Een nacht in de woestijn. Barbara Worth Raad Warmenhuizen. ""'•Abdijsiroop Zaterdag 12 Augustus 1933. SCHAGER COURANT. Derde blad. No. 9328 Vreeselijke slijmhoest ZONDER WATER IN DE WOESTIJN. WE LATEN ONS VOERTUIGJE IN DEN STEEK. EEN MARSCH ONDER DEN STERRENHEMEL HET BEDOïNENKAMP. WE KRIJ GEN TE DRINKEN. DE HELPEN DE AUTOMOBIEL ONDERDAK. WEDER OP WEG. HET HUIS VAN EEN DOODE. BENGASI, Juli. EEN ontzettende nacht werd het. We keerden terug en na ongeveer een uur kwamen we op een spoor, dat in oostelijke richting liep, in de richting, waar het fortje Aghiela moest liggen. Intusschen deed zich een nieuwe moeilijkheid voor. Onze accumulator geraakte uitgeput en onze lampen brandden wel nog voldoende voor het verkeer langs gebaande wegen, maar er was geen stroom genoeg meer om met ons sterk zoeklicht op den stuurstang het terrein te verkennen. Nu en dan stopten we en lieten den motor draaien alleen om den accumulator tc vullen, doch dit hielp slechts voor korten tijd. Om tien uur 's avonds dronken we onzen laatsten slok water. Om kwart over tienen liep onze achter band weder leeg. Den band herstellen bij het zwakke licht, waarover wc nog beschikten, was onmogelijk. We zouden den dag af moeten wachten, doch dit kon den we zonder water niet wagen. Hoe ver bevonden we ons van het fortje Aghiela? Doordat we verdwaald waren geweest, hadden we geen berekening meer. Bovendien drong zich een an dere vraag op: bevonden we ons op het goede spoor? Eén ding stond vast: we moesten trachten water te vinden. Zonder water konden wc den nieuwen gloeienden dag niet ingaan. Dit zou de dood beteeke- nen. Reeds nu kwelde ons martelend de dorst. Toen namen we het groote besluit: we hingen onze Icege veldflesschen om. lieten ons voertuigje alleen en trokken tc voet den wijden sterrennacht in op zoek naar water. Nog vóór half elf gingen we op pad. zwijgend, om door praten onzen dorst niet tc vermeerderen. Na ongeveer een uur zagen we een licht, dat we voor een verlicht venster hielden. We waren gered Even later meenden we. dat het de rossige gloed was van een kampvuur. In dat kamp zou evenwel water zijn te verkrijgen. Misschien was er zelfs een bron of een waterput. Enkele minuten later wisten we, dat we ons had den vereist. Het was de gloed van de maan, die rossig opkwam. En verder trokken we, zwijgend, somher, moede on der den sterrenhemel door het verlaten land. Geen buis, geen lichtje, geen kampvuur viel te bekennen. Om ons waarden slechts een zwakke nachtwind en de eenzaamheid. De stijgende maan goot huivering wekkend bleek licht over de troostelooze verlatenheid. Ongeveer tc kwart over éénen verbrak mijn mak ker het zwijgen en zeide: „luister". In de verte, in de richting, die wij gingen, hoorde Ik zwak hondengeblaf. Daar moest een Bedoeïnenkamp zijn, daar zouden we water kunnen krijgen. Deze zekerheid gaf ons nieuwen moed. Eén half uur later bereikten we het kamp, waar we felle honden met steenen ons van het lijf hiel den. We riepen en na eenigen tijd zagen we in het bleeke licht vaag de figuur van een Bedoeïn ver schijnen. We spraken dat ééne woord, „ma", dat in een der vele Arabische dialecten „water" beteekent. De man begreep ons gelukkig en wenkte ons nader te komen, terwijl hij de felle honden tot bedaren bracht. We zagen lage Bedoeïnententen, een kudde slapen de schapen. Een bron was er ter plaatse niet en de Bedoeïn, blijkbaar de nachtwaker, goot uit een zak van geiten- vellen water in een kom. Dit. water had een koffie- kleur en in Europa zou ik het zeker nooit gedronken hebben. Hier was het een godendrank. Ik had, na den dag in den zonnegloed met heel weinig drinken, niet alleen dorst in den mond. maar heel mijn uitgedroogd lichaam schreeuwde om water En ik dronk ik dronk al had dan ook het water een vreemden bijsmaak. We vulden ook onze twee-liter-veldflesschen. Het liefste had ik enkele uren gerust, maar we moesten terug naar ons verlaten voertuigje, een marsch van ongeveer drie uren. Wc konden er nog vóór het op komen van de zon aankomen en dan werken vóór de heftige warmte begon. Aan onze veldflesschen water zouden we. indien we zuinig waren, een geheelen dag genoeg hebben, 's Avonds zouden we dan toch zeker bij het fortje Aghiela zijn. FEUILLETON. Dooz HAK O LD BELL WRIGHT VIJFENTWINTIGSTE HOOFDSTUK. Willard Holmes op de proef gesteld. De trein waarmede Jefferson Wortb vertrokken was. was nauwelijks het stadje Gemeenebest voorbijge- •fcoomd, toen de directeur van de Koningsdal-maat schappij aan de telefoon geroepen werd door den kas sier van de bank van Barba. En tien minuten later was er een telegram in cijferschrift onderweg door Burk aan James Greenfield afgezonden. In den namiddag van den volgenden dag werd Wil lard Holmes aan den telefoon opgeroepen. Het was mijnheer Burk, de directeur, die met hem sprak: „Ik ontvang zooeven een telegram van je oom Jim, die je verzoekt zoo spoedig mogelijk naar de stad te komen. Misschien kun je den trein van viertwintig in Fronte ra nog halen." Mijnheer Greenfield trof den ingenieur den volgen den ochtend aan het station in de stad en bracht hem naar zijn kamer in het hotel. „Ik was bijzonder blij met de depeche van Burk, die mij meldde dat je onderweg was." zei Greenfield. „Ik was bang dat hij je niet bij tijds had kunnen vinden, je zwerft nu eenmaal door het heele land. Waar heeft hij je te pakken gekregen?" „Bij de sluis van de Droge Rivier. Dat is meestal het doel van mijn zwerftochten. Ik heb daar de afwatering laten herstellen, die heele Inrichting is niet zeer be trouwbaar en ik ben soms hang dat het gevaarte op een goeden dag zal instorten. Niemand heeft er ooit aan gedacht dat dat gebouw nog eens aan zoo'n zwa- ren druk zou worden blootgesteld. Ik hoop..." „Wel zeker, beste vriend, ik geloof dat je het daar over al eens meer gehad hebt. Nu heb ik je laten roe pen, omdat ik je hulp noodig heb voor een die, als In het verlaten landschap stond alleen het huis van een doode. Zooals we van den Bedoeïn vernamen, bevonden we ons op het goede spoor. Moede en uitgeput was ik, toen we den tocht door den nacht terug naar onze machine aanvaardden. Nog ongeveer drie uur over moeilijk, ongelijk ter rein. Na een half uur hoorden we eensklaps het geronk van een motor, komend uit de richting, waar Aghiela moest liggen. Het was weder een militaire lastauto, die bij ons stil hield. De fortbevelhebber van Nufilia had per draadlooze onze komst naar het fortje Aghiela gemeld en daai was men ongerust geworden over ons lang uitblij ven. Uit de auto sprong het eerst een groote, weldoor voede Europeesrhe carabinieri (gendarme, marechaus- sée), die plotseling een kist te voorschijn tooverde met flesschen mineraalwater, met wijn, bier, cognac En paar Arabische soldaten staken een doornstruik in brand en zetten thee. Weder dronk ik. Mijn uitge droogd lichaam scheen met vochtigheid niet verza digd te kunnen worden. Daarna bemerkte ik, dat ik ook honger had. Er waren rauwe eieren, er was kaas, brood. Per automobiel werden we teruggebracht naar ons voertuigje, nog veertien kilometer. In het licht van lantaarns kon daar worden gewerkt. Onze bagage werd weder op den automobiel geladen. Het bleek, dat we ons nog ongeveer dertig kilome ter van het fortje bevonden. Toen de zon op ging, kropen mijn makker en ik in de bedden, die men te Aghiela voor ons reeds' gereed had gemaakt en na een oogenblik sliepen we vast in. Ons voertuigje was reeds in een barak ondergebracht. Evenals den vorigen keer was de hulp niet. strikt noodig geweest, maar in beide gevallen was ze ons hoogst welkom. Niet genoeg dankbaar kunnen we de Italiaansche overheid zijn voor de ondervonden wel willendheid en gastvrijheid. De bevelhebber van het fortje Aghiela is een ser geant-majoor der carabinieri en met hem en nog en kele onder-officieren aten we dien middag samen, uit stekend, smakelijk bereid voedsel, begoten met geu rige Italiaansche wijnen. Mijn onvermoeibare makker werkte en vond enkele schroeven, waarmede ons zijspanwagentje voorloopig op het onderstel kon worden vastgezet. Te Bengari, nog ruim driehonderd kilometer verder, hoopten we het weder geheel in orde te kunnen maken. Ook de banden werden nog eens goed nagekeken. Deze moesten het eveneens uithouden tot Bengasi, de eerste plaats, waar we nieuwe zouden kunnen aanschaffen. De onderofficieren te Aghiela deden alles om ons het verblijf zoo aangenaam mogelijk te maken, 's Avonds werd in de kamer van den commandant een groot gramophone-concert georganiseerd met de ge weidigste tenor-aria's uit de bekendste Italiaansche opera's. Het was met een bezwaard hart., dat we Aghiela verlieten. Hoe zouden dc banden, hoe zouden de hulp schroeven onder het zijspanwagentje zich houden? zoo vroegen we ons angstig af. Men troostte ons: na ruim veertig kilometer zouden we komen op een prachtigen asphaltweg, die later zal worden doorgetrokken. zij tot stand komt, ons het noodlge geld bezorgen zal voor al de waterwerken waarnaar je zoo verlangt." ..Bedoelt u daarmee dat de Maatschappij de verster kingen zal aanbrengen die ik heb aangevraagd „Dat niet. Daar zal eerst sprake van kunnen zijn als wij een bepaald persoon onder den duim hebben." „Wie is dat?" „Jefferson Worth." „Wat ter wereld heeft die uit te staan met de water werken van de Maatschappij die voorzien moeten wor den?" „Hij heeft in ieder geval veel uit te staan met de winsten van de Maatschappij en dat komt op hetzelfde neer." Holmes antwoordde niet en aldus was zijn oom ge noodzaakt te vervolgen: „Je weet wat er tusschen Worth en de Maatschappij is afgespeeld, niet waar?" „Ja, en ik weet ook wat de Maatschappij geprobeerd heeft tegen hem te beginnen." „Zeker. Maar weet je ook hoe het op dit oogenblik met hem gesteld is?" „Alleen zeer in het algemeen." „Nu. in bijzonderheden komt het hierop neer, dat hij bezig is de stad af te loopen om vijftigduizend dol Lars bij elkaar te krijgen. Die moet hij vóór den eersten van de volgende maand hebben en anders gaat hü naar de haaien. En wanneer hij over den kop gaat, dan krijgt de Maatschappij een schoone kans zijn verschillende belangen over te nemen, zoodat wij dan de heele onder neming van het Koningsdal in ons bezit krijgen. Dan zouden wij ons ook de kosten kunnen getroosten voor de verbeteringen die je zoo noodig vindt. Wanneer Worth die vijftigduizend dollars loskrijgt, dan staat de weg voor hem open een paar millioen winst, te maken, die anders in de kas van de Maatschappij terecht zou komen en dan zouden wij ons natuurlijk niet gerech tigd achten geld te besteden aan nieuwe waterwerken." „Maar oom Jim, wat heb ik met dat alles te maken?" „Toevallig veel meer dan je misschien denkt... An ders zou ik je toch niet van je geliefde waterkeering hebben weggehaald? Herinner je je den ouden George Cartwright?" Willard Holmes was met de zoons van Cartwright op gegroeid en uit zijn prille jeugd herinnerde hij zich dagen die hij in dat huis doorgebracht had. James Greenfield en de oude Cartwright waren beiden de oud ste en beste vrienden van zijn vader geweest. De in genieur was verrast, toen Greenfield hem vertelde dat zijn oude vriend den winter aan de kust doorbracht en Aanvankelijk echter trokken we weder over een spoor met kuilen en gaten, waar ons zwaar beladen voertuigje het weder hard te verantwoorden kreeg cn we zeer langzaam moesten rijden. Al spoedig bleek, dat de schroeven onder het zijspanwagentje zich be gonnen los tc werken en niet houden wilden. Hopeloos verlaten was weder het droefgeestige landschap. Over tientallen kilometers zagen we geen huis, geen nomadentent, alleen het huis van een doo de: een maraboet, zoo'n klein gebouwtje, waarin een „maraboet", een zeer vrome Mohamedaan, begraven ligt. Het was om den moed te verliezen. J. K. BREDERODE. De Raad dezer gemeente kwam in openbare verga dering bijeen op Donderdag 10 Augustus, ten 3 ure. Voorzitter de EdelAchtbare heer H. Nolet, secretaris de heer Rijs. Aanwezig zijn alle leden. Na opening worden de notulen der laatst gehouden vergadering onveranderd, onder dankzegging aan den samensteller, vastgesteld. Ingekomen stakken en mededeelingen. De minister van Economische Zaken deelt mede, dat bij K. B. de door den Raad der gemeente vastge stelde verordening ingevolge de Winkelsluitingswet 1930, is goedgekeurd. Gedeputeerde Staten deelen mede, dat de stuiting van de vaststelling van de aanslagen in de personeele belasting is opgegeven. De beslissing omtrent het besluit van den Raad tot overdracht, van wegen aan het hoogheemraadschap Noordhollands Noorderkwartier is verdaagd. Het verslag van den keuringsdienst van waren over 1932. Het verslag van het P.E.N. over 1933. Het verslag van de N.V. Noorderstoomtram-Maat schappij over 1932. Het dividend is bepaald op 2,4 Bij besluit van Gedeputeerde Staten is de bijdrage over het jaar 1932 van het op het aanvullend wegen plan voorkomende weggedeelte in de gemeente be paald op f550. Tot schoolschoonmaakster aan de O. L. school is door B. en W. benoemd mej. N. MinkPronk. Voor kennisgeving aangenomen. Comptabiliteitsbesluiten. Voorgesteld wordt alsnog vast te stellen een supple- toire begrooting voor den dienst 1932 en een voor den dienst 1933, zijnde respectievelijk f 150.30 en f300.32. Aanbieding gemeenterekening 1932. B. en W. bieden den Raad ter voorloopige vaststel ling aan de gemeenterekening over 1932, alsmede de daarbij behoorende rekeningen van het gasbedrijf, het tuinbouwbedrijf en het Algemeen Burgerlijk Armbe stuur. Voorgesteld wordt een commissie uit den Raad te benoemen om de rekening te onderzoeken. De gemeenterekening sluit met een nadeelig saldo van f 21581,36 gewone dienst en f?54.kapitaal dienst. De Raad behalve de Wethouders, zullen een com missie vormen om de rekeningen na te zien. De nieuwe bouw- en woningverordening. Ter uitvoering van de gewijzigde Woningwet moe ten de bouwverordeningen in overeenstemming zijn met de wet en mitsdien worden herzien. B. en W. bieden aan ter vaststelling door den Raad een geheele nieuwe verordening. De verordening wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Adres van de Crisis-Commissie van het Ziekenfonds. B. en W. stellen voor mede te deelen aan voor noemd bestuur, dat niet kan worden besloten steun te verleenen omdat de financieele gevolgen, wglke hier uit voortspruiten voor de gemeente niet zijn te over zien en steun in dergelijken vorm niet uit te voeren is. De heer Mink vraagt of bij gedeeltelijke betaling door de gemeente van de contributie de specialistische hulp blijft bestaan. daar vermoedelijk door de bemiddeling van den di recteur van de Southwestern met Jefferson Woith in aanraking was gekomen." „En", zoo was de slotsom van Greenfield. „zij heb ben hem allen in dien zin bewerkt, dat hij Worth het noodige kapitaal zal versohaffen. En als Worth dat geld in handen krijgt, dan is hij ons voor goed ont snapt' „Maar waarom neemt u Cartwright dan niet in uw combinatie op? Vooral wanneer hij zoo bereidwllig is zijn geld in ontginningsplannen te steken?" vroeg de ingenieur. „Dat kan ik nu eenmaal niet, met het oog op White en ook om enkele anderen. Je weet hoe lichtgeraakt die oude man is. En wij zouden in de Maatschappij ook geen nut van hem hebben. Al wat wij noodig hebben, is te beletten dat Jefferson Worth de hand op dat geld legt. En nu heb ik jou hier laten komen, omdat jij in dit geval bij Carthwright meer dan iemand anders kunt uitrichten." „U bedoelt, dat lk op Carthwright invloed zou uit oefenen in het nadeel van Jefferson Worth?" „Ik bedoel althans dat je je invloed in het belang van de Maatschappij zult aanwenden, of, als je wilt, in mijn belang. Mij dunkt, Willard, dat dit toch geen on redelijke vraag van mij is." „Maar, oom Jim, u hebt juist gezegd dat, wanneer Worth geholpen wordt, hij een paar millioen winst zal maken. Daaruit volgt toch dat de zaak volkomen vei lig zou zijn voor Carthwright." „Ja, maar ik heb je ook gezegd, dat wanneer Worth het geld niet kreeg, onze Maatschappij zijn belangen in het Koningsdal zou kunnen annexeeren...' Daar klopte een kantoor jongen aan de deur. Green field las de dépêche, die hij bracht en overhandigde ze aan Holmes, die luide las: „Carthwright vanmiddag naar San Felipe vertrokken. Komt vermoedelijk over een week terug. Worth is nog in stad." „Dat beteekent dus dat je een kleine vacantie zult moeten nemen, Willard." „Maar dat kan niet, oom Jim. Mijn werk is in zoo'n toestand, dat ik..." „Je werk!" viel Greenfield hem in de rede, „Je werk! Je schijnt te meenen dat er voor de Koningsdal maatschappij niets van beteekenis bestaat dan sluizen en kanalen en waterkeeringen en de hemel mag weten wat er nog meer op je menu staat. Wanneer het je lukt den ouden Cartwright in den geest van ons belang te bewerken, dan zou dat vermoedelijk de verdienstelijk door ABDIJSIROOP verdreven "Ons kindje van 5 maanden kreeg hevige aanvallen van slijmhoest. Het kind werd hoe langer hoe zwakker, at bijna niets en hoestte maar door. Hij had het zoo benauwd, dat wij vaak dachten dat hij in een hoestbui zou blijven. Geen enkel geneesmiddel hielp hem. totdat wij op het gelukkige idee kwamen eens Abdijsiroop te probeeren. Na 1 flesch kwam er veel slijm los. hetgeen groote verlichting gaf en na 3 flesschen Abdijsiroop was onze lieve kleine weer gezond." (Origineel te* Inmge) L.-Fr. te S. BijHoest - Griep Bronchitis - Asthma Voor de Borst" Alom verkrijgbaar.Thans Fl. 1.-, Fl. 1.50, Fl.2.75 vjebruik buitenshuls Abdijsiroop-Bonbons per doos 35 ct., per dubbele doos 60 ct ABDIJSIROOP-BONBONS (Gestolde Abdijsiroop! - De Voorzitter zegt, dat als de contributie er maar komt, is er ook specialistische hulp, doch voor die hulp moet de volle contributie worden betaald. De heer Mink meent dat het wel moeilijk is om een oplossing te vinden, maar dc menschen mogen toch niet worden verstoken van specialistische hulp, en is het nu niet mogelijk naar Den Haag te schrijven en mee te deelen hoe de zaken staan, opdat de menschen die hulp noodig hebben dit dan krijgen. De heer Molenaar zegt dat er voor de gemeente aan het betalen van het fonds vele bezwaren zijn ver bonden en niet alleen voor het ziekenfonds, maar ook andere fondsen kunnen de menschen niet betalen. En nr gaat het niet aan, dat de gemeente dan be taalt, want je weet wel het begin, maar waar is het eind. De heer Mink: Het is een hijzonder slechten tijd, maar als de menschen specialistische hulp noodig hebben, worden zij dan geholpen? De Voorzitter: Dat is tóch nooit nagelaten. De heer Dekker zegt, dat er bijna niets meer kan worden betaald, soms zelfs de bakker niet. De heer Slot zegt dat deze zaak al lang aanhangig is, want een gedeeltelijke premiebetaling door de ge meente is niet alleen van belang voor den premiebeta- der, maar ook voor den premieontvanger. Het mag dan op ander gebied zijn dan kruidenier of hakker, het is toch het zeker stellen van het salaris van spe cialist en huisdokter. Toen is dan gezegd tegen de specialisten: verlaag jullie tarieven. Spr. meent ech ter zeker te weten dat de specialisten de tarieven niet hebben verlaagd en dit is dan ook van invloed op het besluit dat dc Raad nu moet nemen. Het voorstel van B. en W. wordt vervolgens zon der hoofdelijke stemming aangenomen. Het verhuren van landerijen. Ingekomen is een verzoek inzake de landverhuring. In verband met vorenstaand verzoek stellen B. en W. voor aan adressanten te berichten, dat de verhu ring der landerijen niet publiek zal geschieden. De verhuurder zal aan de huurders berichten tegen wel ken prijs het land kan worden ingehuurd. Allen voor. Voorts stellen adressanten voor het los komende land te verhuren bij inschrijving. De Voorzitter acht dit niet zoo gelukkig, daar indien er 7 inschrijvers zijn er dan 6 teleur gesteld worden. De heer Tesselaar: Kunnen wij voor de gegadigden dan niet loten? De Voorzitter is er niet voor er een loterij van te maken. De heer Tesselaar zegt dat er schifting zou kunnen worden gemaakt van de huurders. De praktijk heeft, bewezen, dat bij het vrije verhuren de prijzen veel te hoog worden, al zullen er dan dit jaar wel niet zoo veel gekken zijn. De Voorzitter zegt dat bij schifting enkelen worden uitgeschakeld en dc indruk wordt gewekt als zou het gemeentebestuur met het verhuren van het land willekeurig te werk gaan. De heer Mink zegt dat het moeilijk zal zijn indien er meerdere inschrijvers zijn, wie het moet hebben. ste daad van je heele leven zijn. Hij kan eiken dag te rugkomen en het zal daarom wel het beste zijn dat je hier blijft en niet heen gaat vóór dat je die zaak in orde hebt gemaakt." Dien ganschen dag zwierf de ingenieur door de stad en deed hij zijn best een afleiding te vinden in do ver maken die de stad aanbood, maar hij voelde zich een zaam en verlaten. In andere omstandigheden zou hij die korte vacantie zeer op prijs hebben gesteld en waa de afwisseling van het woestijnwerk hem zonder twij fel zeer welkom geweest maar nu was hij te zeer vervuld van den eigenaardigen toestand, waarin hij zich plotseling verplaatst zag. Er was een tijd geweest toen hij geen oogenblik ge aarzeld zou hebben het bevel van Greenfield op te vol gen. En waarom zou hij dan nu aarzelen? Ja, waarom? Was het wellicht omdat hij wist dat het voor de men schen in het nieuwe land beter zou zijn, wanneer Jef ferson Worth zijn werk daar voortzette? De opvatting van Willard Holmes van zijn werk als ingenieur had een belangrijke wijziging ondergaan in den loop der jaren die sinds zijn eerste ontmoeting met Barbara inRubio City verstreken waren evenals onder zijn leiding de Woestijn zelve veranderd was. Wanneer hij op zijn eenzame tochten die onafzienbare vlakte doorkruiste, dan had de geest van de vervlogen eeuwen die de wording van de woestijn hadden aan schouwd. hem misschien nu en dan aangeraakt en hem van ander, beter dingen gesproken dan daarginds in het drukke, rumoerige leven van het Oosten aan de orde waren. En in de eenzame nachten, onder de ster ren doorgebracht, hadden de geheimzinnige stemmen van de Woestijn hem waarheden aan het hart gelegd, die ln het leven van de wereldstad door niemand wer den uitgesproken. Het was zeer mogelijk dat het onafge broken uitzicht op de kleurenmengeling der woestijn tot gindsche purperen bergen, dat de grootheid van dat onbevolkte land hem tot breeder gedachten en plannen gedreven had dan binnen de enge grenzen van zijn ge boorteland werden verstaan. Kon het wellicht zijn dat de ondernemingsgeest van de pioniers een verwant ele ment. ln het bloed van zijn eigen voorvaderen wakker riep?... Of was het zijn voortdurende worsteling met de rivier die den ouden veroveringszucht van zijn ras tot nieuw leven bezielde? Maar meer nog dan van al die onderstellingen en mogelijkheden, was hij zich van deze groote waarheid bewust dat een snaar, in de diepte van zijn natuur verborgen, was aangeraakt door de ziel van het jonge meisje, dat hem bevolen had de taal van

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1933 | | pagina 9