AlieiEEl NiElWS- AlltllElliE- LllMlIl Gteestelijk Leven Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen. HOE KOMEN WIJ AAN EEN WERELD EN LEVENSBESCHOUWING? Voor Uwe eezondheid Zaterdag 2 September 1933. SCIAGER 76ste Jaargang No. 9340 COURANT. Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder dag en Zaterdag. Bij Inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver- tentiën nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst. POSTREKENING No. 23330. INT TELEF. No 20 Prijs per 3 maanden f 1.80. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN- TlëN van 1 tot 5 regels f0.85, iedere regel meer 15 cent (bewijsno. inbegrepen). Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. EERSTE BLAD DIT NUMMER BESTAAT UIT VIER BLADEN door Astor. Vervolg. WIJ zijn thans gekomen tot het trekken van onze conclusies. Daartoe willen wij nog eens, zéér in het kort, samenvatten, wat wij in de drie voorafgaande artikelen bespraken. In de allereerste plaats hebben wij een blik gesla gen in den makrokosmos, waardoor wij eenig idéé hebben gekregen van de oneindigheid van het heelal, waarin alles naar vaste, onverbrekelijke wetten zich beweegt. Daarna hebben wij leeren kennen den mi- krokosmos, de wereld van moleculen, atomen, elec- tronenen, waarin dezelfde wetten heerschen. Vervol gens hebben wij ons bezig gehouden met de geschie denis der aarde en de ontwikkeling van het organi sche leven op deze aarde, dat in de verschijning van den mensch tot dusver zijn hoogtepunt heeft bereikt en wij hebben gezien hoe deze mensch in den loop van ongeveer millioen jaren van zuiver dierlijk we zen geworden is tot wat hij thans is. Dit zijn de vaste, wetenschappelijk controleerbare feiten en het komt er nu maar op aan pf wij zoo veel mogelijk los van alles, wat ons uit vroegere eeu wen, toen de wetenschap nog In haar kinderschoenen stond en toen zij door allerlei bijgeloovigheden in haar vrijheid belemmerd werd van deze feiten uit gaande, het aandurven ons een wereld- en levensbe schouwing te vormen. Ik gebruik hier met opzet het woord „aandurven". Immers allen hebben wij in meer of mindere mate te worstelen met de neiging om: le ons vast te klemmen aan oude overleveringen, welke wij onbewust hebben aanvaard en die sterk in ons nawerken; 2e. om de wereld en het wereldgebeuren te zien zóó als wij het wenschen. Deze neiging hebben wij zooveel mogelijk in ons te overwinnen. Wat mij persoonlijk betreft, ben ik gekomen tot het volgende: De oude opvatting dat, zooals de bijbel leert, in den beginne God den hemel en de aarde heeft gescha pen, hebben wij onvoorwaardelijk te verwerpen. Een begin kunnen wij on6 niet denken. Al wat is, is eeuwig geweest in steeds wisselende vormen. Wanneer millioenen eeuwen geleden de aarde als zelfstandige planeet nog niet bestond, was de stof waaruit zij is samengesteld, toch reeds aanwezig als deel van de zon. Dat, wat de wetenschap stof noemt, d.i. het zintuigelijk waarneembare, is slechts als eeu wig bestaande te denken. D.w.z. er is nooit een tijd geweest, waarin deze stof er niet was; er zal nooit een tijd komen waarin zij er niet meer zal zijn. Niets ver gaat in den zin van spoorloos verdwijnen. Wat wij vergaan noemen is slechts de ontbinding van een atomengroep en een hèrverbinding dezer atomen in andere groepen. In de stof echter is besloten de geest. Geest is het niet zichtbare en tastbare, is het drij vende en stuwende, is de kracht, waardoor de stof voortdurend veranderd wordt. De wijsgeer Schelling spreekt van het indifferente (het onveranderlijke) dat in alles aanwezig is. Het zelfde doet de wijsgeer Hegel en deze noemt dit indif ferente d.i. dezen geest: het goddelijk Denken, de ab solute Idéé, welke is in alles. En hij komt langs den weg der redeneering tot deze opvatting: geest en stof zijn eeuwig één. Geest zonder stof bestaat niet, even min als stof zonder geest. Indien wij derhalve den geest God zouden noemen en de stof als de waar neembare wereld der verschijnselen aanduiden, dan komen wij logisch doorredeneerend tot deze uit spraak: God en de wereld (hiermede, i'k zeg dit nog eens voor alle zekerheid, wordt het heelal bedoeld, den mensch inbegrepen) zijn niet te scheiden. Hier mede valt dus de antieke voorstelling van een bui tenwereldlijk goddelijk Wezen, van een persoonlijken God, die op een'zekej tijdstip een scheppingsdaad heeft verricht. De groote vraag, waar het nu boven alles op aan komt is deze: kunnen wij menschen, die het wereld gebeuren, het eeuwige worden zien als de werking van den Geest ii de stof iets naders van dien Geest zeggen? Of anders uitgedrukt: is het ons, menschen, mogelijk dieper tot en in dien Geest door te dringen? Mijn antwoord op deze vraag is een bevestiging: ja, het is den mensch gegeven iets van dien Geest te doorgronden. De Geest zelf, die is het Leven, waar door alles wordt gedreven, blijft hem een ondoorgron delijk raadsel, maar het is hem gegeven (en zou dit niet de grootste glorie voor den mensch zijn?) wat te verstaan van (als ik het bij benadering zoo mag noemen) de bedoeling van dien Geest. Hiertoe staan hem twee wegen open. Den eersten weg hebben wij bewandeld in de voor afgaande artikelen; de tweede weg is die der intuï tie (ingeving). Over beide wil ik nog verder iets zeggen. Wij weten dat en ik beperk mij nu tot de mensch- heid de Geest niet zinloos werkt. Voortgekomen uit het dierenrijk zien wij, hoe de mensch in duizend maal duizend jaren langzamerhand boven het alleen- dierlijke zich verheft. In hem ontwaken naast de dierlijke driften geestelijke neigingen. Hij gaat den ken, hij vormt zich zedelijke begrippen, hij krijgt gevoel van verantwoordelijkheid en maakt onder scheid tusschen goed en kwaad: hij poogt iets te be grijpen van de wereld, waarin hij leeft. Wat dit alles zeggen wil begrijpen wij pas dan goed, wanneer wij een modern ontwikkeld mensch vergelij ken met den primitieven mensch b.v. met dén Nean- derdalmensch, die geen andere behoefte kende dan zich lichamelijk te handhaven en zich voort te plan ten. Welk een reusachtig verschil! En nog enormer wordt dit verschil, wanneer wij een mensch van fijne beschaving, van hoog ontwikkelde moraliteit, van grooten kunstzin of van sterk wetenschappelijke!) aanleg tegenover den Neanderdalmensch zouden stel len. Wel weten wij, dat nog veel van deX primitieven mensch blijft nawerken en dat het dierlijke in den mensch nog bij lange na niet is overwonnen; ook ver geten wij niet, dat onder den schijn van beschaving nog heel wat barbarisme voortleeft wij hebben slechts aan den oorlog te denken, die met steeds gemeener middelen wordt gevoerd maar daar staat tegenover het niet weg te praten feit, dat de mensch van het heden zijn innerlijke conflicten heeft en dai hij principieel het dierlijke en het barbaarsche leert veroordeelen. Wat beteekent dit? Het beteekent dat de Geest niet een doelloos ge beuren schept, maar dat hij in een bepaalde richting drijft. Wij hebben ons eindelijk toch eens vrij te makeD van de domme gewoonte om de dingen om ons heen te zien los van het verleden. Wie dit blijft doen zal nimmer tot eenig zuiver begrip kunnen komen. Wij moeten het heden zien zóó als het is: geworden uit het verleden. Dan dringt zich aan ons op met groote onweerstaanbaarheid, dat de wereldgeest is de wereldrede; dan kunnen wij spreken van intelligen tie, die in het eeuwige worden zich manifesteert; dan is het wereldgebeuren méér dan een chaotisch spel van krachten en tegenkrachten, dan is het de Idéé welke zich verwezenlijkt. Ik hoop dat dit voor den lezer duidelijk zal zijn. Maar voor alle zekerheid, opdat geen verkeerd be grijpen mogelijk zal zijn wil ik het met andere woor den zóó herhalen: de geschiedenis van het millioenen jaren oude organische leven op onze aarde leert ons steeds het goede en het beste, daarom alleen ASPIBINYTN TABLETTEN [BAVER] en nooit vervalschingen Uitsluitend verkrijgbaar in de oranje-bandbuisjes van 20 tabl. 70 ets. en oranjezakjes van 2 tabl. a 10 ets. dat in dit leven een opgaande lijn is. Deze lijn loopt van de eencellige amoebe tot den denkenden, gevoe lenden, willenden mensch. Als wij deze lijn volgen, zien wij hoe uiterst langzaam steeds nieuwe neigin gen, strevingen opkomen, hoe organen ontstaan, die het bestaan der lovende wezens grootere kansen ge ven in den eeuwigen kamp om zich te handhaven. Wij merken op, dat bij den mensch de geest ontwaakt en hoe deze geest hem in staat stelt de natuurkrach ten in zijn dienst te stellen. Wij constateeren dat die zelfde mensch gedreven wordt tot het scheppen van zedelijke waarden, gedreven eveneens tot het bepein zen van den zin des levens zelf. En er is in hem een onleschbare dorst om te begrijpen, om te zien der dingen verband. En dit alles hier spreek ik mijn diepste over tuiging uit dwingt hem tot de erkentenis dat de Geest, het Leven niet doelloos is, maar moét voe ren tot voor ons nog onbekende, maar ongetwijfeld vèr boven het heden staande toekomst. Ik sprak zooeven ook over een tweeden weg om den Geest (het Leven) te leeren kennen: die der intuïtie. Hier komen we op een ander terrein. Bij het be spreken van den eersten weg bleven wij op het ter rein van het denken, van het vorschend verstand en lieten wij ons voorlichten door de groote man nen der wetenschap. Wanneer wij ons met de in tuïtie bezig houden, betreden wij het terrein van het gevoel en komen wij in de wereld der mystiek. Daar houdt de verstandelijke redeneering op, daar is de mensch niet geestelijk actief, maar passief. Daar spreekt hij niet, maar is stil enluistert. Terwijl ik dit neerschrijf gevoel ik pijnlijk sterk de groote moeilijkheid om precies, voor iecler be grijpelijk te zeggen wat ik wil. Toch moet ik een poging wagen om het te doen. Er zijn oogenblikken in het leven, waarin de mensch het leven niet lééft, maar ondergaat als iets heerlijks. Wij kunnen het gevoel hebben van onge kende gelukzaligheid, die over ons komt. Dit kan gebeuren wanneer wij in verrukking opgaan in na tuurschoonheid of wanneer wij onder den indruk komen van verheven muziek of zang. Dit kan plaats hebben als wij in jonge zuivere liefde de wereld om ons heen vergeten. Dan «houdt ons denken op, dan voelen wij het Leven aan met groote intensiviteit en worden wij ons bewust van geestelijke waarden. Dan is het of er tot ons gesproken wordt en diepe waarheden ons worden geopenbaard. Dan weten wij met innerlijke zekerheid de dingen, die wij niet GEBRUIKTE AUTOMOBIELEN /erkoopen wij onder GARANTIE en op PROEF Garaqe C NIEUWLAND BERGEN. Avondstemming oo het meer. Artistieke Kinder-opnamen, Studie*foto's. Fotografisch Atelier ARP AD MOLDOVAN Nieuwe Niedorp. 0 GEOPEND: dagelijks, ook Zondags. kunnen beredeneeren en verstandelijk bewijzen. Po pulair wordt het dikwijls zoo uitgedrukt: er zijn waarheden, die de mensch als waarheden g e- voelt. Juist. Ik kan b.v. met geen mogelijkheid op verstandelijke gronden aantoonen, dat liefde en zachtmoedigheid beter zijn dan zelfzucht en on barmhartigheid. Niettemin wéét ik dat het zoo is* En niet ik weet dit, maar iedereen! Ook de ver stókt-zelfzuchtige, ook de meest onbarmhartige weet het diep in zich zelf. Waarom? Omdat de Geest in hem 't zegt. En zij die hieraan mogen twijfelen, verzoek ik hun volle aandacht te schenken aan dit belangrijke feit, dat zelfs de ruwste, meest itnruoreele mensch niet kan ontkomen aan de bekoring, welke van zede lijke reinheid, die. zij vaak in een persoon gesym boliseerd zien, tot hen komt. Ik herinner mij in dit verband een treffende ge schiedenis waarvan een paar jaren geleden de Hol* landsche bladen melding maakten. Een reisgezel schap werd op het eiland Corsica door een roover, die zwaar bewapend was, overvallen. Hij wensclite niet alleen buit, maar ook een vrouw. Om de -an deren te redden bood een Hollandsche dame zich aan hem aan. Maar toen zij met hem alleen was, jprak ze tot hem over zijn moeder en omdat hij roomsch was over dc reine maagd Maria. En.... de bandiet raakte haar niet aan! Dit. verhaal de bewusté dame heeff het zelf in de courant gepubliceerd is voor mij van zeer groote beteekenis. Eén oogenblik werd die bandiet tot een goed mensch, omdat hij gevoelde wat goed en rein was. Is het al te gewaagd om hier te spreken van een luisteren naar waf de Geest spreekt? Heb ik recht om te beweren, dat de Geest is de kracht, die stuwt naai* zedelijke reinheid, naar goedheid, naar waarheid, naar liefde? Ik zou ieder, die op deze vragen wil antwoorden, het verzoek willen doen af te dalen naar de diepte van het eigen hart. Ik maak me sterk, dat zij het dan met me eens zullen zijn. Want: wij allen ervaren in de beste oogenblikken van ons leven, dat er is een kracht die ook ons drijft tot hoo- ger; die kracht is de eenige, univer- seele, alles barende Geest. Zoo komen wij langs den weg der intuïtie tot de« zelfde slotsom als langs den weg van het verstan-t delijk denken, n.1. dat dc Geest, waardoor het we-i reldgebeuren beheerscht was als redelijk kan worden opgevat omdat hij tot schoonheid, goedheid, waarheid d.i. tot steeds hoogere redelijkheid voert. Dit is door alle eeuwen heen dan ook de kracht geweest van de groote intuïtieven. Want het is een hoogst merkwaardig verschijnsel, dat er altijd zijn geweest mannen en vrouwen, die, terwijl ze nog niets konden weten van wat de moderne weten schap ons heeft geopenbaard, toch hebben gehad hun onwrikbaar toekomstgeloof, hun vertrouwen in den groei der menschheid. En hierbij is het van ondergeschikt belang, dat zij zich den eeuwigen Geest dachten als een buitenwereldlijk God, als een Wezen, wien zij allerlei (en soms heel leelijke) eigen< schappen hebben togedicht dit was immers eed gevolg van hun gebrekkige kennis van het heelal* Wat van overwegend belang is, is dat zij in den geest den evolutiedrang hebben gevoeld! Hiermede ben ik gekomen tot het einde mijne* beschouwing, die ik kort, in vele opzichten wel ta kort heb gehouden. Tot slot wil ik alles aldus samenvatten: Onze wereld- en levensbeschouwing opbouwend op de werkelijkheid, voor zoover voor ons kenbaa* is, is de volgende. Het heelal is een openbaring van den in dit heelal werkende kracht, die wij in tegen stelling met het stoffelijk waarneembare Geest (hef Leven) noemen. Dezen geest leeren wij kerjncn als evolutionair, d.i. drijvend naar steeds hooger ont wikkeling. Er is een eeuwig worden. Niets gaat verloren; alles blijft in steeds wisselende vormen* De taak van den mensch is: te zoeken naar bewuste eenheid met dien Geest; hierin komt hij tot de zui verste, van kerk en dogma onafhankelijke, religie. Deze religie geeft den mensch de kracht om ondanks alle teleurstellingen, temidden van de verwarring en de verscheuring van het heden te blijven geloovon in en te blijven arbeiden voor de toekomst der menschheid. ASTOR.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1933 | | pagina 1