De Brabantsche Brief Tripolis de hoo fdstad Op reis van Dré. Zaterdag 1 Juli 1933. SCHAGER COURANT. Vijfde blad. No. 9304 ASPIISIN Italië's grootste kolonie Hoe gewerkt moet worden. Voorbereidse len voor den tocht naar Egypte. Som bere voorspellingen. De hoofdstad der grootste Italiaansche kolo nie. Een stad. waar de crisis niet gevoeld wordt. (Van onzen relzenden correspondent). TRIPOLI. Juni 1933. MEN moge vooral niet denken, dat onze reis een plezierreis is. Na ruim 2300 kilometer in korten tijd te hebben afgelegd over goede en elechte wegen, over bergen, door woestijnzand en wil dernis zonder wegen, achtte mijn makker het noodig de machine eens goed na te zien, alvorens we ons wagen aan den tocht naar Alexandrië. weder ruim 2300 kilometer, meerendeels door zoo goed als niet bereisd land. zonder eigenlijke wegen. Nieuwe, per vliegtuig toegezonden reserve-onderdeelen lagen te Tripoli reeds op ons te wachten en mijn makker wil de fceele machine nu weder eens puik In orde maken. Ik ben met mijn schrijfwerk ten achter geraakt, zoo dat ook ik a-beid in overvloed heb. Menigmaal zit ik nog aan de schrijftafel op het balkon van ons hotel als de muezzin van de nabije minaret de geloovigen op roept tot het eerste gebed. Dat is in dezen tijd van het jaar ongeveer half vier 's morgens. Te acht uur, vóór dat de zon te warm wordt, zit ik weder met mijn vul pen in de hand. op het oogenblik, dat mijn makker naar de garage gaat om daar te werken aan onze machine. Tegen twaalf uur ga ik brood, worst, ham, limonade koopen en breng dit alles aan mijn makker, die zonder onderbreking tot het vallen van de duister nis doorwerkt, maar daarvoor 's avonds ook vroeger gaat slapen. Ik neem op het heetst van den dag een „siësta" van één, twee uren, om het tekort aan slaap In te halen. Behalve schrijven was er voor mij hier nog meer te doen. Ik moest nadere bijzonderheden trachten te we ten te komen over onze verdere reis naar het oosten. Ik toog naar het redactiebureau van het hier ver schijnend dagblad en daar raadde men mij, in elk ge val mij tot de pers-afdeeling in het bureau van den gouverneur te wenden. Een reis als lk ondernam, is niet eenvoudig en het beste was, de overheid ervan op de hoogte te stellen. Doordat de pers van onze komst per motorfiets met zijspanwagentje over land had mel ding gemaakt, waren mijn makker en ik hier in één slag beroemde personen geworden. De chef van de pers-afdeeling in het regeeringsge- bouw was verrast over onze komst. Hij toonde zich vriendelijk en behulpzaam. Met den gouverneur sprak bij over mij en er is reeds een door den gouverneur onderteekend telegram weg aan alle burgelijke en mi litaire overheden langs de route, die we volgen zul len, om hen van onze komst op de hoogte te brengen en hen te verzoeken ons met alles behulpzaam te zijn. De Italiaansche overheidspersonen zijn inderdaad buitengewoon vriendelijk en tegemoetkomend. Er waren voor ons nog vele ernstige •vragen: zijn er wegen naar het oosten? Zoo Ja, tot waar? Zijn er later nog karavaansporen, die ons van nut zouden kunnen zijn? Zullen we onderweg nog hier en daar een hotel vinden, of zullen we getoeel zijn aangewezen op onze tent? Is er onderweg drinkwater? eetgelegen heid? benzine? zoo ja, waar? Op al deze vragen kon men in hét regeeringsbureau geen antwoord geven, doch men verwees mij naar de automobielclub van Tripoli. Met een uitvoerig vragenlijstje toog ik naar de auto- moblelclub. waar een jonge man me te woord stond. Niet dikwijls In mijn leven ben lk zóó verbaasd ge weest als in het kantoor van de automobielclub te Tripoli. Nauwelijks had ik met enkele woorden aan geduid, dat mijn plan was te trachten over land naar Alexandrië te komen (het vragenlijstje had ik in mijn zak) of de jonge man stond op. haalde iets uit een kast en overhandigde mij enkele papieren, waarop stonden aangegeven de verschillende plaatsen, dorpen en oasen, waar ik langs moet, met hun onderlinge af standen. tot aan Alexandrië. Tevens is erop aange geven waar drinkwater te vinden, waar benzine te verkrijgen is; waar een garage bestaat (dit is slechte het geval ln één plaats over een afstand van twee duizend kilometer), waar het mogelijk is in een hotel te overnachten. Wat de benzine aangaat, is er een deel van onze route, waar we over een afstand van bijna zevenhonderd kilometer niet op benzine kunnen reke nen. We zullen dus een fllnken reserve-voorraad mede moeten nemen. Dit staat alles op de papieren, ook nog den aard der te volgen wegen. Ik was verbluft over de prachtige organisatie van de automobielclub en vroeg of er dan zoo'n druk verkeer was, dat men al deze gegevens bad verzameld. De jonge man lachte en deelde mede. dat ruim vier maanden geleden een Engelschman met een auto niet zonder moeite van Tripoli naar Alexandrië was gekomen. Dit was de laatste, die het had gepro beerd en wiens poging met succes was bekroond. Uit de mij overhandigde papieren bleek mij al spoe dig. dat wij gedurende het allergrootste deel van onzen tocht naar Alexandrië niet met wegen behoeven te re kenen. „Waar geen wegen zijn, bestaan bij gunstig weder berijdbare „sporen" verzekerde de secretaris van de automobielclub. ,3ij gunstig weder!" Dat is een zeer rekbaar begrip. Een geestdriftig sportsman vertelde ons dat een van zijn vrienden het vorige jaar per motorrijwiel van Benghasi (dat is van hier gerekend ongeveer halfweg Alexandrië) van Tripoli is gekomen en over deze reis twintig dagen deed, wat neerkomt op nog geen zeven tig kilometer per dag. Van Benghasi naar Alexandrië heeft zich nog nimmer een motorrijder gewaagd. Dan zullen wij dus de eerste zijn. Een dorp aan dén rand der ivoeslijn. Er zijn hier menschen. die ons de somberste dingen voorspellen, doch we laten ons hierdoor, niet ontmoe digen. Zeker is wel dat de normale reis van hier naar Benghasi en Alexandrië over zee gaat, maar hetzelfde is het geval voor Tunis en Tripoli en we zijn er toch gekomen. Intusschen hebben we tijd Tripoli een weinig te lee- ren kennen. Deze hoofdstad van Italië's grootste kolo nie is in hooge mate merkwaardig met haar enorme groote gebouwen (het filiaal van de bank van Italië heeft er acht millioen lire gekost), met haar schouw burg, met haar strandmuur, waar palmen schaduw werpen, met haar kathedraal en haar opgewekt leven. Op straat riet men zeer vele uniformen, van het leger, van de vloot, van de fascisten en op een nationalen feestdag, zooals ik er hier een mede maakte, zijn er meer mannen in dan zonder uniform. Op zoo'n dag kleeden zich vrijwel alle fascisten krijgshaftig. Evenals in Italië vindt men natuurlijk ook hier over al, in café's, in hotels, in bankgebouwen, in winkels, het portret van Mussolini. Dezer dagen werd een groote rede van den staatsman door middel van luid sprekers verbreid. Ik heb. op het pleintje bij het post kantoor, met aandacht het luisterende publiek aan schouwd. Wat ik waarnam, was .niet slechts toegene genheid. politieke instemming, doch werd tot vereering, aanbidding bijna. Voor ons, menschen van het noorden, is zulk een critleklooze aanbidding iets onbegrijpelijks. Tripoli is ook merkwaardig, omdat men er niet over de crisis hoort praten. Deze bestaat er dan ook niet. Er heerscht geen werkloosheid, hoewel er nog steeds Italiaansche arbeiders (meest landarbeiders) aankomen. Ook als wintel-verblijfplaats voor toeristen heeft Tri poli niet door de crisis geleden. Integendeel, nog geen winter zijn de zaken zoo goed geloopen als den laat- sten winter. De stad is dan ook schoon gelegen en kent geen koude. Het Arabische leven is er nog in de naas te omstreken zoo goed als ongerept. De prijzen zijn er aanmerkelijk lager dan in Egypte en men doet alles om de andere winterverblijfplaaVsen aan de Middel- landsche Zee te overtreffen. Er is zelfs een casino met roulette zonder zéro. De eigenaar van het hotel, waar ik woon, wil zelfs een nieuwe verdieping op zijn hotel laten zetten. En dat in dezen tijd! Merkwaardig land! Morgen behoort Tripoli voor mij tot het verleden ea trekken we verder, het onbekende tegemoet. J. K. BREDEROiDE. Naschrift. Dit artikel, geschreven te Tripoll, verzend ik van fort Lami in de Libische woestijn, onge veer 350 kilometer van Tripoli. Na een zeer moeilijken tocht, waarbij we zwaar van de warmte en den dorst hadden te lijden, ook al doordat ons voertuigje, of be ter, het zijspanwagentje schade kreeg, zijn we bij het fort aangekomen, waar men ons water gaf. We kam peeren aan den voet van het fort. bent U in 't bijzonder blootgesteld aan het vaar van kouvatten. Reist daarom nooit zonder Uitsluitend verkrijgbaar in d®. oranl^a"#uJ?i?i 20 tabl. 70 ets. en oranjeiakies van 2 tabl. a 10 ets. UI venhout, 28 Juni 1933. Menior, „Kek 's effe", zee Trui gisteravond: „kek toch 's Dré, wa 'nen kollesalen rist van heksamens of er weer gemokt zijn" en mee be- ïurgde „moeder"-ogskes, as ik 't zoo noemen mag, hield ze d'r kraant veuruit en zwaaide mee d'ren wijs vinger op-en-neer, op-en- neer over de kolom van kleingedrukte namen, schuddende mee d'ren kop onderwijle. „Afijn", zuchtte ze: „'k ben blij veur die kinders. Ze zijn er weer efkens van af! Mof nouw maat gaauw mooi zomerweer worren, ze hebben van 't jaar wat da-d-aangaat, er gelukkig nog nie zoow heel veul op toegeleed!" „Zoow is *t", zee ik en Tc gong deur mee m'n ton- densche conferentie, die vastlopt as 'n vuil horloge. Alle duuzend onderdeelen van da-d-uurwerk zijn best. stuk veur stuk valt er niks op te zeggen, maar daar zit zo nen hoop smurrie tusschen, smurrie die vijf tien jaren opgehoopt zit van Geneefsche praatstof, da-d-ct klokske nie meer loopen kan, as ge de duu zend onderdeelen vergaderd hedt in de conferentie- kast. t Dingske moest hoognoodig naar d'n Horlogema ker; overgegeven worren aan Onzenlieveneer. maar Zijnen naam is nog nie genoemd! Die zouw 't dingske rteeren, mee d'n zachten, vetten, smeuigen olie van merk Christenplicht Nosteliefde, maare.... alles, illes, behalve dat! Ieder raderke. ieder onderdeeltje wil op z'n eigen loopen en da's gosterwareld onmeugelijk! De heele klok kan pas gaan, as alle onderdeelen, ieder op z'n plek! in de sjuuste samenwerking, in de puike organisatie op mekaar zijn ingesteld. Ditte wat terug, datte wat hoogerop, 'n derde wa vastei aangedraaid, de veer weer pront gespannen, en dan log 's' lekker ge-olied mee 't sjuuste, zuivere merk. dan zal 't klokske tikken gaan. Dan zal z'n hartje zaan kloppen in regelrnatigcn gank en dandan tullen we weer allemaal veur 't eerst 's weten: hoe a a t 't is! Maar genogt; as ik zoover was mee m'n gedachten kraant lezen is teugeswoorig gin lolletje, amico, - jan hogost Trui weer oppernuuw mee d'r examen tuigen! t Is sjuust eender", zee ze: „of me 'n weareld .egemoet gaan, van louter en alleen perfesfers!" „As da zoow is", gaf ik terug: „dan zal 't père- plujenbedrijf 'nen goeien tijd ingaan, Toeteloeris!" „Wa 's da nouw weer veur onzin?" Gin onzin, ouwe!" „Ouw;e? D'n duuvel z'n moer is oud!" ,,'k Ken 't mensch nie, maar de pèrenplujenkoop lui gaan 'nen goeien tijd tegemoet, wa-d-ik oew smoes." „Nouw, waarom dan, Profeet van d'n kouwen grond?" „Wel, Truike, omdat elke perfester er 'n pèrepluu op nahoudt; die is zooveul as z'n naamkaartje, dat ie ieveraans achterlaat!" „Zijde gij d'n lolligste thuis?" informeerde ze toen. „Neeë", nam ik ze. „da was vroeger m'n zuster, maar die is er mee opgehouwen, toen 'k jouw thuis- brocht!" „Oow, 'k hoef nie te vragen, wie ge bedoelt! da's juillie...." „Stop", riep ik: „gin fermilieruzies", waant da's 'n feit, amico, daar zitter tusschen, veur ge 'r erg in hedt. Desnoods via 'n pèreplujenprotje of 'n aander flaauwe kulleke. Pk ken 'n stelleke jonge menschen, die mekaar, ge regeld 't kot uitvechten en die 't best mee malkander zouwen kunnen vinden, as.... ze allebei maar wees waren en eenigst kind. Maar wees zijn ze nie en d'n eene komt uit 'nen nest van twaalf bloeikes en d'aandere uit negen, zoow dat er op huiliën trouwdag gin twee, maar zeuvenen twintig mee mekaar trouwden. En 'n dergelijke groote fermilie is alleen maar ge zellig op d'n trouwdag zeivers. Ik ben dus altij maar heel veurzichtig mee zukken aard van dingen, want gin porcelein-kast van 't grot ste zeekasteel is er opgewassen, om mekaar in 't hu welijk te overtuigen van de wederzijdsche goeie fer- mi 1 ie-eigenschappen.„. Afijn, d'n kommekes- en schoteltjes-koopman mot ók deur d'n tijd, zullen me maar denken! Maar om op die examens trug te komen: sakker iahel, wa wordt er teugeswoorig deur 't jonge goed reploeterd. D'ren schonste tijd gaat naar de pinnekes op studeerkamerkes, kostscholen, in boeken en schrif ten, examen-spanning, die maanden van te veuren be- rint te trekken en tot den dag zeivers steeds erger wordt, zoow-da ze gin oog meer hebben, die jonge rasten, veur 'n ontluikend blommeke, 'n zingend veu- •eltje, 'n brokske zon, 'n stukske tierig leven! 'n Cel >estaan lijen ze, waarin alleen 'n bietje afwisselink vordt gebrocht deur d'n sprong van Jan van Schaffe- èèr, of deur 't recept van die II Jckin Kenau Hasse 'èèr, die er zo'n aardig handje i in had, om Spaan •che soldaten in kokende olie ik oi bruin te bakken mee 'n korstje. Maar al da „nuuws" is ok alwaar zoow oud, 't :ijn allemaal aarigheidjes mee lan re. grijze Sunder- kiaasbaarden. waar de leut al laank af is Enwa nog 't ergste is, wa-hedde aan al die ..wijsheid" bij 't stempelen later? Waant de kinders studeeren d'r eigen 'n water hoofd, om 't eenmaal te kunnen brengen tot fatsoen- delijk werkelooze-waar-niks-op-te-zeggen-valt! Niewaar. amico, as ge de lijsten nagaat van ge slaagde schoolmeesters, avekaten. aspiraant-avekaten, dokters, ingenieurs, enz. enz., dan motte, as ouwer- wetsche mensch zoow laankzamerhaand 't gedacht wel gaan krijgen, da ze teugeswoorig nie meer van school komen, de jongeluikes, veur en aleer, da ze nèt zoow geloerd zijn, as d'r meesters. Da ze net zoow grif ingenieur zien te worren, as vroeger kachelsmid en zóów bekeken, dan is 't nog nie zoow gek, da Trui de toekomstige weareld bevolkt ziet, mee louter per- festors: Kerstmannekes en Sunderklazen. En dan? Ollee, ik weet ook wel, 'non mensch kan zoo ver nie veuruit praten, maar al die geleerdheid mot in de toekomst toch 'n postje zien te krijgen? 'n Baantje! In Amsterdam is 't al zoow erg. hè 'k 'n tijdje ge- lejen gelezen, dat daar. veur de hoogeschool begint, de aspirant-avekaten, -doctoren en -geleerden, mekaar blaauwe oogen slaan, om binnen te komen in de les sen. Zoowda ge as ouwer zijnde, oew kinderen gin stu dent hoeft te laten worren, as ze nie steuvig genogt gebouwd zijn, om 'n stuk of vijf knapen van d'ren eigen leeftijd bewusteloos te jopnen. omdat die veur d'r voeten staan, op d'n drempel van de school. Ik zal nie zeggen: 't is veur d'n teugenwoorigen tijd meteen 'n nuttige opleidink. teugen dat de jongeman in de motschanpij komt. Hier 'nen concurrent, 'n lichte hersenschudding geslagen, daar 'nen tweede veur acht dagen z'n oogskes dichtgetimmerd, wa verderop 'nen „collega" pootje-gelapt. dan komt er zo'n bietje ruimte om zelf de motschappij binnen te stappen! Waant da's 't eigenaardige, amico, ge kunt zoow- veul geleerd hebben as oew harsenpan maar eonigs- zins verstouwen kan, ge zult persies kunnen na-ver tellen hoe elk blommeke, van z'n worteltjes tot z'n vruchtje in mekaar zit, wie z'n fermilie is en zoow; ge zult méér afweten van 't Romeinsche Recht as ooit 'nen Romeinschen avekaat er van geweten hee; ge zult de relativiteitstheorieën van Mozes Einstein nèt zoow in oevven zak hebben as Moos zei vers; ge zult net zoow puik de geneeskunde uit kunnen oefe nen in de kraant as alle schrijvende prefesters sa men (wa nog de beste manier is, om zoow weinig meugelijk dooien te maken!), ge zult in oew eentje thuis aan de teekentafpl zeker zoowgoed, d'n Indi schen Oceaan kunnen dempen, as ze 't hier de Zui derzee doen, op s*uk van zaken wint de fortuin, de groote „schuurdeur", de opdoffer, de pootjcs-lapperij en duuzend-en-één streken, die 'k nie allegaar or> gaai zitten sommen. Ge mot altijd zoow min meugelijk mee 'n houtje in d'n eewitwel ruuren, wa gij? Trui dee me, mee da-d-examenprotje nog 'n lollig vertelseltje. Ze had 's gelezen, of dieën kearel gekend, da weet ik werendig nie persies, maar ze vertelde dan van 'nen jongen kearel, die zoow stom was as 't achter end van 'n verken. Niks had ie kunnen loeren op school en zoow was ie dan op school z'nen tijd deurgekomen as „machi nist". Da wil zeggen: hij wier deur de meesters aan gewezen om de kachel te stoken, kolen te halen en al dergelijke baanties op te knappen, waar ge as schooljongen meestal fel op zijt. D'n dcuze dan. had kaans gezien om eiken dag dat ie op school was. nog 'n korke -dommee te wor ren. En toen ie z'nen leeftijd van de volleerdheid had bereikt, kos ie nie lezen of schrijven. Z'n vader was koster. En nouw was 't vgir d'n zeun 'n vervulling van 'nen levensdroom, om éénmaal z'n vader op te meugen volgen in 't «anzeggen van de dooien, 't rechtzetten van de stoeltjes, sigaren halen veur menier Pasteur en wat er allemaal zoow kijken komt in deuze nederige, maar eervolle betrekking van huisknecht bij Onzcnlieveneer. Om kort te gaan, Trui hee-t-er 't sterfgeval en de begrafenis en wat-de-menschen-allemaal-zeeën ok bij verteld maar d'n dag kwam, da vader opge volgd moest worren'en de „machinist" dus aan slag zouw komen. Maar„.. hoe gèren menier Pastoor d'n zeun ok aan genomen had, 't gong nie! 't Kwam uit dat ie nie lezen of schrijven kos. Alleen tellen, rekenen kos ie. Maar 'n doodsbericht aflezenollee, da was veur hum 't zelfste, as veur 'n koei Spaansch! 't Speet menier d'n pastoor kollesaal, maar hij kos d'n kever nie aannemen. Toen moest d'n gezakten kuster 'n nuuwe car rière gaan beginnen. Hij begost 'n negotieke. En da gong. Waant tellen, dè verstond ie. 't. Haandeltje gong zoow aarig, dat ie na verloop van tijd "n win keltje kon beginnen, 'n Affaire niet grooter as 't blad van m'n tafel, maar tóch: 'nen winkel! 't Gong. Na onnigte jaren verbouwd-n-ie en breidde de zaak uit. 't. Gong! En toen begos ie 'nen tweeden winkel er bij. En die gong! 'Nen derde, 'nen vierden, 'nen tienden, 'nen veftigsten.... hij wier mieljoenèèr! En nog kon ie z'nen naam nie zetten Hij teeken- de alles mee 'n kruske. En hij leerde 't nie ok, waant hij was bang geworren van die kunst! „As ik lezen en schrijven had geKunnen," zee-t-ie: ..dan was ik nouw kuster gewiest. in plak van miel joenèèr!" 'n Knap man, die 'm da teugessprinkt. amico! En wa k mee dit vertesseltje zeggen wil? Dat er tóch altijd weer 'n plekske onder de zon is, veur ioderen mensch! Maar ok, da we ons lot nie lou ter in eigen haanden hebber.! Waarom ik dan ok alle vaders en moeders, die n zeuntje of dochtertje hebben da veur z'n leste oxnmen is gezakt as 'nen loodgieterswinkel, zou aan willen raaien, om er verder maar nie d'ren eigen zomer en die van d'r kind om t° verprutsen! Ingenieurs uit Delft staan hier en daar op 'nen tram as conducteur. En de „machinisten" van schooldie hebben soms ingenieurs in d'ren dienst veur d'r fabrieks- machines! Ik docht zoow, 't kan in deuzen tijd van al da-d- eaxmenheksenwerk gin kwaad, om de zaak 's te be kijken zoow as ze in de weareld van de practijk we zenlijk is! Ik wed as ge aan Ford zou vragen: „op welken dag van welk jaar wier President Lincoln doodge schoten (Ford mókt Lincoln-automobielen), dat ie aantwoorden zouw: „I do nt know, maar 't was 'n vuile streek." En toch hee-t-ie 't. 'n aardig endje gebrocht in de weareld. Verder as duuzonden aanderen, die oew er bij zouw kunnen vertellen, wanneer Lincoln begon nen is, aan de cultuur van z'n bakkebaarden en wa Lincoln veur 'nen ticp was op school Amico, 'k ben stampend vol en 'k schei er dus af. Veul groeten van Trui en as altij gin horke min der van oewen toe a voe DRé.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1933 | | pagina 17