Over het Hoogheemraadschap
Noordhollands Noorderkwartier.
Donderdag 14 September 1933. SCHAGER
COURANT.
Tweede blad. No. 9347
Waarom het Hoogheemraadschap
moet blijven bestaan.
Hedenmorgen is in het Heerenhuis te Mid-
den-Beemster een vergadering gehouden,
uitgeschreven door de Kiesvereeniging voor
Waterschapsverkiezingen in de Beemster en
welke vergadering stond onder voorzitter
schap van den heer C. P. Hartog.
Deze bijeenkomst was belegd naar aanlei
ding van enkele vragen, welke door boven
genoemde Kiesvereeniging waren gesteld
en die betrekking hebben op het Bestuur
van het Hoogheemraadschap Noordhollands
Noorderkwartier.
Den-dijkgraaf, den heer C. Wijdenes
Spaans Jr., heeft men gaarne bereid gevon
den de vragen in het openbaar te beantwoor
den, welke beantwoording wij hieronder on
verkort weergeven. De heer Wijdens Spaans
sprak aldus:
Mijnheer de Voorzitter, geachte Vergadering!
Het. is op verzoek van het Bestuur der Kiesver
eeniging voor Waterschapsverkiezingen in de Beem
ster. dat ik mij ondermaal bereid heb verklaard be
paalde punten hier in het openbaar voor U te be
handelen, welke betrekking hebben op het Bestuur
van het hoogheemraadschap Noordhollands Noor
derkwartier. Ik zegde andermaal, want ook in
1922 gaf ik gehoor aan een verzoek Uwerzijds.
De tijd gaat snel, dat bleek mij ook thans weer,
want ik had waarlijk niet gedacht, dat sedert mijn
vorig optreden hier reeds elf jaren waren verloopen.
Maar moge de t ij d al snel gaan. op hot gebied,
waarover Uwerzijds toen en thans wéér vragen zijn
gesteld, blijkt mij de geest langzaam te gaan. Als
ik toch Uwe gestelde vragen eerder en nu weer
juist heb aangevoeld, dan blijken deze gebaseerd
te zijn op gevoelens van ontevredenheid over en af
keuring van de handelingen van genoemd hoogheem
raadschap.
En hiermede staan wij dan al dadelijk midden in
de feiten, welke zoo verschillend worden beoordeeld.
Ik zal de gestelde vragen achtereenvolgens op
noemen, gelijk deze mij zijn medegedeeld, en ik wil
oprecht elke vraag naar beste weten beantwoorden.
Ik verzoek U mij onbevooroordeeld aan te hooren cn
bij het vormen van Uw eindoordeel de billijkheid te
laten gelden.
U en ik zullen van elkander moeten aannemen,
dat de bedoeling voorzit om het gcedc te dienen.
De mij voorgelegde vragen, waarop ik hier en daar
breeder zal ingaan, dan de soms zeer korte inhoud
daarvan aanleiding geeft, zijn de volgende:
a. Wat is de belastbare opbrengst van ge
bouwde en ongebouwde eigendommen?
Ik vertrouw, dat met deze vraag is bedoeld te ver
nemen hoe groot dc bedoelde belastbare opbrengsten
zijn binnen de grenzen van Noordhollands Noorder
kwartier.
De belastbare opbrengst van de ONgèbouwde
igondommen, gelegen binnen het gebied van het
hoogheemraadschap, ondergaat in totaal slechts zeer
geringe wijzigingen. Dit wordt verklaard door arti
kel 7 van de wet, betrekkelijk de Grondbelasting, dat
in hoofdzaak alleen ontginning, droogmaking of be
dijking als redenen voor hooge. o schatting, en
duurzame vermindering in opbrengst door onvoor
ziene rampen als reden voor lagere schatting noemt.
Wij weten dat zooiets hier bij uitzondering voorkomt.
De begrooting van het hoogheemraadschap ver
meldt dan ook als totaal van de belastbare op
brengst voor ongebouwd:
over 1921 (de eerste begrooting) f8.115.000,—
over 1933 (de laatste begrooting) f 8.116.000,
In 12 jaren tijd dus 'n verschil van slechts f 1.000.—
Ik merk hierbij op, dat de ramingen steeds loopen
over tot veelvouden van duizend afgeronde sommen.
Geheel anders staat het met de belastbare op
brengst van de gebouwde eigendommen. Daarbij
treedt wel hier en daar vermindering op door: ge
deeltelijke vernieling door onvoorziene rampen,
gedeeltelijke afbraak,
verandering van bestemming,
doch veel meer werken: bij-, op- of aanbouw of ge
deeltelijke vernieuwing een vermeerdering uit.
Voor het gebouwd wordt in de genoemde begroo
tingen vermeld:
over 1921 f 9.220.000.—
over 1933 f 12.568 000.—
Dit geeft alzoo eene verhooging met meer dan een
derde van het eerste cijfer. Gevolg hiervan is dan
ook eene verhoudingsgewijze verschuiving van de
lasten van het ongebouwde naar het gebouwde.
De volgende vraag luidt:
b. Hoe groot is momenteel de zoogenaam
de watersnoodschuld en op welke wijze wordt
deze omgaslagen?
De Provincie Noordholland heeft aanvan
kelijk alle watersnoodkosten betaald.
Deze bedroegen rond 30 millioen, waarvan
voor Noorderkwartier zijn besteed rond 26
millioen en voor het ovarige deel rond -1
millioen. De 26 millioen voor Noorderkwar
tier zijn gefixeerd op 20 millioen De provin
cie droeg alzoo hier dadelijk rond 6 millioen.
Van genoemde 20 millioen droeg aanvanke
lijk de provincie -40 of 8 millioen en Noor
derkwartier 60 of 12 millioen. Later wer
den deze cijfers: voor de provincie 55 of
11 millioen en voor Noorderkwartier 45 of
9 millioen.
Io de kosten der watersnoodleeningen
wordt door het Rijk telken jare eene bijdrage
aan de provincie verleend en deze staat de
helft daarvan af aan Noorderkwartier. Deze
helft vermindert de uitgaven voor Noorder
kwartier over 1933 naar raming met rond
f 152.000.De rente en aflossing voor het nog
resteerende gedeelte van gemelde 9 millioen
is voor 1933 berekend te bedragen f 473.880.67.
De helft der rijksbijdrage zal beloopen
f 152.064.23. Die helft der bijdrage vertegen
woordigt de rente en aflossing van het restant
van rond f2.895.000,zoodat het hoogheem
raadschap werkelijk betaalt naar het restant
van rond f6.105.000,—, voor 1933 gesteld op
f321.816.44. Hiervan dragen de gebouwen
f2.616.430.en dc gronden f3.488.570.
Linde 1932 was afgelost ongeveer 24 of
f2.160.000.en was nog schuldig ongeveer
76 van 9 millioen of f 6.840.000.verdeeld
in Rijk f2.200.200.— en Hoogheemraadschap
f 4.639.800.
Do omslag der watersnoodschuld wordt
voor 26.169 geheven over de in staat B van
het reglement genoemde waterschappen en
jerceelen, waaronder de Beemster voorkomt
voor 1.496 of ongeveer 1/17 deel. Het ove
rige gedeelte of 73.831 wordt, evenals de
gewone omslag, over alle schuldplichtige
perceelen, gebouwd en ongebouwd omgesla
gen, naar verhouding van de belastbare op
brengst.
Vervolgens wordt gevraagd:
c. Wat zijn de voordeelen, die de Ingelan
den vau Beemster sinds 1920 van de oprich
ting van het hoogheemraadschap hebben ge
noten?
De voordeelen, welke de Ingelanden van Beemster
sinds 1920 van dc oprichting van het hoogheemraad
schap hebben genoten, zijn dezelfde als die, welke
de andere tot dat gebied behoorende gronden en ge
bouwen deelachtig werden, namelijk veiligheid to
gen overstrooming en verbeterd onderhoud van de
wegen, welke op de aangewezen zeeweringen en bin-
nenwaterkeeringen zijn gelegen, terwijl de rentebe
taling en aflossing van dc watersnoodschulden dooi
de opgebrachte heffing werden geregeld. Bovendien
zijn vervallen de vroegere uitkeeringen voor den
voormaligen Noorder IJ- en Zeedijk.
Dan volgt:
d. Hoe groot is de som, die door de Inge
landen van Beemster sinds 1920 gezamenlijk
voor het hoogheemraadschap is opgebracht?
Deze vraag schijnt mij niet vrij van een
pogen om door een samenvoegen van bijdra
gen over een groot complex en een beduidend
aantal jaren een hoog cijfer te verkrijgen.
Welnu, dat cijfer is, met inbegrip van de
heffing over 1933, dus over 13 jaren, totaal
f781.650.72.
Voor vergelijking meen ik hierbij te moe
ten mededeelen, dat over die 13 jaren de hef
fingen in totaal bedragen f 15.805.461.10, of
ruim twintig maal zooveel als t voor Beem
ster genoemde bedrag, en dat de kadastrale
oppervlakte is:
Van Beemster rond 7000 H.A. (feitelijk
7189.13.34 H.A.) en van het hoofheemraad-
schap rond 142.000 H.A., waarbij dus ook de
verhouding 1 tot 20 wordt verkregen. G e-
middeld is alzoc 'e belasting
voor Beemster evenredig tot de
oppervlakte.
e. Wat is een binnenwaterkeering en met
welk doel worden deze in stand gehouden?
Een binnenwaterkeering is in het gebied van
Noordhollands Noorderkwartier een kunstwerk, dat
achter een zeewering is gelegen en is bestemd om in
tweede of latere instantie het zeewater te houden
buiten de daarachter gelegen gronden.
In artikel I van het reglement van bestuur wor
den bepaalde binnenwaterkeeringen voor onderhoud
en instandhouding aan het hoogheemraadschap op
gedragen.
De vraag is waarschijnlijk gesteld in verband met
het feit, dut de Beemster ligt binnen een eigen wa-
terkeering, welke niet in bedoeld artikel 1 is 'ge
noemd. Maar dat is evenzeer het geval, om maar
enkele namen te noemen, r.iet: de Beetskoog, do
Westerkoog. dc Zeevang, de Purmer, de Wormer, den
Eilandspolder, de Schermer, de Heerhugo waard en-
zoovoorts. L)e meerdere of mindere belangrijkheid
zal hierbij door de Staten der provincie zijn over-)
wogen. De gelegenheid om daartegen bezwaren in
te brengen i.4 indertijd elk waléFs'chap\g^boden, en
de gronden, welke hunne binnenwaterkeering wel za
gen overgedragen moeten voor het o/ergonomen on
derhoud w e 1 betalen, die welke hunne binnenwater-
keerig in eigen onderhoud hielden, moeten daarom
ook geen bijzondere uitkeering aan anderen betalen.
f. Waarvoor wordt door het Rijk wegenbe
lasting geheven?
Hier stapt de vraagsteller over op een onderwerp,
dat slechts in zeer verwijderd verband staat met het
hoogheemraadschap.
Het antwoord moet gezocht worden in dc Wegen-
belastingwet, dat is dc wet van 30 December 1926,
opgenomen in het staatsblad van dat jaar onder
no. 464.
De titel dezer wet luidt:
Wet tot het heffen van eene belasting en treffen
van verdere voorzieningen ten behoeve van open
bare verkeerswegen te land.
(Zie bladz. 7 en volgende Schuurman's editie.)
9. Wat is een openbare weg?
Hier moei de Wegenvvet, de wet van 31 Juli 193Ó,
staatsblad 342, het antwoord geven.
(Zie bladz. 52, I-l.S. 11, art. 4).
30 Jaren voor een iecier t egankelijk geweest.
h. Hoe groot is het provinciaal belang bij
het verbreeden van den weg van Etersheim
naar Warder?
Een provinciaal belang schijnt er mij bij het ver
breeden van bedoelden weg niet te bestaan, even
min als dat bestaat of geacht vvoidt te bestaan bij
welken anderen weg ook, welke niet voorkomt op hel
Rijks-, het Provincaal- of het Aanvullend wegen
plan.
Ik veronderstel, dat de vrager bedoelt te vernemen
of de bij de begrooting voor 1933 uitgetrokken gelden
voor verbreeding en verbetering van dien weg kun
nen geacht worden nuttig en noodig te zijn. lil die
richting zal ik de vraag behandelen.
Een rapport, van den technischambtenaar te
Edam, belast, met het onderhoud van bedoelden weg,
vermeldt daaromtrent onder meer het volgende:
Dc weg langs den Zeevangszeedijk tusschen Eters
heim en Warder is lang 3,5 K.M., de breedte van de
beharding is 2.6 M., waarnaast aan de dijkzijde een
groene berm, breed 1.5 M., met een greppel, breed
0.40 M. Deze berm is door krimpen van den grond
en door verzakking over bijna de peheele lengte
0.30.tot 0.35 M. lager komen te liggen. De berm aan
de landzijde is 1.50 M. breed en bestaat uit zwaren
kleigrond. Geen dezer bermen leent er zich toe om
met geladen vrachtauto's te worden bereden en dit
vooral niet in het natte jaargetijde, wat bij hel voor-
hijrijden of tegenkomen van andere voertuigen toch
noodig is.
Deze weg is nu ontworpen op 4 M. breedte.
Buiten het gewone, afwisselende verkeer met
vracht- en luxe auto's, hooi-, stroo-, mest-, vee- en
andere wagens, wordt die weg dagelijks geregeld ge
bruikt voor:
1. den autobusdienst Hoorn, Warder en Oosthui
zen, namelijk vijf malen heen en vijf malen terug.
De bussen van dien dienst zijn breed 2.20 M. en
kunnen 16 tot 20 personen bevatten;
2. melkvervoer per auto naar Oudendijk en wel des
zomers vijf malen per dag en. des winters vier
malen per dag. Deze auto's zijn breed 1.80 M. en
hebben een draagvermogen van ruim 3 ton. Des
zomers komt daarbij een aanhangwagen van
ruim 1 ton draagvermogen:
3. een melkauto van de Hollandiafabriek te Pur-
merend en wel tweemaal per dag, met een laad
vermogen van 2H ton, breed 1.92 M.
Des winters passeeren er verder dagelijks ten
minste 10 auto's voor vischvervoer en transport van
groenten en vaak komen ei zviare 4 tone auto's met
visch uit IJmuiden naar de kippenhouders Braak
en Rijswijk.
Zooals ik zegde, is dc weg ontworpen op 4 M.
breedte, en zijn de elkander geregeld daarop ont
moetende vrachtauto's breed 1.80 M., 1.92 M. en
2.20 M., zoodat de te verkrijgen breedte wel volop
noodig blijkt.
Door den weg nu eene breeclere beharding te ge
ven komt tevens grond beschikbaar om de bermen
aan te vullen, waartoe anders grond van elders zou
moeten worden aangevoerd.
De vraagpunten a tot en met h zijn hiermede in
eerste instantie behandeld.
Dan wordt in den door mij ontvangen brief g-
zegd:
„Op de bijeenkomst kwamen de volgende be-
„merkingen naar voren:
„Het hoofdmotief was:
„het hoogheemraadschap MOET WEG, het is ON
BILLIJK. het is TE DUUR, het is OKNOODIG door
„de afsluiting der Zuiderzee, het is VERANDERD
„VAX BESTEMMING en WERKING.
„Eén lid had geen bezwaar tegen het bij-
„dragen in het DIJKSONDERHOUD, wèl tegen den
„zijns inziens LUXE WEGENAANLEG op de wa-
„terkeeringen, waaraan tweemaal zooveel wordt
„besteed.
„1. Hoe is dit te rechtvaardigen tegenover In
gelanden uit onze omgeving?
„Anderen hadden bezwaren wijl do watersnood-
„kosten enkel gedragen worden door een deel der
„provincie en zouden daar voornamelijk Amster
dam en Haarlem aan mede willen Laten betalen.
„2. Vanwaar die onbillijke verdeeling van
„lasten?
„Opgemerkt werd dat, nu de afsluiting der Zui
derzee een feit is en behalve de I-I-mdsbossche
„zeewering er geen zoewaterkeerende dijken meer
„zijn, het hoogheemraadschap heeft afgedaan, maar
„tracht door de overname van wegen zijn bestaan
„te rekken.
„3. Gevraagd wordt eene uiteenzetting van de
„financieele verhoudingen der Ingelanden tegen
over bet WEGSCHAP Noordhollands Noorder
kwartier.
„4. Waarom is de oprichting van een Zuider
kwartier. waarover destijds bij de oprichting van
„het hoogheemraadschap Noordhollands Noorder
kwartier werd gesproken, achterwege gebleven?
„Een ander wijst op het gewijzigde artikel 0
„van het reglement van het hoogheemraadschap
„en vreest daarvan verzwaring van lasten.
„5. Wat is de reden van deze wijziging?
„Een ander vindt, dat de uitgaven voor onpro
ductieve uitgaven veel te hoog zijn.
„Bedoeld worden de beheers- en administratie
kosten ten opzichte van de uitgaven voor dijks-
„onderhoud.
„6. Hoe is dit te rechtvaardigen?
„Dezelfde vraagt ook:
„Is de belastbare opbrengst van gebouwd en on
bebouwd, voornamelijk wat het laatste betreft,
„wel langer als basis voor belastingheffing aan
vaardbaar?
„Ook werd gevraagd:
„7. Wat is er tegen, dat de provincie de geheele
„zaak overneemt en voor hare rekening neemt?
„Het platteland is nu eenmaal te zwaar belast
„8. Verder wordt gevraagd wie kiezer is.
„Van een ni-e.t-.lid der Kiesvereeniging is naast
„de reecis genoemde grieven de vraag iugekpmen.
„Waarom is voor Wicringerwaard liet heffirigs-
.percentage 0.437 en voor Beemster 1.296
„9. Hoe zijn de vooruitzichten tot verlaging van
„lasten?
,.10. Hoe is de tewerkstelling van werkeloozen
„bij werken van het hoogheemraadschap geregeld?
Deze vragen 1 tot en met 10 bestrijken meermalen
geheel of gedeeltelijk het zelfde onderwerp, zoodat
het moeilijk is elke vraag afzonderlijk te behande
len, zonder in herhaling te vervallen.
Het genoemde hoofdmotief is dan:
Het hoogheemraadschap moet weg. het is onbillijk,
het is te duur, het is onnoodig door de afsluiting der
Zuiderzee, het is veranderd van bestemming en
werkkring.
Zooals dit luidt: het is onnoodig door de afsluiting
der Zuiderzee, houdt het indirect in, dat. naar het
oordeel der bedoelde bijeenkomst de noodzakelijk
heid van het hoogheemraadschap wel bestond
toen de Zuiderzee nog niet was afgesloten. Ik
vraag mij af of de tegenstanders van het hoogheem
raadschap, die hier aan het woord waren de wet op
het punt der oprichting en opheffing van water
schappen ook maar één moment voor oogen hebben
gehad.
Neem nu in het voor hun gunstigste geval maar
aan, dat de opmerking niet juist is overgebracht en
dat zij hebben bedoeld: Het hoogheemraadschap had
nooit moeten bestaan, dan blijft toch het feit daar,
dat de Staten van Noordholland in overgroote meer
derheid hebben uitgesproken, dat het hoogheemraad
schap wel moest bestaan, en dal de hooge regee
ring zich daarmede heeft vereenigd.
Die oprichting vond haren grondslag in artikel
192. 2e lid der Grondwet, waar wordt gezegd:
„De (Provinciale) Staten zijn bevoegd met goed
keuring des Konings, in de bestaande inrichtingen,
„en reglementen der waterschappon, veenschappen
„en veenpolders veranderingen te maken, water
schappen, veenschappen en veenpolders op te lief-
Jen, nieuwe op te richten en nieuwe, reglementen
„voor zoodanige instellingen vast te stellen."
Wanneer nu dat hoogheemraadschap zou
worden opgeheven, dan zou toch de taak,
welke het thans vervult, aan één ol meer
andere lichamen moeten worden overgedra
gen en daarbij zou weer gelden het voor
schrift van artikel 2 der Waterstaatswet 1900,
dat de opgelegde lasten van thans door de
nu daartoe verplichte eigendommen worden
opgebracht ten behoeve van het nieuw ge
stichte lichaam. Bat zou dus worden een cir
kelgang, waarmede men in de bedoelde rich
ting niet verder kwam.
Wanneer het hoogheemraadschap onbillijk wordt
genoemd, zal dit, naar ik vertrouw, slaan op de wij
ze van verdeeling der lasten. Is dit zoo, dan is dit
het geval van de oprichting af. Daartegen te protes
teeren was mogelijk al dadelijk bij de ter-visie-lig
ging van het ontwerp-reglement. Toen was het onge
twijfeld de gunstigste gelegenheid.
Ik heb nagezien in de mij ten dienste staande
stukken, wat van de zijde van Beemster is gedaan
op dit punt. Ik vond alleen eene betuiging van in
stemming door het bestuur van het waterschap de
Beemster met het bezwaarschrift van het College
van Hoofdingelanden van den Noorder IJ- en Zee
dijk. In dat bezwaarschrift wordt wel opgekomen
tegen de oprichting van Noordhollands Noorder
kwartier, doch wordt anderzijds voorgestaan eene
gelijke verdeeling der lasten over de oude landen en
de meren. Ware nu aan dit laatste voldaan, dan zou,
naar den tegenwoordigen toestand, de Beemster
eenerzijds zijn bevrijd van een aandee' volgens staat
A, groot f 998.79$$ (volgn. 21, b., Noorder IJ- en Zce-
dijk) en volgens staat B van 1.498 der watersnood-
kósten of f4814.37, alzoo tezamen van rond foS13.
doch anderzijds zou het aandeel in de algemeene
kosten zijn gestegen met f13880De Beemster zou
dan over 1933 meer hebben moeten betalen het ver
schil of f8067.— Dat is de consequentie van het in
gediende bezwaar van de zijde van de Beemster.
Intu'sschen blijft nog altijd de gelegenheid bestaan
om bezwaren bij de Staten dr provincie in te dienen.
Dit dient dan uit te gaan van degenen, dio zich on
billijk belast achten.
Dat het hoogheemraadschap te duur is bleek mij
niet en is niet aangetoond, alleen gezegd. Wordt er
mede bedoeld, dat de watersnoodlasten te drukkend
zijn, dan ben ik onder de tegenwoordige omstandig
heden het hiermede volkomen eens. Van de zijde van
het hoogheemraadschap is steeds en nog weer zeer
onlangs getracht op dit punt verbetering te verkrij
gen .De weg daartoe is lang en moeilijk doch er
wordt steeds 'gestreefd in die richting. De beslissing
hierin is niet bij U of bij mij, doch bii de Provinciale
Staten.
Wordt vervolgd.
Raad Sint Pancras.
De raad dezer gemeente vergaderde Dinsdagavond
half acht ten raadhuize, onder voorzitterschap van den
heer J. Kroonenburg, burgemeester, tevens secretaris.
De Voorzitter opende de vergadering met een woord
van welkom, waarna de notulen der vorige vergadering
werden vastgesteld.
Ingekomen stukken en mededeelingen.
Voorzitter deelde mede, dat Ged. Staten er in be
rusten, dat het geld, ontvangen door verkoop van land,
wordt gebruikt om de' diensten 1933 en 1934 sluitend
te maken. Na 1934 zal het bedrag echter weer in 5 ja
ren moeten worden gereserveerd.
De heer M. Duijf vond, dat men niets opschoot. Het
is een verschuiving.
Voorzitter was echter van meening. dat men wel iets
had bereikt. Het volgend jaar kunnen de menschen
nog worden geholpen, zonder belastingverhooging. In
1935 zal verhooging van personeele belasting het gevolg
moeten zijn.
De heer Lek was het met den Voorzitter eens. Het is
zoo een goede oplossing voor 1933 en 1934.
De heer M. Duijf wilde opcenten heffen op de per
soneele belasting.
De Voorzitter zou het beter vinden als het op de
grondbelasting werd geheven. Dan worden tenminste
de menschen getroffen, die nog eigendom hebben.
Na eenige bespreking besloot men een en ander bij
de begrooting 1934 te behandelen.
Hierbij deed zich nog een klein incident voor, naai
aanleiding van deze opmerkingen van den heer M.
Duijf. Wethouder van Kampen zeide. dat men hier
nu al twee jaar zit met het gekanker van den heer
Maarten Duijf. De vorige keer lachte hij wethouder
Muurling in zijn gezicht uit. Als dat nu zoo moet door
gaan...
De heer M. Duijf protesteerde hiertegen, waarna nog
eenige verwarrende discussie volgde.
De heer Lek sprak echter sussende woorden, welke
als olie op de golven werkten en het incident was ge
sloten.
De steunregeling voor de transportarbeiders zal weer
gelden tot 4 November.
De gemeente rekening 1931 en die der Lichtbedrijven
1931 zijn door.Ged. Staten goedgekeurd.
De baggerregeling. Nu een achturigen
werkdag. - r-,
De Voorzitter deelde mede, dat de inspecteur van de
Heidemaatschappij hedenmiddag heeft voorgeschreven
dat het baggeren vanaf Maandag a.s. in den werktijd
van 8 uur per dag moet worden uitgevoerd.
De Voorzitter heeft zich tot den Minister gewend om
het voor elkander te krijgen, dat er met het halen van
zes halve pramen een dagtaak is volbracht, zooals het
hier usance is.
Voor kennisgeving aangenomen.
De gemeenterekening 1932 was door de raadsleden,
behalve de wethouders, nagezien. De heer C. Duijf rap
porteerde namens de commissie dat alles in orde was
bevonden. De rekening werd voorloopig vastgesteld:
voor den gewonen dienst met een ontvangst van
f 63058.12, uitgaven f 60323.10, batig saldo f 2735.32. Voor
den kapitaaldienst in totaal van ontvangsten en uitga
ven op f 8077.83.
Gemeente-opslagplaats.
De opslagplaats van de gemeente aan het Noordeinde
geraakt in het gedrang, nu de weg is verhoogd. Men
had daarom gedacht aan het Oosterplaatje, maar cit
was te ver uit het dorp. Men heeft zich fnet het Hoog
heemraadschap in verbinding gesteld, wat bereid was,
de bestrating te bekostigen. Ook met de Banne heeft
men gesproken. De schoeiing is in slechten staat, ter
wijl de „wik" vervuild is, en een ondragelijken stank
verspreidt. De opslagplaats zal worden verbeterd. Daar
voor zal de „wik" gedeeltelijk worden gedempt.
De Twuyverweg. Het blijft zoo. Men
neemt geen risico.
Ged. Staten stelden inzake de verbreeding van den
Twuijverweg voor, dat de risico van het eventueel ver
vallen van de bijdrage uit het wegenfonds, voor reke
ning van de overdragers blijft.
Voorzitter deelde mede, dat dit is in verband met da
weigerachtige houding van de gemeente Zuidscharwou-
de. Spr. las het concept-besluit voor, waarin ten slotte
als een wijziging voorkomt, dat, indien het Hoogheem
raadschap het noodig oordeelt, om den weg op 6 Meter
te brengen, dit college hiervan kennis geeft aan de be
treffende gemeenten. Als deze gemeenten het voorstel
aannemen, zal de bijdrage op f 900 per jaar komen. Zoo
niet, dan zal het Hoogheemraadschap in overleg tre
den met Ged. Staten.
yoorzitter merkte op, dat het gemeentebestuur van
Oudkarspel reeds een besluit heeft genomen, n.1. dat
men wil bijdragen in een bedrag van f 700, doch dat
men zioh tegen een verbreeding van den weg verzet.
B. en W. zijn van meening, dat de gemeentebesturen
eigenlijk moeten voorstellen om tot eventueele verbree
ding over te gaan en niet het Hoogheemschap.
Overeenkomstig het advies van B. en W. zal aan
Ged. Staten worden bericht. Men gaat wel met f 900
accoord. Alleen moet het van de gemeenten uitgaan.
De Van de Vijzellaan. Geasphalteerd.
Van enkele automobilisten was een verzoek ingeko
men om den Van de Vijzellaan te verbreeden en open
te stellen voor het verkeer.
Met het Hoogheemraadschap is men in overleg ge
treden om den Van de Vijzellaan in plaats van te bc-
harden, met oude steenen, te asphalteeren, n.1. 2.5 M.
breed en aan elke zijde 0.5 M. bestraat, waarmee het
Hoogheemraadschap accoord ging.
De kosten voor de gemeente zullen zijn 135 Meter
hek a f 1.50 oftewel f 202.50.
B. en W. stellen voor dit voorstel aan te nemen.
De heer Snel mekte op, dat het eenvoudiger zou
zijn geweest, als men daar eerder aan had gedacht.
Spr. wilde het werk verdeelen, tusschen de drie tim
merlieden," die van het andere werk niets hadden gehid.
Het idee van B. en W. is, als de weg klaar is, een 1-
richting verkeer toe te laten. Na eenige bespreking weid
het voorstel van B. en W. aangenomen met den heer
M. Duijf tegen, die het voldoende achtte als de weg
zoo werd, als het eerste plan was.
Van den heer Hoekstra was een verzoek ingekomen
om opname van zijn doofstom kind in een Inrichting.
B. en W. stelden voor het kind te doen opnemen in
het instituut te Groningen, waartoe men besloot.
Daarna "sluiting.