Nog steeds Barbara Worth in de woestijn. Zaterdag 5 Augustus 1933. SCHAGER COURANT. Derde blad. No. 9324 OPENLUCHTTOONEEL te Callantsoog. Trein met dynamiet in brand. Een goed beraamd plan. NACHTELIJK GERUCHT. WEDER DE WOESTIJN IN. ONZE POMP IS GESTOLEN. EEN MARSCH DOOR DEN AFRIKAANSCHEN HELLEGLOED. EEN NIEUWE RAMP.. ZONDER WATER. VERDWAALD IN DEN NACHT. (Van onzen reizenden correspondent.) BENGAZI, 28 Juli. Twee nachten bleven we te Nufilia. daar mijn mak ker de machine en vooral de handen nog eens na wilde zien. Dien tweeden nacht geschiedde er iets. dat onbeduidend scheen, maar voor ons de noodlot ligste gevolgen had kunnen hebben. Er waren 's avonds uit Sirte twee militaire auto mobielen met Arabische soldaten gekomen, die 's mor gens drie uur weder zouden vertrekken, en dat had me eenigszins ongerust gemaakt. Menschen, die erg veel thuis hebben gezeten en weinig van de wereld hebben gezien, meenen wel, „dat wij allen menschen en gelijk zijn", maar ik ben na bijna twintig jaar zwerven door vele landen en drie werelddeelen tot de meening gekomen, dat er niet alleen wat de geestelijke ontwikkeling, maar ook wat *t karakter aangaat, afgronddiepe verschillen bestaan tusschen de volken en rassen en in de Arabieren heb ik in het algemeen niet heel veel vertrouwen. Ons motorvoertuigje stond onder de geopende ven sters van het vertrek, waar wij sliepen, 's Nachts tus schen twee en drie uur werd ik wakker door het ge luid van metaal op metaal, alsof iemand aan onze machine bezig was. Zoo stil mogelijk stond ik op en sloop naar het venster, doch ik zag niemand, alleen op eenigen afstand in het maanlicht een wilde kat. Den volgenden morgen vóór ons vertrek sprak ik er met mijn makker over en deze keek de machine nog eens na. Alles scheen evenwel in orde. Zoo trokken we weg in de richting van het fortje Aghiela, ongeveer ISO kilometer verder, weder langs een woest ij nspoor door een dor, wat erloos en scha duwloos landschap, gedeeltelijk woestijn, gedeeltelijk steppe. Na zeven-en-twintig kilometer bleek de goed gere pareerde achterband langzaam te zijn leeggeloopen Mijn makker meende, dat er met fijne naalden in was gestoken. Toen bemerkten we, dat onze pomp, die door mijn makker den vorigen avond nog was ge bruikt, verdwenen was, vermoedelijk gestolen. Wat moesten we beginnen op dit spoor, waar mis schien éénmaal per maand een automobiel langs komt? Ons besluit was spoedig genomen. Ik, die den vorigen dag het meest gerust en het minst gewerkt had. zou te voet terugkeeren naar het. fortje Nufilia om daar een pomp te leen te vragen. We moesten nog dankbaar zijn, dat het ongelukje met den band niet veertig of vijftig kilometer verder had plaats ge had. Zeven-en-twintig kilometer is een flinke wandeling, maar door woestijn en steppe, onder de gloeiende Afrikaansche zon. over een ongelijk spoor met stee nen en gaten, zonder een plekje schaduw, wordt het een marteling. Er bleef mij niets anders over. Ik hing mijn veldflèsch om en ging kort na tien uur 'smor gens op weg met, het besef, dat ik het warmste deel van den dag zou hebben te loopen, gedeeltelijk over steenbrokken, gedeeltelijk door mul zand in den laaienden woest ij ngloed. Na een uur reeds martelde mij de dorst, doch ik stelde me zelf op rantsoen. Na elk vol uur zou ik drie slokken uit mijn veldflesch nemen; na elk half uur er tusschen één slok. Eerst na twee uur zou ik een kwartier rust nemen; na vier uur een half uur rust Dit was het marschvoorschrift dat ik mezelf stelde. Zoo ging ik in de zengende zon door de van gloed laaiende eenzaamheid, vele uren lang. Het liep reeds tegen vijf uur, toen ik het fortje Nufilia bereikte, waar ik na eenig zoeken, den kapitein vond en hem de geschiedenis van onzen tegenslag verhaalde. De kapitein was bereid mij een pomp te leenen, die ik terug zou zenden van de eerste plaats, waar ik een andere pomp zou kunnen leenen of koopen. Met een militaire automobiel werd ik teruggebracht naar de plek, waar mijn makker bij onze machine wachtte. Natuurlijk nam ik van het fortje nog eenige flesschen water mede. Het was ver over zevenen (ook de militaire auto mobiel kon in dit terrein geen groote snelheid ont wikkelen) toen ik bij mijn makker, die intusschen den band gerepareerd had. terugkeerde. De militaire automobiel nam weder den weg naar het fortje en wij bleven, daar de zon reeds zonk, ter plaatse kam peeren. De dag stond reeds klaar over het steppenland, toen ik ontwaakte. Met een stuk brood, vleesch uit blik en een slok water ontbeten we. Daarna trokken FEUILLETON Door HAROLD BELL WRIGHT 46. De juiste verhouding van Jefferson Worth tot de Koningsdal-enaatschappij was altijd een onderwerp van gedachtenwisseling onder de pioniers geweest. Het nieuwe land werd, zonder uitzondering, bewoond door lieden wier middelen zeer beperkt waren en onder dezen is het een algemeen geldend geloofsartikel dat alle kapitalisten deel uitmaken van een groote roover- bende die voorbeeldig georganiseerd is, zich door een onverbreekbaren samenhang onderscheidt en steeds eendrachtig tegen een hulpeloos slachtoffer, anders gezegd het publiek, optreedt. Hoe hoog hun onderlinge twist ook soms mocht loopen over de verdeeling van den buit, in hun gemeenschappelijke handelingen te genover de massa waren zij eensgezind. Van den aanvang af hadden velen Jefferson Worth voor den geheimen agent, den deelgenoot achter de schermen van Green field gehouden. En de overeen komst betreffende het Zuider-Oentraal-District scheen die meening te bevestigen, aangezien het publiek met den ondergrond van die zaak geheel onbekend was. De persoonlijke hulp van Worth werd door allen blij moedig en dankbaar aanvaard en zij waren allengs een vriend in hem gaan zien. Maar dit veranderde niet het geringste aan hun overtuiging dat hij tot het gilde behoorde. Er bestond alleen dit onderscheid dat hij een edelmoedige, goedgemanierde roover was, zoo als er bandieten zijn die den passagier zijn spoor wegkaartje teruggeven en de vrouwen in den trein ongemoeid laten. Nu had het een oogenblik den schijn gehad, alsof er hoegenaamd geen aanraking tusschen den bankier en de maatschappij bestond. Tot dat zij dien raad van Worth vernamen: „Zeg Greenfield dat hij zich persoonlijk tot mij kan wenden." Het was in derdaad geen wonder dat de leden van de commissie elkander verbaasd en verbijsterd aanzagen. Hadden zij hier tenslotte te doen met een ruzie tusschen de deel- Bij het opbreken van het bivak. Aan het ontbijt. we verder met matige snelheid, daar het slechte, on gelijke terrein geen groote snelheid toeliet. Na ruim dertig kilometer gebeurde er een ongeluk, dat nood lottig kon worden De touwen, waarmede we achter onze bagage twee flesschen ieder van twee liter wa ter hadden vastgebonden, braken. Vier liter water gingen verloren. We hadden niet meer dan het wa ter in onze veldflesschen. ieder ongeveer anderhalve liter en we bevonden ons op ruim honderd-en-tien kilometer van het fortje Aghield, waar we weder water zouden kunnen krijgen. Indien onze tocht ver der een glad verloop had, was dit niet erg, maar in dien we tegenslag kregen met de banden of met de machine kon voor ons de toestand dreigend worden. Op hulp hadden we in deze streek niet te rekenen. Na nog ongeveer twintig kilometer boog het zij- spanwagentje den neus naar beneden We stopten. Alle schroeven, waarmede het wagentje op het on derstel was bevestigd, bleken door den steenslag van onderen gebroken, zoodat het wagentje volko men los lag. Reserveschr.teven van de noudige soort hadden we niet in voorraad. Onze toestand werd in dit dorre, verlaten gebied, waarover de zon laaide, wanhopig. Het eerste en meest noodige was in de vlammen de hitte; water Op enkele kilometer afstand scheen het terrein te dalen. Misschien was aaar een bron. Ik trok er heen en liet mijn onvolprezen Tsiechi schen makker peinzend bij de machine. Inderdaad, na bijna drie kilometer daalde het ter rein. Ik stond er voor een uitgestrekte, eveneens boomlooze, lagere vlakte, welke tot aan den horizont reikte, maar geen huis, geen bron, geen nomaden- tent viel te bekennen. Troosteloos keerde ik terug naar de plaats, waar mijn maktyer en de machine zich bevonden. Nog geen kilometer rtiad ik gHoopen. toen ik het geluid van heen motor vernam. Verbaasd keek ik op. Van actei een terreinplooi verscheen mijn makker met ons voertuigje, alsof er niets ware.geschied. Een jubelende vreugde gevoelde ik op dat oogen blik in me. Was ons voertuigje dan hersteld? Was het mogelijk, verder te rijden nog ruim tachtig ki lometer waar we water konden vinden? Mijn makker hield bij mij stil. ..Ik heb het geheel zoo lang met touwen samengebonden", zeide hij. „Natuurlijk houdt dat op den duur niet. Jij gaat op den achterkant van het wagentje zitten, met je voeten op het bankje en houd; zooveel mogelijk het geheel in evenwicht. Denk er om. het gaat om ons leven. Moeten we hier blijven, dan sterven we van dorst." Het werd een dolle tocht door het trieste, verlaten landschap in de schroeiende warmte Twee keer liep nog onze achterband leeg en er moest in de felle hitte worden gewerkt. Om water te sparen voor mijn makker, die het zwaarste werk ver richtte, dronk ik niet meer, doch bevochtigde slechts van tijd tot tijd mijn lippen. In het wagentje, dat telkens neiging toonde met den neus of met het achterdeel naar beneden te wip pen, hield ik zooveel mogelijk het evenwicht. Mijn makker was onder deze omstandigheden natuurlijk gedwongen langzaam te rijden. hebbera van het gilde over de verdeeling van den buit? Zij konden er met hun verstand niet bij. Zij hadden een duister besef van sterke krachten die zich onder de oppervlakte roerden, maar tot een inzicht van wat er werkelijk gebeurde, konden zij het niet brengen. Er was hun maar één ding duidelijk, het eenige dat altijd duidelijk is, wanneer het kapitaal zich tot lieden van hun klasse richt... dat zij moesten gehoorzamen. „Wat moeten wij nu melden aan degenen die ons gezonden hebben?" vroegen zij toen zij aanstalten maakten heen te gaan. „Ik zou meenen dat u kunt zeggen wat ik u gezegd heb," was het antwoord. Toen de commissie verslag van het onderhoud uit bracht, stonden ook de hoorders voor een raadsel dat zij niet vermochten op te lossen. Er werd gevraagd en geredetwist, ontkend en bevestigd, totdat Pat zijn kameraden vroeg, of het niet „het gegons van een bijenzwerm" leek. De voorzitter van de Koningsdal-maatschappij vond het niet geraden het verzoek af te slaan dat de com missie tot hem richtte. En toen hij met Jefferson Worth samenkwam, dwong de man met het grijze masker hem, het eerst het woord te nemen. „Ik hoor dat u mij over die spoorweg-kwestie wenschte te spreken, mijnheer Worth?" „Ik heb de commissie gezegd dat u het best zou doen u tot mij te wenden," was het antwoord in de kleurlooze stem. „Daarom hen ik hier gekomen. Wat is er van uw dienst?" „Ik wenschte een nieuw contract van uw maat schappij waarbij u de verplichting op u nam u bij den aanleg van het Centrale Kanaal aan het oorspronke lijk ontwerp te houden, terwijl dan de bekende bepa lingen aangaande de levering van water en wat diea meer zij, van kracht zouden blijven." „En wanneer wij daarin toestemmen, wilt u dan op u nemen dat de spoorweg Kingston aandoet?" „Als u de lijn van uw kanaal verandert, dan veran der ik de lijn van den spoorweg." „En wanneer ik weiger?" „Dan laat mijn spoorweg Kingston ter zijde liggen en zal ik het publiek wel duidelijk maken, wat de reden daarvan is. U hebt de openbare meening niet weinig tegen mij in het harnas gejaagd, mijnheer Greenfield. Ik geef u nu de gelegenheid dat te her stellen. En anders komen de gevolgen voor uw reke ning. James Greenfield doorzag onmiddellijk de moeilijk Toen de avond viel bevonden we ons nog, volgens onzen kilometerteller, ongeveer veertig kilometer van het fortje Aghiela, dat we dien nacht tot eiken prijs moesten trachten te bereiken, want bijna zonder wa ter konden we een nieuwen gloeienden dag niet in gaan. Om acht uur 's avonds was de veldflesch van mijn makker leeg. Ik had nog ruim een liter water. Plot seling ontdekten we, aan den stand der sterren, dat het spoor, hetwelk we volgden, naar het noorden voerde en we moesten naar het oosten. Het kon even wel zijn, dat het spoor een omweg maakte, om moei lijk terrein te vermijden. Na ongeveer een half uur wendde het spoor zich. vrijwel recht naar het westen, juist in de tegenover gestelde richting van die, waar het fortje Aghiela moest liggen. Het was duidelijk: we waren verdwaald in de nach telijke eenzaamheid. En onze watervoorraad was niet groot genoeg om den hellegloed van een Afrikaan- schen dag in deze woestenij door te komen. Er bleef ons slechts één redding: te trachten zoo spoedig mo gelijk het goede spoor terug te vinden. J. K. BR EDERODE. Naar aanleiding van de op 13 Augustus a.s. te ge ven Openluchtvoorstelling door de „Spelers van Stad en Lande" te Callantsoog N.-H.) bericht men ons het volgende: Het mag in dezen tijd van zoeken een experimen teeren op tooneelgebied. als een goed teeken worden beschouwd, dat de aandacht weder gevallen is op het Openluchttheater. Een van de beste propagan disten, en niet in het minst een van de beste execu tanten, die over groote ervaring beschikken, van open- luchttooneel is wel Anton Verheijen. In Oost- en West- Indië, zelfs in Znid-Afrika, heeft deze eminente too- neelspeler met zijn krachtig gevormde groep open luchtopvoeringen gegeven. Het is een internationaal verschijnsel, dat oude en bijna vergeten stukken weer opgevoerd worden. Menig middoleeuwsch drama is in de laatste jaren opgevoerd. Hoewel het aantal dra matische werken in onze eigen literatuur niet groot is, er zijn slechts vier abele spelen en een zestal korte kluchten bekend. leenen de meeste dezer stuk ken zich uitstekend voor een opvoering in de vrije na tuur. Van de abele fraaie, edele' spelen is „Lanseloet van Denemarken", ook wel ..Lanseloet ende Sande- rijn" genaamd, één van de beste. Lanseloet verplaatst ons in den tijd van de romantische ridderpoësie en de „hovesche minne'. Het thema van het stuk is er echter een van alle tijden. Na den proloog, waarmee alle abele spelen beginnen, treedt de hoofdpersoon Lanseloet op. Hij bekent zijn liefde voor Sanderijn. een Kamer-vrouwe zijner hooggeboren moeder. De laatste zet Lanseloet er toe aan. het meisje te verlei den en haar daarna toe te voegen: „Ic hebbe uus genoegh". Hierdoor denkt de sluwe vrouw een huwe lijk, dat niet met den stand van Ridder Lanseloet overeenkomt, te voorkomen. Haar toeleg gelukt. Over laden met schande vertrekt Sanderijn, zelf echter overtuigd, dat God anders over haar oordeelt dan de menschen. Zij vindt in „die Ridder", een man van goede kwaliteiten, het voorbeeld van een echte hove sche edelman, die haar huwt en een gelukkige tijd breekt voor haar aan. Lanseloet, die, achtergebleven, verteerd wordt door smart en berouw, zendt zijn dienaar Reinout om Sanderijn te zoeken. Inderdaad vindt deze haar; hij keert terug en vertelt dat zij gestorven is. Dan sterft Lanseloet. Tot zoover de inhoud, welke uit acht tafereelen bestaat. Een korte epiloog, welke de moraal nog eens naar voren brengt, sluit het stuk af. De opvoe ring zal zoo veel mogelijk in middeleeuwschen toon gehouden worden, dus geen oud stuk in „evening dress", zooals Herman Teirlinck Elckerlyc in Brus sel speelde en zooals eenige opvoeringen van „Ham let" plaats gehad hebben, Trouwens bij het zoet vloeiende Middel-Nederlandsch hooren de raiddel- eeuwsche costumes, waaraan de uiterste zorg is be steed. Dit principe volgende is het ook juist, dat Ati- ton Verheijen na het abel spel de clute van „Nu Noch" doet volgen. „Nu Noch" is een clownerie, die bestemd was om het volk te trekken en bij het Mid- deleeuwsche publiek zeer in den smaak moet zijn gevallen. In dit opzicht is de moderne mensch ech ter niet beter of slechter, hoeveel zijn er niet dol op komieke „smiters" van het witte doek. „Nu Noch" is het eenvoudige verhaal van een pantoffelheld, die zijn vrouw durft te bedriegen De bezem veegt bij het slot alles letterlijk schoon. De hoofdrollen in „Lanseloet van Denemarken" zijn in handen van Anton Verheijen,tils „die Ridder", en Tine Medema, als „Sanderijn'. heid. waarvoor hij geplaatst was. Wanneer Jefferson Worth een eenvoudige verklaring van den toestand gaf en daarbij het oude contract overlegde, zou de toorn van het publiek zich onverbiddelijk keeren tegen den voorzitter van de maatschappij. Hij mompelde een vloek en luide zeide hij: „U hebt het spel gewonnen, mijnheer Worth. Vandaag nog zal ik het contract laten gereedmaken, dan kunt u het onmiddellijk teekenen. En wat zullen wij nu beginnen met die menschen die daar staan te wachten?" „U hebt die menschen bijeengeroepen, mijnheer Greenfield." Enkele minuten daarna verscheen Horace P. aan het hek. waarbij Texas Joe en Pat nog steeds geposteerd stonden, en hij sprak met luider stem: „Onze commis sie zal binnen een half uur haar verslag uitbrengen in het Opera-gebouw." En de commissie bracht de heugelijke tijding dat Kingston gered was en de redenaar van den dag gaf een meesterstuk ten beste dat alle vroegere van dien aard In de schaduw stelde en in het midden liet, of Ja mes Greenfield. Jefferson Worth dan wel Horace P. Blanton de redder van de stad verdiende te heeten. „Vrienden"; zeide een van de mannen van het Zui- der-Centraal-District, toen de ruiters den terugtocht aanvaardden. „één ding is zeker. De burgers van Kingston krijgen hun spoorweg, maar wij houden onzen Jefferson Worth en ik ben er zeker van dat Jeff nog wel mans genoeg is om ons ook een spoorweg te be zorgen." „Dat is een zekere waarheid", antwoordde een an der, „maar wat is er nu eigenlijk gebeurd? Wat mag Jeff van plan zijn?" DRIE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. De tiende penning. Ondanks de hoopvolle stemming van den man die be weerde dat Jefferson Worth machtig genoeg was om een spoorweg voor Barba en het Zuider-Centraal-Dis- trict aan te leggen, was er toch een onmiskenbare te leurstelling ziohtbaar in de stad van Worth, toen het bekend werd dat de spoorweg aan de stad van de Maatschappij was toegewezen. Nu de kampen weer hun oude plaats hadden inge nomen en de weg in aanleg steeds dichter bij Kingston kwam, nu de tijd naderde dat de geregelde treinen met passagiers en vrachtgoederen langs de stad van de Maatschappij zouden heenstrijken. nam de ontevred"n- heid in Barba hand over hand toe. Men fluisterde zelfs Uit de pers: Henri Borel in het Vaderland; Er was in aller spel door eenen geest befteerscht een toewijding, die aan alles te voelen was. Verheijen als Ridder was nobel en van goeden bloede, mooi van statuut en gebaar, zijn Warande Hueder karakteristiek opge vat en volgehouden, zijn dictie uitstekend. Wat een wondere bekoring gaat er toch uit van clit Middel- eeuwsche „Abele spel'. Een bekoring, waaronder wij ons eiken keer, dat wij het zien vertonnen, opnieuw gevangen voelen. Sanderijn ais edelvrouwe aan- schrijdend over het mos: dat alleen was een gang naar Oosterbeek waard! De Javabode (N. O.-Indië): De stemming was vol van poëzie en romantisch en prachtitr werden wij uit de onze weggevoerd naar een geidealisoerde wereld van ridders en edelvrouwen Het succes van Verheij en 's „Lanseloef-vertooning hier in Bandoeng was minstens even groot als dat van zijn „Ëlkerlyc". De Standaard, Brussel: Zelden was een spelende groep zoo homogeeneindeloos applaus brak los en tot vier, vijf maal werden de spelers terugge roepen. De opvoering zal plaats hebben op een duinterrein te Groote Keeten, ten Noorden van Callantsoog, in een bijna ongerepte natuur, een ideale plek voor openluchtspelen. In verband met het bezoek uit de noord-oostelijke provincie van ons land, is de tijd van aanvang op 3 uur namiddags gesteld, zoodat iedereen weer op tijd naar huis en haard kan terug keeren. Voor nadere bijzonderheden zie men de betreffende advertentie in dit blad. Ten slotte zij er op gewezen, dat het. wcnscholijk is tijdig bij het terrein aanwezig te zijn, daar an ders niet op tijd kan worden begonnen. Passeerende exprestrelo ontsnapt ter nauwernood aan groot gevaar. Reuter seint uit Valencia (Castilië): De expres-trein van Madrid naar Galicië reed hier het station binnen, juist op het oogenblik, dat een wagon van een goederentrein, die twintig kisten dy namiet bevatte, op het naastliggende spoor in brand stond. Precies toen de laatste wagons van den expres- trein waren voorbijbereden, ontplofte de wagen met dynamiet, waardoor groote schade aan het stations gebouw en omliggende huizen werd toegebracht. Voordat de brandweer het vuur kon blusschen waren twaalf wagons van den goederentrein in de asch gelegd. Verscheidene omstanders werden bij de ontploffing ernstig gewond en in het ziekenhuis opgenomen. Brutale diefstal van poststukken in da Londensche city. De dieven zullen er echter niet veel aan hebben. Dezer dagen hebben autobandieten in Birchin-lane, in de Londensche City een postbeambte neergesla gen, die eenige zakken aangeteekende stukken naar een bank ging brengen. Zij pakten twee zakken en gingen er in 'n geredstaanden auto mee vandoor. Zij hadden zoo n haast, dat zij een hunner vergaten, die echter te voet wist te ontkomen. Het plan was goed beraamd. Eiken ochtend om denzelfden tijd, even voor achten, stopt een postauto met. aangeteekende stukken voor diverse banken op den hoek van Lom bard street en Birchin-lane, een verbinding van eerstgenoemde straat met Cornhill, De beambten be zorgen te voet de zakken aan de adressen in Bir- chin Lane. De groote run op de City is dan nog niet begonnen en de straten zijn vrijwel verlaten. Om niet in de gaten te loopen hadden de roovers dan ook gedaan alsof zij iets te maken hadden met een bouwwerk, dat aan den overkant van de straat wordt uitgevoerd. Er was maar één getuige van hun daad, een schoonmaker van Williams Deacon s bank, die de jaloezieën van' die bank schoonmaakte. Eer hij echter alarm had kunnen maken, waren de roo vers er al van door. Zij zullen echter niet veel wil van hun daad hebben. De zakken bevatten 30 aange teekende stukken met een groote waarde voor de betrokken banken, doch met geen enkel stuk, dat voor de dieven verhandelbaar is. Hadden zij 'n paar seconden eerder toegegrepen, toen de stukken voor de Commercial Bank of Sydney werden afgeleverd, dan zouden zij een rijken buit gehad hebben. dat de geheele beweging door Jefferson Worth zeer listig op touw gezet was met het doel van de Konings dal-maatschappij een aanzienlijke bijdrage af te persen voor het persoonlijk vermogen van Worth In het verge lijk, als geheel, vermoedden de menschen iets dat zij niet met den vinger konden aanwijzen, een ontastbaar, geheimzinnig iets, dat even belangrijk kon zijn, als het onbepaald was. Zij voelden bij instinct dat zij zonder hun toestemming gewikkeld werden in een spel dat door deze meesters van het geld gespeeld werd en het griefde hen dat zij aldus als figuranten werden opgeofferd in een strijd waarvan de bedoeling hun te eenenmale ont ging. En terwijl de menschen hem beschuldigden dat hij hen verkocht en verried ter wille van zijn persoonlijk voordeel, stak de man wiens doel alleen aan hemzelven bekend was, den laatsten dollar in zijn onderneming en dat met een nieuw seizoen van hoogen waterstand in het vooruitzicht In tegenstelling met de arbeiders aan de kanalen, ontvingen de werklieden aan den spoorweg niet meer dan hun gewone dagloon. En toen nu daarbij kwam, al had niemand daar ook maar het geringste ver moeden van dat de schatkist van Jefferson Worth ongeveer uitgeput was, werden de aanlegwerken van den spoorweg voor de zomermaanden gestaakt om later als het water weer vallen zou, hervat te worden, misschien. Wederom weigerde Barbara haar vader alleen te la ten en in dat vertrouwelijke deelgenootschap met zijn dochter, in dat volkomen begrijpen, vond de man die steeds eenzaam achter zijn grijze masker leefde, bezie ling en kracht. De telefoon verbond nu de waterwerken van de ri vier met Kingston en van uur tot uur. in die heete da gen en nachten was Jefferson Worth er op voorbereid een roepstem te hooren van Willard Holmes, die even zoo geweigerd had zijn werk te verlaten. Drie van de vlugste rijpaarden stonden in den stal naast Capitan. Texas, Abe en Pablo waren gereed den pioniers ter hulp te snellen die dag aan dag den grond bewerkten, hun huis bouwden en van een toekomst droomden, onbewust van het dreigende gevaar dat hun boven het hoofd hing. Er waren vage geruchten in omloop van den gevaar lij-ken toestand van de waterwerken van de Maatschappij en aan voorspellingen van een naderende ramp ontbrak het niet. Maar van de honderd pioniers was er nauwe lijks één die de waterkeering bij het kanaal persoonlijk in oogenschouw had genomen en ook die éène was niet

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1933 | | pagina 9