Pinda's, het
vele
Volksvoedsel met de
T oepassingen.
H
Zaterdag 27 Mei 1933.
SCHAGER COURANT.
Vijfde blad. No. 9285
WAAR ZE GROEIEN EN BLOEIEN
Hoofdbestanddeel
van de margarine.
door
Br. J. SCHENKHOF.
ZE zijn de schrik van alle schoon
maaksters, die vergader- of bi
oscoopzalen moeten schoonma
ken. maar de vreugde en po
pulairste lekkernij van jong en
oud, die deze ruimten tijdelijk bevolkten.
Men neemt ze mee naar het strand, of
geeft een zak vol aan spelende kinderen,
die op een regenachtigen middag ge
dwongen zijn binnenshuis hun vermaak
te zoeken.
Als pittige hors d'ouvre worden ze
aan den bittertafel nimmer versmaad.
De in Nederland aanwezige Chineezen
vermengen ze met suiker en chocolade
en maken er pinda-tabletten van. die
door de Pinda-chineezen in hun brood
trommels verkocht worden.
Men krijgt er zelden genoeg van en
als men ophoudt met het eten dezer
goedkoope, gezonde pitten van de aard-
noot, om haar bij haar deftigen of ara-
chis hypogaea om haar bij haar weten-
schappeljjken naam te noemen, dan is
het alleen omdat de maag er geen
plaatsruimte meer voor over heeft.
In de winkeltjes in de buurt van Artis
te Amsterdam heeten ze aardnootjes, el
ders, waar ze niet als apen voedsel, maar
als raenschenlekkernij worden verkocht,
noemt men ze olienootjes, pinda's,
„sausjes" of „sausche mangelen', het
geen waarschijnlijk wel een verbastering
zal zijn van Curacausche amandelen
Maar niet alleen als genotsmiddel
heeft de aardnoot voor ons beteekenis.
van grooter waarde is deze als grond
stof voor de fabricatie van olie, vetten en
margarine.
Deze beteekenis dankt de aardnoot aan
het hooge oliegehalte. De beste soorten
bevatten zelfs 50 pCt. olie.
De aardnoot behoort tot de familie der
leguminosen, en is een éénjarig, n iet
zeer hoog wordend gewas. De stengels
zijn meestal 30 tot 40 cM. lang. In zeer
goeden bodem kunnen zij zelfs een lengte
van 80 c.M. bereiken. Ongeveer ander
halve maand na het zaaien vertoont de
plant bloesems. Deze verwelken nog op
denzelfden dag.
Het zaadvormen.
Een eigenaardigheid van de aardno-
tenplant is, dat de bloesems evenals bij
Een uitgetrokken aardnotenplant.
andere planten boven den grond bloeien,
maar het zaad in den akkerbodem vor
men. Weliswaar bloeit ook de aardap
pelstruik boven de aarde en ontwikkelt
de eetbare knol zich onder de aarde,
maar deze knol is een wortelverdikking
Bij de aardnoot daarentegen ontstaat na
den korten bloei een bloesemstengel, die
ip zekeren zin als luchtwortel naar den
grond neigt en de vruchtknoppen in de
aarde drukt.
De Chineezen hebben daarom deze
plant „Hoea Ssung" genoemd, hetgeen
wil zeggen: „Uit de bloesem geboren."
Terwijl de Soja-boon alleen in het
verre Oosten gedijt, voornamelijk in
Mandsjoerije, waar ook tegenwoordig
nog groote hoeveelheden vandaan ko
men, is de aardnoot oorspronkelijk uit
Zuid-Amerika afkomstig. Na de ontdek
king van de Nieuwe Wereld hield ze
vandaar uit een ware triompf-tocht over
West-Afrika, den geheelen tropengor
del en ver daarbuiten. De voornaamste
groeiplaatsen van de aardnoot buiten
onze Oost-Indische koloniën zijn Chi
na, Britsch-Indië, West-Afrika en
Noord-Amerika.
Waar ze groeien.
De arachis-cultures strekken zich
niet alleen uit over den geheelen tro-
pengordel, maar tot ver buiten de sub
tropische gebieden, ja zelfs tot in de
gematigde zones. Hoe noordelijker
echter de aardnotenplantages van de
Aequator verwijderd zijn, des te armer
is de \Tucht aan olie. In de warmste
streken heeft de Arachis een oliege
halte van 53 pCt., in de koude grens
streken van de gematigde zóne, be
draagt dit ongeveer 20 tot 25 pCt.
De voornaamste aardnotengebioden
vindt men in China. Deze cultures zijn
reeds vrij oud. Terwijl men vroeger
hoofdzakelijk de zoogenaamde Chinee-
sche aardnoot verbouwde, wordt te
genwoordig de veel grootere virginea-
aardnoot aangeplant.
Deze wordt om het veel grootere
vetgehalte het meeste op de Europee-
sche en Amerikaansche markten ge
vraagd.
In Fransch West-Afrika en in Se
negal zijn geweldige aard noten velden,
verder in Britsch Gambia. Portugeesch
Guinea, en Noordelijk Nigerias. Alge
meen verbreid is de aardnoot in Britsch
Oost-Afrika.
In Voor-Indië en Burma zijn uitge
strekte plantages en ook uit Fransch
Achter-Indië komen groote hoeveelhe
den. De Arachis-culturen in Japan
strekken zich tot de 38ste breedtegraad
uit. Als voornaamste plantgebied geldt
echter het warmere Zuiden. De grootste
aardnoten-plantages in Nederlandsoh
Indië zijn gevestigd op het Oostelijk
deel van Java.
De aardnotengebieden in Amerika
zijn zeer uitgebreid en zijn voldoende
voor het Amerikaansche gebruik.
In het land van afkomst, in Bra
zilië, is de aardnoten teelt nog wel in
aanzien, maar speelt in den wereldhan
del geen enkele rol meer.
Voor de aardnoten-export naar
Europa komen in aanmerking aard
noten in dop, aardnoten zonder dop.
aardnotenolie en aardnotenkoeken.
De hoofdbestemmingslandon voor
aardnoten en aardnotenolie zijn Neder
land en de Middellandsche Zeegebieden
De aardnotenkoeken worden hoofdzake
lijk in Japan en Zuid-China gebruikt.
Transport van aard noten-olie. Deze kor
ven zijn met tv as overgoten en met
geolied papier gesloten en daarom
uiterst dicht.
Het zaaien en oogsten.
Het uitzaaien van de aardnoot ge
schiedt in Noord-China in Mei. De oogst
begint in September en bereikt haar
hoogtepunt in October. Het inzamelen
geschiedt als volgt: De plant wordt los
gemaakt en met de aan wortels hangende
vruchten uit den grond getrokken. Wat
in den bodem achterblijft, wordt nader
hand door het uitzeeven van de aarde
nog bijeengegaard. Vooral in den streek
tusschen Tsinanfoe en Tjiensin ziet men
langs den spoorlijn steeds lange rijen
aardnoten staan, die veel weg hebben
van mierenhoopen. Dikwijls stuurt men
er ook varkens op af, die het in China
niet al te best hebben en daardoor in de
gelegenheid zijn tenminste eens per jaar
voldoende eten te krijgen.
De boerén scheiden de aardnoten van
de planten. De laatste dienen als voed
sel voor de muilezels. Op wagens, jon
ken, kruiwagens, die vaak met een zeil
zijn voorzien en muilezels worden de
aardnoten naar de verschepings- en be
reidingsplaatsen vervoerd. Zij worden
niet op de akkers, waar zij geoogst zijn,
maar in bijzondere werkplaatsen van
hun huls ontdaan en gereinigd.
De Chineesche boer brengt zijn pro
duct meestal naar de bij zijn woonplaats
dichtsbij gelegen markt, waar hande
laars de oogst opkoopen. Deze hande
laars verkoopen de oogst meestal weer
aan groothandelaars in de havenplaat
sen of aan de vertegenwoordigers van
vreemde exportfirma's.
Het sorteeren der noten geschiedt met
de hand of machinaal. Het handsortee-
ren wordt meestal door meisjes of vrou
wen verricht. In groote hallen of open
ruimten zitten zij voor de groote hoopen
en scheiden de goede en groote van de
kleine en minderwaardige noten, Koe
lies vullen daarna de zakken, die voor
verzending bestemd zijn.
De oliewinning
Verreweg het grootste gedeelte der
aardnoten oogst is bestemd voor de be
reiding van olieën en vetten. Het olie-
wetten geschiedt in China zelf in molens.
De voor de oliewinning bestemde kernen
v orden in een walswerk gemalen en met
behulp van een blaasbalg van de roode
vliesjes ontdaan. Daarna worden zij in
een groote pan drie minuten lang ge
stoomd. Deze pan heeft een capaciteit
van één ton en er wordt een stoomdruk
ontwikkeld van 1.5 tot 2 atmosfeer. Het
stoomen moet uiterst zorgvuldig geschie
den. Tekort stoomen vermindert de
kwantiteit, telang de kwaliteit van de ge
wonnen olie.
Nadat de noten verhit zijn worden ze
tot koeken gevormd, welke tweemaal
worden uitgeperst. Men krijgt op deze
wijze in totaal 38 tot 40 pCt. ruwe olie.
Tsingau is de stad. waar men de mees
te oliemolens aantreft, welke hoofdzake
lijk in Japansche handen zijn. De aard
notenolie, welke in het oogstland worden
gefabriceerd is een betrekkelijk geringe
hoeveelheid in verhouding tot de Euro-
peesche productie. Door de meest ver
fijnde raffineermethoden wTordt in Euro
pa een consumptie-olie vervaardigd, die
met olijven-olie is te vergelijken. De mo
derne fabricatie-methoden zijn in staat
door verharding der consumptie-olie vet
ten te bereiden. Voor de margarine-fa
brieken beteekent de aardnotenolie een
niet meer te ontbeeren grondstof. Ook in
zeepfabrieken gebruikt men veel aardno
tenolie.
Wat er na het uitpersen nog overblijft,
gebruikt men hoofdzakelijk voor veevoe
der.
Een schilderachtige Chineesche jonk
beladen met balen aardnoten.
Hoe onze voorvaderen zich de aarde
voorstelden.
Heeft onze planeet steeds denzelf*
den vorm bezeten?
Nog steeds aan veranderingen
onderhevig.
s
Door
Dr. A. M. FR EDERIKS.
ET tegenwoordige geslacht weet,
dat de planeet, waarop wij le
den vorm van een kogel
heeft, die aan zijn polen met
het 297-ste deel van zijn door
snede is afgeplat, vrij in het heelal
zweeft, zich met een snelheid van 30 Ki
lometer per seconde in een ellyptische
baan om de zon beweegt en zich om zijn
as draait. Een andere vorm dan die van
een kogel kan in verband met de wet ma
tigheid, die het heelal van de wereld
lichamen verlangt, niet aanwezig zijn. Wij
weten verder de wisseling van dag en
nacht, van zomer en winter door het re
gelmatige draaien van de aarde te ver
klaren en ook alle andere verschijnselen,
die bij den omloop van onze planeet aan
den dag komen. Dit alles is gegrondvest
op de waarnemingen van fijngevoelige
instrumenten en een minutieus onderzoek
van het zonlicht en dat van de sterren.
Onzen voorvaderen was dit alles nog een
groot, groot raadsel en wel tot het tijdstip,
dat de zon over den astronoom Copcrni
cus opging, over den groeten geleerde, die
met zijn beroemd geworden slingerbewijs
vaststelde, dat niet de zon om de aarde,
maar de aarde om de zon draait. Daar
mee gaf hij het van grootheidswaanzin ge
tuigende denkbeeld, dat de aarde het mid
delpunt van het heelal was den dood
steek.
Deze onttroonde opvatting van onze
voorvaderen wordt tegenwoordig nog wel
eens een enkele maal staande gehouden.
Velen komt het gewoon ondragelijk voor,
zich te moeten voorstellen, dat. deze aar
de in verhouding tot het heelal niets au
ders is dan een nietig puntje, ofschoon ze
toch een niet te overziene ruimteinhoud
van niet minder dan 1.083.000 millioen ku
bieke K.M. omvat. Doch de meeningen,
die eertijds over de gestalte van de aar
de bestonden, zullen thans door niemand
meer gedeeld worden, ja, men zal een
glimlach niet kunnen onderdrukken als
men ervaart, welken vorm men vroeger
aan de aarde toegedicht heeft Als bijvoor
beoid een Grieksche filosoof ongeveer 500
jaar beweerde, dat de aarde den vorm van
een kubus bezat, begrijpen wij niet hoe
een dergelijke opvatting is kunnen ont
staan en hoe zij in ernst kon worden op
genomen. Nemen wij echter in aanmer
king de geringe middelen, waarover men
destijds beschikte, waarmee astronomische
metingen gedaan werden, dan wordt veel
ons duidelijk. Want toen werkte men nog
niet met vaststaande theorieën en met een
over de globe gespannen gradennet. Toch
beweerde Aristoteles, die 384 jaar v. Chr.
geboren werd, dat de aarde den vorm van
een kogel moest bezitten. Getuigt dit niet
van de buitengewone scherpzinnigheid
van den toen reeds zeer beroemden man?
Doch ondanks deze uitspraak verspreid
den zich allerlei meeningen over den vorm
der aarde. Maar ook Aristarch van Samos,
die in de eerste helft van de derde eeuw
werkte, nam aan, dat de aarde om de zon
draaide, tengevolge waarvan men slechts
kon aannemen, dat de aarde den vorm
van een kogel bezat. Maar men schonk
weinig aandacht aan de waarheid van de
ze geleerde mannen.
Een van de zeven Grieksche wijzen, de
filosoof Tales van Milet, stelde zich de
aarde als een reusachtige wals, later
als een cylindervormige zuil van gewei
dige afmetingen, die op het water dreef.
Deze meening werd gedeeld door zijn leer
ling Anaximander, die daarbij nog de
stelling poneerde, dat de oneindigheid de
oerstof van de wereld was.
Het grappigst kan men de opvatting
van den Griekschen filosoof Heraclitus
noemen, bijgenaamd de Duistere, die de
aarde vergeleek met een reusachtige boot,
die op het water dreef en onbeschut aan
de willekeur van de go ven was overgele
verd. De opvatting, dat onze woonplar st
op een reusachtige kubus zou gelijken,
vond omstreeks 400 jaar v. Chr. zeer veel
aanhangers. Later meenden andere Grie
ken van naam, dat de aarde vergeleken
kon worden met een grooten koepelbouw,
welks concave zijde de aardoppervlakte
zou zijn, waarboven de blauwe hemel zich
uitstrekte. Ten tijde van Ovidus nam men
tientallen jaren aan, dat de aarde een plat
te, op het water drijvende, schijf was,
waarbij men zelfs een vaststaand middel
punt aannam, dat dienst deed om metin
gen te verrichten.
Zoo wisselden de meeningen over de ge
stalte van onze oude, eerwaardige aarde
met de jaren. Langzamerhand echter leer
de men het gelaat van onze aardo beter
kennen en drong waarheid door, dat ze
een kogelvorm had.
Op den keper beschouwd deugt ook deze
omschrijving niet, want 'de aardbol is aan
de polen afgeplat en is ook verder niet ge
lijkmatig gewelfd. De doorsnede van den
aequator is bijv. 43 KM. grooter dan die
van den pool. Daarom heeft de aarde ten
slotte den naam aarde-ellipsoide gekregen.
Nu moet men niet denken, dat hiermede
het vraagstuk van de gestalte van de aar
de uiteindelijk is opgelost. Tegenwoordig
gelooft men, te moeten vaststellen, dat de
gestalte van de aarde zich door inwerking
van kosmische invloeden voortdurend en
merkbaar veranderd en nog duidelijker
zal veranderen. De aarde zou volgens nieu
we theoriën op een kegel gaan gelijken....
Maar onwaarschijnlijk blijft het, dat de
aarde op een kubus, een schijf of een cy
lindervormige zuil zou geleken hebben. Of
hebben de wetten, die den loop en den
vorm van de hemellichamen bepalen zich
in den loop der eeuwen gewijzigd? Dan
zou er geen grond aanwezig zijn om ons
van de opvattingen van de oude Grieken
met een meelijdend lachje af te maken.