Een boek over Engelsche zonderlingen Barbara Worth Ingezonden Stukken. Kunt Ge niet slapen? AKKER.CACHETS (Van onzen Engelschen Brief-schrijver.) 22 Juli 1933. DE bekende Engelsche schrijfster en dichteres Edith Sitwell, zuster van de bekende En gelsche schrijvers en dichters Osbert en Sa- cheverell Sitwell, respectievelijk vijf en tien jaar jonger dan zij (Edith is 46), heeft korten tijd geleden een boek doen verschijnen onder den titel The Eng- lish Eccentrics, Engelsche Zonderlingen. Het boek is nogal duur, vijftien shilling, maar het is het le zen meer dan waard. Indien iemand dc zonderlinge meening gehad mocht hebben, dat Engeland nooit zonderlingen gekend zou hebben, zal de lectuur van dit werk hem hiervan op radicale wijze genezen. Dat, zouden wij eerst moeten vragen, is eigenlijk een zonderling, wie van ons is eccentriek? Als we nagaan, dat het middelpunt van een cirkel toch maar een heel, heel bescheiden plaatsje in dien cirkel vormt, zou het wel eens kunnen mijken, dat de mees ten van ons eigenlijk in onze gedragingen of althans in sommige van onze gedragingen, een weinig bui ten dat middelpunt vallen. Zelfs U. en ik. Klopt U wel eens iets af? Is U bang voor spinnen? Knapt U met Uw vingers? Knippert U met Uw oogen? Drinkt U thee met suiker, maar zonder melk, of zon der suiker, maar met melk? Speelt U aan tafel met Uw servetring, of ergert U er zich aan, dat Uw zoon met zijn servetring speelt? Heeft U een hekel aan groene japonnen? Of aan bloote beenen? Welnu, dan is U eccentriek. Wat zegt U, heeft U niets van dat alles? Dan is U bijzonder eccentriek Zeer bijzonder. U zult wel begrijpen, dat Edith Sitwell over der gelijke eccentriciteiten in haar boek niet spreekt. Als ze dat had willen doen, zou ze hoogstwaarschijn lijk hebben kunnen volstaan met zichzelf en haar twee broers beschrijven. Tien tegen een, wanneer ze dat eerlijk deed, dat U en ik hartelijk om haar en hun „malligheden" zouden lachen, en ons zelf zou den prijzen, dat wij althans zóó niet zijn. Neen, Mejuffrouw Sitwell gaat in haar onderzoek een beetje verder van huis. Laten wij eens een paar van haar zonderlingen met haar gaan bezichtigen. Daar was, in de achttiende eeuw, een zekere heer Gustavus Katterfelto, een Duitscher van geboorte. In 't jaar 1782 verscheen hij in Londen, dat toen juist te lijden had van een heftigen aanval van influenza. De Engelsche dokters stonden machteloos tegenover de ziekte, zoodat Katterfelto, die wel veel meer ge wiekst dan zonderling zouden noemen, met zijn neus in de boter viel. Hij kondigde zijn komst aan door groote advertenties in de bladen, die hij (de adver tenties, wel ie verstaan) liet aanvangen met de woorden: Wonderen! Wonderen! Wonderen! En het publiek, dat gemerkt had, dat op de gewone ma nier, de pillen-poeders-drankjesmanier, niets tegen de influenza viel uit te richten, werd een gretig slachtoffer van den Wonderdokter. Zonderling dom publiek, dat Engelsche volk van 1782. Dat zouden wij toch niet doen in 1933! Ja, Katterfelto was een heel bekwaam man. Hij kon zijn haar recht overeind laten staan. Hij was een buitengewoon handig goochelaar. Hij deed schei kundige en electrische proeven: waar iedereen, de koninklijke familie inbegrepen, versteld over stond, zoodat hem van allerhoogste hand een vleiend ge tuigschrift werd verstrekt. Hij genoot de eer ver meld te worden in het groote gedicht The Task van den grootsten dichter van dien tijd, William Cow- per: And Katterfelto, with his hair on end At his own wonders, wondering for his bread. We zouden uit de regels mogen afleiden, dat Cow- per den grooten Katterfelto „door" had. Maar dan zullen we Coper ïn dit opzicht den zonderling noe men, in vergelijking met zijn tijdgenooten. En Kat terfelto, omdat hij zoo zonderling handig was. Van dezelfde soort zonderlingheid was Louis de Rougemont, die eigenlijk maar heel gewoon Grin heette en een Zwitser van geboorte was. Grin, die inzag, dat je het met zoo'n doodgewonen vierletteri- gen naam nooit ver kunt brengen in de wereld, had een aantal jaren van zijn leven doorgebracht in Australië, en vond, dat hij al de kennis, daar opge feuilleton. Door HAROLD BELL WRIGHT TWINTIGSTE HOOFDSTUK. VERANDERING VAN KOERS, Toen James Greenfield van zijn Inspectiereis naar .Kingston teruggekeerd was, besloot hij onmiddellijk de thuisreis te aanvaarden en zijn eigen wereld op te soeken, de wereld van kantoren met mahoniehouten .meubelen en mannen met hagelwitte halsboorden en bïeeke aangezichten, de wereld van banken en maat- Sefeappijen en van den onvolprezen handelsgeest. Dienzelfden dag van zijn vertrek verscheen Willard Holmes in het kamp bij het kruispunt van de Droge Rivier. Hij had den loop vastgesteld van het nieuwe kanaal, dat binnenkort zou worden aangelegd, en nu toevallig in de buurt was van het hoofdkwartier van mijnheer Worth, nu kon hij niet nalaten de be vriende mogendheid even te komen begroeten. De ingenieur van de Maatschappij werd zoo wel door Jefferson Worth als door Barbara en Abe Lee hartelijk verwelkomd. Zij noodigden hem uit den vel-enden dag gezamenlijk hun werk in oogenschouw te gaan nemen. Ofschoon Holmes in angstige spanning op alle ver schijnselen lette, ontdekte hij zelfs niet het geringste teeken waaruit hij zou kunnen opmaken dat zij de ware beteekenis van de Zuider-Centraal-zaak doorgrond had den of min of meer waren ingelicht omtrent de rol die hij daarin gespeeld had. Zijn verlangen, een einde te maken aan dien onbehagelijken toestand door met Worth en den opzichter zich op de hoogte van het werk te stellen en Barbara te bekennen hoe hij geduld had dat haar vader in die hinderlaag, werd gelokt, dat verlangen bracht hem er toe de uitnoodiging aan te nemenw daan, niet voor zich zelf alleen mocht houden. Dien tengevolge deelde hij ze, tegen goede betaling, mee aan het goedgeloovige Engelsche publiek, door mid del van de World Wide Magazine. Het zaakje liep uitstekend, totdat de heer De Rougemont op zekeren dag een beetje al te ver ging, en buideldieren als zwaluwtjes door de lucht liet glijden. Einde van de zen „zonderling", of althans van zijn zonderlinge verhalen. Zonderling, of althans ongewoon, was zeer zeker Thomas Parr, die leefde van 1483 tot 1635. Ja, die ge tallen zijn in orde. Het zonderlinge van Parr was, dat hij vergat dood te gaan. Hij was een boerenjon gen uit Shropshire, de „Oude Parr", zooals hij ge woonlijk genoemd wordt. In zijn jonge jaren trok het huwelijk hem niet erg aan, maar op zijn tach tigste jaar waagde Parr het er toch maar eens op. Het schijnt hem niet tegen gevallen te zijn, hoewel hij de twee kinderen, die uit dit huwelijk geboren werden, op jeugdigen leeftijd zag heengaan. Maar toen Mevrouw Parr stierf, en haar man op honderd twee en twintigjarigen leeftijd alleen achter liet in dit harde leven, huwde Parr opnieuw. Zijn tweede vrouw zou nog lang pleizier van haar man beleven. Op honderd dertigjarigen leeftijd dorschte Parr het graan nog met als de beste boerenknecht, en waar schijnlijk zou hij nog leven, als zij roem niet was doorgedrongen tot de hooge Londensche kringen. De graaf van Arundel ging hem opzoeken ?n zijn dorp je, en nam hem mee naar het hof Maar die verande ring van lucht was te veel Parr. Hij stierf reeds en kele weken later en werd begraven in de Westmin ster Abdij. Wie daar komt, kan zijn graftombe zien en er op lezen, dat de oude Parr tien koningen en koninginnen had overleefd. De lijkschouwing, ver richt door Dr. William Harvey, bracht aan bet licht, dat bij zijn overlijden al Parrs inwendige organen in uitstekenden toestand verkeerden. Dat moet ook wel het geval geweest zijn met Tho mas Gobskill, die, toen hij zich wat minder lekker voelde, zijn eigen genezing ter hand nam. De medi cijnen, die hij daarvoor gebruikte, waren ontegen zeggelijk goedkoop, hoewel eenigszins afwijkend van de alledaagsche. Zij bestonden uit twee honderd keisteentjes. Gobskill slikte ze, en ze schijnen hem goed bekomen te zijn. Zijn verdere leven was hij een vermaak voor zijn dorpsgenooten, die aan hem mochten luisteren, wanneer hij ze liet rammelen. Elke lichaamsbeweging was voldoende om dat in teressante verschijnsel te weeg te brengen. Als eigen dokter trad ook een zekeren Mitton op. Mitton werd eens gehinderd door den hik. We weten allen, hoe geweldig hinderlijk dat kan zijn, en even eens weten we, dat een plotselinge schrik ons van dien lastigen hik kan genezen. Maar hoe komt je nu aan een plotselingen schrik, midden in deiïi nacht, wanneer je moederziel alleen bent. Mitton wist er raad op: hij stak zijn nachthemd in brand en genas. Van een geheel andere soort zonderlingheid waren, om nog enkele vlug op te noemen, Paleotti, die over tuigd was van de eeuwige en hopelooze vervloeking, waaraan de inboorlingen van Amerika overgeleverd waren. Immers, zij waren de nakomelingen van den duivel en een van de dochters van Noach. Edward Wortley Montagu, die niet zonderling was, omdat hij een pruik droeg, want dat deden al zijn tijdgenoo ten, maar eenigszins van hen afweek, doordat hij die hoofdbedekking van ijzer had laten vervaardigen. Jemmy Hirst, die niet zonderling was omdat hij veel van de jacht hield, maar die weer afweek van zijn medemenschen, doordat hij niet op een paard ging zitten, en henden gebruikte, maar gezeten op een stier met varkens jaagde. Gelooft U niet al deze verhalen? Dat zou me spij ten. Een van de zonderlingen in Miss Sitwell's boek Captain Philip Thicknesse, die wonderlijke verhalen vertelde, en wien gevraagd werd, of dat nu wel alle maal echt gebeurd was, antwoordde: De schrijver is in zijn zeventigste jaar en heeft nooit beweerd een accuraat schrijver te zijn." Bovenstaande zin heeft evenwel niet de minste betrekking op den schrijver van dezen brief. Hij is geen zeventig. In den vroegen morgen verliet het kleine gezelschap het kamp en terwijl zij de lijn volgden van het onder zoek van Black, bevonden rij dat reeds meer dan een mijl van het kanaal voltooid was. Voorts waren een groot aantal mannen met behulp van hun trekdieren bezig.de voorbereidselen te treffen voor de verbinding met het kanaal dat in zuidelijke richting op een af stand van vijftien mijlen gelegen was. Abe Lee legde Barbara uit hoe door de kampen die op verschillende punten waren ingericht, het geheele district dat uitgegraven moest worden, in verschillende onderdeelen gesplitst was. En terwijl hij zich tot Hol mes wendde: „Zooals je ziet, voert het oude kanaal ons genoeg water toe, zoodat wij de onderneming voordeeliger kunnen exploiteeren dan te voren, toen wij op de kanalen van de Maatschappij waren aan gewezen." Willard Holmes begreep onmiddellijk dat het in zijn macht stond Jefferson Worth voor een aanzienlijk gel delijk verlies te bewaren. Maar het was in het belang van de Koningsdal-maatschappij, dat Worth een der gelijke aderlating zou ondergaan. Wat moest hij nu doen Zij hadden het eerste deel van de onderneming nu bezichtigd en volgden de lijn die destijds bij het onder zoek was aangegeven. De ingenieur was geheel vervuld van den tweeatrijd waarvoor hij zich geplaatst zag en tóen hij eenigen tijd achter de anderen gebleven was, zag Barbara om en hield Capitan eenige oogenblikken in, „Wat is er aan de hand, mijnheer Holmes?" riep zij hem toe. Toen de anderen omkeken, zagen zij den ingenieur geknield op den grond liggen. En tegelijkertijd zag Jefferson Worth dat zijn hoofdopzichter luid en harte lijk lachte. -„Waarom ben je zoo vroolyk?" vroeg Barbara. En eer van de belden mannen kon antwoorden, sprong Holmes in zijn zadel en, met zijn sporen in het lichaam van zijn paard, haalde hij het gezelschap weldra in. In de opwinding die zich van hem had meester gemaakt, handhaafde zich nochtans zijn gewone zelfbeheersching en bleef hij geheel de vertegenwoordiger van een mach tig lichaam in zijn verhouding tot een min of meer on beduidende persoonlijkheid. „Zie eens hier," voegde hij Abe op scherpen toon toe, „dit zijn niet de mijlpalen van onze Maatschappij. U hebt u niet gehouden aan het ontwerp van Black." Hoogwoud, 20 Juli 1933. Mijnheer de Redacteur, Nogmaals verzoek ik U beleefd om een plaatsje voor onderstaande regelen in Uw blad. In vervolg op mijn eerste schrijven inzake de sanee ring nog een tweede. Een mijner kennissen had een partij Darwintulpen, William Pitt, groot 100 roe. Daar werden uitgeraapt 25000 stuks 10 en op. Die zijn geveild te Hillegom en brachten den door de regeering gestel den minimumprijs op. De getallen van 10 resp. 11 en 12 op waren van dien aard, dat het ongeveer allemaal 11 op waren. Dus opbrachten 250 X 65 cents is f 162.50, waarvan weer afgaat veilingonkosten, huur manden, vracht manden, reserve leverbaar regeering, zoodat het bedrag, waarover hij per 1 Mei kon beschikken, na aftrek van pet. per maand, zoo ongeveer f110 a f120 bedraagt. Maar en nu komt het hij had onge veer 9 H.L. of 9 X 70 kilo ia 630 kilo plantgoed over Daarvan moet ingeleverd worden 100 X 5 kilo is 500 kilo en gereserveerd 100 X 3 kilo Is 300 kilo, zoodat hij daar niet eens aan voldoen kon. Dus hield hij niets over. Daarvoor krijgt hij dan een teeltbewijs. Maar waar heeft hij er een voor noodig? Rest hem om dat te verkoopen. Wie biedt daar geld voor, liefst a con tant? Voelt u, kweeker, de gang van zaken? Is het noodig om een groep werkers, die een flink gedeelte van de Nederlandsche handelsbalans mee in evenwicht helpen brengen, uit te schakelen? Of moeten wij soms verdwijnen, omdat in West-Friesland de kweekers door de wijze van werken, geschiktheid van den grond, enz. goedkooper kunnen produceeren dan op andere plaat sen? Nu nog iets over de saneering zelve. Over het alge meen is men met het percentage van 20 pet. voor vroe ge en 35 pet. voor Darwin's en late het eens. Op dien basis zullen er niet veel tegenstanders zijn, maar indien de inlevering doorgevoerd zou worden, dan zou ik mij zeer moeten vergissen, als niet geheel West-Friesland zich daartegen zou verzetten. In de hoop. Mijnheer de Redacteur, dat mijn schrij ven eenigszins zal bijdragen tot een betere oplossing van de saneering als tot dusver, noen) ik mij, U dan kend voor de verleende plaatsruimte, Uw dw. dnr., JANUS TULP. NATIONAAL SOCIALISME, OF-..? In de Schager Courant van vorige week Woensdag staat een stuk van Janus Tulp over inlevering van tulpen, in verband met het Saneeringsplan van Bloem bollen, voorzoover men daarbij van een plan kan spre ken. Aan 't slot daarvan vraagt de inzender voorschrif ten hoe men moet doen om aan brood etc. te kunnen komen. Meent de inzender dat eigenlijk? Ik zou kunnen opmerken, dat Berend Aardappel en Johannes Bloemkool en Herman Komkommer eveneens zooiets zouden kunnen vragen, en dan- van de Regee ring natuurlijk, totdat er op 't laatst een Stalin of Hitier of Roosevelt komt, die het dan voor allen eens opknappen zal, en waarmee men dan, voorzoover ik kan zien, nog precies even ver is. Janus Tulp moest m.i. wat politiek onderricht gaan nemen, om te kunnen weten wat een regeering al of niet kan. En dan zal al gauw duidelijk kunnen worden dat de Nederlandsche Bloembollenkweeker geïnteresr- seerd is bij een welvarende massabevolking in Duitsch- land en Rusland en alle'landen van Europa en daar buiten, opdat die menschert in staat zijn om een hand jevol snijbloemen te kunnen koopen, als ze er trek in hebben, en wat de kurk is waarop onze bloembollen teelt drijft. Nu is het met die kurk niet in orde. De voorwaar den voor het bloembollenbedrijf deugen niet heden, en daarom is er geen brood in te verdienen. Nu wil de Regeering met de groote kweekersorganisaties het bloembollenbedrijf saneeren, zonder van de voor waarden voor het bedrijf voldoende nota te nemen. En dan kan men wel wat bloembollen vernietigen, etc., maar daarin zal Janus Tulp wel geen brood vinden. Den andere weg is om te gaan trachten de voor waarden voor het bedrijf te verbeteren. En om dat te kunnen doen, daarvoor is in elk geval niet noodig. dat Janus Tulp eerst Nederland regeeren moet Tulp heeft belang bij de welvaart der menschen in andere landen eveneens, hetzelfde belang wat die honderden millioenen van menschen ook hebben. En met die men schen is 't alweer 't zelfde als met ons, namelijk dat ook de voorwaarden voor hun bedrijfsleven niet deu gen, terwijl geen enkele regeering in staat is, of de macht heeft om die voorwaarden gezond te kunnen maken. Toch is het wel te doen, maar n i et door de Regee ring, die daarvoor geen steun heeft. Ergo kunnen we samen beter in Schagen of elders eens samenkomen om te bespreken, wat te doen valt om de voorwaar den voor het bedrijf te verbeteren. En als we 't eens kunnen worden, wat ik mogelijk acht, dan moet er wat reclame bij, om de voorwaarden doorgevoerd te krij gen, welke het bloembollenbedrijf weer loonend kunnen De opzichter lachte. „Wij hebben die lijn niet meer dan een halve mijl gevolgd. Daar hebben wij ons een splitsing veroorloofd. Het schijnt dat dit u ontgaan is/* „En waar had u de vereeniging gedacht?" „Daar Is geen sprake meer van." „En hoe komt u dan op de plaats van den water- afvoer?" Daar hebben wij een geheel andere plaats voor vast gesteld. Wij ontmoetten uw kanaal drie mijlen verder op." De hoofdingenieur van de Maatschappij antwoordde driftig: „Maar dat moogt u niet doen. Onze inspectie toont duidelijk aan Hier hield hij plotseling op. „Wat toont uw inspectie aan?" was het uitdagende wederwoord van Abe Lee. „Ik neem aan dat u goed op de hoogte is van de gegevens die door uw ondergeschik te Black* in zijn rapport verwerkt zijn. U hebt thans voor het afsluiten van den koop mijnheer Worth uw meening gezegd over de gesteldheid van den grond. Wat is nog meer uit uw onderzoek gebleken?' Eer de ingenieur kon antwoorden, klonk de koele, onzijdige stem van Jefferson Worth: „Het zal u be kend zijn, mijnheer Holmes, dat er geen enkele bepa ling in mijn contract met uw Maatschappij staat die mij zou kunnen verpliohten de lijn van uw project te volgen, of waardoor ik aan de plaatsen gebonden zou zijn die u voor de splitsing van de kanalen mocht heb ben vastgesteld. De Maatschappij heeft op zich genomen het water in mijn kanalen te leiden en dat is alles." Intusschen was het den ingenieur duidelijk geworden, welke houding hem door de omstandigheden geboden werd. „Neem mij niet kwalijk, mijnheer Worth... en ook vriend Lee. Ik erken dat ik te ver ben gegaan. En ik zie nu in dat Black zich vergist heeft." Abe lachte kortaL „Ik heb het werk van Black na gegaan, maar ik heb bevonden dat zijn berekeningen in alle opzichten juist waren." Holmes antwoordde met een glimlach: „Lee, het doet mij genoegen dat van je te hooren. En, mijnheer Worth. ik wen-sch u met heel mijn hart allen voorspoed bij uw onderneming". „Ik dank u zeer." antwoordde Worth. „Ik had al een verplichting aan u voor een zeer waardevolle inlichting die u mij verstrekt hebt." „Een verplichting aan mij?" „U herinnert u toch zeker wat ik u gevraagd heb, maken en waarbij de voorwaarde voor meerdere wel vaart der bevolking van andere landen inbegrepen is. En dan zullen wij ze eens laten zien wat reclame betee- kent. Heil Janus Tulp, schrijven we dan in de wolken. Heil Janus Tulp!, maken we den roep van de mensch- heid en Janus Tulp wordt de meest bekende bloembol lenexporteur van de wereld. U, M. de R-, dankend voor de plaatsing, H. BRAAM. Cocksdorp, Texel. Aan de Redactie van de Schager Courant, Mijnheer, Beleefd verzoek ik u om een weinig plaatsruimte. Het duel tusschen de „Kameel" Van Dalen en de „Leeuw" (of Kind) Astor, is voor zeer veel lezers van de Schager Courant, een interessant geval. Hier zijn tvvee z.g.n. intellectueelen. aan het woord. Deze klasse van lieden hebben er altijd, door alle eeuwen heen, een zonderling genoegen in gevonden, om allerlei hoogdravende redeneeringen op touw te zetten. Ze spelen alles tegen elkaar uit: de Bijbel, de mikrokos- mos, de sterrenhemel en het Evangelie, het Oude Testament en de moderne Wijsbegeerte. Niets is vei lig voor hun welversneden pen. Met al dit gedoe, verwerven zij dan, wat ze noemen: een Wereldbe schouwing. Hebben ze dat eenmaal goed te pakken, dan roepen ze: „Hoera", ik heb een verworven, of aangeleerde, Wereldbeschouwing en nu ga ik dat, wat ze noemen „uitdragen" onder de menschen. Hoe hoogdravender als ze de dingen dan uitdragen, hoe gewichtiger zijn ze in het oog van vele menschen. Ze zweven gedurig tusschen lucht en aarde, de naakte werkelijkheid, het nuchtere en alledaagsche is hun een gruwel. Het „geestelijke" is hun ecnigst ideaal, de „stoffelijke" zaken van deze wereld, daar staan zij kilometers boven. Zoo en niet anders is de mentaliteit van deze intellectueelen, van welke richting zij ook zijn. In verschillende opzichten staan zij tegenover el kaar, in één opzicht zijn zij allen hetzelfde: Geleerd doen, en zich enkel bemoeien met de z.g.n. Hoogere Waarheden. De realiteit van het economisch bestaan van de groote massa der menschen. och, die roeren ze niet of bijna niet aan. De „massa" vinden zij in den regel vulgair en tot niets goeds in staat. Ze be grijpen zelfs niet eens dat zij zelf ook deel van die massa zijn. Goed beschouwd zijn zij eigenlijk „vleesch noch visch". Om een oude vermolmde wereld te vernieu wen, daarvoor rijn zij niet geschikt. Om de massa op te stuwen en die massa het verlangen bij te bren gen, tot het veroveren van een nieuwe wereld, ook daarvoor zijn zij onmachtig. De wereld komt geen stap verder met al die schrijftafel-intellectueelcn; in tegendeel. De strijd der onderdrukte klassen wordt door deze menschen nooit daadwerkelijk gesteund. Zij roepen soms om vrijheid, maar geven nooit moeite om te zamen met de onderdrukten deze vrijheid te veroveren. De arbeidersklasse in het bijzonder, vergaapt zich nog maar al te vaak, aan al die preekers, tot in de politieke partijen zijn ze reeds doorgedrongen. De Astors en de Van Dalens zijn er slechts om de massa van den dagelijkschen strijd om het naakte bestaan nog verwarder te maken. Werkelijke, positieve beteekenis, heeft al dit gerede kavel niet. 't Is dillettantisme, 't heeft met den wer- kelijken strijd om een wereldbeschouwing niets te ma ken. Niet of men een wereldbeschouwing heeft ia de hoofdzaak. De hoofdzaak is of men met of z-o n- d e r wereldbeschouwing, de onderdrukte milhoenen- klasse, de arbeiders, de boeren, de verarmde midden stand, terzijde staat in deze worstelperiode van het stervende kapitalisme. Veel dank voor de plaatsing. Warmenhuizen. G. GROET. Neem dan voor 't naar bed gaan, eens zoo'n "AKKERTJE" en slaap heerlijk rustig en fijn door die (AkK^R] Volgmt racapt van Apathpkmr Dumont. 'AKKERTJES" toen ik in het kantoor van de Maatschappij met Green- field en Burk over dit voorstel sprak?" „Ik herinner mij dat u mij inlichtingen over den grond van dit district gevraagd hebt." „En u hebt mij toen geantwoord dat die grond uit muntend was." Holmes haalde diep adem. „En u bracht Oom Jim en Burk in den waan..." „Ik bracht ze in den waan die bij hen paste," zetde Jefferson Worth. Barbara had met groote belangstelling het gesprek aangehoord. Bij de laatste woorden die tusschen haar vader en Holmes gewisseld werden, was zij Abe Lee dichter genaderd. Alle blijdschap was van '-. ar gezicht geweken en het scheen dat de belangstelt 7 die zij nu toonde, haar pijn deed. Wat den bankier aangaat, hij verdween alle; - ach ter zijn grijze masker en sprak gedurende den rit niet meer dan het onvermijdelijke tot haar, hetgeen aan Holmes en Lee alle gelegenheied liet zich met haar te onderhouden. Uit het gesprek van de mannen had Barbara opge maakt, dat haar vader op listige manier een tastbaar voordeel op de Maatschappij bad weten te behalen. Dit voorval maakte het met een pijnlijke zekerheid duide lijk voor haar dat dit verheven werk van de ontginning van de Woestijn voor Jefferson Worth niets anders was dan een gelegenheid tot het maken van aanzienlijke geldwinsten en dat hij voortging zich van de kunstgre pen te bedienen waaraan hij een zekere bekendheid te danken had. En onbewust, maar onmiskenbaar was ook nu, evenals In dien nacht, vele jaren geleden, de afkeer die haar vervuld.e Zooals het kind zich toen tot den Profeet had aangetrokken gevoeld, zoo nu het jonge meisje tot Abe Lee. Gedurende het overige van dien dag bleef Barbara zoo dicht aan de zijde van den opzichter, dat Willard Holmes geen gelegenheid vond met "haar alleen te spre ken. En toen zij in het hoofdkwartier terug waren gekomen, was de ingenieur genoodzaakt afscheid van haar te nemen, onder de belofte, dat hij haar binnen kort in Kingston een bezoek zou komen brengen. Hij vertrok naar een kamp van de Maatschappij op een afstand van enkele mijlen gelegen. Wordt vervolgd

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1933 | | pagina 6