Alnicei Bitns- Uitmuit- Lulliiillil De wereld gaat weer haar Paaschfeest vieren Verspil uw stem eiet door te stemmen op één der vele kleine partijen Stemt J. E. W. DUIJS, No. I van Lijst 11 Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagcn. A S T O R. Zaterdag 15 April 1933. SCHAKER 76ste Jaargang No. 9263 C0D11HIT. Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver- tentiën nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst. POSTREKENING No. 23330. INT TELEF. No 20. Prijs per 3 maanden f 1.80. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN- TlëN van 1 tot 5 regels f0.85, iedere regel meer 15 cent (bewijsno. inbegrepen). Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. EERSTE BLAD DIT NUMMER BESTAAT UIT ZES BLADEN DE wereld gaat weer haar Paaschfeest vieren. De wereld die bloedt uit vele wonden, die jammerlijk verscheurd en verdeeld is, die rade loos is en wanhopig, die uitziet naar redding en hoopt op een wonder misschien! En de menschen zuilen samenkomen overal in hunne kerken en zalen en luisteren naar wat op dit oude heilige feest tot hen gesproken wordt. En alles zal neerkomen op twee opvattingen. Voor zoover de woordvoerders roomsch of orthodox zijn, zullen zij zich bepalen bij wat voor hen een feit is, n.1. de opstanding uit den doode van Chris tus. Voor zoover de sprekers of schrijvers echter behooren tot de vrijzinnigen, zullen zij zich bezig houden met de een of andere zinnebeeldige ver klaring van wat voor hen niet anders is dan een legende, een sprookje. Ik behoef niet te zeggen, dat ik beslist afwijzend sta tegenover de roomsche en orthodoxe-protes- tantsche opvatting en dus volkomen loochen het feit der lichamelijke herrijzenis uit het graf. En dikwijls vraag ik mezelf af, hoe het mogelijk is dat denkende menschen zoo iets nog kunnen ge- looven, alleen maar omdat 't in een oud. heilig- verklaard boek staat geschreven. Maar ik wil hierop niet verder ingaan. Ieder moet zijn geloof ook al is 't in 't oog van anderen geheel onge rijmd maar voor zich zelf verantwoorden. Ik schrijf dus een Paaschartikeltje, en ik kan het alleen maar schrijven in dien geest, dat ik het zoogenaamde Paaschfeest beschouw als een zinnebeeldig verhaal, waaraan ik mijn eigen be- teekenis geef. Let wel op dat ik spreek van mijn eigen beteekenis. Want dit hebben wij voorop te stellen; waar wij gebroken hebben met te geloo- ven in het feit der lichamelijke opstanding, daar geven wij ruim baan aan allerlei willekeurige persoonlijke beschouwingen. Hier is ook niets tegen. Als wij maar zoo eerlijk zijn om het te erkennen. Voor mij heeft de Paaschviering dus geen an dere dan symbolische waarde. Wanneer ik hierover iets naders ga schrijven, dwalen mijn gedachten onwillekeurig weg naar het land, waarop thans de oogen der heèle wereld zyn gericht: naar Duitschland. Ook daar zal het Paaschfeest gevierd worden. Ook daar zal van deD kansel worden gesproken en in tal van bladen worden geschreven. En voor mij althans staat het wel vast in hoeda- nigen geest dit zal gebeuren. Ik kan me zoo pre cies voorstellen, dat er met trots gewezen zal worden op de herleving, op de opstanding van het Duitsche volk. En hoogdravende woorden zullen geuit worden en naar alle waarschijnlijk heid zal zelfs God gedankt worden voor den grooten zegen die Hitier en de zijnen over het geliefd vaderland gebracht hebben. Of daarbij ook zal worden gesproken over de wreede vervolging, de afschuwelijke mishandeling van andersdenken den. betwijfel ik ten zeerste. Waarmede ik slechts zeggen wil, dat ieder zijn eigen kijk heeft op de beteekenis van het Paasch feest. En dat ik hier maar niet vrij er op los fanta seer, moge blijken uit het feit dat de Hitler-regee- ring bepaald heeft dat de eerste Mei een nationaal feest zal zijn voor het heele Duitsche volk. Terwijl toch ieder weet, dat het Meifeest oorspronkelijk een revolutionair karakter had. Zoo weet de slimme Hitier het volk in den waan te brengen, dat hij sympathie Bevoelt voor het streven, waaruit de Meidagviering geboren is. Hij heeft blijkbaar veel geleerd van de Christelijke kerk, die ook de Leidensche feesten tot christelijke heeft omge- tooverd. Alleen een verandering van vlag. Meer niet. Geen roode, maar een nationale. En de kudde... helaas, de kudde is tevreden. Zij heeft haar feest behouden! Laten we echter hierop niet verder ingaan. Ik wil dus mijn Paaschgedachten neerschrijven. Ook ik wil iets zeggen over opstanding. Ik doe het niet in aansluiting aan de Nieuw-testamenti- sche legenden, maar naar aanleiding van wat er geschiedt in de natuur. Terwijl ik deze regelen schrijf, schijnt de zon in mijn tuin en als ik naar buiten zie, treft 't mij. hoe ik overal het begin zie van wat weldra ge beuren zal. Verscheidene heesters zijn reeds groen. De knoppen van de lindenboomen staan op 't punt om open te barsten, de primula's bloeien, de door narcissen prijken in volle glorie. Een bruine pru nus heeft zich getooid met haar overvloed \a.u bloemen.... Het is het heerlijke, dat zich ieder jaar herhaalt en dat ons ieder jaar weer opnieuw in verrukking brengt. Opstanding, herrijzenis, herleving! Het leven eeuwig zich verjongend! Zoo kan mij de natuur waarin de Geest zich manifesteert verzoenen met veel, dat mij hin dert. Wij leven in een vreeselijken, maar tegelijk grootschen tijd. Vreeselijk is onze tijd, omdat de stoffelijke en daarmede gepaard gaande zedelijke ellende geweldig is. Wij moeten ver in de geschie denis teruggaan om zulke tijden terug te vinden. En velen zijn aan wanhoop ten prooi en verliezen hun vertrouwen in de toekomst. En in die wan hoop zijn ze geneigd om het oor te leenen aan al lerlei menschen, die uitkomst beloven; die bewe ren, dat zij een weg hebben gevonden om aan de ellende te ontkomen. Maar daar zijn er óók, die vervallen tot doffe moedeloosheid, tot een zekere mate van onverschilligeid, welke hen doet spre ken: laten wij van het leven nemen, wat er te nemen valt. want alle idealisme is dwaasheid. De oude prediker had immers gelijk, toen hij uitriep: laat ons eten en drinken en vroolijk zijn, want morgen sterven wij. Vandaar dan ook, dat wij in deze dagen, waarin ieder klaagt en jammert over de zorgen en nooden des levens,'kunnen opmer ken, hoe wedstrijden, feesten, vermakelijkheden enz. in de volle belangstelling staan van duizen den en tienduizenden. Dit is een verschijnsel dat, hoewel als reactie op de misère verklaarbaar, niet hoopgevend is. De zucht naar vermaak en ontspanning is altijd het grootst in die tijden, waarin de nooden het hevigst zijn. Men denke slechts aan de danswoede, die kort nê den grooten oorlog juist bij de zwaarst getroffen volken als een besmettelijke ziekte om zich heen greep. Wij. hebben daorom in onzen tijd van hopeloo- ze verwarring en hooggestegen misère vóór alles ons ernstig te bezinnen en als redelijke menschen onszelf af te vragen, hoe wij tegenover het leven met zijn eindeloo/e vragen en moeilijkheden heb ben te staan. En hierin is gelegen het grootsche, waarvan ik zooeven gewaagde. En dan komt de Paaschgedachte tot ons. Het leven verjongt zich altijd weer opnieuw. Ik zie nog eens naar buiten. Daar staat voor mijn venster de lindeboom. Nog is hij kaal en bladerloos. Maar ik zie bijna het zwellen der knop pen. En ik weet dat over enkele dagen de blade ren zich zullen ontplooien. Ik weet echter nog meer: die boom groeit. Zijn stam wordt dikker en steviger, hij verheft zich, breidt ter zijde zich uit, ontplooit zich steeds meer naar zijn aard. verwe zenlijkt zich zelf als boom, d.w.z. volgt zijn be stemming of met andere woorden gezegd: hij is bezig volop te worden, wat hij in beginsel is. Bij dien boom zou ik willen vergelijken den mensch. Met den mensch bedoel ik hier niet den enkelen individu, maar de soort, de menschheid als één geheel gezien. Ook die menschheid heeft haar groeiproces. En zooals die boom haar tijden heeft van verval, zoo kent ook de menschheid perioden, waarin 't den schijnt heeft of alle groei is opgehouden, of de dood is ingetreden. Maar gelukkig is het dan ook inderdaad niet an ders dan schijn, want gelijk in dien boom de in nerlijke kracht blijft leven, zoo blijft ook in de menschheid de drijvende, stuwende kracht werk zaam. En op een eegeven oogenblik doet die kracht nieuwe schoonheid opbloeien. Waar die nieuwe schoonheid zich in openbaart? Hier komen we voor een moeilijk te beantwoor den vraag en verschillende antwoorden zullen er op worden gegeven. Hitier om maar weer op hem te wijzen! zal zeggen: die schoonheid is het Derde Rijk door mij gesticht, die schoonheid is de almachtige staat, door één sterk, centraal gezag beheerscht en geregeerd; die schoonheid is de vervorming van den geest tot één model en de uitbanning van alle vrijheid van denken en spre ken; die schoonheid is het middeleeuwsche kerk- ideaal overgenomen door den staat en... de staat ben ik, ik Hitier! Anderen zullen weer een afwijkend antwoord geven. Ik wensch me daarin niet te verdiepen. Ik wil alleen mijn eerlijke meening zeggen. De nieuwe schoonheid kan voor mij niet anders zijn dan een menschheid, waarin de geestelijke waarden als de hoogste worden erkend. Om het duidelijker te zeggen: een menschheid, welke vóór alles zoekt naar de verwerkelijking van zuivere, menschelijke, reine beginselen, van rechtvaardig heid, van broederschap, van liefde, een mensch heid, die de heerschappij van het geweld te boven komt en de heerschappij der rede aanvaardt. Van die nieuwe schoonheid schijnen we thans verder verwijderd dan ooit tevoren. En wij con- stateeren met ergernis en droefheid, dat er een wassend vertrouwen is op de macht juist van de geweldsmiddelen, waardoor de eerste voorwaarde van werkelijken groei, n.1. vrijheid van den gfest en economische vrijheid vernietigd wordt. Het is heusch niet voor niets, dat ook in ons land steeds duidelijker stemmen opgaan, die roepen om ver sterking van het gezag. Wie niet heelemaal blind is, moet wel zien, dat ook hier de geest van Hitier vorderingen maakt. Voor wie leeft in 't geloof, dat betere tijden zul len aanbreken, tijden niet alleen van stoffelijke welvaart, maar vooral van geestelijken bloei en van vrijheid zijn daarom onze dagen wel heel weinig bemoedigend. Zouden we ons dan niet gesterkt voelen door de Paaschgedachte? Onzichtbaar gaat het Leven óók in de mensch heid voort zijn werk te doen. Het kan geretnd worden, het kan zijn wintertijd hebben ééns komt de dag, dat 't naar buiten zich openbaart. Daarom is, bij diepere bezinning, in ons geen plaats voor wanhoop. Deze diepere bezinning ontbreekt bij de groote massa. Hierin schuilt de oorzaak van haar moe deloosheid en onverschilligheid. Hierin vindt ook zijn verklaring het treurige feit, dat deze massa zoo gemakkelijk een prooi wordt van demagogen, die een heilstaat beloven. De bezonnen mensch echter (al zijn er oogen- blikken in zijn leven, waarin hij meer door zijn gevoel dan door zijn rede wordt geleid en waar in dat gevoel nog veel oeroude instincten blijkt te vertoonen) weet dat hij rustig en vertrouwens vol kan blijven doorwerken aan de verheldering der geesten, aan de bestrijding van leugen en on recht en dat deze arbeid nooit tevergeefs kan zijn, omdat hij gaat in de richting van het in alles zich openbarende leven zelf. En weer zie ik gereed om mijn artikel te be ëindigen naar mijn lindeboom. Hij staat voor mij als een vertrouwenwekkend zinnebeeld. 01 mooie boom, leer mij rustig zijn en leer mij gelooven in de menschheid zóóals ik geloof in jou! Jij zult straks je bladeren pracht vertoonen en je geurende bloesems geven, want in jou hart gist het Leven. Zoo zal ook de menschheid haar harren win tertijd, haar tijd van naakte dorheid weer door komen om opnieuw een hoogere cultuurperiode te bereiken. En opvolgen zullen voor haar tijden van bloei en van verval, maar door alles heen zal zij haar bestemming benaderen en waarachtig wenscfeheid worden, d.i. groeien tot hoogere ge rechtigheid. Want de dood is slechts een fictie, het leven ia de werkelijkheid. ASTOR.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1933 | | pagina 1