Een nacht in de woestijn.
Barbara Worth
Raad
Warmenhuizen.
""'•Abdijsiroop
Zaterdag 12 Augustus 1933.
SCHAGER COURANT.
Derde blad. No. 9328
Vreeselijke
slijmhoest
ZONDER WATER IN DE WOESTIJN. WE LATEN
ONS VOERTUIGJE IN DEN STEEK. EEN
MARSCH ONDER DEN STERRENHEMEL
HET BEDOïNENKAMP. WE KRIJ
GEN TE DRINKEN. DE HELPEN
DE AUTOMOBIEL ONDERDAK.
WEDER OP WEG. HET
HUIS VAN EEN DOODE.
BENGASI, Juli.
EEN ontzettende nacht werd het.
We keerden terug en na ongeveer een uur
kwamen we op een spoor, dat in oostelijke
richting liep, in de richting, waar het fortje
Aghiela moest liggen.
Intusschen deed zich een nieuwe moeilijkheid voor.
Onze accumulator geraakte uitgeput en onze lampen
brandden wel nog voldoende voor het verkeer langs
gebaande wegen, maar er was geen stroom genoeg
meer om met ons sterk zoeklicht op den stuurstang
het terrein te verkennen. Nu en dan stopten we en
lieten den motor draaien alleen om den accumulator
tc vullen, doch dit hielp slechts voor korten tijd.
Om tien uur 's avonds dronken we onzen laatsten
slok water. Om kwart over tienen liep onze achter
band weder leeg. Den band herstellen bij het zwakke
licht, waarover wc nog beschikten, was onmogelijk.
We zouden den dag af moeten wachten, doch dit kon
den we zonder water niet wagen.
Hoe ver bevonden we ons van het fortje Aghiela?
Doordat we verdwaald waren geweest, hadden we
geen berekening meer. Bovendien drong zich een an
dere vraag op: bevonden we ons op het goede spoor?
Eén ding stond vast: we moesten trachten water te
vinden. Zonder water konden wc den nieuwen
gloeienden dag niet ingaan. Dit zou de dood beteeke-
nen. Reeds nu kwelde ons martelend de dorst.
Toen namen we het groote besluit: we hingen onze
Icege veldflesschen om. lieten ons voertuigje alleen en
trokken tc voet den wijden sterrennacht in op
zoek naar water.
Nog vóór half elf gingen we op pad. zwijgend,
om door praten onzen dorst niet tc vermeerderen.
Na ongeveer een uur zagen we een licht, dat we
voor een verlicht venster hielden. We waren gered
Even later meenden we. dat het de rossige gloed was
van een kampvuur. In dat kamp zou evenwel water
zijn te verkrijgen.
Misschien was er zelfs een bron of een waterput.
Enkele minuten later wisten we, dat we ons had
den vereist. Het was de gloed van de maan, die rossig
opkwam.
En verder trokken we, zwijgend, somher, moede on
der den sterrenhemel door het verlaten land. Geen
buis, geen lichtje, geen kampvuur viel te bekennen.
Om ons waarden slechts een zwakke nachtwind en
de eenzaamheid. De stijgende maan goot huivering
wekkend bleek licht over de troostelooze verlatenheid.
Ongeveer tc kwart over éénen verbrak mijn mak
ker het zwijgen en zeide: „luister".
In de verte, in de richting, die wij gingen, hoorde
Ik zwak hondengeblaf.
Daar moest een Bedoeïnenkamp zijn, daar zouden
we water kunnen krijgen.
Deze zekerheid gaf ons nieuwen moed.
Eén half uur later bereikten we het kamp, waar
we felle honden met steenen ons van het lijf hiel
den.
We riepen en na eenigen tijd zagen we in het
bleeke licht vaag de figuur van een Bedoeïn ver
schijnen. We spraken dat ééne woord, „ma", dat in
een der vele Arabische dialecten „water" beteekent.
De man begreep ons gelukkig en wenkte ons nader
te komen, terwijl hij de felle honden tot bedaren
bracht.
We zagen lage Bedoeïnententen, een kudde slapen
de schapen.
Een bron was er ter plaatse niet en de Bedoeïn,
blijkbaar de nachtwaker, goot uit een zak van geiten-
vellen water in een kom. Dit. water had een koffie-
kleur en in Europa zou ik het zeker nooit gedronken
hebben. Hier was het een godendrank.
Ik had, na den dag in den zonnegloed met heel
weinig drinken, niet alleen dorst in den mond. maar
heel mijn uitgedroogd lichaam schreeuwde om water
En ik dronk ik dronk al had dan ook het
water een vreemden bijsmaak.
We vulden ook onze twee-liter-veldflesschen. Het
liefste had ik enkele uren gerust, maar we moesten
terug naar ons verlaten voertuigje, een marsch van
ongeveer drie uren. Wc konden er nog vóór het op
komen van de zon aankomen en dan werken vóór de
heftige warmte begon. Aan onze veldflesschen water
zouden we. indien we zuinig waren, een geheelen dag
genoeg hebben, 's Avonds zouden we dan toch zeker
bij het fortje Aghiela zijn.
FEUILLETON.
Dooz
HAK O LD BELL WRIGHT
VIJFENTWINTIGSTE HOOFDSTUK.
Willard Holmes op de proef gesteld.
De trein waarmede Jefferson Wortb vertrokken was.
was nauwelijks het stadje Gemeenebest voorbijge-
•fcoomd, toen de directeur van de Koningsdal-maat
schappij aan de telefoon geroepen werd door den kas
sier van de bank van Barba. En tien minuten later was
er een telegram in cijferschrift onderweg door Burk
aan James Greenfield afgezonden.
In den namiddag van den volgenden dag werd Wil
lard Holmes aan den telefoon opgeroepen. Het was
mijnheer Burk, de directeur, die met hem sprak: „Ik
ontvang zooeven een telegram van je oom Jim, die je
verzoekt zoo spoedig mogelijk naar de stad te komen.
Misschien kun je den trein van viertwintig in Fronte
ra nog halen."
Mijnheer Greenfield trof den ingenieur den volgen
den ochtend aan het station in de stad en bracht hem
naar zijn kamer in het hotel. „Ik was bijzonder blij met
de depeche van Burk, die mij meldde dat je onderweg
was." zei Greenfield. „Ik was bang dat hij je niet bij
tijds had kunnen vinden, je zwerft nu eenmaal door het
heele land. Waar heeft hij je te pakken gekregen?"
„Bij de sluis van de Droge Rivier. Dat is meestal het
doel van mijn zwerftochten. Ik heb daar de afwatering
laten herstellen, die heele Inrichting is niet zeer be
trouwbaar en ik ben soms hang dat het gevaarte op
een goeden dag zal instorten. Niemand heeft er ooit
aan gedacht dat dat gebouw nog eens aan zoo'n zwa-
ren druk zou worden blootgesteld. Ik hoop..."
„Wel zeker, beste vriend, ik geloof dat je het daar
over al eens meer gehad hebt. Nu heb ik je laten roe
pen, omdat ik je hulp noodig heb voor een die, als
In het verlaten landschap stond alleen
het huis van een doode.
Zooals we van den Bedoeïn vernamen, bevonden
we ons op het goede spoor.
Moede en uitgeput was ik, toen we den tocht door
den nacht terug naar onze machine aanvaardden.
Nog ongeveer drie uur over moeilijk, ongelijk ter
rein.
Na een half uur hoorden we eensklaps het geronk
van een motor, komend uit de richting, waar Aghiela
moest liggen.
Het was weder een militaire lastauto, die bij ons
stil hield.
De fortbevelhebber van Nufilia had per draadlooze
onze komst naar het fortje Aghiela gemeld en daai
was men ongerust geworden over ons lang uitblij
ven.
Uit de auto sprong het eerst een groote, weldoor
voede Europeesrhe carabinieri (gendarme, marechaus-
sée), die plotseling een kist te voorschijn tooverde
met flesschen mineraalwater, met wijn, bier, cognac
En paar Arabische soldaten staken een doornstruik
in brand en zetten thee. Weder dronk ik. Mijn uitge
droogd lichaam scheen met vochtigheid niet verza
digd te kunnen worden.
Daarna bemerkte ik, dat ik ook honger had. Er
waren rauwe eieren, er was kaas, brood.
Per automobiel werden we teruggebracht naar ons
voertuigje, nog veertien kilometer. In het licht van
lantaarns kon daar worden gewerkt. Onze bagage
werd weder op den automobiel geladen.
Het bleek, dat we ons nog ongeveer dertig kilome
ter van het fortje bevonden.
Toen de zon op ging, kropen mijn makker en ik in
de bedden, die men te Aghiela voor ons reeds' gereed
had gemaakt en na een oogenblik sliepen we vast in.
Ons voertuigje was reeds in een barak ondergebracht.
Evenals den vorigen keer was de hulp niet. strikt
noodig geweest, maar in beide gevallen was ze ons
hoogst welkom. Niet genoeg dankbaar kunnen we de
Italiaansche overheid zijn voor de ondervonden wel
willendheid en gastvrijheid.
De bevelhebber van het fortje Aghiela is een ser
geant-majoor der carabinieri en met hem en nog en
kele onder-officieren aten we dien middag samen, uit
stekend, smakelijk bereid voedsel, begoten met geu
rige Italiaansche wijnen.
Mijn onvermoeibare makker werkte en vond enkele
schroeven, waarmede ons zijspanwagentje voorloopig
op het onderstel kon worden vastgezet. Te Bengari,
nog ruim driehonderd kilometer verder, hoopten we
het weder geheel in orde te kunnen maken. Ook de
banden werden nog eens goed nagekeken. Deze
moesten het eveneens uithouden tot Bengasi, de eerste
plaats, waar we nieuwe zouden kunnen aanschaffen.
De onderofficieren te Aghiela deden alles om ons
het verblijf zoo aangenaam mogelijk te maken,
's Avonds werd in de kamer van den commandant een
groot gramophone-concert georganiseerd met de ge
weidigste tenor-aria's uit de bekendste Italiaansche
opera's.
Het was met een bezwaard hart., dat we Aghiela
verlieten. Hoe zouden dc banden, hoe zouden de hulp
schroeven onder het zijspanwagentje zich houden?
zoo vroegen we ons angstig af.
Men troostte ons: na ruim veertig kilometer zouden
we komen op een prachtigen asphaltweg, die later
zal worden doorgetrokken.
zij tot stand komt, ons het noodlge geld bezorgen zal
voor al de waterwerken waarnaar je zoo verlangt."
..Bedoelt u daarmee dat de Maatschappij de verster
kingen zal aanbrengen die ik heb aangevraagd
„Dat niet. Daar zal eerst sprake van kunnen zijn als
wij een bepaald persoon onder den duim hebben."
„Wie is dat?"
„Jefferson Worth."
„Wat ter wereld heeft die uit te staan met de water
werken van de Maatschappij die voorzien moeten wor
den?"
„Hij heeft in ieder geval veel uit te staan met de
winsten van de Maatschappij en dat komt op hetzelfde
neer."
Holmes antwoordde niet en aldus was zijn oom ge
noodzaakt te vervolgen: „Je weet wat er tusschen Worth
en de Maatschappij is afgespeeld, niet waar?"
„Ja, en ik weet ook wat de Maatschappij geprobeerd
heeft tegen hem te beginnen."
„Zeker. Maar weet je ook hoe het op dit oogenblik
met hem gesteld is?"
„Alleen zeer in het algemeen."
„Nu. in bijzonderheden komt het hierop neer, dat hij
bezig is de stad af te loopen om vijftigduizend dol Lars
bij elkaar te krijgen. Die moet hij vóór den eersten van
de volgende maand hebben en anders gaat hü naar de
haaien. En wanneer hij over den kop gaat, dan krijgt
de Maatschappij een schoone kans zijn verschillende
belangen over te nemen, zoodat wij dan de heele onder
neming van het Koningsdal in ons bezit krijgen. Dan
zouden wij ons ook de kosten kunnen getroosten voor
de verbeteringen die je zoo noodig vindt. Wanneer
Worth die vijftigduizend dollars loskrijgt, dan staat de
weg voor hem open een paar millioen winst, te maken,
die anders in de kas van de Maatschappij terecht zou
komen en dan zouden wij ons natuurlijk niet gerech
tigd achten geld te besteden aan nieuwe waterwerken."
„Maar oom Jim, wat heb ik met dat alles te maken?"
„Toevallig veel meer dan je misschien denkt... An
ders zou ik je toch niet van je geliefde waterkeering
hebben weggehaald? Herinner je je den ouden George
Cartwright?"
Willard Holmes was met de zoons van Cartwright op
gegroeid en uit zijn prille jeugd herinnerde hij zich
dagen die hij in dat huis doorgebracht had. James
Greenfield en de oude Cartwright waren beiden de oud
ste en beste vrienden van zijn vader geweest. De in
genieur was verrast, toen Greenfield hem vertelde dat
zijn oude vriend den winter aan de kust doorbracht en
Aanvankelijk echter trokken we weder over een
spoor met kuilen en gaten, waar ons zwaar beladen
voertuigje het weder hard te verantwoorden kreeg
cn we zeer langzaam moesten rijden. Al spoedig bleek,
dat de schroeven onder het zijspanwagentje zich be
gonnen los tc werken en niet houden wilden.
Hopeloos verlaten was weder het droefgeestige
landschap. Over tientallen kilometers zagen we geen
huis, geen nomadentent, alleen het huis van een doo
de: een maraboet, zoo'n klein gebouwtje, waarin een
„maraboet", een zeer vrome Mohamedaan, begraven
ligt.
Het was om den moed te verliezen.
J. K. BREDERODE.
De Raad dezer gemeente kwam in openbare verga
dering bijeen op Donderdag 10 Augustus, ten 3 ure.
Voorzitter de EdelAchtbare heer H. Nolet, secretaris
de heer Rijs.
Aanwezig zijn alle leden.
Na opening worden de notulen der laatst gehouden
vergadering onveranderd, onder dankzegging aan den
samensteller, vastgesteld.
Ingekomen stakken en mededeelingen.
De minister van Economische Zaken deelt mede,
dat bij K. B. de door den Raad der gemeente vastge
stelde verordening ingevolge de Winkelsluitingswet
1930, is goedgekeurd.
Gedeputeerde Staten deelen mede, dat de stuiting
van de vaststelling van de aanslagen in de personeele
belasting is opgegeven.
De beslissing omtrent het besluit van den Raad tot
overdracht, van wegen aan het hoogheemraadschap
Noordhollands Noorderkwartier is verdaagd.
Het verslag van den keuringsdienst van waren over
1932.
Het verslag van het P.E.N. over 1933.
Het verslag van de N.V. Noorderstoomtram-Maat
schappij over 1932. Het dividend is bepaald op 2,4
Bij besluit van Gedeputeerde Staten is de bijdrage
over het jaar 1932 van het op het aanvullend wegen
plan voorkomende weggedeelte in de gemeente be
paald op f550.
Tot schoolschoonmaakster aan de O. L. school is
door B. en W. benoemd mej. N. MinkPronk.
Voor kennisgeving aangenomen.
Comptabiliteitsbesluiten.
Voorgesteld wordt alsnog vast te stellen een supple-
toire begrooting voor den dienst 1932 en een voor den
dienst 1933, zijnde respectievelijk f 150.30 en f300.32.
Aanbieding gemeenterekening 1932.
B. en W. bieden den Raad ter voorloopige vaststel
ling aan de gemeenterekening over 1932, alsmede de
daarbij behoorende rekeningen van het gasbedrijf, het
tuinbouwbedrijf en het Algemeen Burgerlijk Armbe
stuur.
Voorgesteld wordt een commissie uit den Raad te
benoemen om de rekening te onderzoeken.
De gemeenterekening sluit met een nadeelig saldo
van f 21581,36 gewone dienst en f?54.kapitaal dienst.
De Raad behalve de Wethouders, zullen een com
missie vormen om de rekeningen na te zien.
De nieuwe bouw- en woningverordening.
Ter uitvoering van de gewijzigde Woningwet moe
ten de bouwverordeningen in overeenstemming zijn
met de wet en mitsdien worden herzien. B. en W.
bieden aan ter vaststelling door den Raad een geheele
nieuwe verordening.
De verordening wordt zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
Adres van de Crisis-Commissie van het
Ziekenfonds.
B. en W. stellen voor mede te deelen aan voor
noemd bestuur, dat niet kan worden besloten steun te
verleenen omdat de financieele gevolgen, wglke hier
uit voortspruiten voor de gemeente niet zijn te over
zien en steun in dergelijken vorm niet uit te voeren
is.
De heer Mink vraagt of bij gedeeltelijke betaling
door de gemeente van de contributie de specialistische
hulp blijft bestaan.
daar vermoedelijk door de bemiddeling van den di
recteur van de Southwestern met Jefferson Woith
in aanraking was gekomen."
„En", zoo was de slotsom van Greenfield. „zij heb
ben hem allen in dien zin bewerkt, dat hij Worth het
noodige kapitaal zal versohaffen. En als Worth dat
geld in handen krijgt, dan is hij ons voor goed ont
snapt'
„Maar waarom neemt u Cartwright dan niet in uw
combinatie op? Vooral wanneer hij zoo bereidwllig is
zijn geld in ontginningsplannen te steken?" vroeg de
ingenieur.
„Dat kan ik nu eenmaal niet, met het oog op White
en ook om enkele anderen. Je weet hoe lichtgeraakt die
oude man is. En wij zouden in de Maatschappij ook geen
nut van hem hebben. Al wat wij noodig hebben, is te
beletten dat Jefferson Worth de hand op dat geld legt.
En nu heb ik jou hier laten komen, omdat jij in dit
geval bij Carthwright meer dan iemand anders kunt
uitrichten."
„U bedoelt, dat lk op Carthwright invloed zou uit
oefenen in het nadeel van Jefferson Worth?"
„Ik bedoel althans dat je je invloed in het belang van
de Maatschappij zult aanwenden, of, als je wilt, in
mijn belang. Mij dunkt, Willard, dat dit toch geen on
redelijke vraag van mij is."
„Maar, oom Jim, u hebt juist gezegd dat, wanneer
Worth geholpen wordt, hij een paar millioen winst zal
maken. Daaruit volgt toch dat de zaak volkomen vei
lig zou zijn voor Carthwright."
„Ja, maar ik heb je ook gezegd, dat wanneer Worth
het geld niet kreeg, onze Maatschappij zijn belangen in
het Koningsdal zou kunnen annexeeren...'
Daar klopte een kantoor jongen aan de deur. Green
field las de dépêche, die hij bracht en overhandigde ze
aan Holmes, die luide las: „Carthwright vanmiddag
naar San Felipe vertrokken. Komt vermoedelijk over
een week terug. Worth is nog in stad."
„Dat beteekent dus dat je een kleine vacantie zult
moeten nemen, Willard."
„Maar dat kan niet, oom Jim. Mijn werk is in zoo'n
toestand, dat ik..."
„Je werk!" viel Greenfield hem in de rede, „Je
werk! Je schijnt te meenen dat er voor de Koningsdal
maatschappij niets van beteekenis bestaat dan sluizen
en kanalen en waterkeeringen en de hemel mag weten
wat er nog meer op je menu staat. Wanneer het je lukt
den ouden Cartwright in den geest van ons belang te
bewerken, dan zou dat vermoedelijk de verdienstelijk
door ABDIJSIROOP verdreven
"Ons kindje van 5 maanden kreeg hevige
aanvallen van slijmhoest. Het kind werd
hoe langer hoe zwakker, at bijna niets
en hoestte maar door. Hij had het zoo
benauwd, dat wij vaak dachten dat hij
in een hoestbui zou blijven. Geen enkel
geneesmiddel hielp hem. totdat wij op het
gelukkige idee kwamen eens Abdijsiroop
te probeeren. Na 1 flesch kwam er veel
slijm los. hetgeen groote verlichting gaf
en na 3 flesschen Abdijsiroop was onze
lieve kleine weer gezond."
(Origineel te* Inmge) L.-Fr. te S.
BijHoest - Griep Bronchitis - Asthma
Voor de Borst"
Alom verkrijgbaar.Thans Fl. 1.-, Fl. 1.50, Fl.2.75
vjebruik buitenshuls Abdijsiroop-Bonbons
per doos 35 ct., per dubbele doos 60 ct
ABDIJSIROOP-BONBONS (Gestolde Abdijsiroop! -
De Voorzitter zegt, dat als de contributie er maar
komt, is er ook specialistische hulp, doch voor die
hulp moet de volle contributie worden betaald.
De heer Mink meent dat het wel moeilijk is om een
oplossing te vinden, maar dc menschen mogen toch
niet worden verstoken van specialistische hulp, en is
het nu niet mogelijk naar Den Haag te schrijven en
mee te deelen hoe de zaken staan, opdat de menschen
die hulp noodig hebben dit dan krijgen.
De heer Molenaar zegt dat er voor de gemeente
aan het betalen van het fonds vele bezwaren zijn ver
bonden en niet alleen voor het ziekenfonds, maar ook
andere fondsen kunnen de menschen niet betalen.
En nr gaat het niet aan, dat de gemeente dan be
taalt, want je weet wel het begin, maar waar is het
eind.
De heer Mink: Het is een hijzonder slechten tijd,
maar als de menschen specialistische hulp noodig
hebben, worden zij dan geholpen?
De Voorzitter: Dat is tóch nooit nagelaten.
De heer Dekker zegt, dat er bijna niets meer kan
worden betaald, soms zelfs de bakker niet.
De heer Slot zegt dat deze zaak al lang aanhangig
is, want een gedeeltelijke premiebetaling door de ge
meente is niet alleen van belang voor den premiebeta-
der, maar ook voor den premieontvanger. Het mag
dan op ander gebied zijn dan kruidenier of hakker,
het is toch het zeker stellen van het salaris van spe
cialist en huisdokter. Toen is dan gezegd tegen de
specialisten: verlaag jullie tarieven. Spr. meent ech
ter zeker te weten dat de specialisten de tarieven
niet hebben verlaagd en dit is dan ook van invloed
op het besluit dat dc Raad nu moet nemen.
Het voorstel van B. en W. wordt vervolgens zon
der hoofdelijke stemming aangenomen.
Het verhuren van landerijen.
Ingekomen is een verzoek inzake de landverhuring.
In verband met vorenstaand verzoek stellen B. en
W. voor aan adressanten te berichten, dat de verhu
ring der landerijen niet publiek zal geschieden. De
verhuurder zal aan de huurders berichten tegen wel
ken prijs het land kan worden ingehuurd.
Allen voor.
Voorts stellen adressanten voor het los komende
land te verhuren bij inschrijving.
De Voorzitter acht dit niet zoo gelukkig, daar indien
er 7 inschrijvers zijn er dan 6 teleur gesteld worden.
De heer Tesselaar: Kunnen wij voor de gegadigden
dan niet loten?
De Voorzitter is er niet voor er een loterij van te
maken.
De heer Tesselaar zegt dat er schifting zou kunnen
worden gemaakt van de huurders. De praktijk heeft,
bewezen, dat bij het vrije verhuren de prijzen veel te
hoog worden, al zullen er dan dit jaar wel niet zoo
veel gekken zijn.
De Voorzitter zegt dat bij schifting enkelen worden
uitgeschakeld en dc indruk wordt gewekt als zou
het gemeentebestuur met het verhuren van het land
willekeurig te werk gaan.
De heer Mink zegt dat het moeilijk zal zijn indien
er meerdere inschrijvers zijn, wie het moet hebben.
ste daad van je heele leven zijn. Hij kan eiken dag te
rugkomen en het zal daarom wel het beste zijn dat je
hier blijft en niet heen gaat vóór dat je die zaak in
orde hebt gemaakt."
Dien ganschen dag zwierf de ingenieur door de stad
en deed hij zijn best een afleiding te vinden in do ver
maken die de stad aanbood, maar hij voelde zich een
zaam en verlaten. In andere omstandigheden zou hij
die korte vacantie zeer op prijs hebben gesteld en waa
de afwisseling van het woestijnwerk hem zonder twij
fel zeer welkom geweest maar nu was hij te zeer
vervuld van den eigenaardigen toestand, waarin hij
zich plotseling verplaatst zag.
Er was een tijd geweest toen hij geen oogenblik ge
aarzeld zou hebben het bevel van Greenfield op te vol
gen. En waarom zou hij dan nu aarzelen? Ja, waarom?
Was het wellicht omdat hij wist dat het voor de men
schen in het nieuwe land beter zou zijn, wanneer Jef
ferson Worth zijn werk daar voortzette?
De opvatting van Willard Holmes van zijn werk als
ingenieur had een belangrijke wijziging ondergaan in
den loop der jaren die sinds zijn eerste ontmoeting met
Barbara inRubio City verstreken waren evenals
onder zijn leiding de Woestijn zelve veranderd was.
Wanneer hij op zijn eenzame tochten die onafzienbare
vlakte doorkruiste, dan had de geest van de vervlogen
eeuwen die de wording van de woestijn hadden aan
schouwd. hem misschien nu en dan aangeraakt en hem
van ander, beter dingen gesproken dan daarginds in
het drukke, rumoerige leven van het Oosten aan de
orde waren. En in de eenzame nachten, onder de ster
ren doorgebracht, hadden de geheimzinnige stemmen
van de Woestijn hem waarheden aan het hart gelegd,
die ln het leven van de wereldstad door niemand wer
den uitgesproken. Het was zeer mogelijk dat het onafge
broken uitzicht op de kleurenmengeling der woestijn
tot gindsche purperen bergen, dat de grootheid van dat
onbevolkte land hem tot breeder gedachten en plannen
gedreven had dan binnen de enge grenzen van zijn ge
boorteland werden verstaan. Kon het wellicht zijn dat de
ondernemingsgeest van de pioniers een verwant ele
ment. ln het bloed van zijn eigen voorvaderen wakker
riep?... Of was het zijn voortdurende worsteling met
de rivier die den ouden veroveringszucht van zijn ras tot
nieuw leven bezielde? Maar meer nog dan van al die
onderstellingen en mogelijkheden, was hij zich van deze
groote waarheid bewust dat een snaar, in de diepte van
zijn natuur verborgen, was aangeraakt door de ziel van
het jonge meisje, dat hem bevolen had de taal van