Paascheieren Eieren zoeken. Zaterdag 15 April 1933. SCHAGER COURANT. Vijfde blad. No. 9263 EEN PAASCHGESCHIEDENÏS. Het el In den Germaanschen tjjd. Eieren vragen In Vlaanderen. Eie ren tikken. Eierdans. Paascheieren op het üs. HET Paaschfeest schijnt met welk ei ook al even weinig te ma ken te hebben als met het krentebrood, dat. evenals eieren, zoo veel gegeten wordt tijdens de Paasch- dagen. Het is een van die zonderlinge combinaties, die getuigenis afleggen van het dubbel karakter, dat onze Christelijke feestvieringen nog altijd dragen. Het Paaschfeest toch ziet, ge lijk het oude Bomeinsche Janusbeeld, naar twee kanten been. Het heeft een aan het Oosten en Zuiden ontleend Christelijk karakter, dat zich in de kerkelijke Paasch viering uitspreekt, maar het heeft ook een aan het Westen en Noorden ontleend heidensch karak ter, dat zich in zekere Paaschgebrui- ken gelden laat. Met het Pinkstervie- ren is dit in nog sterker mate het geval, daar het zonder omwegen alsof 't een kennis ware met den fami- lialren naam van ..Pinkster-houden" wordt betiteld en wij weten maar al te goed, wat er aan de hand is, wanneer dat woordje „houden" aan de orde komt. Paschen houden nu doet men niet. Het is nog te dicht bij den winter om bij ons een vrij, expansief natuur- en volksfeest te zijn. Maar Paschen geeft toch een voorproefje met wat jong uitloopend groen, dat soms een late Paasch tot een groene Paasch maakt. De boomen beginnen te groe nen, de eerste violen stippelen gras en mos, de kippen kakelen en zijn in haar volle kracht, wat haar meest gewaar deerde functie betreft het eieren leggen! Het ei! Eerbied voor het ei! Wij staan stil bij het wonder van het ei. Het is het symbool van het mysterie der geslachten, het is het teeken van het worden, het is het zinnebeeld van het zijn en de toekomst van de vrucht baarheid en het leven. Het heeft een mystieke beteekenis. Het vereenigt binnen zijn schaal den levensdrang en het voortbestaan van de levende schep ping. Het was dan ook, in den meest bekenden en meest populairen vorm van het gewone hoenderei, om zijn te midden van het oude natuurleven zoo diep gevoelde beteekenis, op verschil lende plaatsen een voorwerp van ver eering. In oud Germaansche tijden was het gewijd aan een voorjaars- en vrucht- baarheidsgoding, naar welke Paschen in Duitschland Ostern, in Engeland Easter heet en die zelf Ostara werd genoemd. Onze voorvaderen hebben slschts een oude beschavingswet ge volgd, wanneer zij den Christelijken godsdienst aannemend, gewillig mee Paschen vierden, maar hun Ostara eieren als Paascheieren rustig behou den hebben. Wij doen niet anders dan zij, wanneer wij voor goed Dins. Woens en Donder afgezworen hebbende, nog altijd de namen van de week met deze heidensche namen noemen of op St. Nicolaas voor het witte paard van den kinderheilige dezelfde schoen of klomp met hooi uitzetten, die eenmaal buiten de hut van Saksers en Friezen werd gezet voor Wodans schimmel. Placht men hier of daar eieren plat te druk ken, opdat de heksen er niet in zouden gaan huizen of er in naar Engeland varen, elders werden zij met een brood in de eerste korenschoof gebonden om een goeden oogst uit te lokken voor het volgend jaar. Minder in den geest der Kerk mag zijn geweest wat in de Middeleeuwen in Amsterdam plaats had, wanneer de hondenslager (kerkeknecht) op Paasch avond met zijn grooten ratel door de straat ging om de parochianen aan den kerketijd te herinneren en de jon gens hem naliepen. Bleef hij voor het huis van een aanzienlijk man staan, dan riep hij tot de jongens: ..Zijt gij al te gader daar?" „Ja" ant woordden de knapen. „En moogt ge wel goed Hamburger bier?" „Ja", was weer het antwoord. ,.En moec^er de kerk getrouwd of zijt gij allen„Neen,", vielen de Jongens hem in de rede, wel wetend wat hij vragen zou. Dan ratelde de gansche schaar en zong ..De Dommeldeinet", de vasten is uit. kyrie eleison. Te Paschen zullen wij eieren eten", en dronken het bier. dat de gegoeide burger hun schonk uit hun toegestoken muts. Het eieren eten, daar was het om te doen. Zonder dat was het geen Pa schen. Er waren en zijn nóg helden* die in de Paasch week 30 tot 40 eieren achter elkander opaten en anderen (droogpruimers geheeten), die een mand vol krentenbrood verslonden, waarschijnlijk worden zij niet mee in triomf rondgevoerd gelijk vroeger ge schiedde. Het Paaschei was niet alleen een ge liefd gerecht, maar werd ook het cen trum van stedelijke en landelijke vreug debedrijven. Verschillende steden en dorpen in Overijsel hebben nog hun Paaschweiden, waar het feest dor eie ren gehouden wordt. In Deventer b.v. komen de menschen er als bij onder linge afspraak bijeen en de eieren zijn daar strijdwapenen. Jongens en meis jes toch koopen ze, om er het vermaar de eiertikken mee te spelen. De eieren worden tegen elkaar gestooten en wie een ander ei indeukt, mag dit behouden In Friesland vermaakte men zich met geblinddoekt naar oude, onbruik baar geworden eieren te slaan, die op een afstand van 15 schreden op den grond waren gelegd. Wee hem, die er een vertrapte! In weer andere streken bestond het „eiergaaren", en moest men een zeker aantal uitgelegde eieren in een mandje verzamelen, in edelen wed strijd tegen een makker, die ondertus- schen zoo snel mogelijk, met op den rug gebonden handen, een appel uit een kuip met water happen en opeten moest. Op een schilderij van 1557 op 't Rijksmuseum zipt men een eierdan- ser in een herberg op één been tus- schen eenige eieren en takjes voort- springen, terwijl een man en vrouw lachend toekijken, een doedelzakblazer den dans accompagneert en een vijfde persoon met een kan bier in de hand 't luid uitschreeuwt. Kraampjes met eieren kon men in bijna alle deelen des lands vinden en vermeldenswaard is het feit, dat in 1845 Paascheieren op het ijs werden gegeten ter gedachte nis waarvan men gekleurde eieren kon koopen met het opschrift: „Gekookt op het ijs, 23 Maart 1845." Vooral in Gelderland, Overijsel en Drenthe zijn de oude Paaschgebruiken nog in zwang, en in tal van plaatsen daar worden krentebrood en eieren nog trouw op één der Paaschdagen als Twee dagen voor Paschen zat Dr. HUI in de kleine salon van zijn club, dronk zijn absinth-glas langzaam leeg en volgde met de oogen luchthartig de rookzuiltjes, die uit zijn sigaar omhoogstegen... Hij was in een niet al te best humeur, een beetje prikkelbaar en misschien ook wel wat knorrig. Intusschen duurde het vrij lang, voordat hij opmerkte, dat tal van heeren zich om hem verzameld hadden. „Wat krijgen we vandaag te hooren, beste dokter?" vroeg Mr. Lerk belangstel lend... „Hmmm", bromde Dr. Hill, „ik had hier een beetje willen rusten. Maar daar er zóo'n groot auditorium aabwezlg is, zal er van mijn rustuurtje toch Wel niets komen. Ik zal dus moeten vertellen. Daar wij bin nen enkele dagen Paschen hebben komt een interessante Paasch-geschiedenis juist van pas. Overigens heeft het bedoelde ver haal een mysterieuzen inslag en zal het voor U, mijne heeren, bijzonder interes sant zijn." De aanwezigen schoven hun stoelen dichterbij... middagmaal opgedischt, maar overal elders, ook zelfs in de steden, worden met Paschen meer eieren gegeten dan anders en in de banketbakkerszaken en chocolaterieën ziet men weken te vo ren reeds de roode en blanke en brui ne eieren van suiker en chocola. De oude gebruiken mogen zich wijzigen, geheel verdwijnen doen zij niet. En zoo bleef ook het oude gebruik van het Paaschei in eere tot in dezen tijd. „Ik begin dus," vervolgde Dr. HUI. „Het gebeurde in Edinburg op het oude kasteel van een Schotschen Lord, wiens naam niets ter zake doet. Enkele dagen voor het Paaschfeest zaten wij de vrouw des huizes met een klein gezelschap, waartoe ook ik behoorde voor den haard het was nog erg koud en dronken thee. Een bediende trad de zaal binnen en fluisterde onze gastvrouw iets toe, wat haar schijnbaar nogal opwond. Gejaagd stond zij op, en weldra verscheen er een nieuwe gast, een Oosterling, die den naam van Ali Rasjid droeg. Deze naam, heeren, was in dien tijd in Engelsche society- kringen welbekend. De binnengekomene was groot en slank en onder zijn wit-zij- den tulband brandden een paar vurige, koolzwarte oogen in een bleek gezicht. Zijn bewegingen waren lenig, bijna als die van een panter. „Heeren," zei onze gastvrouw, .mag lk U den beroemden occultist en fakir voor stellen." Ali Rasjid begroette ons op Oostersche wijze, waarna hij op uitnoodiging van de gastvrouw plaats nam. Na de thee, die hij nauwelijks aanroerde, vond er een spiri tistische zitting plaats. De geesten van Napoleon, van Goethe en Garibaldi werden opgeroepen. Wij hoorden de betooverende klanken van een harp en tal van andere geluiden. Toen het licht weer opging, be merkte de gastvrouw echter tot haar groote ontsteltenis, dat haar mooie broche, die een kostbare brillant bevatte,, was verdwenen. Onze blikken richtten zich in stinctmatig op Ali Rasjid. Hij zat met ge sloten oogen aan tafel, zijn hoofd rustte in de rugkussens van den leuningstoel; zijn gezicht was krijtwit. „Hij is nog in trance," zei iemand van ons gezelschap. Na een lange pauze van stilzwijgen opende de occultist de oogen. „Myn broche is verdwenen," zei de vrouw des huizes, bevend van opwinding... „Ik weet het," zei de fakir afgemeten, „ik heb Garibaldi te sterk gemateriali seerd; hij heeft uw sieraad!" „En wat moet ik nu beginnen?" snikte de gastvrouw. „U doet niets. Op den eersten Paasch- nacht precies om 12 uur, geeft hij U het voorwerp terug. Ik zweer het U bij den baard van Mohammed, dén profeet," zei Ali Rasjid. „Ik drong, evenals enkele andere heeren, die eveneens niet veel vertrouwen in den baard van Mohammed schenen te hebben, erop aan, dat er een detective geroepen zou worden. Geen van allen vertrouwden wij den fakir. Uitgezonderd de vrouw des huizes, die onverwachts tegenstand bood. Zij scheen blindelings aan de duis tere macht van Ali Rasjid te gelooven en daarenboven vreesde zij het gepraat en ge spot van de Engelsche society. Hoe wij ook praatten tevergeefs! Ali Rasjid ver dween even geruischloos, als hij gekomen was... Twee dagen verstreken. Het was de aan gekondigde avond, waarop de geest van Garibaldi de broche zou teruggeven. Thans hadden wij plaatsgenomen in de ridder zaal, waar eveneens een groote haard stond. De roode vlammentongen wierpen rossige reflexen op de oude wapenrustingen, ter wijl fantastische schaduwen langs de hoo- ge, met gobelins bekleede muren flitsten... Buiten bloot de voorjaarsstormwind. Woe dend drong deze door in de schoorsteenen en de haarden. Het vuur laaide hoog op en op het dak van het kasteel zwol de wind aan tot een geloei. Ten overvloede, alsof de sfeer nog niet mysterieus genoeg ware, tikte ergens nog een oude, staande klok. De roestige kettingen, waaraan de gewichten hingen, kraakten zoo nu en dan hevig, en juist dit geluld was het meest doordringende en beangstigende: het ge leek precies het schorre hoesten van een ouden man! Ik moet bekennen, dat ik ondanks mijn groote onverschilligheid tegenover al wat naar het mystieke zweemt, een zeker ge voel van onbehagen niet van mij af kon zetten. Mijn zenuwen waren tot het uiter ste ingespannen, evenals die van de ande re heeren. Iemand keek op zijn horloge... Nog slechts weinige minuten en het zou middernacht zijn! De gastvrouw was ver bleekt en beefde van zenuwachtigheid. Mijn hart klopte hoorbaar! Alle oogen waren onafgebroken op de groote, gesneden-êiken deur gericht. De geheimzinnige geluiden, het knarsen en kraken van de ons omringende voorwer pen werd steeds sterker. De wind suisde en loeide met onverminderde heftigheid. Onze onrust werd tastbaar. Eindelijk kwam het oude uurwerk in beweging en na lang suizen van de roestige kettingen klonk in het schemerdonker van de ridderzaal de eerste dreunende klokslag! De gastvrouw perste haar handen tegen haar hart... De mannen omklemden krampachtig de leu ningen van hun stoelen»... De tweede slag galmde door de zaal de hond werd on rustig en begon langgerekt te hullen... Voor de derde maal sloeg de klok en de wind, die met groote kracht in den schoorsteen blies, sproeide een regen van vonken uit den haard over het tapijt heen.... Dan volgden de vierde, vijfde, zes de en tenslotte de twaalfde slag! Wij waren zoo verstijfd, dat wij niet letten op hetgeen er in de zaal plaats vond. We zaten maar en wachtten... Dadelijk na den twaalfden slag werd er aan de deur geklopt! Wij rekten onze halzen uit. Het was de oude bediende; op een zilveren blaadje droeg hij voorzichtig een bontbe- schllderd ei. Ongeduldig en vol verwachting sloeg da gastvrouw het el kapot... en vond daarin de broche natuur lijk, nietwaar?" riepen verschillende hee ren, die ingespannen geluisterd hadden. „Maar beste collega's", lachte Dr. Hill rustig, „sedert wanneer bevatten eieren diamanten? In het ei zat natuurlijk dat gene, wat er in behoort, namelijk eiwit en een dooier!... Maar jullie wilden immers een Paasch-geschiedenis van mij hooren? Toen moest ik natuurlijk wel op een ei afsturen met mijn verhaal! Wel, dat is gebeurd!..." „En de rest?" vroeg Mr. Lerk lachend. „Die heb ik verzonnen...' antwoordde Dr. Hille kalm en stak een nieuwe sigaar op. Paschen, 's morgens tegen achten, Liggen, goed verstopt, te wachten Eieren met gekleurde schaal Voor een feestelijk Paaschonthaal. Paaschhaas wijdde aan hen z'n zorgen En hij heeft ze goed verborgen In de boomen, achter hekken. Toen ging hij de kinderen wekken. Kijk. daar komen allen aan. Vader, moeder, achteraan Hans en Lucie, Frits en El En de trouwe hond Fidel. Frits klimt dadelijk in den boom. Wat een ei het is een droom! Dik en rond, van chocola, Hans haalt ook zoo'n ei voor ma. Lucie treft het nog het best, Grijpt terstond in 't volle nest, En Fidel denkt: hondenmagen Kunnen ook wel 'n ei verdragen! Kleine El heeft ook al zin In een ei en bijt er in. Maar blijft dan verwonderd staan. Omdat 't ei niet stuk wil gaan. 't Ei, dat zij had opgebeurd. Was eenvoudig bruin gekleurd. Ma zegt: „Geeft het hier maar. El, Opdat ik het strakjes pel." Zoo heeft Paschen ingezet Met de leuke eierpret. Allen zijn nu zeer voldaan En kunnen aan het smullen gaan.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1933 | | pagina 17