Ziin laatste avontuur
Een Engelsche vossenjacht.
Troonrede
Arrondissements Rechtbank
te Alkmaar.
Onmenschelijke geluiden, honden en vossen
die leuk krijgertje speelden en jagers
die zich stierlijk verveelden.
Van onzen Engelsche Briefschrijver.
16 September 1933.
HERINNERT U zich nog, dat wij met drie tegen
één stem hadden besloten, den volgenden mor
gen vroeg de jacht op de cubs, op de jonge vos
sen te gaan bijwonen? Nee? Ja, 't is een wonder, hoe
we de meest belangrijke feiten vergeten. De Punische
oorlogen, bijvoorbeeld. Elke schooljongen kan er U
de jaartallen van opdreunen, met verwonderlijke
juistheid, en begrijpelijke verwaandheid, op den dag,
waarop hij ze voor zijn leeraar moet kennen, en
herinnert er zich de helft niet van een halve week
later. De onthoudafdeeling van do hersenen van de
meesten van ons, beter genoemd de vergeetafdeeling,
is een prachtzeef met groote gaten.
Het feit blijft er hetzelfde om. Wij hadden beslo
ten, met één stem tegen, de eenige vrouwelijke stem
in ons gezelschap, den wekker op vijf uur te zetten.
De wekker deed zijn plicht Een ergerlijke fout van
wekkers. En hij bleef zijn plicht doen, totdat ik hem
met een forsche handbeweging het zwijgen oplegde.
Toen begon de tegenstemster:
„Je bent toch niet van plan op te staan? In het
half donker? Enkel en alleen, om met eigen oogen
zoo'n vossenjacht gezien te hebben." En op een beves
tigend antwoord, als het slaperig uitbrengen van
eenige onverstaanbare klanken 's morgens om vijf
uur den naam van antwoord mag dragen: „Je zult
er nog wat van krijgen. Een zware verkoudheid op
zijn allerminst. Misschien wel longontsteking. Moe
ten die arme kinderen nu som9 ook in het holst
.van den nacht hun bed uit?"
Maar de arme kinderen waren al wakker, toen ik
ze kwam wekken. Ze dachten er niet aan, hun ouden
vader alleen aan de gevaren van „een jacht op groot
wild bloot te stellen." Het bed had plotseling alle
bekoring voor hen verloren in het vooruitzicht de
roodgerokte jagers van de plaatjes in werkelijkheid
te zien. Binnen enkele minuten waren de drie dap
pere voorstemmers gewasschen en gekleed. Nog en
kele minuten* en "ze hadden ontbeten, de tegenstem-
ster goeden nacht gewenscht, de fietsen buiten gezet
en de zware huisdeur achter zich dicht getrokken.
Alle wegen mogen naar Rome leiden, maar twee
wegen leidden naar het bosch van de vossenjacht.
Eén weg buiten het stadje Biccster om (een korte
weg), én door het stadje heen (een lange). We waren
vroege en besloten den langen te nemen. We wilden
Bicester wel eens zien in den vroegen morgen, een
slaperig stadje, dat sliep.
't Was werkelijk nog iets stiller, dan overdag. Niet
veel, maar juist merkbaar. Behalve wij, en onze fiet
sen, waren er twee menschen en twee dieren op de
been. Twee jagers en twee paarden. En het hoefge
trappel door de stille Bicestersche straten deed onze
harten sneller kloppen, van trots over onze vol
harding en ons doorzettingsvermogen.
Buiten Bicester, op den landweg naar Stoke Wood,
zagen we nog twee fietsen voor ons. Een dame, en
een jongetje waren de berijders er van. Wij passeer
den ze, en vertelden elkaar, dat ze ook naar de jacht
gingen kijken. We geloofden het ook nog half, maar
waren toch wel eenigszins verwonderd., toen het la
ter bleek werkelijk waar te zijn.
We passeerden ook hazen, en konijnen. Tientallen,
honderdtallen. Ze waren er blijkbaar van op de hoog
te, dat het dien.morgen vossenjacht was, en genoten
van de vacantie.
We kenden Stoke Wood, wisten precies, waar we
wezen moesten, om de jacht te zien. Maar vóór we
op het jachtterrein aankwamen, hadden we nog één
man gezien. Hij kwam langs den weg aangeslenterd
FEUILLETON
Humoristische roman van
JOH. BRANDT.
A
Om een opzien te verwekken, bleef Rolf niets anders
over dan toe te geven.
„Als u mij een oogenblik naar de hall wilt volgen,
kunnen wij de zaak direct in orde maken."
„If You love me, I am happy..." zong de saxophoon.
Mabel gleed in de armen van haar partner een an
der! aan hem voorbij.
Rolf was genoodzaakt van zijn kapitaal drie kostbare
honderdmark biljetten af te nemen. De booze meneer,
die nu weer wat vriendelijker keek, stak het geld met
een correcte buiging in zijn portefeuille. Rolf echter
keerde hem bruusk den rug toe.
Hij was juist op tijd in het paviljoen terug om te zien
hoe Miss Wilkins haar shawl om de schouders sloeg en
de zaal verliet. Hij volgde haar tot de lift.
„Derde étage", hoorde hij haar tot den liftboy zeggen.
De deur schoof voor zijn neus dicht
Rolf rende de trappen op naar de derde verdieping;
daar bleef hij staan. De lift gleed omhoog, maar stopte
•niet en te laat kwam Rolf tot de ontdekking, dat ook
in dit hotel de eerste étage als tusschen verdieping
werd aangemerkt
Met twee treden tegelijk rende hij de volgende trap
op. Toen hij boven was, suisde de lift juist weer om
laag. Daar hij het nummer van Mabel's kamer niet
gevraagd had, wist hij niet welken kant zij was opge
gaan. Hij besloot op goed geluk in den gang te blijven.
Vroeg of laat zouden de dames haar kamers toch weer
moeten verlaten; daar zij zich zoo spoedig van de
thée-dansant hadden teruggetrokken, was het pro
gramma van den avond zeker reeds vastgesteld.
Langzaam liep hij de lange gang op en neer, van de
lift tot de breede trap aan de andere zijde en weer
terug. Zoo zou hem niemand kunnen ontgaan, Hg ken
en ging op een laag muurtje zitten, op een plek,
waar een opening was in het struikgewas. „Die
hoort bij de jacht", vertelde ik de jongens. „Hij
moet opletten, of de vos hier misschien ook door
komt breken."
Het was maar een vermoeden, maar later bleek
het waar geweest te zijn.
Een kwartier voor den tijd waren we op de plaats
van bestemming. Wij en vijf of zes anderen. Met
spanning wachtten we op de dingen die komen zou
den.
Ze kwamen. Klokslag zes uur. Ze waren de ja
gers, in roode jassen en kaplaarzen, op mooie, goed
gedresseerde paarden. En achter hen liepen de hon
den, alle van één soort, vijftig of zestig, nog beter
gedresseerd dan de paarden.
Achter de paarden liepen ze, een dichte krioelen
de massa. Geen, die er aan dacht, naast of voor de
paarden te komen. Koppen naar beneden, snuffelend
langs den grond. Elk hondenlichaara, elke spier van
die vijftig, zestig lenige lichamen, sprak van het
verlangen er van door te gaan. Maar er heerschte
strenge tucht. En tot die strenge tucht hoorde:
zwijgen.
Even knalden drie zweepen. De paarden zwenk
ten, zestig honden gingen zitten, hieven de koppen
op, wachtten. Neen, één was ongehoorzaam, stak den
weg over, snuffelde aan onze beenen. „Vesta!" klonk
het hard en streng, en druipstaartend kwam Vesta
terug. En toen even later Whitedog ongeduldig werd,
en opstond, was het noemen van zijn naam voldoen
de om hem op zijn hondsch een kleur te doen krij
gen.
We wachtten. We wachtten op de werkelijke ja
gers, op de heeren en dames, die zich aan hun
„sport" zouden komen wijden. De mannen in de roo
de jassen en kaplaarzen waren, om het maar eens
botweg te noemen, bedienden. Wel hing de geheele
jacht van hen af, van hun bekwaamheid en van
die van de honden, maar zij waren daar op dat
oogenblik bezig met hun werk. Evenals de man op
het muurtje bezig was met z ij n werk.
Zij kwamen, de heeren en dames. Eerst maar en
kelen, vijf of zes. Later zouden er meer komen, lang
slapers. Maar daar werd niet op gewacht. Een korte
knal van de zweepen, en daar zette de stoet zich in
beweging. Weer de paarden voorop, tot aan den in
gang van het bosch. En daarna, plotseling, was de
heele troep honden verdwenen. Alleen de menschen
te paard bleven achter. Ze stelden zich op aan den
rand van het bosch, op plaatsen, waar de vossen
mogelijk zouden probeeren te ontsnappen.
Wij liepen, evenals de andere kijkers, een breede
laan in, die dwars door het bosch liep. We zagen
niets, maar hoorden des te meer. Het zwijgcomman-
do voor de honden was blijkbaar opgeheven. En er
waren drijvers bezig in het bosch. Ook die hadden
geen zwijgcommando. Integendeel, hun arbeid
scheen te bestaan in het uitstooten van de meest
rauwe geluiden.
Wij wachtten en wachtten, en begonnen de vossen
jacht eenigszins saai te vinden. Konden die zestig
honden dan niet eens een enkele vos opjagen? Mis
schien waren er geen vossen in het bosch. Op korten
afstand van ons stond de dame, die wij met haar
zoontje op de fiets hadden gezien dien morgen. Plot
seling zagen we iets bewegen in het struikgewas,
en vóór we ons bewust waren, wat het geweest kon
zijn, hoorden we de dame de meest ondamesachtige
geluiden uitstooten, die ik ooit gehoord heb. Zc had
een vos gezien.
We waren er van ontdaan, zoo'n geluid in den
vroegen morgen. En niet eens op de vischmarkt.
Maar lang hadden we niet den tijd er over na te
denken, want daar wandelde, kuierde is misschien
een beter woord, een vos vlak langs ons heen. Hij
keek ons even aan, knipoogde, alsof hij wou zeggen:
„Zulke honden toch!" en verdween in het bosch. We
beraadslaagden, of we nu ook behoorden te gaan
krijschen, maar vreesden voor een mager resultaat
de de kamernummers reeds van buiten, toen hem een
heer passeerde, die hem van het hoofd tot de voeten
opnam. Rolf wierp hem een vernietigenden blik toe en
zette zijn wandeling voort Na eenige minuten echter
keerde de heer terug en ditmaal leek zijn misplaatste
belangstelling voor den persoon van den jongen graaf
nog grooter.
Juist wilde Rolf naar de reden hiervan Informeeren,
toen hij aan het einde van den gang een kamer
meisje zag opduiken. Hij moest haar bereiken, vóór zij
in één der vele kamers verdween.
„Een oogenblik alstublieft," riep hij haar reeds van
verre toee.
Het meisje bleef staan en haar glimlach toonde een
en al bereidwilligheid.
„Waarmee kan ik u van dienst zijn?"
„Misschien kunt u mij inlichten", meende Rolf.
„Weet u ook, wat Miss Wilkins van plan Is vanavond
te gaan doen?"
Het meisje staarde hem verbaasd aan. Rolf voelde
zich onbehaaglijk; bovendien bekroop hem het gevoel,
dat hij bespied werd. Met een ruk keerde hij zich om.
Net zooals hij dacht, op eenigen afstand stond nog
steeds die onbeschofte onbekende. Nu echter keek hij
loerend in hun richting, 's Mans brutale houding
maakte Rolf bepaald nerveus. Snel trachtte htf tot
een resultaat te komen en met een haastig gebaar
duwde hij het meisje een geldstuk in de hand.
„Voor zoover ik weet, gaan de dames vanavond naar
de schouwburg.
„Prachtig! Kunt u mij ook nog zeggen naar welke?"
In plaats van antwoord te geven, maakte het meisje
echter snel rechtsomkeert om haastig in een der ka
mers te verdwijnen.
Rolf zocht onmiddellijk naar de oorzaak van deze
merkwaardige houding. Het bleek de vreemdeling te
zijn, die het meisje zooveel schrik had ingeboezemd.
Hij trad thans recht op Rolf toe, tikte even aan zijn
hoed en vroeg op afgemeten toon: „Pardon, logeert u
hier in het hotel?"
..Dat is mijn zaak", meende Rolf grof.
De andere haalde zwijgend een legitimatiekaart uit
zijn vestzak te voorschijn. De man bleek een hotel
detective te zijn. „Wilt u mijn vraag misschien nu be
antwoorden
Rolf aarzelde een oogenblik. Wat moest hij zeggen?
Hij kon den man toch niet vertellen, dat hij hier heen
en weer liep om op de onbekende Amerikaansche te
na de prestatie, die we juist gehoord hadden, en
zwegen. Toen kwam een tweede vos. die zonder twij
fel groette en in elk geval niet de minste haast had
en tenslotte een derde. Maar de honden zochten aan
den anderen kant. Of was het misschien „honk",
waar wij stonden?
De jagers verveelden zich Ik heb er een zien ga
pen, die op de Olympische spelen beslist het kam
pioenschap zou verdienen. Alleen de honden en de
vossen speelden leuk krijgertje, of liever meer ver
stoppertje. Maar de wedstrijd bleef nulnul staan,
en nog voor de scheidsrechter had gefloten, bestegen
we onze fietsen en keerden huiswaarts. Op den terug
weg passeerden we den uitkijk op het muurtje. Hij
was ingedommeld.
Meervoudige Strafkamer.
Zitting van Dinsdag 19 September.
Uitspraken Dinsdag 12 September.
Jan de R„ magazijnknecht, Helder, thans gedeti
neerd, verduistering, 5 maanden gev voorwaardelijk
mei 3 proefjaren etc., en in vrijheid gesteld.
Hendrik P., zuivelhandelaar. Helder, gedetineerd,
heling, 5 maanden gev. voorwaardelijk, overigens als
voren.
Joh. Jac. K., kelner, zonder vaste woonpl., gedeti
neerd, rijwieldiefstal, 6 m. gev.
Jan J.. arbeider, Petten, hooger beroep, veroordee
ling Kantonger. Schagen, ter zake overtredingen
jachtwet; vonnis Kantonrechter vernietigd, 2 rn. f20
boete of 2 m. 10 d. en lantaarn verbeurd verklaard
en vernietigd.
Johannes V., metselaar, Alkmaar (in voorarrest)
diefstal door middel van inklimming Intarlocutair.
Vonnis: het instellen van een psychiatisch rapport.
Dirk B., expediteur, Heiloo, hooger beroep veroor
deeling overtreding motor- en rijvvielwet bij vonnis
van het kantongerecht Alkmaar, dd. 19 Mei '33; von
nis kantonrechter vernietigd, opgelegd ter zake mis
bruik van gezag, uitlokking tot strafbaar feit, op
dracht niet als ambtelijk beschouwd, f0.50 boete of
1 dag hechtenis.
FRAUDE IN HET GERECHTSGEBOUW.
Op de zitting van 2 Mei werden een tweetal straf
zaken behandeld contra den 42-jarigen heer Jac. P.,
rijksklerk le klas ter parkette van het kantonge
recht te Alkmaar, aan wien was ten laste gelegd
verduistering van sc-hikkensgelden, valschheid in
het wegmaken van een ambtseedig proces-verbaal en
extractvonnissen, ten einde de gepleegde verduiste
ringen te verheimelijken. Als toen werd de behande
ling van deze zaken geschorst tot de zitting van 9
Mei en om bijzondere redenen onmiddellijke gevan
genneming van den verdachte gelast.
Het voortgezette onderzoek op die terechtzitting
had tot resultaat, een vernieuwde aanhouding voor
onbeepaalden tijd, ten einde het rapport van een door
den heer Wiggers in te stellen reclasseeringsonder-
zoek af te wachten.
Heden werd de bchandelirg opnieuw voortgezet
met het hooren van den recbisseeringsambtenaar, bo-
vengemelden heer J. H. Wiggers.
Verdachte is een slappe figuur en reclasseerings-
kansen zijn dubieus, evenals de kans op een evcn-
tueele betrekking bij het rijk* doch een voorw. straf
met strenge bijz. voorwaarden zou de rapporteur
toch willen voorstellen.
De officier hield een streng, van onverzoenlijkheid
getuigen requisitoir en vorderde opnieuw 1 jaar en
6 maanden gevangenisstraf.
Mr. v. d. Loos, verdediger van verdachtee pleitte
clementie en een voorw. straf, benevens onmiddel
lijke invrijheidstelling, wat geweigerd werd.
Castricum.
'N PORTEMONNAIEDIEF.
De 20-jarige timmerman A. te V. te Castricum
schijnt zich met heel wat minder nutiige dingen be
zig te houden dan met timmeren, althans stond hij
heden terecht wegens diefstal van een portemonnaie
uit een damestaschje, eigendom van de getuige mej.
M. Troelstra, welk taschje zich bevond aan een da
mesfiets. De portemonnaie bevatte o.m. 2 gouden
tientjes, eD 'n rijksdaalder. Dit feit werd door het
jonge mensch, dat oorspronkelijk gunstig bekend
stond, erkend Geadviseerd werd een vjorw. straf
met strenge voorwaarden, inhoudende versterving
van alle ongewenschte geneugten.
De officier vermeende, dat verdachte onder kwade
invloed had gestaan en vordeide 8 maanden voor
waardelijk met 3 proefjaren u.s.w.
wachten? En daar hem niet zoo spoedig een geschikte
uitvlucht te binnen schoot, zei hij op luchtigen toon:
„U bent iemand van nauwgezette plichtsbetrachting.
Het moet voor de hotelgasten bepaald een veilig ge
voel zijn zich zóó beschermd te weten!"
De detective gaf geen antwoord. Hij bleef Rolf on
afgebroken aanzien en deze werd het tenslotte steeds
onbehagelijker te moede.
„Enfin, als u het bepaald weten wilt... ik woon niet
hier, maar ik wacht op een dame, die hier wel gelo
geerd is".
„Mag ik misschien weten welke dame dat is?"
„Zoo indiscreet zult u toch zeker wel niet zijn..."
„Het spijt me, maar mijn plicht dwingt me daar
toe."
„Dan zal ik mij bij de directie beklagen." dat u de
particuliere aangelegenheden van de hotelgasten niet
respecteert," viel Rolf nu woedend uit.
„Dat kunt u doen, meneer" De man bleef uiterst
kalm. „Als u daar de voorkeur aan geeft, heb ik er
geen enkel bezwaar tegen dat u mijn vragen beneden
in het kantoor beantwoordt."
Rolf begreep, dat hij terrein verloor Als hij dit malle
avontuur niet-aan de groote klok wilde hangen, moest
bij dat in ieder geval voorkomen.
„Nu, goed. ik wacht op Miss Wilkins".
De detective maakte een lichte buiging en Rolf
haalde verlucht adem. Maar nog bleek de ander niet
tevreden. .Heeft Miss Wilkins U uitdrukkelijk ver
zocht niet in de spreekkamer, maar hier op haar te
willen wachten?"
Rolf dacht een oogenblik na. Zou bij de vraag be
vestigend beantwoorden om eindelijk -met rust te wor
den gelaten? Maar de vlegel leek hem in staat om
Miss Wilkins een bevestiging te gaan Vragen en dan
blameerde hij zich onsterfelijk. Hij besloot derhalve de
waarheid te zeggen.
„Neen, Miss Wilkins kent me niet eens!'
De detective keek hem wantrouwend aan. „Wat wilt
u dan hier?"
De toon. waarop deze vraag gesteld werd. klonk on
miskenbaar scherper.
„Ik wacht immers!"
„Waarom?"
„Omdat ik daar nu eenmaal plezier in heb."
De detective scheen eindelijk zijn geduld te verlie-
zen. ..Ik heb geen tijd om me hier urenlang met u op
te houden. Wilt u me naar het kantoor volgen?"
Weer was 't baldakijn gespannen
Voor de oude Ridderzaal,
Vol van statie-uniformen,
En van rink'lend eermetaal.
Heel een keur van staatsmans-wijsheid
Had deez' dag weer saamgebracht,
Buiten schaarden zich de vlaggen
Tot een grootsche eerewacht.
't Vaandel neeg en 't oud Wilhelmus
Bracht der Koningin zijn groet,
Meegezongen door de massa
Met een blij, ontroerd gemoed,
Ook nu in benarde tijden
Steeds weer nieuwe o'nspoed dreigt,
En het zonnetje van voorspoed
Immer meer ter kimme neigt.
Door de hooge, oude ramen
Van de oude Ridderzaal,
Viel in deze donk're dagen
Toch een enk'le zonnestraal,
Want in vele stille kamers,
Ver tot buiten Nederland,
Voelde men zich nauw verbonden
Aan st aloude vaderland!
Daar sprak zorg uit vele woorden,
Die we hoorden van den Troon,
Maar er was toch ook iets hoopvols
In den koninklijken toon:
Vastberadenheid en eendracht
Voeren tot een nieuw begin,
Zij 't langs donk're toekomst-paden.
Voor een krachtig landsgezin!
En gij, leden van de Kamers,
Maakt Uw arbeid sterk en groot,
't Volk verwacht van U de hulpe
In een tijd van grooten nood.
En eens zal die hulpe komen,
Na den duist'ren wereld-waan,
Als Oranje's fiere boodschap,
Door U allen wordt verstaan!
September 1933. KROES.
(Nadruk verboden.)
Mr. G. A. de Lange, verdediger van den „platvink"
vogelaar, releveerde eenige gunstige sympthonen U't
het leven van zijn cliënt en refereerde zich aan het
requisitoir.
WAS DE COLLEGA OOK NIET ZUIVER OP DE
GRAAT?
'n Confrater van de vorige verdachte, de 21-jarige
houtbewerker Nic. v. d. A., was ook in relatie ge
komen met de meervoudige strafkamer naar aanlei
ding van de omstandigheid dat hij voordeel had ge
trokken uit den portemonnaie-diefsial. door Ate
V. gepleegd. Hij had van zijn vriend Ate vernomen,
dat hij 'n „poetje" te pakken haJ gekregen en zich
te Zaandam uit de opbrengst van dit „poetje" liet
trakteeren op biertjes en wat dies meer zij. De trak-
teerende kameraad wist echter niet precies of dat nu
juist van dat geld was geweest. Hij had zelf ook
nog 'n kwartje zakgeld gekregen.
Gevorderd werd f 50 boete of 25 dagen.
Mr. Schenkeveld sprak zijn voldoening uit dat de
dievenbende in Castricum was uitgeroeid, doch be
treurde het anders deels dat dit jonge mensch voor
het betrekkelijk geringe feit, was vervolgd. Tot slot
van zijn uitvoerige juridische beschouwing omtrent
het begrip steler en heler, concludeerde pleiter dat
hier zeer geringe medeplichtigheid of begunstiging
bestond en verdachte dientengevolge voor een cle
ment vonnis in aanmerking kon komen en een ge
ringe boete in het gegeven geval voldoende kon wor
den geacht. Overigens refereerde pleiter zich aan
het gehouden requisitoir, waarop de officier, die al
eenigo aanteekeningen had gemaakt, van zijn ken
nelijk voorgenomen repliek afzag.
HET GAPVAARDIGE TRIO.
Na de gebruikelijke lunchpauze stonden weer te
recht een drietal Knights of the Night, ridders van
den nacht en wel de 20-jarige reeds hiervoren bespro
ken timmerman Ate V., voorts de 20-jarige militair,
Er hielp niet aan. Rolf had zich vastgewerkt. Uit
vrees zich belachelijk te maken, had hij net zoolang
gepraat tot de man hem als een verdacht individu was
gaan beschouwen. Of hij wilde of niet, er bleef niets
anders over dan den man te volgen.
In het kantoor bevond zich de directeur van het ho
tel, dien de detectieve van de zonderlinge gedragingen
van zijn arrestant op de hoogte stelde om zich daarna
weer te verwijderen.
„Mag ik misschien uw naam weten?" vroeg de direc
teur.
„Het spijt me, maar ik kan u geen inlichtingen ge
ven," antwoordde Rolf, die zich beleedigd voelde door
de argwaan, die in deze vraag lag opgesloten. Hij
stond op. „En bovendien verlang ik, dat er nu eens een
eind komt aan dit belachelijke verhoor en aat er eens
een woord van excuus gezegd wordt voor de manier,
waarop ik door een lid van uw personeel ben lastig
gevallen."
De directeur haalde de schouders op.
„Als u mij een verklaring kunt geven van uw zon
derling gedrag, ben ik tot elke satisfactie bereid. Zoo
niet, dan houdt u mij ten goede, dat ik slechts kan in
stemmen met het optreden van mijn employé, die niets
meer heeft gedaan dan zijn plicht..."
„U zult toch zeker niet zoo dwaas zijn mij hier vast
te houden, als ik weg wil gaan", viel Rolf hem in de
rede. „Dat staat gelijk met vrijheidsberooving."
Bevend van opwinding trad Rolf een stap op hem
toe.
Dc directeur maakte een afwerende beweging en leg
de voor alle zekerheid zijn andere hand op de knop van
een electrische schel.
Rolf keek hem vastberaden in de oogen. „Ik ga". Hij
wendde zich naar de deur. maar op dit oogenblik trad
de detective weer binnen. Op een wenk van den direc
teur bleef hij bij den ingang van het vertrek staan,
na de deur zorgvuldig achter zich te hebben gesloten.
„Wat heb je me nog te vertellen, Smith?"
„Ik heb bij het kamermeisje geïnformeerd, meneer",
antwoordde de man, blakend van dienstijver. „Hij
wsnschte van haar te weten, of Miss Wilkins het plan
had vanavond uit te gaan. Voor die informatie heeft
hij haar zelfs een belooning aangeboden. Vermoedelijk
wilde hij van de gelegenheid gebruik maken om een
inbraak voor te bereiden."
Wordt vervolgd.