Het feest in het Berberkamp.
Barbara Worth
MERCUR1US
HAVERMOUT
Zaterdag 27 Mei 1933.
SCHAGER COURANT.
Derde blad. No. 9285
Aanval van Snowden
op MacDonald
Bergen worden verzet
De brand aan de Boompjes
te Rotterdam
maaltijd in de open lucht. in de tent
van den caïd. de „zetgea" of
„phantasia", een vreemd spel
van wilde schoonheid.
(Van onzen reizenden correspondent)
FLEMCEN (Algarije) Met
EEN Berber had het ons verteld, een Berber,
die Fransch spreekt, in Europeesche kleede
ren rondgaat, maar daarbij toch steeds zijn
„sjésjia" (een soort fez) draagt en trouw Mohame-
daan is gebleven. Deze Berber is thans kelner
in een groot restaurant een beleefd, dienstvaardige,
vlugge kelner, maar een honderd kilometer naar het
zuiden, ver van de zeekust, heeft hij op de hoogvlakte
aan den voet van de bergen, een huisje met een groo-
te uitgestrektheid, slechts voor een deel bebouwden
grond. Daar zou een der groote Berberstammen een
feest houden, het slot van het lentefeest, met maal
tijden in de open lucht, muziek, dans en een
„zetgea", wat de Europeanen hier noemen een „phan-
tasia".
De Berber-kelner vertelde ons dit. Hij zelf had van
den hotel eigenaar verlof gevraagd om het feest te
gaan bijwonen en hij noodigde ons uit ook te komen.
Het was eenigszins moeilijk het feestterrein be
reiken. Tientallen kilometers hadden we den grooten,
uitstekenden weg te volgen, maar daarna moesten
■we afwijken langs een „piste", een soort karrespoor,
eigenlijk meer nog een pad voor ezelkaravanen, het
binnenland in, waar zelden of nooit Europeanen ko
men. We zouden er zien het leven der Berbers en
aanschouwen de wonderlijke „phantasia", waaraan
vele honderden ruiters zouden deelnemen. Het was
een te schoone en te wonderlijke gelegenheid om te
verzuimen en dus besloten we den grooten zijsprong
te maken.
Vroeg trokken we er op uit. Langs den grooten weg
snelde ons voertuigje ongehinderd voort, maar de
„piste" later bleek bijna onberijdbaar, met vele ga
ten en kuilen, zoodat we slechts langzaam vorderden.
Boven ons brandde de zon, maar toen we na vele ki
lometers over de verlaten hoogvlakte het feestterrein
voor ons zagen, waren we verrast en verrukt. Er
was een groot kamp van honderden Berbertenten en
daar krioelde het van duizenden en duizenden, van
kleurige, wonderlijke Berbers in wijde gewaden, van
vrouwen en kinderen, van paarden, ezels, muildieren
en zelfs zagen we enkele ongelooflijk wrakke autobus
sen, eigenlijk vrachtautomobielen, waarop de Berbers
zelf een soort huisje hadden gebouwd. Van heinde
en verre waren de Berbers gekomen, van honderden
kilometers ver, want de feestvierende stam is groot
en telt vele tienduizenden leden, waarvan de meeste
als herders rondzwerven, andere zich reeds hebben
„gevestigd", landbouwbedrijven, een klein huisje be
wonen, en zeer weinigen, zooals de Berber-kelner
die ons had uitgenoodigd, zich hebben aangepast bij
de Europeesche beschaving en hier en daar in een
stad hun brood verdienen. Ook dezen echter zijn zich
nog één met hun stam, want de Berbers gevoelen
zich geen Algarijnen, geen Marokkanen, geen Tuni-
siërs", doch alleen en uitsluitend leden van hun
stam. Vaderlandsliefde in den Europeeschen zin van
het woord kennen zij niet.
De Berber-kelner, die ons had uitgenoodigd, kwam
ons bij het kamp tegemoet. Nu droeg hij niet zijn
Europee'sche kleeding, inaal' een beige kleurige
„djellaba", een wijd gewaad, dat in breede plooien
statig om hem hing. Met uitgezochte beleefdheid be
groette hij ons en voerde ons tusschen vele tenten
door naar de plek, waar zijn naaste verwanten wa
ren gezeten op kleedcn en kussens. Ook wij werden,
na een plechtstatige begroeting, uitgenoodigd plaats
te nemen.
Aan alle zijden stegen rookkolommen op. De vrou
wen, de meeste, maar niet alle, het gelaat verhuld,
■waren bezig een maaltijd te bereiden. Jonge Berbers
brachten ook voor ons eten, een schotel met „koes
koes" (een soort griesmeel), bereid met schapeboter,
daarna „koeskoes", bereid met vleeschnat en ver
mengd met vleesch.
Zittend op de uitgespreide kleeden aten wij met
houten lepels uit den gcmeenschappelijken grooten
schotel. Na den maaltijd werd thee bereid in een
„samovar" (thee-machine), zooals men die ook al
gemeen in Rusland ziet. Deze thee werd vermengd
met pepermuntkruid, zooals in Marokko en Algarije
algemeen de gewoonte is bij Arabieren en Bergers.
Om ons was intusschcn het feest in vollen gang.
Krijgslieden met oude, voor een deel prachtig ver
sierde voorlaad-geweren, dansten vreemde, wilde
dansen, waarbij de vrouwen zongen, schreeuwden en
in de handen klapten, tot eindelijk de mannen, fel
in beweging gekomen, hun met los kruit geladen ge
weren in de hoogte hieven en losbrandden.
Het hoogtepunt van het feest zou evenwel worden
FEUILLETON.
Door
HAROLD BELL WRIGHT
1.
Juist tegen zonsondergang kwamen zij aan den berg
rand, die aan de oostelijke zijde het dal van de Mesa
scheidt. Zij hielden daar stil voor een korte rust en voor
hun avondeten, en zagen achter zich over het lage, uit
gestrekte land waardoor hun weg hen gevoerd had.
Langa de westerkim en nog een eindweegs naar het
zuiden beurden de eeuwenheugende bergen hun pur
peren toppen uit de vlakte omhoog, als waren zij be
stemd een nimmer wijkenden slagboom te vormen die
alle leven weren zou uit het land dat zij bewaakten.
Wendde men den blik naar het noorden, dan zag men
hier en daar verdwaalde stralen van de ondergaande
zon. die de holle wegen tussohen de heuvelen tintte als
ten afscheid van den stervenden dag...
Toen Texas Joe een ieder zijn rechtmatige portie wa
ter had toebedeeld, schudde hij de kruik voorzichtig
en verspreidde zioh een glimlach over zijn gebruind ge
zicht. „Wat er nu nog overis. dat Is voor het kind",
zeide hij. „Maar wij zullen er wel komen. Het zal juist
lukken..."
De Ier hief zijn beker op in de richting van de woes
tijn en hij zeide terwijl er iets plechtigs trilde in zijn
stem: ..Daar ga je. Vervloekt zul je zijn. Je hebt ons
niet en je zult ons ook nooit hebben. Branden en ver
schroeien zul je. totdat je hart verschrompeld Is..."
Toen begon hij het kind bezig te houden met scherts
en met verhalen en kluchtige verzinsels, totdat zij luid
op lachte en er vrede mee had dat hij haar met zijn*
zware, behaarde handen optilde en haar nog in de
lucht deed zwaaien. Texas en Abe deelden met Pat in
de gunsten van het meisje, terwijl de profeet glim
lachend toezag. Maar als Jefferson Worth naderkwam
en haar met mooie steenen en schelpen verblijden wil
de. die hij zelf voor haar vergaard had, dan vluchtte
zij ijlings in de armen van den ingenieur. Vleiende en
dringende, toonde de bankier haar al het schoons dat
Onze correspondent In de tent van den Caïd.
gevormd door de „zetgea", de „phantasia", waarnaar
zoowel de deelnemers als de anderen brandend ver
langden. Voor deze vertooning was een groote uit
gestrektheid terrein vrij gehouden en daar stond ook
de tent van den „caïd". het stamhoofd, aan wien ik
plechtig werd voorgesteld, evenals aan de hem om
ringende „sjeichs", van wie enkele zelfs min of meer
Fransch bleken te kennen, zoodat ik me ook zonder
behulp van een tolk met hen kon onderhouden. Ik
werd uitgenoodigd in de tent van den caïd plaats te
nemen en da r had men zelfs stoelen.
De tent bevond zich aan de eene zijde van het
vele honderden meters lange vrij gehouden terrein,
waarom zich duizenden en nogmaals duizenden Ber
bers, mannen, vrouwen en kinderen, allen in hun
schilderachtige klecding, hadden geschaard. Aan de
andere zijde stonden de ruiters verzameld, vele hon
derden, in hun schoonste kleeding, gewapend met ge
weren, op hun prachtige, wilde zenuwachtige Ara
bische paarden. Enkele ruiters haddon op hun rug
een klein fluweelen vaandel vastgebonden, groen, de
kleur van Mohamed, den profeet.
Op een teeken van den bejaarden, grijzen, waardi-
gen caïd fc.gon het spel van wilde, overweldigende,
beangstigende schoonheid, de „zetgea", de bontkleu
rige, wonderlijke „phantasia". Uit do groote massa
der ruiters aan de andere zijde van het veld, maakte
zich een groep los, die plotseling in één gelid naar
voren rende, in onze richting, als voerde ze een
aanval uit op de tent, waarin ik met de voornaamste
stamhoofden gezetén was.
In razende snelheid kwamen de fijn-gebouwde, ze
nuwachtige paarden aanstormen met de schreeu
wende en gillende krijgslieden, die in razernij hun
geweren boven hun hoofd zwaaiden. De wijde ge
waden der mannen wapperden als groote vaandels in
den wind. De stemmen aer vele duizenden toeschou
wers werden als het ruischen van de zee. Dicht bij
de tent stond een orkestje van vyf man, met een.
schalrhei, een fluit, trommels. Al spelend, een Waan
zinnige melodie met het verontrustend rythme der
slag-instrumenten, dansten de muzikanten razend.
Vrouwen gilden lang aangehouden kreten: joe-joe,
joe-joe. In het gouden licht van de felle zon scheen
de wereld te koken, maar boven dit alles stond mach
tig, klaar, onbevlekt de blauwe koepel van den Afri-
kaanschen hemel.
De ruiters kwamen op ons tóe rennen in wilde
vaart. Op het laatste oogenblik, enkele meters van
CENT PER
PONDSPAK
NEDERLANDSCH FABRIKAAT
voor haar bestemd was en de anderen spraken niet en
zagen toe. Schoorvoetend en weerstrevend, strekte het
kind dan eindelijk haar handjes uit en nam het ge
schenk aan, om dan weer onmiddellijk, een veilige
schuilplaats te zoeken in de armen van den grooten
man.
Kort na den middag van den volgenden dag zagen
de mannen van het wagen-erf aan de grens van Rubio
City den wagen van Jefferson Worth naderen. De uit
geputte. met stof bedekte trekdieren waggelden moei
zaam door de poort. Op den bok zat een afgetobde ge
stalte, met de leidsels in zijn rechterhand, terwijl zijn
vrije arm een klein meisje omvat hield dat op zijn
schoot lag te slapen. Toen een van de muildieren uit
geput neerviel, kwamen de mannen aangesneld. Texas
staarde hen een oogenblik verwezen aan. Toen legde hij
zijn leidsels neer, zijn verschroeide lippen vertrokken
zioh tot iets wat een glimlach scheen te beduiden en
vroolUk fluisterde hij: „Wij hebben het gehaald, jon
gens. wij hebben het nog nèt gehaald... Kan iemand
misschien dit kind aannemen..."
Gewillige handen voldeden dadelijk aan zijn verzoek
en toen hij op den beganen grond stond, toen duizelde
het hem een weinig, zoodat hij zioh aan een van de
wielen moest vasthouden.
Een van de mannen vroeg hem een weinig scherp:
„Waar is mijnheer Worth, Tex? Waar heb je Jefferson
Worth gelaten en hoe kom je aan dat kind?"
Texas Joe keek den vrager strak aan het was
alsof hij zijn best deed al zijn denkkracht in één enkele
poging samen te vatten.
„Jack... Ik mag ik weet niet wat zijn, als ik het
weet... Nog maar kort geleden was hij bij mij."
De ingenieur, de bankier, de Ier en de knaap lagen
bewusteloos op den vloer van den wagen.
DERDE HOOFDSTUK
Miss Barbara Worth.
Mevrouw Worth had in eenzaamheid haar avondbrood
genuttigd en zat nu in de ruime veranda van haar
huis. Telkens weer zag zij op van het werk dat in haar
schoot lag en keek zij naar buiten, de straat in. Mis
schien was het niet in overeenstemming met 's lands
gebruik dat de vrouw van een bankier de sokken van
haar man verstelde. Zelfs is het mogelijk dat bankiers,
in het algemeen, nooit v stelde sokken dragen. Maar
bij mevrouw Worth was het nooit opgekomen dat er
iets zonderlings aan haar werk zou zijn.
de tent, losten ze hun geweren, die ze boven hun
hoofd zwaaiden, en wendden tegelijk de evenals cle
mannen opgewonden paarden, voor wie dit alles
eveneens een feest scheen.
Nauwelijks waren de stofwolken van dezen schijn
aanval opgetrokken, of aan de andere zijde van het
veld zette zich een nieuwe groep ruiters in beweging
en hetzelfde snel, dat zich daarna dozijnen malen
herhaalde, begon weder. Nu en dan zag ik hoe paar
den elkander beten; de mannen gilden hun krijgs
kreten en een enkele maal hoorde ik in heftigste
geestdrift van dit oorlogsspel dat èène, opperste
woord van deze menschen. „ARah".
De vraag kwam in mt- op: „wat denken deze men
schen bij dit alles? Is in hen niet de droom, dat dit
spel nóg eens werkelijkheid zal werden? een echte,
bloedige strijd tegen hun vijanden en tegen die van
Allah?
Wie zal dit zeggen? Kunnen wij beoordeelen, wat
in de harten van anderen omgaat?
In de tent van den caïd dronken we intusschen
koffie, daarna weder thee met pepermuntkruid; we
rookten sigaretten, babbelden rustig, terwijl het wil
de spel nog uren voortduurde.
Toen de zon onderging begon de aftocht van dui
zenden in alle richtingen. Die hun tenten hadden op
geslagen, bleven op het feestterrein overnachten. On
ze vriend, de Berber-kelner, noodigde mijn makker
en mij uit het avondmaal te gebruiken in zijn huis
je aan den voet der bergen, vier kilometer verder,
wat we aannamen.
J. K. BREDERODE.
„Onwetend en onbekwaam."
In het Engelsohe Hoogerhuis heeft Lord Snowden, de
voormalige kanselier van de schatkist, de regeering ver
zocht een verklaring af te leggen over haar politiek op
de a.s. Economische Wereldconferentie. Hf) ging ïn zijn
aanval op de regeering zóó ver door te verklaren dat
het een gevaar is voor het land de zaken in handen te
laten van een man (MacDonald) die telkens wanneer
h|j spreekt, zijn onwetendheid en onbekwaadheid be
wijst. De gemeenschappelijke verklaring van Mac Do-
nald en Roosevelt bevatte niets anders dan gemeen
plaatsen.
71
SNOWDEN.
Snowden noemde het onjuist dat het dalen der goe-
derenprijzen de grondoorzaak van de economische de
pressie zou zijn. De oorzaken zijn de buitensporige ta
rieven, de contingenteering en de handelsbeperkingen.
Sprekende over de internationale regeeringsschul-
den betreurde Snowden het dat de twaalf maanden van
het moratorium-Hoover niet zijn gebruikt om een duur
zame regeling te verkrijgen. De eerstvolgende termijn
voor Groot-Brittannië vervalt over drie weken. Zal En
geland betalen of in gebreke blijven? Snowden geloofde
niet dat de Ver. Staten definitieve concessies zullen
doen of zelfs maar zullen voorstellen vóór een resultaat
ter Ontwapeningsconferentie zal zijn bereikt
Lord Stanhope, die namens de regeering antwoordde,
zeide dat het gunstigste tijdstip voor de regeering om
haar politiek bekend te maken, ter conferentie zelf
zal zijn. Hij ver zekerde dat de arbeid der conferentie
goed is voorbereid en bevestigde opnieuw het vroeger
medegedeelde standpunt der regeering ten aanzien van
de muntstabilisatie. de tarieven en andere economische
problemen.
Vervolgens wees Lord Stanhope op de Britsche han
delsovereenkomsten met de Skandinaafsehe landen en
De grootste electriciteitskrachtcentrale, welke tot nu
toe ooit gebouwd is, zal verrijzen in den Amerikaan-
schen staat Nevada. Voor den aanleg van het stuwbek-
ken moesten honderden meters hooge rotsen worden
opgeblazen. Hierboven zien wij het oogenblik na de
gelijktijdige ontploffing der 2100 dynamiet-ladingen,
welke in even zooveel uitgeboorde gaten in den rotswand
waren aangebracht Een ontzaggelijke stofwolk hing
nog uren lang boven de plek, waar de natuur niet ver
mocht weerstand te bieden aan het mensohelijk vernuft
verklaarde, dat de regeering hoopt deze overeenkomsten
op de Economische Conferentie verder te kunnen uit
breiden, ofschoon het moeilijk zal zijn landen met hooge
tarieven tot een aanzienlijke vermindering der tarieven
te bewegen.
Alvorens Groot-Brittannië tot den gouden standaard
zou kunnen terugkeeren, moeten de groothandelspryzen
worden verhoogd op een niveau, dat economische voor*
deelen voor de producenten en vooruitzichten op sta
biele prijzen in de toekomst opent. Tot dit doel dient een
gestadige samenwerking der centrale banken mogelijk
te worden gemaakt en moeten bepaalde hervormingen
van den gouden standaard geschieden.
Lord Stanhope ontkende, dat Groot-Brittanniïj fce
Washington eenigerlei verplichting met betrekking ot
het bimetalisme heeft aangegaan, en herhaalde dat de
behandeling van de quaestie der iternationale schul
den op wensch der Ver. Staten va de beraadslagingen
ter Economische Wereldconferentie is buitengesloten.
Een der slachtoffers aan de gevolgen over
leden.
Donderdag is de 23-jarige J. L. de Jonge te Rotter
dam, die de vorige week Dinsdag bij den zwaren
brand aan de Boompjes ernstige brandwonden heeft
opgeloopen, in het ziekenhuis aan den Coolsingel aan
de gevolgen overleden.
De heer De Jonge was in den kelder van de Phar-
maceutische fabriek werkzaam, toen de aether. die uit
een stuk geraakte flesch was gevloeid, tot explosie
kwam. Hij werd over een afstand van ongeveer 10 M.
weggeslingerd, waarna hij naar buiten vluchtte. Hij
was op dat oogenblik nog vrijwel ongedeerd. Dadelijk
daarna is hij naar binnen gegaan, óm te trachten de
achtergeblevenen te redden. Hij is er in geslaagd den
heer Zwang naar buiten te brengen. Bij deze redding
heeft hij de zware brandwonden opgeloopen, waarin hij
thans is overleden. Naar voorts wordt vernomen,
baart de toestand van nog een paar gewonden nog
steeds groote zorge.
Een troepje zwaarbestoven cow-boys, die naar de
stad kwamen voor hun avondvermaak, slenterden luid
lachende voorbij... Men hoorde hun sporen en hun ket
tingen rammelenDaar heb je het huis van Jefferson
Worth". zeide er een „die is hard op weg al het geld
van de wereld in de wacht te sleepen."
Nu en dan reed er een rijtuig voorbij met welvaren
de burgers, die op een avondritje uittrokken. Zonder
uitzondering groetten de menschen in de rijtuigen me
vrouw Worth die dan hun groet met een lichte, vorme
lijke buiging beantwoordde. Maar geen van allen bleef
staan om enkele woorden met haar te wisselen of om
haar een plaats in het rijtuig aan te bieden. Ook hierin
was niets dat de vrouw bevredigde, die daar in eenzaam
heid vóór het groote, ledige huis troonde. Soms ook
gebeurde het. wanneer de lieden In het rijtuig gasten
van buiten de stad op bezoek hadden, dat zij de aan
dacht van hun' vrienden op het huls van Jefferson
Worth vestigden, of hen met een enkel woord wezen
op de Pionier-Bank... de bank van Jefferson Worth.
Toen de schemering viel en zij niet langer zien kon,
legde mevrouw Worth haar werk naast zich neder en
bleef stil zitten, met gevouwen handen en met haar
aangezicht naar de straat. Ook in het huis was het
licht nog niet opgestoken, niemand had het noodig en
zij hield er van in de duisternis te mijmeren.
De Indlaansche dienstbode verscheen onhoorbaar aan
de deur. „Heeft de Senora misschien iets noodig?"
„Neen. dank je. Ynez. ga zitten."
En even onhoorbaar als zij gekomen was, ging de
vrouw op het bordes zitten.
„Het is vandaag warm geweest, Ynez."
„Ja. Senora. dat is het."
„Het is nu al bijna drie weken geleden dat mijnheer
Worth met Texas Joe naar San Felipe vertrokken is.p
„Ja, Ser.ora."
„Weet je hoe ver het is door de woestijn naar San
Felipe?"
„Ik denk drie. vier dagen, Senora, misschien ook wel
vijf."
„Het zal daar nu bijzonder heet zijn."
„Ja. Senora, dat zal het zeker. Verleden jaar is de
man van mijn zuster. José. naar San Felipe gegaan. Op
dien weg is dikwijls gebrek aan water. Hij is nooit te
ruggekomen."
„Ja. dat herinner ik mij. In die streek is immers het
Koningsdal en do Handpalm Gods?"
„Ja, Senora, La Palma de la Mano de Dios."
„Ik hoop dat zij nu spoedig thuis komen."
„Het zal nu wel niet lang meer duren. Het kan zijn
dat zij daar langer gebleven zijn dan zij gedacht had
den. Misschien is mijnheer Worth daar door zijn zaken
lang opgehouden," zeide de Indiaansche vrouw ge
ruststellend.
„Maar mijnheer Worth zou al twee dagen geleden zijn
teruggekomen en je weet, Ynez, hoe stipt hij altijd in
die dingen is."
„Zeker. Senora, maar daarom is er toch geen regel
zonder uitzondering."
„Ik hoop nu toch maar... Zie eens, Ynez. daar komt
iemand aan."
Er kwam een rijtuig door het hek naar het huis ge
reden.
„Het is mijnheer Worth zelf," zeide de Indiaansche
vrouw.
„Hij is niet alleen, Ynez. Hij heeft een kind bij zich."
Jefferson Worth en de Profeet, die het kind droeg,
naderden het huis. Mevrouw Worth stond onmiddellijk
op. „Gauw, Ynez, steek de lichten aan!"
Toen dien avond de Profeet zijn kamer betrokken had
die van alle denkbare geriefelijkheid voorzien was,
toen aan het kind alle vereischte zorgen besteed, bad,
voeding en wat dies meer zij, toen het meisje in een
vasten slaap verzonken lag in een kinderbedje, dat
Ynez uit een zelden of nooit gebruikt vertrek van het
groote huis te voorschijn gehaald en in de kamer van
mevrouw Worth had geplaatst gingen Jefferson
Worth en zijn vrouw stil en behoedzaam naar het sla
pende kind. Zwijgend stonden zij daar en zagen naar
het kleine menschje dat onder de sneeuwwitte dekens
lag, met dat ronde, jonge gezichtje en die bruine, gol
vende haren op het kussen.
En met een stem die trilde van innig verlangen,
fluisterde mevrouw Worth: „O, Jeff, zouden wij haar
mogen houden? Zou het mogelijk zijn?"
Jefferson Worth antwoordde op zijn gewone, nauw
gezette manier: „Heb je er misschien op gelet of do
kleertjes gemerkt zijn?"
„Er is niets te vinden, geen letter, niets. En al wat
zij van haar naam weet, is Barba, en anders niets. Dat
zal natuurlijk wel Barbara moeten zijn." Terwijl zij dit
zeide, keek mevrouw Wcrth haar man uitvorschend aan
Toen riep zij uit: „O, wij hebben haar zoo noodig!."... En
ernstig, verstandig, voegde zij daaraan toe. „Wij zullen
natuurlijk al ons best doen om haar familie te vinden.
Maar Jeff. zou je denken dat het zoo'n zware zonde
zou zijn als ik wenschte dat wij die familie nooit pnt-
dekken mochten? Ik heb een gevoel, alsof zij ons ge
zonden was om de plaats van onzen eigen lieveling in