De deftige
Kazan.
SCHAGER COURANT
HOE VLEKJE
MEE OP REIS GING.
DE WILDE KAT.
KNIPPRENTJE.
HOE KOOS TOCH NAAR
ONKRUID HEETTE.
DE SLINGERENDE RING.
Kom lach ook eens mee!...
VOOR ONZE MEISJES
Mevrouw Poesevriend en haar beide
dochters, Alize en Aline maakten zich
gereed om haar zoraervacantie te gaan
doorbrengen op het groote buiten van
de familie Poesevriend ergens ver op de
Vel uwe. Een ding was er echter, waar
mevrouw Poesevriend vreeselijk over in
zat en dat was, hoe zij haar allerliefste,
haar schattige kleine poes mee zou krij
gen. Zij wendde zich 's avonds tot haar
man en zei: „Karei, ik geloof, dat bet
het allerbeste zou zijn, als jij de zorg
voor onze kleine Vlekje op je nam, ge
durende de reis." Maar meneer Poese-
yriend fronste zijn voorhoofd en zei:
„Neen, ik wil geen poesje dragen, als ik
reis. Wij hebben een kok, een huisknecht
en twee dienstboden, en ik zou dus uiet
weten waarom niet een van hen zich
met onze. poes zou belasten." Maar me
vrouw Poesevriend was zeer veront
waardigd dat haar lieveling door een
van de bedienden gedragen zou moeten
worden en zei dus, dat zij zelf haar
poesje wel verzorgen zou. „Het beste
wat je doen kunt, Karei", zei ze, „is,
dat je een mand koopt, een speciaal
mandje om een poesje in te dragen."
En hoewel mijnheer Poesevriend een
zeer druk zakenman was, gaf hij dien
dag bevel aan zijn chauffeur om voor
een mandenwinkel te stoppen. Hij ging
den winkel binnen en vroeg daar eenige
manden te zien. Zijn keus viel nu op
een koffertje, waarin een kijkgaatje was.
zoodat de poes. zich onderweg niet be
hoefde te vervelen, en zoo nu en dan
eens naar buiten kon kijken.
„Wat een aardige mand", riep me
vrouw Poesevriend opgetogen uit, zette
haar Vlekje er in en weldra zat de heele
familie in den trein. Mevrouw plaatste
de mand naast zich op den grond en
Vlekje viel al spoedig in een diepen
slaap door het eentonig geluid van den
trein.
Mevrouw Poesevriend was een verhaal
aan het lezen, en haar beide dochters.
Alize en Aline waren twee verhalen aan
het lezen. Meneer had een verhaal gele
zen, maar was gauw in slaap gevallen.
Al de menschen in de wagon waren of
verhalen aan het lezen of zaten te sla
pen of ook wel keken zij uit het raampje.
Na een poosje werd Vlekje wakker,
waschte zijn gezicht, keek eens door het
openingetje naar buiten, ja stak er
zelfs zijn kopje door. Toen ging hij pro-
becren, of hij niet heelemaal door die
opening kon komen en het duurde u;et
lang, of hij stond naast den mand. Plet
avontuurlijke Vlekje liep nu van den
eenen coupe in den anderen, gaf hier
en daar de passagiers een kopje en
kwam tenslotte in de afdeeling, waar al
de bedienden van de familie Poesevriend
bij elkaar zaten. Vlug sprong Vlekje bij
de oudste dienstbode op schoot en begon
van behagen te spinnen.
Maar opeens hield de trein stil en men
was op de plaats van bestemming aange
komen. Mevrouw Poesevriend nam de
mand op, maar zij vond, dat deze zoo
licht aanvoelde. Daarom lichtte zij het
deksel op, maar o wee, de mand was
leeg. Niemand van de familie had iets
van het avontuur van ons kleine Vlekje
gemerkt.
Zij uitte een kreet van schrik, daar
door keken de overigen allemaal op van
de verhalen, die zij aan het lezen wa
ren en vroegen wat er aan de hand
was. Mevrouw Poesevriend kon echter
niet antwoorden en wees met een wan
hopig gebaar naar den leegen mand.
Het werd een gehol en door elkaar ge
loop en geroep in de trein van belang, en
alle passagiers waren druk in de weer
om die lieve Vlekje te helpen zoeken,
maar het dienstmeisje, die natuurlijk
van dat alles niets wist, was uitgestapt
met de poes in haar arm en was alvast
in den wagen gestegen, die het perso
neel naar huis zou brengen.
Radeloos was mevrouw Poesevriend,
dat haar kleine lieveling nergens te vin
den was. De conducteur wilde fluiten
om den trein te doen vertrekken, maar
mevrouw Poesevriend zei, dat de trein
niet weg mocht, voor haar poesje terug
was. De conducteur haalde eens onge
duldig zijn schouders op en zei, dat om
een poes de trein niet te laat weg kon
gaan. Dat begreep zij dan ook wel en
diep bedroefd stapte zij met haar beide
dochters Alize en Aline en haar man in
den gereedstaanden auto, terwijl zij bet
leege mandje als een bittere herinnering
meedroeg.
Na een klein kwartiertje hield hun
auto voor de deur van hun buitenhuis
stil, maar wie schetst de verbazing od
vooral de vreugde van mevrouw Poe«e-
vriend, haar beide dochters Alize en
Aline en meneer, toen daar hun dier
baar poesje miauwend en kopjes ge
vend op hen afsprong.
Dank zij de goede zorgen van het
dienstmeisje was Vlekje thuis gebracht!
Mevrouw Poesevriend nam Vlekje in
haar armen en zei, dat als zij weer een
treinreis gingen maken, Vlekje den hce-
len weg op haar schoot zou blijven zit
ten.
UIT DE NATUUR
De wilde kat komt het meest voor in
Noord Azië. Nepal, Noord Amerika en
in verschillende oerwouden in Europa.
Sommige geleerden hebben wel eens
beweerd dat onze huiskat een afstam
meling van den wilden kat is, maar of
dit waar is, is niet met zekerheid te zeg
gen. Intusschen zou dit al verscheidene
eeuwen geleden moeten zijn. daar in de
geschiedenis der oudheid er al wordt ge
sproken van de huiskat.
Het groote verschil tusschen de twee
soorten bestaat in hoofdzaak in de staart
Da staart van den wilden kat is kort
dik en stevig, terwijl die van de huis
poes lang en slap is. De wilde kat ge
bruikt zijn staart om zich in evenwicht
te houden bij het klimmen en springen,
de huiskat geeft er dikwijls zijn verschil
lende stemmingen mee aan. Is hij boos
b.v. dan wordt fcijn staart dik, is hij blij
en spint hij, dan beweegt hij zachtjes
zijn staart op den grond.
De wilde kat is familie van den pan
ter, den tijger en den lynx. Zij leeft zoo
wel in warmere als in zeer koude stre
ken, en komt b.v. in sommige deelen van
Rusland, Siberië en Noord-Duitschland
voor. Hij maakt zich een tehuis in een
hollen boom, soms in een verlaten nest
van een grooten vogel of kruipt in een
rotsspleet. Hij krijgt van drie tot zes
jongen in het voorjaar, die hij voedt met
jonge vogeltjes en muisjes. De wilde kat.
die met groot g-nnak de boomen beklimt,
is vanzelf sprekend een grooten vijand
van de vogels en vele jonge diertjes val
len hem dan ook ten prooi.
Een wilde kat wordt ongeveer een
halve meter groot en leeft gemiddeld vijf
tien jaar.
OPLOSSING
Knipprentje: Stekelvarken.
door
CORRY LATENVELD.
Kazan was een deftige hond. De ko
ning zelf had hem op een tentoonstel
ling eens van den prijswinnaar cadeau
gekregen toen Kazan nog heel jong wa«
Hij had Kazan steeds bij zich gehouden
en zoo was de hond zeer aan zijn mees
ter gehecht geworden. Hij had een heer
lijk leventje, kreeg de lekkerste kluiven
en de laatste hapjes van des konings
bord, maar er was een donkere vlek in
zijn leven en dat was de kamerdienaar,
die hem toegewezen was om met hem te
gaan wandelen.
Niets vond Kazan zoo vernederend
dan aan een riem te moeten loopen aan
den hand van dien kamerdienaar, van
wié hij nu eenmaal niet hield. En de ka
merdienaar was ook niet erg op Kazan
gesteld, of liever gezegd, hij was eigenlijk
een klein beetje bang van hem. Dat vond
Kazan natuurlijk nog minderwaardiger.
Maar hoe hij ook trachtte vrij en frank
naar buiten te komen, dat lukte hem
nooit, alleen aan den lijn mocht hij wan
delen.
Op zekeren morgen, toen hij nu weer
zijn wandeling zou gaan maken en de
kamerdienaar niet wilde loopen, waar
hij wilde, maar een heel anderen kant
w4^
Als jc bovenstaande
stukken netjes uit
knipt en ze daarna tot
'n geheel samenvoegt,
dan zul je zien, dat
je een dier hebt ge
maakt, dat niet zon
der handschoenen is
aan te vatten. Weet je
den naam ook mis
schien? Als je hem
niet kunt vinden, zoek
dan maar eens elders
op deze pagina.
uit trok, werd Kazan zoo boos, dat hij
onverwachts de riem uit de hand van
den kamerdienaar rukte en er van door
ging. Hij holde zoo hard hij kon en was
spoedig niet alleen uit het park, maar
zelfs de stad, waar hij woonde, uitge
rend. Doodmoe ging hij ergens uitrus
ten, maar door al die ongewone li
chaamsbeweging was zijn maag leeg ge
raakt en hij rammelde van den honger,
(ïoede raad was duur. Hoe moest hij
aan eten komen, want hij was vastbe
sloten nooit meer terug te gaan naar
huis, al hield hij ook nog zoo veel van
zijn baas.
De koning was zeer bedroefd, toen hij
vernam dat Kazan weggeloopen was en
liet advertenties in de verschillende cou
ranten zetten en loofde een groote beloo
ning uit voor degene, die hem zijn hond
terugbracht.
Maar Kazan wist niet, wat hem boven
het hoofd hing. Toen hij den volgenden
dag door honger gedreven langs de hui
zen wandelde, werd hij al spoedig door
een man opgemerkt, die hem herkende
omdat de koning op een paar foto's
met zijn hond afgebeeld stond. De man
lokte Kazan naar zich toe met een paar
vriendelijke woorden en gaf hem, toen
hu met hem mee geloopen was, thuis
een flinke schotel vol heerlijk eten. Ka
zan was nu zoo gelukkig als hij nog
niet vaak was geweest en ging heerlijk
Het was een warme dag, ofschoon 't
reeds September was.
Meneer Smit, die huiseigenaar was. in
een groote stad en een heel complex ar
beiderswoningen bezat, was op dien
morgen op weg naar de stad. Hij was
vandaag niet ongeduldig, zooals dikwijls
het geval was en tikte ook niet met zijn
wandelstok op de straat. Hij reed echier
langzaam in zijn mooie auto met zijn
kleinzoon bij zich.
De straat waar hij wilde stoppen was
zoo smal, dat de groote auto er nauwe
lijks in kon. Eindelijk hield meneer Smit
stil voor het huis waarin Johan Boo-
rienstaak woonde. Meneer Smit en Ton,
zijn kleinzoon, stapten uit de auto, zij
gingen de straatdeur, die open stond,
binnen en beklommen een donkere, nau
we trap. Een klop op de deur en deze
werd geopend door de moeder van Jo
han Boonenstaak.
„Goeden morgen, juffrouw Boonen
staak", zei meneer Smit, „ik kom alle
jongens, die hier wonen, halen, waar
zijn ze? Dit is mijn kleinzoon Anton."
Juffrouw Boonenstaak gaf Ton een
band en wendde zich toen tot meneer
Smit met de woorden: „Ja, meneer, alle
jongens zijn klaar, ze zijn beneden, in
den tuin en wachten op U. Er zijn, Jack
en Johan en Frits en de kleine Koos.
De tuin zag er keurig onderhouden
uit, dat zag meneer Smit in een oogop
slag. Hij had een kraan laten aanbren
gen en verf gegeven voor de heining
terwijl de jongens een slang aan de
kraan hadden gemaakt, zoodat de tuin
nu gemakkelijk kon worden besproeid.
Zij hadden tesamen de heining netjes
geverfd en de paden zagen er zoo
schoon uit evenals dp perkjes, dat er
nergens een onkruidje te ontdekken was
Een paar tomatenplanten stonden frisch
er» gezond in een hoek, waaraan enkele
prachtige rijpe tomaten hingen.
„Allemaal klaar, jongens", riep me
neer Smit.
„Ja. meneer," zei Jack, „we waren
juist een paar mooie tomaten voor U
aan het plukken, en dachten, dat U die
Wel zoudt willen hebben."
„Dank je," zei meneer Smit, „ik zal
?e in de auto meenemen."
Er was ruimte genoeg in de groote
auto om de vier jongens mee te nemen
en al heel gauw was de auto weer op
gang en meneer Smit reed voorzichtig
de smalle straat uit en zette koers naar
zijn huis, buiten de stad. Onderweg ver
telde Jack Ton van de tuiniersclub die
hij met zijn vriendje had opgericht. Wij
zijn met ons vieren in de club en Koos
is de eenige, die nog geen bloemen naam
heeft."
„Dan zullen we er voor hem eeen ver
zinnen, voordat wij teruggaan," zei me
neer Smit, die meegeluisterd had. „Tk
zal jullie mijn tuin laten zien. misschien
is er wel een plant of bloem bij, waar
Koos naar wil heeten."
„De naam die ik zou krijgen, vond ik
vreeselijk", zei Koos nu, „ze wilden mij
onkruid noemen, en dat hoort toch niet
in een tuin thuis?"
„Neen," zei meneer Smit, „maar in
een natuurtuin hoort het wel thuis, en
er is prachtig onkruid. Kijk daar maar
eens". De wagen liep nu over een brug
en aan den kant van het water zag het
geel van de dotters. Zij bedekten den
grond als een dik karpet. Koos hield zijn
adem in, de bloemen waren zoo mooi.
als hij ze nooit had gezien, hij was ook
nog nooit op het land geweest
„Is dat onkruid?" vroeg Koos onge-
loovig. „Ja," zei meneer Smit. „dat zijn
dotters, in plaats van onkruid, zou je dus
Dotter kunnen heeten."
Iedereen zweeg even en keek naar do
fraaie bloemen. Toen zei Koos: „Ja, dat
is voortaan mijn naam." Daar bleef Let
bij en iedereen was er mee tevreden.
.Japen in een mand. die de man vlug
voor hem klaar had gezet. Daarna weH
hij alleen gelaten, maar de man draaide
/.achtjes de sleutel om, zoodat Kazan op
gesloten zat en spoedde zich naar het
paleis. Hij vertelde toen dat Kazan zich
bij hem thuis bevond en vroeg den ko
ning of er niet iemand met hem mee
kon gaan. De koning riep nu den ka
merdienaar en gaf dien opdracht Kazan
te gaan halen. De man kreeg zijn beloo-
ning en samen vertrokken zij. Kazan
werd juist wakker toen de deur van de
kamer openging. Hij wilde kwispelend
den man tegemoet gaan, toen hij tot zijn
schrik den kamerdienaar ontdekte, die
hem dadelijk aan den ketting nam en
meetrok, in het rijtuig, dat klaar stond.
Kazan voelde zijn vernedering nu nog
veel meer dan vroeger, want de ketting
werd rond den pols van den kamerdie
naar geslagen, zoodat vluchten totaal
uitgesloten was. En voortaan liep hij met
zijn hoofd naar beneden het park door.
Met een gewone vingerring en een
zilveren vork kun je de volgende eigen
aardige proef doen. Je neemt plaats aan
een geboende tafel en legt de vork in de
richting rechtvooruit voor je neer. Daar
na bindt je aan de ring een touwije,
zoolang, dat de ring bijna de vork raakt,
als de arm op de tafel steunt, zooals het
plaatje toont. Het andere eind van het
touw wordt nu 3 keer om den wijsvin
ger gebonden en vastgehouden met den
duim. De linker bovenarm moet tegen
het lichaam gedrukt en de onderarm
moet op tafel rusten, evenals de uitge
spreide hand. Probeer nu de ring onbe-
vveeklijk boven de vork te laten hangen,
dan merk je, dat het onmogelijk is. De
ring gaat min of meer heen en weer
slingeren en krijgt dikwijls groote vaart,
wat van de verschillende personen af
hangt, die het touw vasthouden.
Wat jokte hij!
Willie tot Annie: Hoeveel zusjes heb
jij?
Annie* Ik heb er drie!
Willie: O, dan heeft je broertje giste
ren gejokt, want hij zei, dat hij vier zus
jes had!
Een goed antwoord.
Hoe zou men Vondel noemen, wan
neer hij nog leefde? vroeg meester aan
kleine Jan, toen men het over de bij
namen van groote mannen had.
De oudste inwoner van het land, me
neer! was het verbluffende antwoord.