De Brabantsche Brief
Over de bergen van Algerije.
van Dré.
Zaterdag 3 Juni 1933.
SCHAGER COURANT.
Derde blad. No. 9289
Hij vond branden zoo aardig
Postbode verongelukt
Onbewaakte overwegen
De roofoverval te Wateringen.
elfhonderd kilometer over bergen,
door wouden in noord-afrika. een
ongelukje, dat goed afliep. de stem
men van den nacht. een bezwaar,
waarmede we niet voldoende hadden
gerekend. nieuwe maatregelen.
voorwaarts.
(Van onzen reizenden correspondent).
JEMMAPES (Algarije) 19 Mei 1933.
MEEtR dan elf honderd kilometer scheiden ons
thans van de plaats, waar ik mijn vorig artikel
schreef. In snelle vaart zijn we met ons
motorrijwiel en zijwagentje een groot deel van
Algarije doorgetrokken, over bergen, hier en daar meer
dan duizend meter hoog, door wouden in lentekleur.
In kleine stadjes, in een dorp, éénmaal zelfs in de vrije
natuur, onder onze tent, hebben we geslapen, heerlijke
nachten na een vermoeiende dagreis met 's morgens
weder het vooruitzicht van een snellen, verren tocht
door ons onbekend gebied, immer in de richting van
het verre doel, Indië. Langs diepe afgronden is onze
trouwe vier-cylinder-machine gesuisd, steeds een nieu
wen horizont vol verrasstigen tegemoet.
In kleine restaurants van onbekende plaatsjes hebben
we gegeten, soms ook langs den weg. In de schaduw
van hooge boom en, die ons een welkom toewuifden,
een stuk brood, kaas, worst met een slok wijn uit een
veldflesch. Thee hebben we gedronken in een Arabisch
huisje, in een Berbertent en nog honderden kilometers
verder zouden we zijn geweest, indien niet de breuk
van een schroef in de verbinding tusschen motor en zij
wagentje ons eenige oogenblikken gevaar en bijna vier-
en-twintlg uur oponthoud had veroorzaakt. Het onge
luk had plaats, gisteren, ruim tien kilometer voorbij
Philippeville, tegen het vallen van den avond. Van de
gebroken schroef hadden we geen reserve en mijn mak
ker keerde alleen terug naar de stad Philippeville. om
te trachten een nieuwe schroef machtig te worden, ter
wijl ik ter bewaking bij ons voertuig achterbleef.
Na vele uren keerde mijn makker terug zonder schroef,
maar hij bracht iets te eten en te drinken en sigaretten
mede. Dien nacht hebben we bij onze machine gelegen
onder onze tent, weinig geslapen, veel gerookt en ge
luisterd naar het gekwaak vankikvorschen, het gezang
van nachtegalen en het wanhopig gehuil van jakhalzen.
Door de opengelaten .ingang van onze tent hebben we
gezien hoe het millioenenleger van sterren langzaam
voorttrok naar het westen, als volgde het de onder
gegane zon.
Nu en dan hebben we een uurtje gesluimerd, maar
telkens weder waren we wakker en hoorden we de
duizenden stemmen van den nacht. Elk mensch moest
au en dan een nacht zoo buiten slapen. Men leert daar
geheimen en wijsheid, die nooit in een boek neder ge
schreven kunnen worden.
Dan hebben we gezien, hoe de sterren verbleekten,
hoe het donker fluweel van den Afrikaanschen nacht
hemel blauw werd, doorzichtig en hoe schuchter het
eerste licht van een nieuwen dag vloeide over de wach
tende aarde. Op dat oogenblik trilde door de boomen
van een nabij woud een siddering en er ging een rul-
Ochen op. Dat was plechtig als een heilige dienst.
O deze nachten buiten! Ik heb ze gekend in de
eneeu\tf"Vatï'ROSland, in de bergen van Spitsbergen, als
het licht niet sluimeren wilde, in de wouden van Al
banië, in de woestijn, die gestorven zee, van Syrië, en
steeds waren er de ontroerende schoonheid en de
diepe wijsheid, die de ziel begrijpt en die het verstand
Sliet bevatten kan.
Toen de jonge morgen, grootsch, zegevierend, klaar
etond over de in geluksglans stralende wereld, reed
mijn Tsjechische makker met een toevallig voorbijko
mende automobiel weder naar de stad, terwijl ik in de
zonnige eenzaamheid alleen achterbleef ter bewaking
van ons voertuigje.
Soms dronken we thee in een Arabisch huis....
Te Philippeville werkte mijn metgezel zelf aan een
draaibank om uit een groot stuk staal de nieuwe
schroef te vervaardigen. Ik zat intuschen langs den
weg in het gras, dicht bij onze machine, en schreef aan-
teekeningen neder, droomde en wachtte, terwijl boven
mij, in het heerlijke blauw, ooievaars dreven met wijd-
uitgespreide vleugelen.
Tegen twaalf uur keerde mijn makker terug met de
nieuwe, sterke schroef, met brood, met blikjes visch,
leverpastei, sigaretten, een flesch wijn, maar het was
ver over tweeën, toen hij alles weder in goeden staat
had gebracht, wij ons reisgoed opnieuw hadden opge
laden en we ongeschoren en ongew.asschen, met het
stof van de honderden kilometers van de vorige dag
reis nog op ons lichaam en op onze kleeren. verder
reden, vermoeid van den halfdoorwaakten nacht.
Na twintig kilometer over een slingerenden, stijgen
den en dalenden weg door een heuvelland, kwamen we
in het aardige, gedeeltelijk Fransche, gedeeltelijk Ara
bisch dorp Jemmapes, waar we een uitstekend, niet te
duur hotel vonden, met kamers met stroomend water
en een garage. Toen besloten we het er voor dien dag
bij te laten. We wilden goed eten, ons wasschen, ons
scheren, ander ondergoed aantrekken en zoo zit ik nu
in het „Hotel de la Gare" te Jemmapes.
Hedenmorgen stond mijn makker aan de draaibank
te Philippeville; thans zit ik aan een tafel en schrijf,
terwijl mijn makker na een uurtje rust nog de daad
kracht heeft gevonden om de laast genomen photo's te
ontwikkelen Men moge niet denken, dat wij plezier-
relzigers zijn. We hebben onzen arbeid, onze zorgen, en
vormen, om het zoo uit te drukken, een reizend re
dactiebureau op drie wielen.
Het goed afgeloopen ongeval met de gebroken schroef
(er was behalve de schroef geen andere schade dan een
verbogen spatbord en wat verfverlies van het zjjwagén-
tje, tengevolge van een botsing met langs den weg
staande wit geverfde paaltjes, waarvan we er eenige
„ontwortelden") geeft me aanleiding te\rijzen op een
bijzonder bezwaar, aan onzen tocht per motorrijwiel en
zijspan verbonden.
Het aantal merken motorrijwielen is zeer groot, aan-
merkelijker grooter dan dat der automobielen en er is
niet één merk motorrijwiel, dat, zooals b.v. de automo
bielen van Ford en Citroën, over de geheele wereld ver
spreid is. Ons Engelsch vier-cylinder-motorrijwiel, dat
zich uitstekend houdt (het ongeluk met de schroef ls
volgens mijn deskundigen makker toe te schrijven aan
de kwaadwilligheid of de nieuwsgierigheid van een
garagehouder) is b.v. wel sterk verbreid in Marokko
(vooral in de omgeving van Rabat), waar de gelijke
invoerrechten gelden voor alle ingevoerde artikelen, van
welk land zij ook komen (Marokko is een „protecto
raat", geen „kolonie"), doch anders is het in Algarije,
waar de Fransche motoren beschermd worden door
hooge invoerrechten op buitenlandsche merken.
Het gevolg is. dat we niet overal „service" vinden.
Dit geldt niet slechts voor ons motorrijwiel, doch bij
een lange reis door verschillende landen voor elk ander
merk. Het is een moeilijkheid, waarmede we niet vol
doende hadden gerekend. Een lezer, die ons dat zou
willen verwijten, zou ik willen herinneren aan het
spreekwoord van de beste stuurlui, die aan wal staan.
Geheel buiten beschouwing hadden we dit bezwaar ech
ter niet gelaten en van vrijwel alle breek- of slijtbare
onderdeelen hadden we een kleinen voorraad bij on3,
doch het ongelukje met den speelzieken ezel, waarover
ik enkele maanden geleden schreef, had reparatie noo-
dig gemaakt, waardoor in onzen voorraad reservo-on-
derdeelen een gat werd geslagen. We lieten nieuwe
onderdeelen komen, wat tijd vorderde, maar bovendien:
hoe zal het bijvoorbeeld zijn in Tripolitaine, waarover
we tot nu toe niets met zekerheid te weten konden
komen? Zeker is, dat we daar staan voor een woestijn-
reis van duizenden kilometers. Zijn er oasen? Hoevele?
Op welke afstanden? Te Tunis hoop ik het te weten
te komen. In elk geval moesten we echter onze maat
regelen nemen. In de woestijn kan een gebroken schroef
die we niet kunnen vervangen, voor ons de dood door
dorst beteekenen. Er moesten dus maatregelen worden
genomen en om te beginnen zijn we, na briefwisseling
met Europa zeker, dat we te Tripolis nieuwe reserve-
onderdeelen zullen vinden. We mogen zoo weinig mo
gelijk aan het toeval overlaten.
Maar... we zijn op weg en we zullen in het verre
Indië wel komen, al behoeven aandeelhouders van
stoomvaartmaatschappijen zich dan ook niet ongerust
te maken over de mededinging van motorrijwielen voor
het passagiersverkeer met het rijk van Insulinde.
J. K. BREDERODE.
Achterlijke jongen te Haarlem als brand
stichter.
Het was aan do. Haarlemsche politie opgevallen,
dat bij de laatste branden in Haarlem steeds een
zelfde jongen zich dicht bij den vuurhaard bevond.
Zij stelde een nauwkeurig onderzoek in en bij een
verhoor bekende de jongen sinds 21 April 1.1. vijf
branden te hebben gesticht. Hij had dit gedaan om
dat hij dit wel aardig vond en omdat hij graag de
brandweer zag uitrukken.
De jongen, die leerling van een school voor achter
lijke kinderen is, is nadat procesverbaal tegen hem
was opgemaakt, aan zijn ouders teruggegeven.
Door een auto gegrepen en bijna op slag
gedood.
Donderdagmorgen reed op den Sloterweg tusschen
den Vijfhuizerweg en den Kruisweg te Hoofddorp, de
ffostbodc Jansen per fiets van het erf van een boer
derij. Hij zn| vermoedelijk niet, dat een auto, be
stuurd door een ingenieur uit Amsterdam, naderde.
J. werd aangereden en over een afstand van 10 me
ter meegesleurd en kwam met het hoofd op het as
falt terecht. Hij liep een schedelbreuk op en over
leed bijna onmiddellijk. De autobestuurder, die nog
getracht had uit te wijken, raakte de macht over het
stuur kwijt, reed tegen een telefoonpaal en kwam ver
volgens in een sloot terecht. Hij liep geen letsel op.
Een vrouwelijke passagier werd licht aan rechterbeen
en linkerhand door glasscherven gewond.
Weer een nieuw beveiligingssysteem.
Het vraagstuk der onbewaakte overwegen krijgt
steeds grootere belangstelling. Voortdurend herinne
ren de talrijke ongevallen er aan, maar ook blijft het
probleem een voorwerp van studie en conversatie,
doordat er nog al eens oplossingen aan de hand wor
den gedaan.
Dezer dagen is weer een nieuw beveiligingssysteem
aan de hand gedaan, waarvan de geestelijke vader is
de heer H. C. Teunissen te Schiedam. Voor eenige
persvertegenwoordigers heeft hij de werking van zijn
vinding uiteengezet. Hij had daartoe op een tafel een
miniatuur-spoorbaan aangelegd en daaraan op pri
mitieve, maar overzichtelijke wijze de apparatuur,
welke voor zijn systeem noodig is, toegevoegd.
Dit komt hierop neer. Aan de locomotief wordt
vooraan een sleepcontact bevestigd. Dit komt b.v. op
1000 M. vóór den onbewaakten overweg met een beu
gel, die van biel tot biel is gespannen, in aanraking,
wat ten gevolge heeft, dat er bij den overweg een
licht- en een geluidsignaal wordt waargenomen.
Mochten deze signalen, wat practisch uitgesloten is,
niet werken, dan blijft het permanente roode licht,
dat alleen door den machinist is te zien, branden,
maar anders verschijnt er voor hem een groen licht.
Even voorbij den overweg is er wederom een geleiden
de beugel tusschen de rails aangebracht, ten einde
het contact op te heffen. De signalen blijven dus net
zoolang branden en klinken, totdat de trein het ge
vaarlijke punt gepasseerd is.
De heer Teunissen deelde mee, dat zijn uitvinding
veel eenvoudiger en meer bedrijfszeker is dan de in
richtingen, welke in de Ver. Staten worden gebruikt.
Bovendien werkt zijn systeem met zwakstroom, zoo
dat het ook op afgelegen plaatsen is toe te passen.
Er is reeds octrooi op aangevraagd.
Nog een dader gearresteerd.
Uit Kwintsheul. De rijksveldwachter Smal, de
gem. politie te Wateringen onder leiding van bur
gemeester Verhoeven zijn er ih samenwerking met
de Haagsche Recnerche in geslaagd te Zutfen, waar
hij zich ophield in verband met zijn militaire plichij
ten, te arresteeren zekeren H. Z. uit de Oog in het
Zeilstraat te Den Haag, in verband met den hoof-
overval vorige week gepleegd op den 83-jarigen
Chrispijn te Wateringen H. Z. heeft een volledige
bekentenis afgelegd. Ilij is heden met Chrispijn ge
confronteerd en heeft tegenover dezen zijn spijt be
tuigd.
Het blijkt dat de reeds voor eenige dagen aangehou
den C. A. tezamen met H. Z. den inbraak met over
val heeft gepleegd. De inmiddels ook aangehouden
G. uit de Rozemarijnstraat te Den Haag, die met den
plaatselijken toestand goed op de hoogte was, heeft
hen de noodige inlichtingen verschaft, doch was bij
den misdaad niet aanwezig. Thans is komen vast te
staan, dat toch nog iets ontvreemd is, nl. een busje
van een liefdadige instelling. Hierin bevond zich ech
ter vermoedelijk slechts een luttel bedrag. Zoowel
A. als Z. zijn naar het Huis van Bewaring te Den
Haag overgebracht.
Naar thans bekend is geworden, zou de roof, in
dien deze was doorgegaan, goede resultaten hebben
opgeleverd, daar er op dat moment een belangrijke
som geld in huis aanwezig was.
OOGONDERZOEKINRICHTING
GRQOTSTE KEUZE BRILMONTUREN EN GLAZEN
SPECIALE REPARATIE-INRICHTING
W. C.van GEELEN
GEDIPLOMEERD OPTICIEN - REFRACTIONIST
LAGEZIJDE B40. TEL. 26. SCHAGEN.
OOGONDERZOEK GEHEEL GRATIS.
Menier,
Veul zal ik motten over
slaan van d'n Fielp z'n
feest, waant 't is zóów raak
gewiest, 't is allegaar nie
meer op 'n velleke pampier
te zetten.
De eerepoort is zeuven
avonden verlicht gewiest.
D'n Fielp had allemaal spijt,
dat de verlichting, deur
dieën zomertijd 'n uur min
der was per dag, waant de
poort was mee de illemena-
tie toch op z'n schonst!
D'n Jaan is mee die poort
nog 't beste weggekomen,
•waant hij moest zurgen veur de verlichting. Eiken
avond, pront bij d'n zonsondergaank, moest ie "m aan
steken en d'n Fielp hiew d'n Jaan d'n heelen dag in de
gaten, mee nouw en dan 'n pintje bier, om te zurgen
dat Janus gin secondeke te laat was, 's avonds.
'n Merakel zoow weinig as ze'm deus week ln „de
Gouwe Koei" gezien hebben. D'n bakker had z'n tenten
heel de week opgeslagen in ,,'t Druifke". Daar tracteer-
de-n-ie en hiew onafgesproken „zittende" recepties,
waant... daar had ie 't oog op z'n eigen eerepoort. En
as er maar 'n hondje begost te snuffelen aan d'n voet
van de poort, dan wachtte d'n bakker „de rest" nie af,
maar dan mikte-n-ie z'nen pint pils vanaf de stoep van
»»'t Drufke" over da slordige, oneerbiedige hondje.
„Ja, Fielp," zee d'n Blaauwe op zo'n moment: ,,'t is
mee 'nen mensch vrimd gesteld! 't Hogste wat-ie be
reiken kan. is 'n momiement na z'n leven, en er zijn
lui, die heel d'r leven verknoeien om zo'n dink te krij
gen na d'ren dood, en as ze 't emmen. dan is 't eigenlijk
nie veul meer as 'nen paal veur de hondjes!"
„Daarom doe-de gij er zeker gin moeite veur", zee
d'n Fielp.
„Goed gezien", ketste d'n Blaauwe trug: „ik heb lie
ver nouw 'n pilske, as later 'n hondenplaske op m'n
staandbeeld."
..Dan zullen me nog maar 's vol laten doen", kwekte
d'n jubelaris: „Arrie! zeuven pilskes-in-plots-van-de-
zeuven-moniementen!"
„Nouw zijn me meteen kiet", lachte d'n Blaauwe teu
gen d'n Fielp. toen de kastelein de pilskes gebrocht had,
die in 't avondzonneke peerlden as zeuven trossen gou
wen regea
En zoow ben 'k dan gekomen, amico, aan de onthul
ling van 't staanbeeld, dat d'n Fielp is aangebojen deur
d'n Blaauwe. en wa'k oew altfj nog schrijven moest.
As dan de plechtigheden in 't Gemientehuis waren af
geloopen, tot en met d'n eerewijn toe. as d'n Fielp *n
redevoerink had g'ouwen om burgemeester, wethouwers,
secretaris, raadslejen en de kammeraads te bedaanken
veur de prachtvolle „ulde" zee-t-ie, veur de „heerepoort"
veural (hij zet al z'n h's geregeld verkeerd!), dan stelde-
n-ie 't hielustere gezelsohap veur, om hallemaal. halle-
maal mee verom te gaan naarz 'n huis, om daar nog 's
gezellig vol te doen. „Guillie hedt me werendig diep on
der d'n hindruk gebrocht", zee-t-ie: „Ik ben er tennos-
tenblje broerd van en da mot nouw 's steuvig afgedron
ken worren! En de kwestie is deze", d'n Blaauwe stomp
te me-n-aan: „en de kwestie is deze, da 'k van deus
plots af, nog verklaren wil, da 'k de belangen van Hul-
venout altij op d'nzelfden voet zal blijven voortzetten,
be-artigen, lijk ik de leste vijfentwintig jaren gedaan
em!"
..Hou-hou-hou!" applaudiseerde d'n Tiest en allen
klapten en staampten mee.
Toen schoot d'n bakker in vuur. En of ie 'n subsidie
verdedigde veur de Morianen, zoow fel stak ie na da-d-
applaus van wal.
„Ja," zee-t-ie, knikte uitvoerig mee z'nen kop en zee
toen nog 's: ,.ja!"
Weer applaus van d'n Blaauwe.
„Of neeë," gong d'n bakker deur: „neeë..."
Applaus!
„Neeë, nog steuviger za'k de 2aken mee aanpakken,
burgemeester, waant Huivenhout mot veuruit! Heksel-
slor!" Toen sloeg ie mee z'nen vust deur de rook in de
Raadszaal, da Nolleke Gommers onwillekeurig z'nen
kop wegtrok.
„Hekselsior, zegt ik en da's te bereiken zeg ik, mee 'n
krachtig, 'n bloeiend vereenigingsleven."
„Heil!" riep d'n Blaauwe. Waar ie da gelezen hee,
da snap ik nie!
,,'n Bloeiend vereenigingsleven, zeg ik!"
„Heil!"
„En daarom, mijne heeren Burgemeester, wethouwers,
lejen van den Raad, kammeraads en vrinden, daarom
driewerf hoerah veur..."
„D'n bakker", blèèrde d'n Tiest.
Toen nog 's: „laank zal ie leven ln de gloria" en
daarna wier d'n stoet weer opgesteld.
Alles ging mee, op d'n burgemeester na, waant die
moest nog naar 'n ander feest of zoow iets. Persies
weet ik 't nie, maar d'n Fielp zee later: „die mannen.
Dré, die zijn altij onderweuge van of naar 'n feest: gin-
menseta kan beseffen," zee-t-ie vertrouwelijk, mee 'n
geheimzinnig raadslidsgezicht: „ginmensch kan besef
fen, wa burgemeesters en zoow", (da-d-..enzoow" sloeg
op z'n eigen veurnaamheid) „burgemeesters en zoow
sterke beenen motten emmen!"
„Sterke beenen...?"
„Sterke beenen. ja, om op tijd te weten" en toen
kantelde-n-ie z'n hand veur z'nen mond „om op tijd te
weten, wanneer ze uit motten scheien, begrepte?"
.Zoowzoow", zee ik: „daar ha 'k nooit aan gedocht,
maar .as gij 't zegt...!"
Afijn, we zijn dan weer prontjes opgelajen, otn d'n
stoet te vurmen en daar 't nogal smal is veur ons ge
meentehuis, zijn me maar in omgekeerde volgorde trug-
gerejen.
Dus veurop d'n bakker z'n broodsjees, weer mee
mijn en Nolleke Gommers en Bultje de Bie d'r in, en
d'n Blaauwe op d'n bok, en zoow vervolgens, mee de
muziek er achter.
Janus kos nog nie weg van 't gemeentehuis die moest
eerst de Raadszaal wa-d-aan kaant brengen, de stoelen
op z'n plek, de glazen weg, de assiebakskes leegen, enz.
„Ik heb hier nog 't een en aander af te haandelen",
zee-t-ie: „gaan juilie maar veuruit, ik koom wel!"
En as Janus na 'n haalf uurke kwam, dan stakken
er uit allebei z'n borstzakken tien groote feestsigaren
en hij switte eerewijn!
„Hedde niks laten staan?" vroeg „raadslid" Fielp
aan d'n veldwachter.
En Janus antwoordde: „gin drup!"
„Héé?"
„Alles is op z'n plots" zee d'n Jaan.
„Dan is 't goed," zee 't raadslid.
Toen is Janus in d'n Fielp z'ren Jubileum-leuningstoel
gevallen en daar hee-t-ie 'n dutje gc-daan, tot z'n Tonia
'm halen kwam.
Intusschen was 't moniement overgedragen.
As d'n Fielp nog 's gèèf had laten aanrukken, aan
Kee alles verteld over de „kollesale ulde", as ie zat
van 't feest, zat van „halle ulde" en zat van 't bier,
cerewijn en borreltjes was, as ie weer neigingen kreeg,
lijk ik oew vleejen week schreef, om iedereen te gaan
filiciteeren mee z'n eigen jubileum, dan vind d'n Blaau
we ,,'t oogenblik gekomen om over te gaan tot de ont
hulling van 't moniement" zee-t-ie. 's Nachts had ie 't
geplotst mee de moniements-kemissie, Geert Fraanken
d'n smid en Koos Spierings d'n veurwerker van de ath-
letiekvereeniging „Samson". allebei in die kemissie ge
kozen, vanweuges de zwaarte van 't monumenteel ge-
vaart, ontworpen en uitgevoerd en naar arsjetektuur
van d'n Blaauwe!
En as d'n Fielp in kleuren en geuren, zweetende as
'n pèèrd, verslag zat te doen van alle „heer", 'm te
beurt gevallen, as ie z'n eigen redevoering nog 's opzee
en onderwijle maar schonk, schonk en klonk mee ieder
een, zoowdat ie evenveul op z'n eigen gezondheid en
feest dronk, als wij allemaal samen, dap kwam de mo-
nument-kemissie naar 'm toe, mee gezichten, dat ie
dalijk begreep dat er wéér wa komen ging hij was
in 'n stadium dat 'm niks meer verwonderen kon,
hij zag de weareld as éénen kustelijken tulband, en
toen nam d'n Blaauwe 't woord, na eerst z'nen hoogen
hoed afgenomen te hebben en sprak: „Edelachtbare".
Onmiddellijk vloog d'n Fielp omhoog, viel effe trug
op z'nen stoel, zee: „herstel" en vloog weer omhoog.
„Edelachtbare", zee d'n Blauwe. Amico, as ge da
drooge, nuchtere „onschuldige" bakkes van dieën blaau-
wen sallemander had gezien, dan zouwde begrijpen, dat
d'n Fielp er ók ingetippeld was, as ie enkel maar gre
nadine had gedronken.
„Edelachtbare," herhaalde d'n Blaauwe veur d'n der
den keer en toen was de bakkerij veur de helft leeg...!
Daarna nam d'n Tiest 'nen rol pampier uit z'nen binnen
zak, nam 'nen grooten uilenbril zonder glazen en zette
die op en begost aan z'n redevoering.
„Edelachtbare, wij, d'n Geert en d'n Koos en ikke, wij
staan hier veur oew en beschouwen 't as 'n veurrecht-
mee~'n-verlengs1uk. om oew eerbiedig de ulde." zee-t-ie:
„ik zeg nog 's de ulde te brengen, die oew as Staatsman
van Hulvenout, ik zeg Staatsman van Hul-Hulvenout,
toekomt!" Toen was er niemand meer in de bakkerij,
amico.
„Ze loopen allemaal weg," zee Z.E.A. spijtig.
„Ja," zee d'n Tiest en hij zette z'nen bril recht: „ja.
Edelachtbare, ze zijn allemaal naar 't huske!"
Toen ben ik ok weggeloopen!
Naar d'n erft, waar 't moniement sting opgesteld vlak
naast 't huske van d'n Fielp.
De hermonie sting er ok. En as d'n Fielp af kwam,
mee d'n Blaauwe, dan spuide de muziek 't Wulhelmus.
D'n Fielp wier 'r koud van.
Dan nam d'n Blaauwe weer 't woord.
„Edelachtbare, de kammeraads van Uwedelachtbare
emmen besloten, oew te „uldigen" as Staatsman, as
pollitieker van de bovenste plaank. De kwestie is
deze, Edelachtbare, asda me 'n eenvoudig, maar in
drukwekkend moniement opgericht emmen. Ons nage
slacht zal er nog van gewagen van deuzen oogenblik!"
Toen dopte d'n Fielp z'n oogen droog.
„Van deuzen oogenblik, waar „eel Hulvenout nog ja-
renlaank van spreken zal."
Toen wier d'r kollesaal in de zakdoeken getrompet
terd, amico!
„Fie... Edelachtbare, ik ben gin man van veul woor
den. Ik maak 't dus maar kort; ik heb nie zo'nen kolle
salen kop as gy, Edelachtbare, ik ben maar 'nen een
voudige verkensfokkert, maar ditte wil ik oew zeggen:
m'n respect, m'nen eerbied, m'nen kolesalen dank veur
al oewen arbeid, veur al oew kopwerk is er gin horke
minder om. En waar 't veural oewen kop is, Edelacht
bare, die ik vandaag in 't bezonder eeren wil, oew
kwaliteiten as bakker zijn er daarveur gin bal minder
om, horre maar waar de kwestie deze is, da*k
oew kopwerk as Staatsman wouw uitdrukken in 'n mo
niement daar hé'k 'n ontwerp ontworpen Fiel... Edel-
aohtbare, dèèr..."
Toen trok d'n Tiest aan 'n koord en daar stond 't
moniement in volle glorie veur ons. 'n Kollesaal houten,
voetstuk en daarboven op: 'nen verkenskop mee 'nen
sinaasappel in z'n bek en 'nen hoogen hoed tusschen
z'n oor en.
Op 't voetstuk stond:
„Aan den E.A. Fielp Beekers, bij zijn 25-jarig staats
manschap, van zijn dankbare broodcliëntèle".
Toen tetterde de hermonie drie fanfares da-d-hooren
en zien verging en d'n Fielp redde de situatie deur diep
te buigen en z'n hoogen hoed af te nemen veur d'n ver
kenskop. Waarop d'n Joep afkwam mee 'nen lauwer-
kraans van dennennaalden en 9oezefraanskens, die om
d'n verkenskop gehangen wier.
Toen stelde d'n Geert veur aan d'n bakker om 't
staandbeeld 's te bezichtigen, de muziek spuide „van je
hela", d'n Tiest kroop stiekum achtelangs in 't voetstuk
en as d'n bakker vlak veur d'n verkenskop stond, dan
rolde d'n appelesien uit d'n bek en spoot er 'n straal
pils midden in d'n Fielp z'n facie! En as ie d'n ver
kenskop en toen mee eenen slag afmepte, dan kwam 'n
Blaauwe er bovenuit, bril en hoogen hoed op, ogskes
knippend naar d'n Edelachtbare!
Amico, ik heb me-n-eigen uit mekaar gelachen. Maar
nouw is 't gedaan, horre! Da feest vergeten we hier
nooit!
Veul groeten van Trui en as altij gin horke minder
van oewen
toet a voe
DRé.
Ulvenhout, 30 Mei 1933.