Over het Hoogheemraadschap Noordhollands Noorderkwartier. Donderdag 14 September 1933. SCHAGER COURANT. Tweede blad. No. 9347 Waarom het Hoogheemraadschap moet blijven bestaan. Hedenmorgen is in het Heerenhuis te Mid- den-Beemster een vergadering gehouden, uitgeschreven door de Kiesvereeniging voor Waterschapsverkiezingen in de Beemster en welke vergadering stond onder voorzitter schap van den heer C. P. Hartog. Deze bijeenkomst was belegd naar aanlei ding van enkele vragen, welke door boven genoemde Kiesvereeniging waren gesteld en die betrekking hebben op het Bestuur van het Hoogheemraadschap Noordhollands Noorderkwartier. Den-dijkgraaf, den heer C. Wijdenes Spaans Jr., heeft men gaarne bereid gevon den de vragen in het openbaar te beantwoor den, welke beantwoording wij hieronder on verkort weergeven. De heer Wijdens Spaans sprak aldus: Mijnheer de Voorzitter, geachte Vergadering! Het. is op verzoek van het Bestuur der Kiesver eeniging voor Waterschapsverkiezingen in de Beem ster. dat ik mij ondermaal bereid heb verklaard be paalde punten hier in het openbaar voor U te be handelen, welke betrekking hebben op het Bestuur van het hoogheemraadschap Noordhollands Noor derkwartier. Ik zegde andermaal, want ook in 1922 gaf ik gehoor aan een verzoek Uwerzijds. De tijd gaat snel, dat bleek mij ook thans weer, want ik had waarlijk niet gedacht, dat sedert mijn vorig optreden hier reeds elf jaren waren verloopen. Maar moge de t ij d al snel gaan. op hot gebied, waarover Uwerzijds toen en thans wéér vragen zijn gesteld, blijkt mij de geest langzaam te gaan. Als ik toch Uwe gestelde vragen eerder en nu weer juist heb aangevoeld, dan blijken deze gebaseerd te zijn op gevoelens van ontevredenheid over en af keuring van de handelingen van genoemd hoogheem raadschap. En hiermede staan wij dan al dadelijk midden in de feiten, welke zoo verschillend worden beoordeeld. Ik zal de gestelde vragen achtereenvolgens op noemen, gelijk deze mij zijn medegedeeld, en ik wil oprecht elke vraag naar beste weten beantwoorden. Ik verzoek U mij onbevooroordeeld aan te hooren cn bij het vormen van Uw eindoordeel de billijkheid te laten gelden. U en ik zullen van elkander moeten aannemen, dat de bedoeling voorzit om het gcedc te dienen. De mij voorgelegde vragen, waarop ik hier en daar breeder zal ingaan, dan de soms zeer korte inhoud daarvan aanleiding geeft, zijn de volgende: a. Wat is de belastbare opbrengst van ge bouwde en ongebouwde eigendommen? Ik vertrouw, dat met deze vraag is bedoeld te ver nemen hoe groot dc bedoelde belastbare opbrengsten zijn binnen de grenzen van Noordhollands Noorder kwartier. De belastbare opbrengst van de ONgèbouwde igondommen, gelegen binnen het gebied van het hoogheemraadschap, ondergaat in totaal slechts zeer geringe wijzigingen. Dit wordt verklaard door arti kel 7 van de wet, betrekkelijk de Grondbelasting, dat in hoofdzaak alleen ontginning, droogmaking of be dijking als redenen voor hooge. o schatting, en duurzame vermindering in opbrengst door onvoor ziene rampen als reden voor lagere schatting noemt. Wij weten dat zooiets hier bij uitzondering voorkomt. De begrooting van het hoogheemraadschap ver meldt dan ook als totaal van de belastbare op brengst voor ongebouwd: over 1921 (de eerste begrooting) f8.115.000,— over 1933 (de laatste begrooting) f 8.116.000, In 12 jaren tijd dus 'n verschil van slechts f 1.000.— Ik merk hierbij op, dat de ramingen steeds loopen over tot veelvouden van duizend afgeronde sommen. Geheel anders staat het met de belastbare op brengst van de gebouwde eigendommen. Daarbij treedt wel hier en daar vermindering op door: ge deeltelijke vernieling door onvoorziene rampen, gedeeltelijke afbraak, verandering van bestemming, doch veel meer werken: bij-, op- of aanbouw of ge deeltelijke vernieuwing een vermeerdering uit. Voor het gebouwd wordt in de genoemde begroo tingen vermeld: over 1921 f 9.220.000.— over 1933 f 12.568 000.— Dit geeft alzoo eene verhooging met meer dan een derde van het eerste cijfer. Gevolg hiervan is dan ook eene verhoudingsgewijze verschuiving van de lasten van het ongebouwde naar het gebouwde. De volgende vraag luidt: b. Hoe groot is momenteel de zoogenaam de watersnoodschuld en op welke wijze wordt deze omgaslagen? De Provincie Noordholland heeft aanvan kelijk alle watersnoodkosten betaald. Deze bedroegen rond 30 millioen, waarvan voor Noorderkwartier zijn besteed rond 26 millioen en voor het ovarige deel rond -1 millioen. De 26 millioen voor Noorderkwar tier zijn gefixeerd op 20 millioen De provin cie droeg alzoo hier dadelijk rond 6 millioen. Van genoemde 20 millioen droeg aanvanke lijk de provincie -40 of 8 millioen en Noor derkwartier 60 of 12 millioen. Later wer den deze cijfers: voor de provincie 55 of 11 millioen en voor Noorderkwartier 45 of 9 millioen. Io de kosten der watersnoodleeningen wordt door het Rijk telken jare eene bijdrage aan de provincie verleend en deze staat de helft daarvan af aan Noorderkwartier. Deze helft vermindert de uitgaven voor Noorder kwartier over 1933 naar raming met rond f 152.000.De rente en aflossing voor het nog resteerende gedeelte van gemelde 9 millioen is voor 1933 berekend te bedragen f 473.880.67. De helft der rijksbijdrage zal beloopen f 152.064.23. Die helft der bijdrage vertegen woordigt de rente en aflossing van het restant van rond f2.895.000,zoodat het hoogheem raadschap werkelijk betaalt naar het restant van rond f6.105.000,—, voor 1933 gesteld op f321.816.44. Hiervan dragen de gebouwen f2.616.430.en dc gronden f3.488.570. Linde 1932 was afgelost ongeveer 24 of f2.160.000.en was nog schuldig ongeveer 76 van 9 millioen of f 6.840.000.verdeeld in Rijk f2.200.200.— en Hoogheemraadschap f 4.639.800. Do omslag der watersnoodschuld wordt voor 26.169 geheven over de in staat B van het reglement genoemde waterschappen en jerceelen, waaronder de Beemster voorkomt voor 1.496 of ongeveer 1/17 deel. Het ove rige gedeelte of 73.831 wordt, evenals de gewone omslag, over alle schuldplichtige perceelen, gebouwd en ongebouwd omgesla gen, naar verhouding van de belastbare op brengst. Vervolgens wordt gevraagd: c. Wat zijn de voordeelen, die de Ingelan den vau Beemster sinds 1920 van de oprich ting van het hoogheemraadschap hebben ge noten? De voordeelen, welke de Ingelanden van Beemster sinds 1920 van dc oprichting van het hoogheemraad schap hebben genoten, zijn dezelfde als die, welke de andere tot dat gebied behoorende gronden en ge bouwen deelachtig werden, namelijk veiligheid to gen overstrooming en verbeterd onderhoud van de wegen, welke op de aangewezen zeeweringen en bin- nenwaterkeeringen zijn gelegen, terwijl de rentebe taling en aflossing van dc watersnoodschulden dooi de opgebrachte heffing werden geregeld. Bovendien zijn vervallen de vroegere uitkeeringen voor den voormaligen Noorder IJ- en Zeedijk. Dan volgt: d. Hoe groot is de som, die door de Inge landen van Beemster sinds 1920 gezamenlijk voor het hoogheemraadschap is opgebracht? Deze vraag schijnt mij niet vrij van een pogen om door een samenvoegen van bijdra gen over een groot complex en een beduidend aantal jaren een hoog cijfer te verkrijgen. Welnu, dat cijfer is, met inbegrip van de heffing over 1933, dus over 13 jaren, totaal f781.650.72. Voor vergelijking meen ik hierbij te moe ten mededeelen, dat over die 13 jaren de hef fingen in totaal bedragen f 15.805.461.10, of ruim twintig maal zooveel als t voor Beem ster genoemde bedrag, en dat de kadastrale oppervlakte is: Van Beemster rond 7000 H.A. (feitelijk 7189.13.34 H.A.) en van het hoofheemraad- schap rond 142.000 H.A., waarbij dus ook de verhouding 1 tot 20 wordt verkregen. G e- middeld is alzoc 'e belasting voor Beemster evenredig tot de oppervlakte. e. Wat is een binnenwaterkeering en met welk doel worden deze in stand gehouden? Een binnenwaterkeering is in het gebied van Noordhollands Noorderkwartier een kunstwerk, dat achter een zeewering is gelegen en is bestemd om in tweede of latere instantie het zeewater te houden buiten de daarachter gelegen gronden. In artikel I van het reglement van bestuur wor den bepaalde binnenwaterkeeringen voor onderhoud en instandhouding aan het hoogheemraadschap op gedragen. De vraag is waarschijnlijk gesteld in verband met het feit, dut de Beemster ligt binnen een eigen wa- terkeering, welke niet in bedoeld artikel 1 is 'ge noemd. Maar dat is evenzeer het geval, om maar enkele namen te noemen, r.iet: de Beetskoog, do Westerkoog. dc Zeevang, de Purmer, de Wormer, den Eilandspolder, de Schermer, de Heerhugo waard en- zoovoorts. L)e meerdere of mindere belangrijkheid zal hierbij door de Staten der provincie zijn over-) wogen. De gelegenheid om daartegen bezwaren in te brengen i.4 indertijd elk waléFs'chap\g^boden, en de gronden, welke hunne binnenwaterkeering wel za gen overgedragen moeten voor het o/ergonomen on derhoud w e 1 betalen, die welke hunne binnenwater- keerig in eigen onderhoud hielden, moeten daarom ook geen bijzondere uitkeering aan anderen betalen. f. Waarvoor wordt door het Rijk wegenbe lasting geheven? Hier stapt de vraagsteller over op een onderwerp, dat slechts in zeer verwijderd verband staat met het hoogheemraadschap. Het antwoord moet gezocht worden in dc Wegen- belastingwet, dat is dc wet van 30 December 1926, opgenomen in het staatsblad van dat jaar onder no. 464. De titel dezer wet luidt: Wet tot het heffen van eene belasting en treffen van verdere voorzieningen ten behoeve van open bare verkeerswegen te land. (Zie bladz. 7 en volgende Schuurman's editie.) 9. Wat is een openbare weg? Hier moei de Wegenvvet, de wet van 31 Juli 193Ó, staatsblad 342, het antwoord geven. (Zie bladz. 52, I-l.S. 11, art. 4). 30 Jaren voor een iecier t egankelijk geweest. h. Hoe groot is het provinciaal belang bij het verbreeden van den weg van Etersheim naar Warder? Een provinciaal belang schijnt er mij bij het ver breeden van bedoelden weg niet te bestaan, even min als dat bestaat of geacht vvoidt te bestaan bij welken anderen weg ook, welke niet voorkomt op hel Rijks-, het Provincaal- of het Aanvullend wegen plan. Ik veronderstel, dat de vrager bedoelt te vernemen of de bij de begrooting voor 1933 uitgetrokken gelden voor verbreeding en verbetering van dien weg kun nen geacht worden nuttig en noodig te zijn. lil die richting zal ik de vraag behandelen. Een rapport, van den technischambtenaar te Edam, belast, met het onderhoud van bedoelden weg, vermeldt daaromtrent onder meer het volgende: Dc weg langs den Zeevangszeedijk tusschen Eters heim en Warder is lang 3,5 K.M., de breedte van de beharding is 2.6 M., waarnaast aan de dijkzijde een groene berm, breed 1.5 M., met een greppel, breed 0.40 M. Deze berm is door krimpen van den grond en door verzakking over bijna de peheele lengte 0.30.tot 0.35 M. lager komen te liggen. De berm aan de landzijde is 1.50 M. breed en bestaat uit zwaren kleigrond. Geen dezer bermen leent er zich toe om met geladen vrachtauto's te worden bereden en dit vooral niet in het natte jaargetijde, wat bij hel voor- hijrijden of tegenkomen van andere voertuigen toch noodig is. Deze weg is nu ontworpen op 4 M. breedte. Buiten het gewone, afwisselende verkeer met vracht- en luxe auto's, hooi-, stroo-, mest-, vee- en andere wagens, wordt die weg dagelijks geregeld ge bruikt voor: 1. den autobusdienst Hoorn, Warder en Oosthui zen, namelijk vijf malen heen en vijf malen terug. De bussen van dien dienst zijn breed 2.20 M. en kunnen 16 tot 20 personen bevatten; 2. melkvervoer per auto naar Oudendijk en wel des zomers vijf malen per dag en. des winters vier malen per dag. Deze auto's zijn breed 1.80 M. en hebben een draagvermogen van ruim 3 ton. Des zomers komt daarbij een aanhangwagen van ruim 1 ton draagvermogen: 3. een melkauto van de Hollandiafabriek te Pur- merend en wel tweemaal per dag, met een laad vermogen van 2H ton, breed 1.92 M. Des winters passeeren er verder dagelijks ten minste 10 auto's voor vischvervoer en transport van groenten en vaak komen ei zviare 4 tone auto's met visch uit IJmuiden naar de kippenhouders Braak en Rijswijk. Zooals ik zegde, is dc weg ontworpen op 4 M. breedte, en zijn de elkander geregeld daarop ont moetende vrachtauto's breed 1.80 M., 1.92 M. en 2.20 M., zoodat de te verkrijgen breedte wel volop noodig blijkt. Door den weg nu eene breeclere beharding te ge ven komt tevens grond beschikbaar om de bermen aan te vullen, waartoe anders grond van elders zou moeten worden aangevoerd. De vraagpunten a tot en met h zijn hiermede in eerste instantie behandeld. Dan wordt in den door mij ontvangen brief g- zegd: „Op de bijeenkomst kwamen de volgende be- „merkingen naar voren: „Het hoofdmotief was: „het hoogheemraadschap MOET WEG, het is ON BILLIJK. het is TE DUUR, het is OKNOODIG door „de afsluiting der Zuiderzee, het is VERANDERD „VAX BESTEMMING en WERKING. „Eén lid had geen bezwaar tegen het bij- „dragen in het DIJKSONDERHOUD, wèl tegen den „zijns inziens LUXE WEGENAANLEG op de wa- „terkeeringen, waaraan tweemaal zooveel wordt „besteed. „1. Hoe is dit te rechtvaardigen tegenover In gelanden uit onze omgeving? „Anderen hadden bezwaren wijl do watersnood- „kosten enkel gedragen worden door een deel der „provincie en zouden daar voornamelijk Amster dam en Haarlem aan mede willen Laten betalen. „2. Vanwaar die onbillijke verdeeling van „lasten? „Opgemerkt werd dat, nu de afsluiting der Zui derzee een feit is en behalve de I-I-mdsbossche „zeewering er geen zoewaterkeerende dijken meer „zijn, het hoogheemraadschap heeft afgedaan, maar „tracht door de overname van wegen zijn bestaan „te rekken. „3. Gevraagd wordt eene uiteenzetting van de „financieele verhoudingen der Ingelanden tegen over bet WEGSCHAP Noordhollands Noorder kwartier. „4. Waarom is de oprichting van een Zuider kwartier. waarover destijds bij de oprichting van „het hoogheemraadschap Noordhollands Noorder kwartier werd gesproken, achterwege gebleven? „Een ander wijst op het gewijzigde artikel 0 „van het reglement van het hoogheemraadschap „en vreest daarvan verzwaring van lasten. „5. Wat is de reden van deze wijziging? „Een ander vindt, dat de uitgaven voor onpro ductieve uitgaven veel te hoog zijn. „Bedoeld worden de beheers- en administratie kosten ten opzichte van de uitgaven voor dijks- „onderhoud. „6. Hoe is dit te rechtvaardigen? „Dezelfde vraagt ook: „Is de belastbare opbrengst van gebouwd en on bebouwd, voornamelijk wat het laatste betreft, „wel langer als basis voor belastingheffing aan vaardbaar? „Ook werd gevraagd: „7. Wat is er tegen, dat de provincie de geheele „zaak overneemt en voor hare rekening neemt? „Het platteland is nu eenmaal te zwaar belast „8. Verder wordt gevraagd wie kiezer is. „Van een ni-e.t-.lid der Kiesvereeniging is naast „de reecis genoemde grieven de vraag iugekpmen. „Waarom is voor Wicringerwaard liet heffirigs- .percentage 0.437 en voor Beemster 1.296 „9. Hoe zijn de vooruitzichten tot verlaging van „lasten? ,.10. Hoe is de tewerkstelling van werkeloozen „bij werken van het hoogheemraadschap geregeld? Deze vragen 1 tot en met 10 bestrijken meermalen geheel of gedeeltelijk het zelfde onderwerp, zoodat het moeilijk is elke vraag afzonderlijk te behande len, zonder in herhaling te vervallen. Het genoemde hoofdmotief is dan: Het hoogheemraadschap moet weg. het is onbillijk, het is te duur, het is onnoodig door de afsluiting der Zuiderzee, het is veranderd van bestemming en werkkring. Zooals dit luidt: het is onnoodig door de afsluiting der Zuiderzee, houdt het indirect in, dat. naar het oordeel der bedoelde bijeenkomst de noodzakelijk heid van het hoogheemraadschap wel bestond toen de Zuiderzee nog niet was afgesloten. Ik vraag mij af of de tegenstanders van het hoogheem raadschap, die hier aan het woord waren de wet op het punt der oprichting en opheffing van water schappen ook maar één moment voor oogen hebben gehad. Neem nu in het voor hun gunstigste geval maar aan, dat de opmerking niet juist is overgebracht en dat zij hebben bedoeld: Het hoogheemraadschap had nooit moeten bestaan, dan blijft toch het feit daar, dat de Staten van Noordholland in overgroote meer derheid hebben uitgesproken, dat het hoogheemraad schap wel moest bestaan, en dal de hooge regee ring zich daarmede heeft vereenigd. Die oprichting vond haren grondslag in artikel 192. 2e lid der Grondwet, waar wordt gezegd: „De (Provinciale) Staten zijn bevoegd met goed keuring des Konings, in de bestaande inrichtingen, „en reglementen der waterschappon, veenschappen „en veenpolders veranderingen te maken, water schappen, veenschappen en veenpolders op te lief- Jen, nieuwe op te richten en nieuwe, reglementen „voor zoodanige instellingen vast te stellen." Wanneer nu dat hoogheemraadschap zou worden opgeheven, dan zou toch de taak, welke het thans vervult, aan één ol meer andere lichamen moeten worden overgedra gen en daarbij zou weer gelden het voor schrift van artikel 2 der Waterstaatswet 1900, dat de opgelegde lasten van thans door de nu daartoe verplichte eigendommen worden opgebracht ten behoeve van het nieuw ge stichte lichaam. Bat zou dus worden een cir kelgang, waarmede men in de bedoelde rich ting niet verder kwam. Wanneer het hoogheemraadschap onbillijk wordt genoemd, zal dit, naar ik vertrouw, slaan op de wij ze van verdeeling der lasten. Is dit zoo, dan is dit het geval van de oprichting af. Daartegen te protes teeren was mogelijk al dadelijk bij de ter-visie-lig ging van het ontwerp-reglement. Toen was het onge twijfeld de gunstigste gelegenheid. Ik heb nagezien in de mij ten dienste staande stukken, wat van de zijde van Beemster is gedaan op dit punt. Ik vond alleen eene betuiging van in stemming door het bestuur van het waterschap de Beemster met het bezwaarschrift van het College van Hoofdingelanden van den Noorder IJ- en Zee dijk. In dat bezwaarschrift wordt wel opgekomen tegen de oprichting van Noordhollands Noorder kwartier, doch wordt anderzijds voorgestaan eene gelijke verdeeling der lasten over de oude landen en de meren. Ware nu aan dit laatste voldaan, dan zou, naar den tegenwoordigen toestand, de Beemster eenerzijds zijn bevrijd van een aandee' volgens staat A, groot f 998.79$$ (volgn. 21, b., Noorder IJ- en Zce- dijk) en volgens staat B van 1.498 der watersnood- kósten of f4814.37, alzoo tezamen van rond foS13. doch anderzijds zou het aandeel in de algemeene kosten zijn gestegen met f13880De Beemster zou dan over 1933 meer hebben moeten betalen het ver schil of f8067.— Dat is de consequentie van het in gediende bezwaar van de zijde van de Beemster. Intu'sschen blijft nog altijd de gelegenheid bestaan om bezwaren bij de Staten dr provincie in te dienen. Dit dient dan uit te gaan van degenen, dio zich on billijk belast achten. Dat het hoogheemraadschap te duur is bleek mij niet en is niet aangetoond, alleen gezegd. Wordt er mede bedoeld, dat de watersnoodlasten te drukkend zijn, dan ben ik onder de tegenwoordige omstandig heden het hiermede volkomen eens. Van de zijde van het hoogheemraadschap is steeds en nog weer zeer onlangs getracht op dit punt verbetering te verkrij gen .De weg daartoe is lang en moeilijk doch er wordt steeds 'gestreefd in die richting. De beslissing hierin is niet bij U of bij mij, doch bii de Provinciale Staten. Wordt vervolgd. Raad Sint Pancras. De raad dezer gemeente vergaderde Dinsdagavond half acht ten raadhuize, onder voorzitterschap van den heer J. Kroonenburg, burgemeester, tevens secretaris. De Voorzitter opende de vergadering met een woord van welkom, waarna de notulen der vorige vergadering werden vastgesteld. Ingekomen stukken en mededeelingen. Voorzitter deelde mede, dat Ged. Staten er in be rusten, dat het geld, ontvangen door verkoop van land, wordt gebruikt om de' diensten 1933 en 1934 sluitend te maken. Na 1934 zal het bedrag echter weer in 5 ja ren moeten worden gereserveerd. De heer M. Duijf vond, dat men niets opschoot. Het is een verschuiving. Voorzitter was echter van meening. dat men wel iets had bereikt. Het volgend jaar kunnen de menschen nog worden geholpen, zonder belastingverhooging. In 1935 zal verhooging van personeele belasting het gevolg moeten zijn. De heer Lek was het met den Voorzitter eens. Het is zoo een goede oplossing voor 1933 en 1934. De heer M. Duijf wilde opcenten heffen op de per soneele belasting. De Voorzitter zou het beter vinden als het op de grondbelasting werd geheven. Dan worden tenminste de menschen getroffen, die nog eigendom hebben. Na eenige bespreking besloot men een en ander bij de begrooting 1934 te behandelen. Hierbij deed zich nog een klein incident voor, naai aanleiding van deze opmerkingen van den heer M. Duijf. Wethouder van Kampen zeide. dat men hier nu al twee jaar zit met het gekanker van den heer Maarten Duijf. De vorige keer lachte hij wethouder Muurling in zijn gezicht uit. Als dat nu zoo moet door gaan... De heer M. Duijf protesteerde hiertegen, waarna nog eenige verwarrende discussie volgde. De heer Lek sprak echter sussende woorden, welke als olie op de golven werkten en het incident was ge sloten. De steunregeling voor de transportarbeiders zal weer gelden tot 4 November. De gemeente rekening 1931 en die der Lichtbedrijven 1931 zijn door.Ged. Staten goedgekeurd. De baggerregeling. Nu een achturigen werkdag. - r-, De Voorzitter deelde mede, dat de inspecteur van de Heidemaatschappij hedenmiddag heeft voorgeschreven dat het baggeren vanaf Maandag a.s. in den werktijd van 8 uur per dag moet worden uitgevoerd. De Voorzitter heeft zich tot den Minister gewend om het voor elkander te krijgen, dat er met het halen van zes halve pramen een dagtaak is volbracht, zooals het hier usance is. Voor kennisgeving aangenomen. De gemeenterekening 1932 was door de raadsleden, behalve de wethouders, nagezien. De heer C. Duijf rap porteerde namens de commissie dat alles in orde was bevonden. De rekening werd voorloopig vastgesteld: voor den gewonen dienst met een ontvangst van f 63058.12, uitgaven f 60323.10, batig saldo f 2735.32. Voor den kapitaaldienst in totaal van ontvangsten en uitga ven op f 8077.83. Gemeente-opslagplaats. De opslagplaats van de gemeente aan het Noordeinde geraakt in het gedrang, nu de weg is verhoogd. Men had daarom gedacht aan het Oosterplaatje, maar cit was te ver uit het dorp. Men heeft zich fnet het Hoog heemraadschap in verbinding gesteld, wat bereid was, de bestrating te bekostigen. Ook met de Banne heeft men gesproken. De schoeiing is in slechten staat, ter wijl de „wik" vervuild is, en een ondragelijken stank verspreidt. De opslagplaats zal worden verbeterd. Daar voor zal de „wik" gedeeltelijk worden gedempt. De Twuyverweg. Het blijft zoo. Men neemt geen risico. Ged. Staten stelden inzake de verbreeding van den Twuijverweg voor, dat de risico van het eventueel ver vallen van de bijdrage uit het wegenfonds, voor reke ning van de overdragers blijft. Voorzitter deelde mede, dat dit is in verband met da weigerachtige houding van de gemeente Zuidscharwou- de. Spr. las het concept-besluit voor, waarin ten slotte als een wijziging voorkomt, dat, indien het Hoogheem raadschap het noodig oordeelt, om den weg op 6 Meter te brengen, dit college hiervan kennis geeft aan de be treffende gemeenten. Als deze gemeenten het voorstel aannemen, zal de bijdrage op f 900 per jaar komen. Zoo niet, dan zal het Hoogheemraadschap in overleg tre den met Ged. Staten. yoorzitter merkte op, dat het gemeentebestuur van Oudkarspel reeds een besluit heeft genomen, n.1. dat men wil bijdragen in een bedrag van f 700, doch dat men zioh tegen een verbreeding van den weg verzet. B. en W. zijn van meening, dat de gemeentebesturen eigenlijk moeten voorstellen om tot eventueele verbree ding over te gaan en niet het Hoogheemschap. Overeenkomstig het advies van B. en W. zal aan Ged. Staten worden bericht. Men gaat wel met f 900 accoord. Alleen moet het van de gemeenten uitgaan. De Van de Vijzellaan. Geasphalteerd. Van enkele automobilisten was een verzoek ingeko men om den Van de Vijzellaan te verbreeden en open te stellen voor het verkeer. Met het Hoogheemraadschap is men in overleg ge treden om den Van de Vijzellaan in plaats van te bc- harden, met oude steenen, te asphalteeren, n.1. 2.5 M. breed en aan elke zijde 0.5 M. bestraat, waarmee het Hoogheemraadschap accoord ging. De kosten voor de gemeente zullen zijn 135 Meter hek a f 1.50 oftewel f 202.50. B. en W. stellen voor dit voorstel aan te nemen. De heer Snel mekte op, dat het eenvoudiger zou zijn geweest, als men daar eerder aan had gedacht. Spr. wilde het werk verdeelen, tusschen de drie tim merlieden," die van het andere werk niets hadden gehid. Het idee van B. en W. is, als de weg klaar is, een 1- richting verkeer toe te laten. Na eenige bespreking weid het voorstel van B. en W. aangenomen met den heer M. Duijf tegen, die het voldoende achtte als de weg zoo werd, als het eerste plan was. Van den heer Hoekstra was een verzoek ingekomen om opname van zijn doofstom kind in een Inrichting. B. en W. stelden voor het kind te doen opnemen in het instituut te Groningen, waartoe men besloot. Daarna "sluiting.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1933 | | pagina 5