Broeders in
den nood.
De grootste harmonica
ter wereld.
De jongste renstalbezitster.
De Avontuurlijke Lotgevallen van Miep Muizenschrik en Bul Krakebeen
Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 23 September 1933. No. 9352.
Naar een gegeven uit het Duitsch,
bewerkt door SIROLF.
(Nadruk verboden
alle rechten voorbehouden).
HET was een kille, gure najaars
nacht. Een Venijnige wind, die af
en toe aanzwol tot een echte
herfststorm, joeg donkere wolkgevaarten
langs een waterige maan. Ergens in de
verte sloeg een torenklok twee uur, in den
nacht. De heele villawijk lag in diepe rust,
behalve dan de voortuin van een der nette
kleine ééngezins-villa'tjes, want daar stond
een man in een dikke overjas gehuld, met
gele varkenslederen handschoenen aan en
groef met een spade in een modderig, nat,
zwart bloembed rond. Wat deze zonderlinge
man daar in het holst van den nacht mid
den in de druipnatte tuinaarde uitvoerde?
Groef hij wellicht een graf voor een ge
storven viervoetig huisdier? Wie zal het
zeggen?
Doch daar kwam een dikke man de
straat in. Hij scheen niet bepaald haast te
hebben Integendeel hij lenterde als het
ware met den diepsten weerzin voort, zoo
als iemand doet, die zijn onwillige schre
den naar het belastingkantoor richt. Toen
hij langs den man in zijn overjas met de
gele varkenslederen handschoenen kwam,
bleef hij staan. Hij trok zijn wenkbrauwen
verbaasd omhoog en sprak met een lichte
lijk -omfloersde stem, die onmiddellijk ge
dachten opwekte aan vele, goedgevulde
glazen: „Hoe kunt U nu zoo iets doen?"
De varkenslederen handschoenen keken
boos op: „Het is nogal eenvoudig anders!
Er is niets bijzonders aan! Men pakt de
spade met twee handen beet, stoot diep in
de aarde en keert de schep dan om!"
„Jawel, dat begrijp ik wel, maar waar
om doet U dat speciaal nu?"
„Ook een vraag! Omdat die aarde om
gespit moet worden natuurlijk! U zou ze
ker nu liever vergeet-me-nietjes plukken,
of met een ijspegel aan Uw neus naar de
nachtegalen luisteren, nietwaar?"
„O neen! Ik wou U alleen maar zeggen,
dat het iijdstip voor dit werk mij zeer on
gelukkig gekozen lijkt. U verstoort de
nachtrust! Stel eens voor, dat ik in dit
huis woonde!"
„Aha, daar heb je het al! Maar daar
komt niets van in! Verheelt U zich maar
niets! Wij zijn absoluut vol, meneer! Er
kan geen kip meer bij! Als iemand van
ons zijn jas aan wil trekken, moeten de
anderen toch al op het balkon gaan staan
en boven woont mijn schoonmoeder!"
„Maar het zou toch kunnen, dat ik
daar..."
ZATERDAG A VONDS( TTETS
„O neen, meneer, bij mijn schoonmoe
der?! Uitgesloten, meneer! Dacht U dat ik
op mijn leeftijd nog een nieuwe schoon
vader wil hebben? Neen, meneer, steekt
U zich niet in een wespennest! Boven
dien, U kent mijn schoonmoeder niet eens!
Die is erger dan een tijger, als die kwaad
wordt. Als U zou probeeren dat oude
mensch uit haar woning te verdringen,
neemt ze onmiddellijk haar gebit uit haar
mond en kerft U daarmede over Uw ge
zicht! Neen, meneer, begint U daar niet
aan!"
„Maar-mijn-goeie-man, ik wil heelemaal
niet b\j U wonen! Ik bedoel alleen, dat de
buren toch net kunnen slapen, terwijl U
met Uw schep staat te knarsen en den
tuin staat om fce spitten?"
„Zoo, dus woont U hier in de buurt?"
„Weineen!"
„Mag ik U dan misschien een oude krant
aanbieden
„Een oude krant? Waarvoor dan?"
„Nu ja, U moet U toch op de een of
andere manier toedekken, als U in den
De grootste harmonica ter wereld
wordt op het oogenblik bespeeld door
een virtuoos in een variété-theater te
Parijs en niet weinig bewonderd. Het
„gevaarte", dat we hierboven in beeld
gebracht zien, is 2 meter hoog en be
zit 1000 tonen, welke door 360 klep
pen te voorschijn geroepen kunnen
worden.
tuin wilt gaan slapen? De nachten zijn al
erg koud in dit jaargetijde!"
„Houd U toch op met Uw onzin» wie
heeft het nu over mij? Ik heb mijn eigen
woning, tien minuten verder in die nieuwe
straat!"
„O ja, maar wat wou U dan eigenlijk
van mij? Kom ik soms *8 nachts bij U in
Uw nieuwe straat om U te vertellen, dat
ik er last van heb, dat U zoo luid snurkt
of in Uw slaap praat? Loop toch rond,
man, ga naar huis, en verveel je vrouw
met je kletspraatjes!"
Bij deze woorden kromp de dikke man
ineen, alsof hij plotseling vreeselijke pijn
kreeg. Hij verbleekte zichtbaar en zijn lip
pen beefden, toen hij stamelde: „Mmmmijn
vrouw... ik... we... we hebben nogal eens
verschil van meening, ziet U. Dat is eigen
lijk de reden, waarom ik hier zoo'n lange
boom met U opzet! Ik vind het heelemaal
niet prettig om naar huis te gaan. Ik rek
het zooveel mogelijk. Weet U, ik had al
om acht uur thuis moeten zijn... want ik
heb de huissleutel niet meegekregen..."
De man in de dikke overjas en de gele
varkenslederen handschoenen richtte zich
triomfantelijk op: „Haha, kijk mij zoo'n
stumperd eens aan! Wat een akelig ko
nijn! En nu moet ik nog een beetje voor
afleiding zorgen, dat U niet aan Uw angst
voor thuis denkt, nietwaar? Man, man,
man, hoe kun je je zoo door je eigen
vrouw op je kop laten zitten. Dat moest
mij eens gebeuren! Weet je wat ik zou
doen? Ik zou met mijn vuist op tafel slaan,
dat de borden in de kast ervan aan digge
len vielen! Mij geen huissleutel meegeven!
Haha, ja, dat zou net iets voor mijn zijn!
Ha, ha, had!!"
Terwijl de man met de gele handschoe
nen nog overmoedig stond te brullen van
het lachen, ging er in het vriendelijke
huisje een venster open en een vrouwstem
riep: „Wat voer je tcch uit, Herman?!
Wil je wel eens dadelijk binnenkomen?!"
De gele handschoenen begonnen te klap-
pertanden en met een heel wat minder moe-
j dige stem riep hij terug: „Zeker, lieveling,
ik kom dadelijk! Maar ik maat de sleutel
nog zoeken Je hebt hem zoo lukraak naar
buiten gegooid, dat hij in het bloembed is
gevallen. En nu kan ik het ding maar
niet vinden!"
„Nu, wat sta je daar dan te lummelen!
Zeok hem dan, ezel!"
„Ja schattebout, dat doe ik al! Ik ben
al een half uur bezig het bloembed om te
spitten. Hoor nu eens, lieverd zou je mij
nou alsjeblieft onze tweede huissleutel op
willen gooien? Ik ben tot op mijn rug ver
kleumd en mijn sokken en schoenen zijn
drijfnat!"
-Dat zou je wiel willen, hè? Maar daar
komt niet van in! Dan zou je die andere
sleutel in je zak steken en beweren, dat die
verloren is gegaan! Niks hoor, spit maar
rustig verder. Je hebt wel een opfrisscher-
tje noodlg, leelijke pimpelaar!"
Met een slag werd het venster dichtge
slagen. Stil stond de man in het drijfnatte
voortuintje. Zwijgend keken de beide man-
De nog jeugdige Doris Donovan te
Rockingbam in de Vereenigde Staten,
mag zich met haar acht paarden met
recht noemen de jorgste renstalbe
zitster. Ken ziet haar hierboven met
haar lievelingspaard, dat reeds vele
malen met succes op de banen heeft
meegeloopen.
nen elkaar begrijpend aan. Ontroerd legde
de dikke man zijn arm om de schouders
van zijn lotgenoot. Gerulmen tijd stonden
de broeders in den nood zwijgend bijeen.
Eindelijk klopte de dikke man bemoedi
gend op de gele handschoenen en zei ont
roerd: „Kom, broeder in den nood, laten
wij samen gaan zoeken!"
WETENSWAARDIGHEDEN.
Is het U bekend:
dat de bevolking der Vereenigde Staten
op bijna 126 millioen personen wordt ge
raamd?
d at Los Angelos grooter oppervlakte heeft
dan eenige andere stad in Amerika?
dat een heercncostuum van wollen stof
ongeveer negen pond wol bevat?
dat het maken van het z.g. geluidsfilm-
journaal ongeveer zeven gulden per meter
kost?
dat blijkens proefnemingen van het Zwit-
sersche leger melk op lange-afstand-mar-
schen voedzamer is dan bier?
dat er in Amerika op elke 500 menschen
één advocaat is?
HUMOR.
Directeur van een reizend variété-the
ater (tot sollicitant): Je zegt, dat je een hu
morist bent, nietwaar? Nu we hebben drie
weken lang regen gehad vandaag stormt
het en hagelt het. Wij hebben in zes we
ken geen cent verdiend maar dat doet er
niets toe. Ga jij nu je gang eens en probeer
mij aan het lachen te maken!
De dikke man wandelde langs de auto
maten, die in het winkelstraatje van de
badplaats waren opgesteld en hij ontdekte
daartusschen een sprekende weegauto
maat Hij gooide een muntstukje in de gleuf
en ging op het apparaat staan en onmid
dellijk kwam de stem, die zei: „Niet met
zijn tweeën op de weegschaal staan, één
tegelijk alsjeblieft!"
SPLINTERTJES.
Sommige menschen lijken wel vuurwerk;
zij verblinden, maar verwannen niet...
Een edelsteen blijft edelsteen ook in
den modder.
En stof, al dwarrelt het hoog op
blijft stof.
Wie is wijs? Hij, die van iedereen leert.
Spaarzaamheid is een groot inkomen.
Het grootste is, altijd „slechts een
mensch" te wezen.
Niemand is te jong om een goeden in
vloed op anderen te hebben.
Lncie Höflich, Duitschlands grootste
karakterspeelster en leidster van de
onlangs opgerichte Rijkstooneelschool
met haar dochter Ursela.
141. Bul stapt een paar deuren door
en zoekt heel gewichtig (hy had
voor ditdoel een mooie wandelstok
gekocht) naar iemand, om -zijn bood
schap aan te zeggen. Plotseling
wordt hij beetgepakt door een man
met een lange witte jas, net als
dokter Punthoofd. Hè, hoort hij zeg
gen, gelukkig dat je eindelijk komt,
we hebben al een tijd op je zitten
wachten. Bul kan van schrik niet
meer praten.
142. Hij wordt door een zuster opge
nomen en op een rijdend bed gelegd
en krijgt een deken over zich heen.
Nog net hoort hij die witjas zeggen,
breng hem maar gauw met de lift
naar boven op operatiezaal No. II,
zuster, want zijn been moeten wij
zoo gauw mogelijk afzagen. Wat
moet ik nu beginnen, denkt Bul.
143. Hij rijdt door een lange gang,
waar menschen zitten te wachten,
allemeaal patiënten. Fen is er bij,
die een ziek been schijnt te heboen,
want naast hem staat zijn stok en
om zijn been is een geweldig ver
band. Nu komt Bul in een groote
witte amer. De zuster draagt hem
voorzichtig over en vraagt of hij nog
veel pijn heeft.
144. Eul dcet nu maar net of hij
slaapt en denkt,e ga je gang maar.
Hij krijgt iets onder de neus om aan
te ruiken, maar vlug klapt hij zijn
ooren voor zijn neus, ongemerkt, zoo"
dat hij van dat vieze goedje niets
binnen kreeg. Tcch ging hij maar een
beetje snorken, want dat zou er wel
bij hoo.-en. Och heeremetijd, daar
kwam een heele rits witjassen op een
sein binnen. Zou hij nou toch van
dat vleze goedje hebben binnenge
kregen? Nee hoor, hij droom4 niet,
duidelijk hoort hij zeggen: en nu
hesren, zullen we dat been amputee-
ren.
145. E«n der heeren bond een breed
elastiek om het ontbloote been. Een
andere witjas kreeg een zaag uit een
kast en gaf dat aan den professor.
En daar ging het, rrrt, rrrt, wat een
raar hard been was dat. Het ging
gauwer dan hij dacht.