DE IJZEREN DEUR
Arrondissementsrechtbank te Alkmaar
Donderdag 13 April 1933.
SCHAGER COURANT.
Tweede blad. No. 9262
Over den „Vliegenden Hamburger" gezegevierd
MEERVOUDIGE STRAFKAMER.
ZITTING VAN DINSDAG 11 APRIL 1933.
DE TRANSFORMATIE WAS MISLUKT.
De destijds 25-jarige smidsknecht Cornelis Petrus M.,
was omtrent 2 November 1931. ter zake van een ernstig
zedenmisdrijf, waarvan verdachte 'n soort treurig mono
polie scheen te bezitten, voorwaardelijk veroordeeld tot
strenge gevangenisstraf met een proeftijd van 3 jaar.
Deze clementie werd toegepast op grond van het
schijnbaar ernstig berouw van den verdachte in zijn
voornemen om den alcohol, die hem voornamelijk tot
bet plegen van de strafbare daden inspireerde, af te
eweeren.
Helaas, heeft het den reclassant echter niet mogen ge
lukken, zijn proeftijd zonder ongelukken te beëindigen.
Heden werd althans ten uitvoerlegging van het vonnis
gelast. De reclassant bleef onzichtbaar.
Spanbroek.
EEN JEUGDIGE ZWIJNTJESJAGER.
De frultventer Theodorus B., die 18 Dec. 1913 te Wog-
aum het levenslicht zag en niet beantwoordde aan de
beloften, die hij als rozige baby deed verwachten, was
thans gedetineerd in het huis van bewaring en stond
heden terecht ter zake diefstal van een rijwiel in den
avond van 23 December te Spanbroek en welk rijwiel
toebehoorde aan den heer Jan v. d. Gragt, chauffeur,
aldaar. Hem was toegevoegd als verdediger mr. G. A.
de Lange, advocaat te Alkmaar. Door verdachte werd
het ernstige feit ijskoud ontkend. Hij loochende iedere
kennis aan bedoeld rijwiel en deszelfs eigenaar.
De landbouwer C. P. Schipper, komende van den
barbier, coiffeur, scheermeester of hoe men het noemen
wil, had in de nabijheid van het café van Bijman, al
waar de diefstal plaats vond, 'n persoon zien rond
scharrelen met 2 fietsen, waarvan 1 nieuw heerenrij
wiel. Schipper gaf voorts een soort persoonsbeschrijving
van dien onbekende, die hij echter niet pertinent in
verdachte terugherkende.
De heer B., nader daaromtrent geïnterpelleerd, moest
wel toegeven, dat hij eenigermate bantwoordde aan de
beschrijving van Schipper. Hij was lang, mager, droeg
destijds een pet een 'n leeren motorjekker, maar verder
ging zijn toegeeflijkheid toch niet.
Een andere getuige, de 25-jarige landbouwer Jan
Wittenberg, die den bewusten avond een bezoek had
gebracht bij de weduwe v. d. Gracht, was echter nog
heel wat meer pertinent in zijn verklaring. Deze getuige
had na de gebrachte visite, onder het felle licht van een
straatlantaarn duidelijk den verdachte gezien. Hij be
reed in snelle vaart een rijwiel en voerde een ander rij
wiel aan de hand met zich mede. Getuige kende mijn
heer Theodorus zeer goed en beweerde zelfs gezien te
hebben, welk soort schoenen hij droeg. Wittenberg had
nog onaangenaamheden gekregen met de broers van
verdachte, toen hij Theodorus van diefstal beschuldigde.
Verdachte beweerde dien avond besteed te hebben
aan de beoefening van zijn lievelingsspelletje, het edele
dammen, in café Bijman.
Door den verdediger werden de waarnemingen van
getuige Wittenberg nogal sterk betwijfeld.
De heer Officier achtte evenwel zoowel de getuigen
verklaringen, benevens de omstandigheden, alias aan
wijzingen, bezwaren genoeg om na ontwikkeling zijner
motieven, veroordeeling te vorderen en wel tot 5 maan
den gevangenisstraf onvoorwaardelijk.
Spreker bracht aan getuige Wittenberg zijn speciale
huid voor z\jn voortreffelijke observatie.
Mr. G. A. de Lange wees op het feit, dat zijn cliënt
nog nimmer met de justitie in aanraking kwam en
sprak voorts zijn sterken twijfel uit over het geleverde
bewijs. Pleiter hechtte geen waarde aan de verklaring
van getuige Schipper en tastte voorts aan de bewijs-
kacht der verklaringen van getuige Wittenberg, wiens
aureool onder de aanvallen van den venladiger begon te
verbleken. Summa summarum concludeerde pleiter vrij
spraak en invrijheldsstelling.
Dit verzoek van verdediger werd, na afwijzing door
den Officier, niet ingewilligd.
A.s. week uitspraak.
Bergen.
DE FRUITKOOPMAN GAF DE PARTIJ NIET
GEWONNEN.
Op 15 Augustus van 1932 had de heer J. D., han
delsreiziger en bekend motorsportman te Bergen op
den Kogendijk een minder aangename ontmoeting met
een vrachtauto, bestuurd door den heer Klaas S.,
fruitkoopman te Bergen, door welk vehikel de terzij
de van de rechteweghelft rijdenden wagen van den
heer Dik zoodanig werd aangereden, dat een schade
van f 26.44 werd geconstateerd. Aanvankelijk scheen
de fruithandelaar tot transigeeren bereid, doch wij
zigde hij later zijn houding en beweerde pertinent,
toen de zaak werd behandeld voor het Alkmaarsche
FEUILLETON
Uit het Engelsch
van HAROLD BELL WRIGHT.
2&
Hugh Edwards stond hoog opgericht in dollen, uit
tarteaden trots, voor een oogenblik gesteund door het
besef van zijn onsohuld. Toen als een rund onder de
knots van den slachter, stortte hij plotseling weer op
zijn stoel neer en wrong zich in een smart, grooter dan
eenig lichaamslijden kon veroorzaakt hebben.
De stilte die volgde werd verbroken door de diepe
stem van den Indiaan.
„Goed! Dit is zelfs beter dan ik kon denken. Zelfs in
mijn stoutste droomen had ik nooit kunnen verwachten
een blanke zooveel onverdiende foltering te zien lijden.
Misschien zul je op den duur zelfs wel tot sympathie
met den Indiaan kunnen komen, en eenigszins zijn ge
voelens ten opzichte van het blanke ras leeren begrij
pen."
Toen Hugh Edwards weer in staat was te spreken,
zeide hij met doffe vertwijfeling:
„Ze kómen mij zeker morgen halen?"
„Ze? Wie?"
„De gerechtsdienaars je hebt 't Immers verteld?"
Nataohee lachte.
„Ik aan het gerecht vertellen wat ik omtrent je weet?
Ik je aangeven, opdat ze je naar de gevangenis kunner,
terugbrengen? Neen je schijnt mijn bedoeling niet te
begrijpen. Ik wil je voor mijzelf houden. Je gaat met
mij mee. en te zamen zullen, wij, beiden uitgestootenen
niet om iets dat wij gedaan hebben, maar alleen omdat
anderen door ons ongeluk rijkdommen wilden verwer
ven. het leven zoo goed mogelijk zien te genieten."
De klank van opwinding in zijn stem of iets onheil
spellends in zijn wijze van doen, deed den blanke op
zien.
„Meen je, dat je mij wilt helpen ontsnappen?"
„Aan de wet der blanken, ja. Aan mij, neen nog
niet tenminste niet voordat ik met je afgehandeld
heb."
„Verklaar je nader." zeide de ander. „Wat stel je je
voor? Ik begrijp je niet"
Kantongerecht, dat hem niet de minste schuld trof.
De chef-veldwachter Vermeulen, die later op verzoek
van den heer Dik de wielsporen had nagegaan, legde
echter eveneens een verklaring af, niet In 't voordeel
van den heer Klaas S. Een en ander met gevolg dat
laatstgenoemde heer werd schuldig verklaard en ver
oordeeld tot f 20 boete of 20 dagen, benevens tot be
taling der gevorderde schadevergoeding.
De veroordeelde was evenwel kennelijk niet voldaan
over dit vonnis en deed al direct mededeeling in
hooger beroep te zullen gaan. Aan dit voornemen gaf
hij dan ook gevolg en werd alzoo heden deze overtre
ding van artikel 22 motor- en rijwielwet opnieuw in
hooger instantie behandeld.
Mr. Prins was door appellant gemobiliseerd in kwa
liteit van ra.adsman en verdediger. Voorts werd bet
spel van den Kogendijk weer natuurgetrouw gerepe
teerd. Gevorderd werd bevestiging van het vonnis.
Mr. Prins ontwikkelde daarop enkele twijfelpunten
en vermeende dat hier schuld was aan beide zijden,
concludeerde per saldo tot vrijspraak.
Wierlngen.
EEN AANRIJDING TE ANNA PAULOWNA IN
HOOGER BEROEP.
De chauffeur Jan de Gr., wonende te Wieringen,
was door den Kantonrechter te Schagen veroordeeld
tot f 25 boete of 25 dagen, wegens een door hem met
zijn vrachtauto gepleegde aanrijding met een vierwielig
motorrijtuig, bestuurd door den heer C. Groen van St.
Pancras, waardoor f 18 schade werd veroorzaakt. De
veroordeelde kwam in hooger beroep, dat heden werd
behandeld. Appellant had nog twee vrouwelijke fami
lieleden als getuigen a décharge voorgebracht, doch
deze manoeuvre gaf hem tot dusver weinig voordeel,
aangezien bevestiging van het gewezen vonni9 werd
gerequireerd.
Alkmaar.
ONBETROUWBARE POSTAMBTENAAR. VALSCH-
HEID IN GESCHRIFTE EN VERDUISTERING
VAN f 45 TEN LASTE GELEGD.
In de middagzitting had zich te verantwoorden Hen
drik M., de 35-jarige schrijver ter posterij te Alkmaar,
wonende te Heiloo en thans in voorarrest, ter zake
het feit, dat hij in Januari 1932 had vervalscht een
kaart, waarop stond aangegeven een bedrag van f 5,
zulks ter betaling van aangekocht materiaal, welk
bedrag door verdachte valschelijk werd gewijzigd in
f 50 en evenzoo onderteekend met den naam van J-
Visser, welk bedrag hij zich ten postkantore te Alk
maar aan het door den klerk G. Melker bediend loket
deed uitbetalen en welk geld bij zich wederrechtelijk
toeëigende eii ten eigen bate aanwendde.
De verdachte klerk, verdedigd door mr. A. Prins Jr.,
erkende het feit, hem bij dagvaarding tenlaste gelegd.
Nog meerdere feiten van verduisteringen, hem niet
ten laste gelegd, werden door hem toegegeven. In
April 1932 zou hij met deze fraude, waarmede hij den
staat der Nederlanden had benadeeld voor een bedrag
van f 2500. zijn aangevangen. Een drietal getuigen
charge werden gehoord, in de eerste plaats de adjunctr
referendaris H. P. van Dijk te Alkmaar. Deze getuige
is chef van den telegrafischen dienst en was ver
dachte gedurende 10 jaar op dit bureau werkzaam en
belast met de uitbetaling van de leveranties. Verdach
te had, nadat hij was betrapt, een gedeelte van het
hem onrechtmatig toegeëigende geld, terugbetaald.
Het geknoei met de zoogenaamd door J. Visser ge-*
teekende kaart bracht de oneerlijke handelingen van
verdachte aan het licht.
Door het onderzoek van de administratie gedurende
1931 en 1932 werd vastgesteld dat pl.m. f 2560 was ver
duisterd. Dit werd door verdachte niet tegengesproken.
De Officier was in 't bezit gesteld van gegevens, hem
verstrekt door het hoofdbestuur, waarin was vervalscht
een mandaat, betaalbaar gesteld aan een persoon te
Hem en waardoor het verdachte was gelukt een bedrag
van f 42.50 uitbetaald aan een onvindbaren vrachtrijder,
te Broek op Langondijk, te bemachtigen. Dit was reeds
geschied in September 1931. Nog een dergelijke fraude
ten bedrage van f 45 was den officier ter keimisse ge
bracht
De heer J. Visser, wagenmaker te Oudorp had aan
den telefoondienst geleverd een schop ter waarde van
f 5. welk bedrag door verdachte aan Visser werd uitbe
taald. zonder dat hem een kwitantie ter teekening werd
voorgelegd. Hij verklaarde voorts dat de kaart waarop
die handteekening voorkwam, door hem niet geteekend
was.
De heer Melker, ambtenaar der posterijen, verklaarde
aan verdachte f 50 te hebben uitbetaald. Door hem wa
ren meerdere malen betalingen aan verdachte gedaan.
Door de offioier werd critiek uitgeoefend op de licht
vaardige wijze, in strijd met de voorschriften, waarop
dergelijke mandaten in goed vertrouwen werden geho
noreerd.
Ten slotte werd nog gehoord de heer Haytema, be
stuurslid van het genootschap tot zedelijke verbetering,
die had geadviseerd, dat het hier een niet ongunstig re-
classeeringsgeval betrof, vooral waarin het een ambte
naar gold. die in een veel meer ongunstige positie ver
keert. dan b.v. een koopman. Niettemin had getuige
zich van het geven van een advies om een voorw. straf
op te legden, onthouden.
De conclusie van den heer Haytema was. dat verdachte
die een salaris had van 1750 gulden, boven zijn stand
leefde.
Na het verhoor van den heer Haytema kwam de heer
officier aan het woord, die een resume gaf van de door
verdachte verrichte vervalsching en verdachte had bij
Den beiden coureurs E. Frankl uit We enen (rechts) en Günther Lehman uit
Kottbus is het gelukt, het record van d en „Vliegenden Hamburger" de rail
zeppelin tusschen Hamburg en Berlijn te breken. Zij deden over den af
stand 2 uur en 3 minuten en bleven daarmee 17 minuten beneden den tijd,
die de „rail-Zepp." er voor noodig had.
„Dit", antwoordde de Indiaan. „Hier kun je niet blij
ven, omdat eiken dag morgen misschien al de she
riff je kan komen halen. Uit de Goudkloof vertrekken
kun je ook niet, omdat je stellig gegrepen zoudt worden,
tenzij je het land kon verlaten, en dat kun je niet om
dat je geen geld hebt. Kom dus met mij mee. Bij mij
ben je veilig voor de wet. Niemand zal weten waar je
bent, niemand zal je ooit vinden. Ik. Natachee, ken deze
bergen als geen blanke ze ooit zal kennen. Ik zal je
verbergen."
Iets in de uitdrukking van zijn gelaat deed Hugh Ed
wards hem in verwonderd zwijgen aanzien.
De Indiaan vervolgde:
„Ik zal je wijzen waar je meer goud kunt opgraven
dan je ooit hier zoudt kunnen vinden. Wie weet, mis
schien zou je zelfs de mijn met de ijzeren deur kunnen
ontdekken. Als je maar goud genoeg had, zou je je-
zelven in veiligheid kunnen brengen; je zoudt zelfs de
vrouw die je liefhebt kunnen meenemen. Dus zul je
daar werken en droomen en Natachee zal je helpen
droomen. Als je droom nimmer vervuld wordt, als al
ie arbeid vergeefsch blijkt, als je nooit de mijn met de
ijzeren deur vindt, of als, terwijl je zwoegt om het
benoodigde goud bijeen te krijgen, zij die je liefhebt de
vrouw mocht worden van je vriend Sint Jimmy nu.
dat kan ik niet helpen. Ik zal je helpen droomen. Aan
1ou om het goud te vinden, dat je droom tot werkelijk
heid zal maken indien je kunt."
Die drie laatste woorden sprak de Indiaan met een
dulvelsche bedaardheid en een boosaardige bedoeling,
v/aarin men zich niet kon vergissen.
Hugh Edwards had het begrepen.
„Je bent een duivel."
„Neen, ik ben Natachee de Indiaan en jij bent een
blanke."
„Je wilt me dus van de gevangenis redden, om je
vervloekte wraakzucht te kunnen voldoen aan mijn
lijden."
„Het is goed. dat je precies mijn bedoeling begrijpt,
antwoordde de Indiaan.
„En als ik weiger mot je mee te gaan?"
„Je zult nirt weigeren."
„Waarom niet?"
„Als je met mij mee gaat. grijp je je eenig mogelijke
Vans voor de toekomst. Het zou immers mo-yelijk zijn.
rijn, dat je dat goud vond. Als je niet meegaat, breng
ik je weer in de gevangenis."
„Ik zal meegaan.'
„Goed maar je moet wel begrijpen, Je zult nog van
nacht met mij meegaan. Je zult geen boodschap achter
laten,. geen aanwijzing aan wie ook, waarom of
waarheen je gegaan bent, of dat je ooit zult terugko
men. Zoolang je met mij samen bent. moet je als dood
zijn voor ieder die je ooit gekend heeft."
..Maar Marta juffrouw Hillgrove riep de ander,
De Indiaan richtte zich op met de houding van een
overwinnaar, en antwoordde op koelen toon:
„Natachee heeft gesproken."
Dien morgen zag Marta geen rook oprijzen uit den
schoorsteen van Edwards hut Zij zeide lachend bi]
zichzelve, dat Hugh zlob versliep, en begon vroolijk aan
haar dagelijksche bezigheden. Maar toen de tijd ver
streek. zonder dat er een spoor van leven bij de andere
hut te bespeuren viel. werd zij ongerust Toen zij ont
beten hadden en de compagnons naar hun werk waren
gegaan, kwam het meisje tot de overtuiging, dat er iet3
niet in orde was en ging op onderzoek uit
Zij klopte aan de deur der hut en riep:
„Hugh zeg. Hugh!"
Er kwam geen antwoord.
Haastig begaf zij zich naar een punt van den hoogeD
oever, boven d9 plek waar hij plaoht te werken. Hij
was daar niet, en zij liep terug naar de hut en klopte
opnieuw.
„Hugh zeg, Hugh! Wat is er?"
Geen geluid.
Zij duwde de deur open en deed een stap naar binnen
Het vertrek was ledig.
Met verpletterende zekerheid drong zich de waarheid
aan het meisje op. Hugh Edwards was weg, Hij had zijn
hut maar niet voor een uur of een dag verlaten om bin
nen kort terug te keeren; hij was weg. Hij had in den
nacht zijn boeltje bijeen gepakt en was verdwenen zon
der een woord van afscheid zonder een belofte
zonder een boodschap eenvoudig verdwenen.
Het meisje was als verbijsterd. Zij zeide bij zichzelve
dat het niet waar was niet waar kon zijn. Hugb. haar
Hugh. zou nooit zoo iets wreeds doen.
Door de open deur zag zij de bekende omgeving, de
wanden der kloof, de bergtoppen, haar eigen huis
niets was veranderd. Zii keerde zich weer tot het verla
ten. zwijgende vertrek. Hugh was weg.
Maar er moest toch iets zijn een woord voor haar
een verklaring.
Zorgvuldig, met trage bewegingen, doorzocht zij alle
hoeken van het kale vertrek. Zij keek in de kast, onder
de bedstee, in iedere spleet van den wand. Zij zocht zelfs
met een stokje in de koude asch op den haard. Niets.
Zij gaf geen geluid, de wond was te diep. Zij zette
Herstel van het Rijksdag
gebouw.
Na den brand in het gebouw van den Duitschen
Rijksdag is men spoedig aan het werk getrokken
om de schade te herstellen. Hierboven ziet men*
hoe in den koepel van de vergaderzaal, waarin
2000 glasruiten moeten worden gezet, een net
werk van stellingen is aangebracht.
de.invulling reeds dadelijk het plan, het mandaat te
vervalschen, wat bleek op de wijze, waarop hij een en
ander had geregeld. Zulks was ook het geval bij het
advies. De kwitantie werd door hem keurig geteekend
met den naam van Visser. In goed vertrouwen en niet
in overeenstemming met de instructies werd het bedrag
aan verdachte uitbetaald. Indien men scherper had toe
gezien, was verdachte misschien nimmer op het zon
daarsbankje gekomen. Het spelletje werd gespeeld op
geraffineerde manier, door een staatsambtenaar, het
was meer dan schandelijk, vond de officier. De eerlijk
heid van het staatsbedrijf liep nu gevaar en daar moet
rireng voor worden gewaakt, 't Was ongehoord dat een
staatsambtenaar ongestoord kans had gezien in 8 maan
den een bedrag van f 2500 er door te lappen.
Gevorderd 1 Jaar en 6 maanden.
Gelet op de ernst van het feit, requireerde de officier
ten slotte 1 jaar en 6 maanden gevangenisstraf.
Mr. Prins was de meening toegedaan, dat de officier
in deze zaak zeer eenzijdig was opgetreden en de ver
dediging hier was geschaad, zooals pleiter nader stipu
leerde. Het was hier het reclasseeringsrapport. waarover
de verdediging haar ontstemming luchtte. Pleiter liet
voorts uitkomen, dat verdachte verder was gesprongen,
dan zijn stok lang was en alzoo tot de fraudeleuze han
delingen was gekomen. Pleiter zag niet in. waarom ver
dachte als ambtenaar van de staat een meer ernstig de
lict zou hebben gepleegd dan een particulier. Het ten
laste gelegde bedrag vond pleiter ook nog zoo buiten
sporig niet. Pleiter trachtte voorts aan te toonen dat
verdachte in angst leefde en daardoor aan de alcohol
verslaafd is geraakt.
Van het afsohrikkingsmiddel verwachtte pleiter niet
veel en verwees in dit opzicht naar Rusland, waar amb
tenaren, die den staat hebben benadeeld, worden opge
hangen, doodgeschoten of voor 25 jaar naar een zeer on
herbergzaam oord worden verbannen. Pleiter was meer
geneigd, nu verdachte door het verlies van zijn betrek
king reeds zeer zwaar is gestraft clementie te betrachten
De rechtbank kon met het opleggen der straf, daar
mede rekening houden. Verdachte had getoond geen
voldoende rem te hebben gehad en nu zou de reclassee-
ring kunnen dienen hem te leeren. die remmen in wer
king te stellen.
In verband met dit en nog meer door pleiter aange
voerde vond pleiter de vrijmoedigheid voor te stellen het
opleggen van een voorwaardelijke straf, vooral ook. om-
zich neer op den drempel der verlaten hut en trachtte
zich het geval in te denken.
Twee uren later vond Sint Jimmy haar daar nog
ritten.
HOOFDSTUK XXL
De weg van den roodhuid.
De „Kleine Lente" ging voorbij. De bloemen verdwe
nen van de bergen en de heuvels, van de masa en uit
de woestijn. Er was vorst in de lucht, en op de hoogten
klaagde de koude wind door de ceders en jeneverbes-
oomen huilde om de bergtoppen en gierde door pas
sen en rotsengt;en. En op Mount Lemmon glinsterde da
sneeuw weer wit en koud tusschen de donkere dennen.
In het afgelegen, woeste bovengedeelte van de Canada
del Oro woonde de man. dien zijn vrienden in de Goud-
kloof als Hugh Edwards kenden, met zijn meester, Na
tachee den Indiaan.
De blanke werd niet gewelddadig gevangen gehouden
veeleer was hij de slaaf der omstandigheden. Maar
daarom niet minder een slaaf en een gevangene. Hij was
gebonden door de bedreiging van den roodhuid zijn wer-
kelijken naam en identiteit te onthullen, zoowel als door
de hoop. die de Indiaan zoo listig bij hem opgewekt had
de hoop het goud te vinden, dat hem de vrijheid en
de vrouw die hij liefhad zou brengen.
lederen dag zwoegde de blanke met pikhouweel en
spade in een nauwe, verborgen kloof, waar de Indiaan
hem wat goud in het steengruis getoond had, lederen
avond zat hij bij het vuur van den Indiaan te broeden
over zijn herinneringen, te droomen van vrijheid en
liefde of neerslachtig te tobben over de geringe op
brengst van ziin dagwerk. En steeds hield de Indiaan
hem voor welke mogelijkheden de volgende dag kon
brengen. Morgen zou hij misschien met een slag van
riïn houweel een goudader openleggen van zulk een
rijkdom, dat de verwezenlijking van al zijn droomen ze
ker was morgen morgen.
Zijn kleine voorraad goud vermeerderde zoo lang
zaam. dat. tenzij hij zulk een geluk had. het jaren zou
duren, vóórdat hij genoeg bijeen gebracht had om zijn
vrijheid en zijn geluk te verwerven. Maar zijn eeniga
hoop lag daarin. En eiken dag vond hij genoeg, om de
meening te rechtvaardigen, dat al wat hij noodig had
vlak onder zijn bereik was. indien hij er slechts in
slaagde het te vinden. Hij was gebonden door die ket'.
van morgens.
Wordt vervol.-