Ziin laatste avontuur Een Engelsche vossenjacht. Troonrede Arrondissements Rechtbank te Alkmaar. Onmenschelijke geluiden, honden en vossen die leuk krijgertje speelden en jagers die zich stierlijk verveelden. Van onzen Engelsche Briefschrijver. 16 September 1933. HERINNERT U zich nog, dat wij met drie tegen één stem hadden besloten, den volgenden mor gen vroeg de jacht op de cubs, op de jonge vos sen te gaan bijwonen? Nee? Ja, 't is een wonder, hoe we de meest belangrijke feiten vergeten. De Punische oorlogen, bijvoorbeeld. Elke schooljongen kan er U de jaartallen van opdreunen, met verwonderlijke juistheid, en begrijpelijke verwaandheid, op den dag, waarop hij ze voor zijn leeraar moet kennen, en herinnert er zich de helft niet van een halve week later. De onthoudafdeeling van do hersenen van de meesten van ons, beter genoemd de vergeetafdeeling, is een prachtzeef met groote gaten. Het feit blijft er hetzelfde om. Wij hadden beslo ten, met één stem tegen, de eenige vrouwelijke stem in ons gezelschap, den wekker op vijf uur te zetten. De wekker deed zijn plicht Een ergerlijke fout van wekkers. En hij bleef zijn plicht doen, totdat ik hem met een forsche handbeweging het zwijgen oplegde. Toen begon de tegenstemster: „Je bent toch niet van plan op te staan? In het half donker? Enkel en alleen, om met eigen oogen zoo'n vossenjacht gezien te hebben." En op een beves tigend antwoord, als het slaperig uitbrengen van eenige onverstaanbare klanken 's morgens om vijf uur den naam van antwoord mag dragen: „Je zult er nog wat van krijgen. Een zware verkoudheid op zijn allerminst. Misschien wel longontsteking. Moe ten die arme kinderen nu som9 ook in het holst .van den nacht hun bed uit?" Maar de arme kinderen waren al wakker, toen ik ze kwam wekken. Ze dachten er niet aan, hun ouden vader alleen aan de gevaren van „een jacht op groot wild bloot te stellen." Het bed had plotseling alle bekoring voor hen verloren in het vooruitzicht de roodgerokte jagers van de plaatjes in werkelijkheid te zien. Binnen enkele minuten waren de drie dap pere voorstemmers gewasschen en gekleed. Nog en kele minuten* en "ze hadden ontbeten, de tegenstem- ster goeden nacht gewenscht, de fietsen buiten gezet en de zware huisdeur achter zich dicht getrokken. Alle wegen mogen naar Rome leiden, maar twee wegen leidden naar het bosch van de vossenjacht. Eén weg buiten het stadje Biccster om (een korte weg), én door het stadje heen (een lange). We waren vroege en besloten den langen te nemen. We wilden Bicester wel eens zien in den vroegen morgen, een slaperig stadje, dat sliep. 't Was werkelijk nog iets stiller, dan overdag. Niet veel, maar juist merkbaar. Behalve wij, en onze fiet sen, waren er twee menschen en twee dieren op de been. Twee jagers en twee paarden. En het hoefge trappel door de stille Bicestersche straten deed onze harten sneller kloppen, van trots over onze vol harding en ons doorzettingsvermogen. Buiten Bicester, op den landweg naar Stoke Wood, zagen we nog twee fietsen voor ons. Een dame, en een jongetje waren de berijders er van. Wij passeer den ze, en vertelden elkaar, dat ze ook naar de jacht gingen kijken. We geloofden het ook nog half, maar waren toch wel eenigszins verwonderd., toen het la ter bleek werkelijk waar te zijn. We passeerden ook hazen, en konijnen. Tientallen, honderdtallen. Ze waren er blijkbaar van op de hoog te, dat het dien.morgen vossenjacht was, en genoten van de vacantie. We kenden Stoke Wood, wisten precies, waar we wezen moesten, om de jacht te zien. Maar vóór we op het jachtterrein aankwamen, hadden we nog één man gezien. Hij kwam langs den weg aangeslenterd FEUILLETON Humoristische roman van JOH. BRANDT. A Om een opzien te verwekken, bleef Rolf niets anders over dan toe te geven. „Als u mij een oogenblik naar de hall wilt volgen, kunnen wij de zaak direct in orde maken." „If You love me, I am happy..." zong de saxophoon. Mabel gleed in de armen van haar partner een an der! aan hem voorbij. Rolf was genoodzaakt van zijn kapitaal drie kostbare honderdmark biljetten af te nemen. De booze meneer, die nu weer wat vriendelijker keek, stak het geld met een correcte buiging in zijn portefeuille. Rolf echter keerde hem bruusk den rug toe. Hij was juist op tijd in het paviljoen terug om te zien hoe Miss Wilkins haar shawl om de schouders sloeg en de zaal verliet. Hij volgde haar tot de lift. „Derde étage", hoorde hij haar tot den liftboy zeggen. De deur schoof voor zijn neus dicht Rolf rende de trappen op naar de derde verdieping; daar bleef hij staan. De lift gleed omhoog, maar stopte •niet en te laat kwam Rolf tot de ontdekking, dat ook in dit hotel de eerste étage als tusschen verdieping werd aangemerkt Met twee treden tegelijk rende hij de volgende trap op. Toen hij boven was, suisde de lift juist weer om laag. Daar hij het nummer van Mabel's kamer niet gevraagd had, wist hij niet welken kant zij was opge gaan. Hij besloot op goed geluk in den gang te blijven. Vroeg of laat zouden de dames haar kamers toch weer moeten verlaten; daar zij zich zoo spoedig van de thée-dansant hadden teruggetrokken, was het pro gramma van den avond zeker reeds vastgesteld. Langzaam liep hij de lange gang op en neer, van de lift tot de breede trap aan de andere zijde en weer terug. Zoo zou hem niemand kunnen ontgaan, Hg ken en ging op een laag muurtje zitten, op een plek, waar een opening was in het struikgewas. „Die hoort bij de jacht", vertelde ik de jongens. „Hij moet opletten, of de vos hier misschien ook door komt breken." Het was maar een vermoeden, maar later bleek het waar geweest te zijn. Een kwartier voor den tijd waren we op de plaats van bestemming. Wij en vijf of zes anderen. Met spanning wachtten we op de dingen die komen zou den. Ze kwamen. Klokslag zes uur. Ze waren de ja gers, in roode jassen en kaplaarzen, op mooie, goed gedresseerde paarden. En achter hen liepen de hon den, alle van één soort, vijftig of zestig, nog beter gedresseerd dan de paarden. Achter de paarden liepen ze, een dichte krioelen de massa. Geen, die er aan dacht, naast of voor de paarden te komen. Koppen naar beneden, snuffelend langs den grond. Elk hondenlichaara, elke spier van die vijftig, zestig lenige lichamen, sprak van het verlangen er van door te gaan. Maar er heerschte strenge tucht. En tot die strenge tucht hoorde: zwijgen. Even knalden drie zweepen. De paarden zwenk ten, zestig honden gingen zitten, hieven de koppen op, wachtten. Neen, één was ongehoorzaam, stak den weg over, snuffelde aan onze beenen. „Vesta!" klonk het hard en streng, en druipstaartend kwam Vesta terug. En toen even later Whitedog ongeduldig werd, en opstond, was het noemen van zijn naam voldoen de om hem op zijn hondsch een kleur te doen krij gen. We wachtten. We wachtten op de werkelijke ja gers, op de heeren en dames, die zich aan hun „sport" zouden komen wijden. De mannen in de roo de jassen en kaplaarzen waren, om het maar eens botweg te noemen, bedienden. Wel hing de geheele jacht van hen af, van hun bekwaamheid en van die van de honden, maar zij waren daar op dat oogenblik bezig met hun werk. Evenals de man op het muurtje bezig was met z ij n werk. Zij kwamen, de heeren en dames. Eerst maar en kelen, vijf of zes. Later zouden er meer komen, lang slapers. Maar daar werd niet op gewacht. Een korte knal van de zweepen, en daar zette de stoet zich in beweging. Weer de paarden voorop, tot aan den in gang van het bosch. En daarna, plotseling, was de heele troep honden verdwenen. Alleen de menschen te paard bleven achter. Ze stelden zich op aan den rand van het bosch, op plaatsen, waar de vossen mogelijk zouden probeeren te ontsnappen. Wij liepen, evenals de andere kijkers, een breede laan in, die dwars door het bosch liep. We zagen niets, maar hoorden des te meer. Het zwijgcomman- do voor de honden was blijkbaar opgeheven. En er waren drijvers bezig in het bosch. Ook die hadden geen zwijgcommando. Integendeel, hun arbeid scheen te bestaan in het uitstooten van de meest rauwe geluiden. Wij wachtten en wachtten, en begonnen de vossen jacht eenigszins saai te vinden. Konden die zestig honden dan niet eens een enkele vos opjagen? Mis schien waren er geen vossen in het bosch. Op korten afstand van ons stond de dame, die wij met haar zoontje op de fiets hadden gezien dien morgen. Plot seling zagen we iets bewegen in het struikgewas, en vóór we ons bewust waren, wat het geweest kon zijn, hoorden we de dame de meest ondamesachtige geluiden uitstooten, die ik ooit gehoord heb. Zc had een vos gezien. We waren er van ontdaan, zoo'n geluid in den vroegen morgen. En niet eens op de vischmarkt. Maar lang hadden we niet den tijd er over na te denken, want daar wandelde, kuierde is misschien een beter woord, een vos vlak langs ons heen. Hij keek ons even aan, knipoogde, alsof hij wou zeggen: „Zulke honden toch!" en verdween in het bosch. We beraadslaagden, of we nu ook behoorden te gaan krijschen, maar vreesden voor een mager resultaat de de kamernummers reeds van buiten, toen hem een heer passeerde, die hem van het hoofd tot de voeten opnam. Rolf wierp hem een vernietigenden blik toe en zette zijn wandeling voort Na eenige minuten echter keerde de heer terug en ditmaal leek zijn misplaatste belangstelling voor den persoon van den jongen graaf nog grooter. Juist wilde Rolf naar de reden hiervan Informeeren, toen hij aan het einde van den gang een kamer meisje zag opduiken. Hij moest haar bereiken, vóór zij in één der vele kamers verdween. „Een oogenblik alstublieft," riep hij haar reeds van verre toee. Het meisje bleef staan en haar glimlach toonde een en al bereidwilligheid. „Waarmee kan ik u van dienst zijn?" „Misschien kunt u mij inlichten", meende Rolf. „Weet u ook, wat Miss Wilkins van plan Is vanavond te gaan doen?" Het meisje staarde hem verbaasd aan. Rolf voelde zich onbehaaglijk; bovendien bekroop hem het gevoel, dat hij bespied werd. Met een ruk keerde hij zich om. Net zooals hij dacht, op eenigen afstand stond nog steeds die onbeschofte onbekende. Nu echter keek hij loerend in hun richting, 's Mans brutale houding maakte Rolf bepaald nerveus. Snel trachtte htf tot een resultaat te komen en met een haastig gebaar duwde hij het meisje een geldstuk in de hand. „Voor zoover ik weet, gaan de dames vanavond naar de schouwburg. „Prachtig! Kunt u mij ook nog zeggen naar welke?" In plaats van antwoord te geven, maakte het meisje echter snel rechtsomkeert om haastig in een der ka mers te verdwijnen. Rolf zocht onmiddellijk naar de oorzaak van deze merkwaardige houding. Het bleek de vreemdeling te zijn, die het meisje zooveel schrik had ingeboezemd. Hij trad thans recht op Rolf toe, tikte even aan zijn hoed en vroeg op afgemeten toon: „Pardon, logeert u hier in het hotel?" ..Dat is mijn zaak", meende Rolf grof. De andere haalde zwijgend een legitimatiekaart uit zijn vestzak te voorschijn. De man bleek een hotel detective te zijn. „Wilt u mijn vraag misschien nu be antwoorden Rolf aarzelde een oogenblik. Wat moest hij zeggen? Hij kon den man toch niet vertellen, dat hij hier heen en weer liep om op de onbekende Amerikaansche te na de prestatie, die we juist gehoord hadden, en zwegen. Toen kwam een tweede vos. die zonder twij fel groette en in elk geval niet de minste haast had en tenslotte een derde. Maar de honden zochten aan den anderen kant. Of was het misschien „honk", waar wij stonden? De jagers verveelden zich Ik heb er een zien ga pen, die op de Olympische spelen beslist het kam pioenschap zou verdienen. Alleen de honden en de vossen speelden leuk krijgertje, of liever meer ver stoppertje. Maar de wedstrijd bleef nulnul staan, en nog voor de scheidsrechter had gefloten, bestegen we onze fietsen en keerden huiswaarts. Op den terug weg passeerden we den uitkijk op het muurtje. Hij was ingedommeld. Meervoudige Strafkamer. Zitting van Dinsdag 19 September. Uitspraken Dinsdag 12 September. Jan de R„ magazijnknecht, Helder, thans gedeti neerd, verduistering, 5 maanden gev voorwaardelijk mei 3 proefjaren etc., en in vrijheid gesteld. Hendrik P., zuivelhandelaar. Helder, gedetineerd, heling, 5 maanden gev. voorwaardelijk, overigens als voren. Joh. Jac. K., kelner, zonder vaste woonpl., gedeti neerd, rijwieldiefstal, 6 m. gev. Jan J.. arbeider, Petten, hooger beroep, veroordee ling Kantonger. Schagen, ter zake overtredingen jachtwet; vonnis Kantonrechter vernietigd, 2 rn. f20 boete of 2 m. 10 d. en lantaarn verbeurd verklaard en vernietigd. Johannes V., metselaar, Alkmaar (in voorarrest) diefstal door middel van inklimming Intarlocutair. Vonnis: het instellen van een psychiatisch rapport. Dirk B., expediteur, Heiloo, hooger beroep veroor deeling overtreding motor- en rijvvielwet bij vonnis van het kantongerecht Alkmaar, dd. 19 Mei '33; von nis kantonrechter vernietigd, opgelegd ter zake mis bruik van gezag, uitlokking tot strafbaar feit, op dracht niet als ambtelijk beschouwd, f0.50 boete of 1 dag hechtenis. FRAUDE IN HET GERECHTSGEBOUW. Op de zitting van 2 Mei werden een tweetal straf zaken behandeld contra den 42-jarigen heer Jac. P., rijksklerk le klas ter parkette van het kantonge recht te Alkmaar, aan wien was ten laste gelegd verduistering van sc-hikkensgelden, valschheid in het wegmaken van een ambtseedig proces-verbaal en extractvonnissen, ten einde de gepleegde verduiste ringen te verheimelijken. Als toen werd de behande ling van deze zaken geschorst tot de zitting van 9 Mei en om bijzondere redenen onmiddellijke gevan genneming van den verdachte gelast. Het voortgezette onderzoek op die terechtzitting had tot resultaat, een vernieuwde aanhouding voor onbeepaalden tijd, ten einde het rapport van een door den heer Wiggers in te stellen reclasseeringsonder- zoek af te wachten. Heden werd de bchandelirg opnieuw voortgezet met het hooren van den recbisseeringsambtenaar, bo- vengemelden heer J. H. Wiggers. Verdachte is een slappe figuur en reclasseerings- kansen zijn dubieus, evenals de kans op een evcn- tueele betrekking bij het rijk* doch een voorw. straf met strenge bijz. voorwaarden zou de rapporteur toch willen voorstellen. De officier hield een streng, van onverzoenlijkheid getuigen requisitoir en vorderde opnieuw 1 jaar en 6 maanden gevangenisstraf. Mr. v. d. Loos, verdediger van verdachtee pleitte clementie en een voorw. straf, benevens onmiddel lijke invrijheidstelling, wat geweigerd werd. Castricum. 'N PORTEMONNAIEDIEF. De 20-jarige timmerman A. te V. te Castricum schijnt zich met heel wat minder nutiige dingen be zig te houden dan met timmeren, althans stond hij heden terecht wegens diefstal van een portemonnaie uit een damestaschje, eigendom van de getuige mej. M. Troelstra, welk taschje zich bevond aan een da mesfiets. De portemonnaie bevatte o.m. 2 gouden tientjes, eD 'n rijksdaalder. Dit feit werd door het jonge mensch, dat oorspronkelijk gunstig bekend stond, erkend Geadviseerd werd een vjorw. straf met strenge voorwaarden, inhoudende versterving van alle ongewenschte geneugten. De officier vermeende, dat verdachte onder kwade invloed had gestaan en vordeide 8 maanden voor waardelijk met 3 proefjaren u.s.w. wachten? En daar hem niet zoo spoedig een geschikte uitvlucht te binnen schoot, zei hij op luchtigen toon: „U bent iemand van nauwgezette plichtsbetrachting. Het moet voor de hotelgasten bepaald een veilig ge voel zijn zich zóó beschermd te weten!" De detective gaf geen antwoord. Hij bleef Rolf on afgebroken aanzien en deze werd het tenslotte steeds onbehagelijker te moede. „Enfin, als u het bepaald weten wilt... ik woon niet hier, maar ik wacht op een dame, die hier wel gelo geerd is". „Mag ik misschien weten welke dame dat is?" „Zoo indiscreet zult u toch zeker wel niet zijn..." „Het spijt me, maar mijn plicht dwingt me daar toe." „Dan zal ik mij bij de directie beklagen." dat u de particuliere aangelegenheden van de hotelgasten niet respecteert," viel Rolf nu woedend uit. „Dat kunt u doen, meneer" De man bleef uiterst kalm. „Als u daar de voorkeur aan geeft, heb ik er geen enkel bezwaar tegen dat u mijn vragen beneden in het kantoor beantwoordt." Rolf begreep, dat hij terrein verloor Als hij dit malle avontuur niet-aan de groote klok wilde hangen, moest bij dat in ieder geval voorkomen. „Nu, goed. ik wacht op Miss Wilkins". De detective maakte een lichte buiging en Rolf haalde verlucht adem. Maar nog bleek de ander niet tevreden. .Heeft Miss Wilkins U uitdrukkelijk ver zocht niet in de spreekkamer, maar hier op haar te willen wachten?" Rolf dacht een oogenblik na. Zou bij de vraag be vestigend beantwoorden om eindelijk -met rust te wor den gelaten? Maar de vlegel leek hem in staat om Miss Wilkins een bevestiging te gaan Vragen en dan blameerde hij zich onsterfelijk. Hij besloot derhalve de waarheid te zeggen. „Neen, Miss Wilkins kent me niet eens!' De detective keek hem wantrouwend aan. „Wat wilt u dan hier?" De toon. waarop deze vraag gesteld werd. klonk on miskenbaar scherper. „Ik wacht immers!" „Waarom?" „Omdat ik daar nu eenmaal plezier in heb." De detective scheen eindelijk zijn geduld te verlie- zen. ..Ik heb geen tijd om me hier urenlang met u op te houden. Wilt u me naar het kantoor volgen?" Weer was 't baldakijn gespannen Voor de oude Ridderzaal, Vol van statie-uniformen, En van rink'lend eermetaal. Heel een keur van staatsmans-wijsheid Had deez' dag weer saamgebracht, Buiten schaarden zich de vlaggen Tot een grootsche eerewacht. 't Vaandel neeg en 't oud Wilhelmus Bracht der Koningin zijn groet, Meegezongen door de massa Met een blij, ontroerd gemoed, Ook nu in benarde tijden Steeds weer nieuwe o'nspoed dreigt, En het zonnetje van voorspoed Immer meer ter kimme neigt. Door de hooge, oude ramen Van de oude Ridderzaal, Viel in deze donk're dagen Toch een enk'le zonnestraal, Want in vele stille kamers, Ver tot buiten Nederland, Voelde men zich nauw verbonden Aan st aloude vaderland! Daar sprak zorg uit vele woorden, Die we hoorden van den Troon, Maar er was toch ook iets hoopvols In den koninklijken toon: Vastberadenheid en eendracht Voeren tot een nieuw begin, Zij 't langs donk're toekomst-paden. Voor een krachtig landsgezin! En gij, leden van de Kamers, Maakt Uw arbeid sterk en groot, 't Volk verwacht van U de hulpe In een tijd van grooten nood. En eens zal die hulpe komen, Na den duist'ren wereld-waan, Als Oranje's fiere boodschap, Door U allen wordt verstaan! September 1933. KROES. (Nadruk verboden.) Mr. G. A. de Lange, verdediger van den „platvink" vogelaar, releveerde eenige gunstige sympthonen U't het leven van zijn cliënt en refereerde zich aan het requisitoir. WAS DE COLLEGA OOK NIET ZUIVER OP DE GRAAT? 'n Confrater van de vorige verdachte, de 21-jarige houtbewerker Nic. v. d. A., was ook in relatie ge komen met de meervoudige strafkamer naar aanlei ding van de omstandigheid dat hij voordeel had ge trokken uit den portemonnaie-diefsial. door Ate V. gepleegd. Hij had van zijn vriend Ate vernomen, dat hij 'n „poetje" te pakken haJ gekregen en zich te Zaandam uit de opbrengst van dit „poetje" liet trakteeren op biertjes en wat dies meer zij. De trak- teerende kameraad wist echter niet precies of dat nu juist van dat geld was geweest. Hij had zelf ook nog 'n kwartje zakgeld gekregen. Gevorderd werd f 50 boete of 25 dagen. Mr. Schenkeveld sprak zijn voldoening uit dat de dievenbende in Castricum was uitgeroeid, doch be treurde het anders deels dat dit jonge mensch voor het betrekkelijk geringe feit, was vervolgd. Tot slot van zijn uitvoerige juridische beschouwing omtrent het begrip steler en heler, concludeerde pleiter dat hier zeer geringe medeplichtigheid of begunstiging bestond en verdachte dientengevolge voor een cle ment vonnis in aanmerking kon komen en een ge ringe boete in het gegeven geval voldoende kon wor den geacht. Overigens refereerde pleiter zich aan het gehouden requisitoir, waarop de officier, die al eenigo aanteekeningen had gemaakt, van zijn ken nelijk voorgenomen repliek afzag. HET GAPVAARDIGE TRIO. Na de gebruikelijke lunchpauze stonden weer te recht een drietal Knights of the Night, ridders van den nacht en wel de 20-jarige reeds hiervoren bespro ken timmerman Ate V., voorts de 20-jarige militair, Er hielp niet aan. Rolf had zich vastgewerkt. Uit vrees zich belachelijk te maken, had hij net zoolang gepraat tot de man hem als een verdacht individu was gaan beschouwen. Of hij wilde of niet, er bleef niets anders over dan den man te volgen. In het kantoor bevond zich de directeur van het ho tel, dien de detectieve van de zonderlinge gedragingen van zijn arrestant op de hoogte stelde om zich daarna weer te verwijderen. „Mag ik misschien uw naam weten?" vroeg de direc teur. „Het spijt me, maar ik kan u geen inlichtingen ge ven," antwoordde Rolf, die zich beleedigd voelde door de argwaan, die in deze vraag lag opgesloten. Hij stond op. „En bovendien verlang ik, dat er nu eens een eind komt aan dit belachelijke verhoor en aat er eens een woord van excuus gezegd wordt voor de manier, waarop ik door een lid van uw personeel ben lastig gevallen." De directeur haalde de schouders op. „Als u mij een verklaring kunt geven van uw zon derling gedrag, ben ik tot elke satisfactie bereid. Zoo niet, dan houdt u mij ten goede, dat ik slechts kan in stemmen met het optreden van mijn employé, die niets meer heeft gedaan dan zijn plicht..." „U zult toch zeker niet zoo dwaas zijn mij hier vast te houden, als ik weg wil gaan", viel Rolf hem in de rede. „Dat staat gelijk met vrijheidsberooving." Bevend van opwinding trad Rolf een stap op hem toe. Dc directeur maakte een afwerende beweging en leg de voor alle zekerheid zijn andere hand op de knop van een electrische schel. Rolf keek hem vastberaden in de oogen. „Ik ga". Hij wendde zich naar de deur. maar op dit oogenblik trad de detective weer binnen. Op een wenk van den direc teur bleef hij bij den ingang van het vertrek staan, na de deur zorgvuldig achter zich te hebben gesloten. „Wat heb je me nog te vertellen, Smith?" „Ik heb bij het kamermeisje geïnformeerd, meneer", antwoordde de man, blakend van dienstijver. „Hij wsnschte van haar te weten, of Miss Wilkins het plan had vanavond uit te gaan. Voor die informatie heeft hij haar zelfs een belooning aangeboden. Vermoedelijk wilde hij van de gelegenheid gebruik maken om een inbraak voor te bereiden." Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1933 | | pagina 6