konden bereiken, bracht een een
voudige vraag in den Volksraad tot stand. Immers: op
Zaterdag 18 Februari j.1. stelde in het Hertogspark te
Batavia mr. Hart aan de regeering de vraag om ir.
Cramer uit den Indischen dienst te ontslaan. Oneer
vol! Vraag die verband hield met de uitlatingen van
den heer Cramer, gedaan in een protest-vergadering
van het N.V.V. en de S.D.A.P. en in de Tweede Ka
mer gehandhaafd.
Men weet dat deze sociaal-democratische ambtenaar
sinds 1923 een non-activiteits-tractement geniet ten las
te van de Indische begrooting. Wat uit den aard der
zaak steunde op de bepalingen, doch zeker mede is
een kwestie van karakter en billijkheidsgevoel. Her
haaldelijk werd de aandacht gevraagd voor het feit
dat de heer Cramer, steeds te velde trekkende tegen
Indië gevolgde beleid, aan een der uitingen van
dit inderdaad al te royale beleid een goed deel zijner
inkomsten dankte. Maar de regeering deelde al eens
mede, dat het niet mogelijk was den heer Cramer tij
den» een Kamerzitting te ontslaan. Een oplossing
moest echter worden gevonden. Ze werd nu blijkbaar
aangeboden in verband met de pertinente vraag
aan het Indische gouvernement en de reeds uit ver
schillende dingen gebleken veranderde inzichten der
moederlandsche regeering.
Ir. Cramer schijnt ten slotte het beste deel te heb
ben gekozen. Het beste in twee opzichten: voor allen
die achter de regeering staan en voor hem zelf. Want
hij zelf blijkt het verkiezelyker te vinden de vrijheid
tot omlaag halen van ons koloniaal beleid te behouden.
vair
rheumatischen oorsprong
Het vertrouwen in de politie verdwijnt.
Nu de Europeesche en Inlandsche bevolking van N.I.
als het ware met geweld teruggedrongen wordt naar
een levensniveau, waaruit zoo zoetjes aan alle luxe is
verdwenen en we dus weer teruggaan r.aar den goe
den ouden tijd schrijft het Soerabalasoh Hbl.
blijkt met dezen teruggang het bendewezen op Java
herboren *e worden. Aan wat het blad verder schrijft
over de bestrijding van dit euvel, ontleenen we het
volgende:
i .„Als \ye de toestanden, zooals die momenteel op het
bestaan, op d^n keper beschouwen, dan zien
we dat de Chineesche en Inlandsche bevolking wreer-
loos is overgeleverd aan de willekeur van goed gewa
pend en goed georganiseerde benden, terwijl de politie
vrijwel machteloos staat, omdat zij door allerlei bepa
lingen, die in het kader van een Hollandsche wetge
ving passen,, maar die hier te eenenmale niet op haar
plaats zijn, aan handen en voeten gebonden is.
De Veldpolitie, die een jaar of tien geleden in het
-leven werd geroepen heeft met behulp van het In
landsche B. B. de veiligheid ten plattelande hersteld.
Er is toen hard opgetreden tegen allerlei geboefte met
het gevolg, dat het rampok-euvel ophield te bestaan,
en de bevolking vertrouwen kreeg in de politie.
Dit vertrouwen begint thans te verdwijnen, de vrees
voor den rampokker is weer zeer groot, veel grooter dan
men oppervlakkig zou vermoeden, met het gevolg, dat
aan de politie geen inlichtingen meer worden verstrekt
De brutaliteit, waarmee de rampoklcers optreden, is
ongeloofclijk; zij kunnen dit echter straffeloos doen. om
dat zij weten, dat de politie hen bij arrestatie zacht zal
behandelen, hen zal verzorgen, en op tijd eten en drinken
zal geven; zii weten ook. dat aan de klachten van den
grootsten boef. wanneer het maar tegen de politie gaat,
waarde wordt gehecht, en dat er altijd wel een politie-
lceling kan worden gevonden, d'-e zoo'n zaak tot vol
doende proporties opblaast om er daarna een interpel
latie aan te wagen.
De politie, die haar zelfvertrouwen kwijt is, durft niet
meer op te treden en ziet met leede oogen het moei
zaam verworven vertrouwen van de bevolking verdwij
nen.
OOGONDERZOEK INRICHTING
GROOTSTE KEUZE BRILMONTUREN EN GLAZEN
SPECIALE REPARATIE-INRICHTING
WC. van GEEL BH
GEDIPLOMEERD OPTICIEN -REFRACTIONIST
LAGEZIJDE B40 TEL.26. SCHAGEN
OOGONOEnrOEK GEHEEL* GRATIS.
Groote kampongbrand.
80 Huizen vernield.
In de welvarende desa Tjihintoeng, onder district Sin-
dangjaja, Tjikadjang heeft een flinke brand gewoed.
Nagenoeg alle kamponghuizen zijn verwoest; alleen de
missigit, desaschool en balehdesa zijn gespaard gebleven
In totaal zijn pl.m. 81 woningen in de asch gelegd.
De schade bedraagt f 15.000.
Na onderzoek is gebleken, dat de brand is ontstaan
door onvoorzichtigheid van een kampongbewoner, die
bezig was, zijn bamboekokers, welke bestemd zijn voor
palmwijn, boven een vuurtje te drogen. Tijdens deze be
zigheid viel hij in slaap en door de groote hitte vlogen
de bamboekokers in brand, waardoor in minimum van
tijd ook zijn woning in lichte laaie stond. Daar de om
liggende huizen alle uit licht brandbaar materiaal be
stonden, was het proces in heel korten tijd beslecht.
De veldpolitie was direct ter plaatse en verleende on
middellijk hulp.
Door een tijger gedood.
Reeds een been verslonden.
Nabij Penjaboengan Sum. Westkust werd, een
kampongbewoner, die bezig was met het tappen van
suiker, tijdens zyn werk aan den voet van een aren-
palmboom door een tijger overvallen en op slag gedood.
Toen men den vermiste ging zoeken, zag men don tij
ger zijn prooi inderhaast verlaten. Het rechterbeen v~n
het slachtoffer had het ondier reeds verslonden.
Breezand. 15 Maart 1933.
Mijnheer de Red..
Mag ik 8.v.p. eenige plaatsruimte in uw veelgelezen
blad, bij voorbaat mijn dank. 't Is naar aanleiding van
't ingezonden stuk, van den heer Koelemeij dat ik Iets
zeggen wil.
Genoemde heer schijnt te meenen dat er nog geen par
tijen genoeg in de Tweede Kamer zijn, en zou er ook
nog een tuinder willen zien, die dan bij de regeerings-
meerderheid medelijden voor de tuinders op moest wek
ken.
Ten eerste schijn hij er niet aan te denken dat een
tuinder in de Tweede Kamer geen noodlijdend tuinder
meer is, en dan begrijpt deze heer toch ook wel. dat al
wat de regeering geeft, weer van een ander afgenomen
moet worden, en die ander is in den regel Jan Boe
zeroen.
Volgens mijn meening is er maar één mogelijkheid
voor ons allen een menschwaardig bestaan te veroveren
„Weg met 't millioenen-verslindende monster, 't mili
tairisme". Zoolang als nog ruim 63 pet. van de totale
belastingopbrengst aan dat alles-onteerende-monster ver
kwist wordt, zoolang zal er voor ons geen welvaart ko
men, maar wel vernietiging en ondergang. Wellicht
heeft de heer Koelemeij tot heden toe, altijd nog ge
stemd op een partij, die dat militairisme in stand wil
blijven houden, maar dan geef ik hem een goeden raad:
Versterk met ons de linksche partijen. Kan u er niet
toe overgaan de S.D.A.P, of een meer linksche partij te
stemmen, maakt dan met uw tuinders de Vtjz. Demo
craten sterk.
Ook schijnt de heer Koelemeij zich op 't oogenblik ge
heel één te denken met den werkman, zyn belang be
schouwd hij als een arbeidersbelang, en waarom? Wel
omdat 't bedrijf niet loonend is, nu mag de arbeider
meedeelen in 't verlies, nu zouden zelfs de boeren wel
medezeggingscha.p in 't bedrijf willen afstaan. In de mo
bilisatie en pas daarna toen ging 't met de bedrijven
goed. schatten aan geld kwamen binnen, maar met de
Iconen van de arbeiders was 't even goed: knibbelen op
1 gld. per week. Voor de melk werd 20 cent per kan
betaald, de boter f2 a 2.60, de loonen van de arbeiders
varieerden van de f 18 tot de f 20 gld. Toen was er
geen sprake van meegevoelen met den arbeider. En nu
heer Koelemeij zullen ook de arbeiders er niet aan
denken, u een plaatsje te bezorgen in de Tweede Ka
mer, zooals u licht wel gaarne zoudt willen; u zal op
andere terreinen visschen moeten, maar beter deed u in
dien u den raad die ik u hierboven gaf, opvolgt: be
strijdt met ons 't militairisme, de oorzaak van alle el
lende. X.
Organiseert het verzet.
Naar aanleiding van een bericht in de Sohacrer
Courant van 15 Maart jl. uit de gemeente Nieuwe
Niedorp, waaruit blijkt, dat de verslaggever zeer na-
ief is en zich het opschrift „Organiseert het verzet",
zich nog a.1 heeft aangetrokken en afkeurt, en tevens
op den voorgrond laat komen dat de kalkers van de
O.S.P. het er niet mee eens zijn en meer van kuiten-
prikken hielden dan van verzet. Als iemand dit op
schrift schildert, of zegt, wil nog niet zeggen, dat
deze persoon op zijn eentje verzet moet gaan ple
gen, want wat daarvan het gevolg is. weet een ieder.
Dit kapitalistische stelsel, welke over de landen
heerscht en gebaseerd is op uitbuiting, onderdruk
king en geweld, zal men niet eerder kunnen doen
verdwijnen, dan de kleine boeren, tuinders en ar
beiders er op te wijzen, dat ze. zich moeten organi-
seeren, om daarna tot daadwerkelijk verzet te ko
men, om te geraken in sociale samenleving, waarin
een ieder werk kan vinden, maar ook brood voor
hemzelf en gezin. Nu wil ik ook er even op wijzen,
dat als men zich in diverse vakhonden, met name
S.D.A.P.. N.V.V., Tuindershond, Neutrale Bond enz.,
organiseert en er naar streeft om de leiders, welke
vaak doelbewuste misleiders zijn, in het Parlement
te plaatsen en daardoor iets meenen te bereiken, ook
niet het minste zullen bereiken Het Parlement,
Rijksdag, Landdag, Volkerenbond, enz. zijn niets ?in-
ders dan kurkezakken tusschen het kapitalisme en
het volk. Als het kapitalisme er niet meer mee op
kan schieten of niet meer noodig acht, dan stuurt ze
de heeleboel naar huis. En regeert desnoods zonder
parlement, zooals Colijn zeide in een vergadering
in Rotterdam.
Alle groepen welke het socialisme werkelijk wil
len, zullen zich moeten vereenigen en organiseeren
in het verzet om tot daadwerkelijk verzet te komen,
wil men dit stelsel, dat over de menschheid heerscht
doen verdwijnen.
Een O.S.P.'er.
J. EDEL,
Nieuwe Niedorp, I.aagzijde 28 D.
Mijnheer de Redacteur,
Zou u zoo goed willen zijn, onderstaande regelen
in uw blad te plaatsen. Bij voorbaat dank.
Daar j.1. Woensdag een bericht stond in uw veel
gelezen blad uit Nieuwe Niedorp over trottoir-beschil
dering, wilde ik zoo vrij zijn hier even op te ant
woorden. I
Maandagavond, komende van een vergadering van
communisten welke hier gehouden was, liep ik het
dorp op en neer om de woorden, gesproken door den
spreker, eens ernstig te overdenken. Bij het raadhuis
gekomen, stond de rijksveldwachter Bruinis uit Win
kel bij zijn fiets en ik liep alzoo verder. Teruggeko
men na een 10 minuten, zag ik dat het dorp vul
stond met opschriften. Dat er dus geen politie was
is niet waar. Ten tweede, ik zou zeggen dat het
woord: Organiseert het Verzet, goed op zijn plaats
was. Den eersten keer mislukt, de tweede maal goed
volbracht.
Heeft de berichtgever er zich veel van aangetrok
ken van dat woord. Kan het hem ook liggen alsdat
hij zelf het verzet soms probeert te smoren. Indien
dit het geval is, zal je er nog wel meer van beleven.
De organisatie van verzet was tenminste beter ge
organiseerd dan den eersten keer, daar nu tenminste
's morgens nog niets was weggeschrobt.
Een O.S.P..
H. KOORN.
Nieuwe Niedorp.
Bijproducten van de goudmijnen.
De mijnen op den Witwatersrand in Zuïd-Afrika zijn.
de voornaamste goudproduceerende mijnen ter wereld.
Het belang, dat in het goud gesteld wordt, dat jaarlijks
voor een waarde van 45.000.000 pond sterling uit de
mynen gehaald wordt, is van dien aard, dat zelden
gewag gemaakt wordt van andere mineralen, die tege
lijk met het gele metaal gevonden worden. Het is een
feit, dat weinig menschen weten, dat de mijnen ir i.3
anders dan goud produceeren. Onder deze andere mi
neralen zijn diamant, zilver en iridium van eoono-
misch gewicht. De enkele diamanten die soms in het
goudhoudend erts gevonden worden, zyn van zeer fijne
kwaliteit en behalen steeds goede prijzen. Bovendien
is het goud gemengd met 10 procent zilver, dat van
het goud wordt gescheiden. De hoeveelheid iridium, het
metaal dat gebruikt werdt voor het maken van de
zachte punten van onze vulpenhouders wordt ook in
verbinding met het goud gevonden. Het grrotste ge
deelte van den wereldvoorraad van iridium v.ordt ir-
derdaad verkregen uit de goudmijnen van den V.'"
watersrand.