VAN DIT EN VAN DAT
EN VAN ALLES WAT
Quo Vadis?
DE MAN MET HET EERLIJKE GEZICHT.
De Avontuurlijke Lotgevallen van Miep Muizenschrik en Bul Krakebeen
Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 21 October 1933. No. 9368.
ZATERDAG AVONDSf 'HETS
Vrij bewerkt naar het Amerikaansch,
door SIROLF.
(Nadruk verboden
Alle rechten voorbehouden).
TOEN de redasseeringeambtenaar
Timmy ïn zijn cel bezocht, was
leze zeer opstandig, vanwege de
groote onrechtvaardigheid en het bedrog
In de wereld, en waarvan hij. Jimmy, nu
het armzalige slachtoffer was geworden,
hij, die zoo onschuldig was als een pas
geboren kind!
„Een schandaal is het!", aldus foeterde
Jimmy woedend, „je kunt geen mensch
meer vertrouwen! Als die vent niet zoo'n
eerlijk gezicht had gehad, dat ik hem
voor een door en door nette, eerlijke, brave
kerel hield, zat ik hier nu niet onschuldig
in de doos!
Luister maar eens, meneer, en dan moet
U me eens zeggen, of ik geen gelijk heb,
dat ik niemand meer vertrouw op zijn
eerlijke gezicht.
Ik was juist aardig op weg om een nette
vent te worden en een ordelijk burger. Ik
was nu wel twee keer voorwaardelijk ver
oordeeld wegens dranksmokkelarij, maar
ze hadden me toch maar niets kunnen be
wijzen. Bij de derde keer zou ik dwang
arbeid krijgen, dat wist ik, dus ik paste
wel op! Ik had dus alle reden om te zor
gen, dat ik m'n vingers niet meer brandde.
Bovendien is het fijn een eerlijk, rein ge
weten te hebben, vooral als je portefeuille
goed gevuld is en je na een nogal wild en
onrustig bezoek aan Mexico-City op weg
bent naar het vaderland, Amerika. In den
trein sloeg ik het laatste droppie onver
sneden whisky uit mijn beupfleschje door
mijn keelgat en kon dus met een gerust
geweten de Amerikaansche gtens tege
moet gpaan. Ik keek zoo de menschen in
den restauratiewagen eens aan. Daar zat
•bijvoorbeeld een oudere"' politieman in bur
ger. Jimmy herkende dadelijk den politie
man in hem. Hij had zijn vest losgeknoopt
en zich op zijn gemak gezet. Nu ja, Jim
my hoefde hem niet meer te vreezen, zijn
geweten was zuiver, de wilde dranksmok-
kelavonturen lagen nu voor goed achter
hem. Dan» zat er nog een soort mijn-inge
nieur en verder een soort handelsreiziger.
Deze laatste was een doodgewone vent,
met een stom eerlijk gezicht. Hij scheen
moe te zijn, hing half slapend in zijn stoel
en nam van niemand notitie.
Vlak bij de Amerikaansche grens stond
de trein plotseling stil. Er was een nieuwe
brug in aanbouw en daarom moest de trein
in twee deelen gesplitst worden. Jimmy
ontdekte al gauw, dat hij met zijn bagage
dn het eerste deel van den trein moest,
terwijl de handelsreiziger, die een stuk of
vier groote monsterkoffers bij zich had,
pas in het tweede deel van den trein zou
komen. De reizigers die in het eerste deel
van den trein mee moesten, werden ver
zocht even voor in den trein in den baga
gewagen aan te geven, welke stukken
bagage van hen waren en dus mee moesten,
naar de grenscontrole. Nu had Jimmy
zich wel voorgenomen, om voortaan bui
ten het bereik van Vrouwe Justitia te
blijven, omdat hij nu toch voorloopig geld
genoeg had en ook vanwege de twee voor
waardelijke veroordeelingen, doch aan den
anderen kant meende hij toch, dat men
het kleine niet versmaden moet, zoodat hij
zich in de algemeene drukte ook een van
de groote monsterkoffers van den man met
het eerlijke gezicht liet aanreiken. Er was
bovendien geen enkel gevaar, want de
handelsreiziger zou het pas merken, als hij
straks, met het tweede deel van den trein,
aan de grens kwam. Doch dan was Jimmy
natuurlijk al lang verdwenen in het groote
rijk van Uncle Sam. Op het laatste tra
ject naar het grensstation probeerde Jim
my voor alle zekerheid zijn rijkvoorziene
sleutelbos op den koffer. Hij moest toch
weten wat er in die zoo sportief verworven
koffer zat. opdat hij geen figuur bij de
douane zou slaan. Na een paar vergeef-
sche pogingen klikte het slot open- en het
deksel even openend, zag Jimmy tot zijn
geruststelling dat de koffer propvol zat
met zijden onderkleeren, zijden kousen en
zakdoeken. Nu ja, een paar honderd dol
lar was die verzameling altijd wel waard
en het was ten slotte toch maar een kleine
bijverdienste, die hem als 't ware op dit
reisje in den schoot werd geworpen. Ziels-
gerust sloot -hij den koffer weer en keek
verheugd toe, hoe éen kruier er nog een
heele sjouw aan had, toen hij hem aan het
grensstation uit den wagen moest tillen,
om naar de douane te brengen.
Wat zat daarin?, wilde de douane-be
ambte weten. Minzaam lachend, immers
met een volkomen gerust geweten, omdat
hij immers niet aan smokkelen denkt,
staat Jimmy erbij en praat vriendelijk met
den man. Wel, er zitten zakdoeken en
kousen en zoo in. Het is immers een mon
sterkoffer. De beambte moest zelf maar
kijken.
Zielsgerust en minzaam glimlachend
maakte Jimmy den koffer open en sloeg
het deksel wijd op. Dicht opeen geperst
liggen de kousen en zijden hemden en zak
doeken daar. De beambte grijpt er eens in,
tast nog wat dieper, plukt dan een hoop
zakdoeken en kousen er uit en legt die op
de vuile houten toonbank. Jimmy lacht.
Kan men iets eerlijkers doen, dan de
monsterkoffer van een reiziger in linnen
goed en kousen aan de douane te toonen?
Dan opeens komt er een grimmige trek op
het gelaat van den beambte. Hij wenkt, en
opeens staat er een tweetal recherscheurs,
boomen van kerels, naast Jimmy die hem
dringend uitnoodigen, mee naar de wacht
kamer te gaan, met zijn bagage.
„Mijn bagage," stotterde Jimmy, naar
den monsterkoffer loenzend. En dan ziet
hij het: onder in den monsterkoffer lagen,
keurig geordend, stevig door het linnen
goed verborgen, een rij flesschen met zulr
veie whisky, wel vijf en twintig flesschen!
„Maar dat is mijn koffer niet!", stamelt
hij, „dat is een vergissing, heeren!"
„Jawel, vertel dat maar aan je grootje,
kereltje, je bent gesnapt, op heeterdaad
betrapt op dranksmokkelarij. Dacht je, dat
we dat trucje hier niet kenden? Er is hier
nog nooit een smokkelaar gepakt, die niet
beweerde dat de koffer niet van hem
hoorde en dat het een vergissing was."
„Zoo ziet U, meneer", aldus besloot Jim
my zijn droeve geschiedenis aan den re-
classeeringsambtenaar, „dat ik hier vol
maakt onschuldig wegens dranksmokkela
rij zit en dat de ware schuldige vrij rond
loopt. Begrijpt U nu. dat ik dien gemeenen
kerel met zijn eerlijke gezicht niet kan uit
staan en dat het lang zal duren, voordat
ik weer iemand op zijn eerlijke gezicht ver
trouw? Zoo'n schijnheilige dranksmokke
laar!"
's Werelds bijzonderheden.
DE KLEUREN DER MENSCHEN-
RASSEN.
Vroeger was men van meening. dat het
klimaat en de inwerking van het zonlicht
oorzaak waren van de huidskleur der men
schen rassen. Dat wij blank en de negers
zwart zijn, terwijl de Chineezen geel zien,
schreef men destijds toe aan de koele .tem
peratuur in onze landen en de veel heetere
in de streken der Chineezen èn riegers.'
Hernieuwde onderzoekingen hebben echter
bewezeiï, dat de huidskleur voornamelijk
een gevolg is van de voeding Dat de
mensch in den voortijd zwart was, wordt
toegeschreven aan het gebruik van plant
aardige stoffen en vruchten, die ijzer en
mangaan bevatten. Heden ten dage kan
men dan ook opmerken, dat de melkdrin-
kende negers lang niet zoo donker zijn, als
de vegetariërs onder hen De Indianen zou
den rood zien, omdat zij door het drinken
van het bloed der. dieren een overgroote
hoeveelheid roode bloedlichaampjse in het
lichaam krijgen, terwijl de Mongolen hun
gele tint aan de enorme hoeveelheid melk,
die zij drinken, te danken hebben. Deze
bevat namelijk chloordeelen, welke de huid
die door het gebruik van vruchten oor
spronkelijk heel donker was, in sterke ma
te bleekt Dat het Kaukasische ras blank
is, meent men te moeten verklaren door
het feit, dat dit ras het eerst zout ge
bruikte, welke stof een aanzienlijk percen
tage chloor bevat
(Waarheen gaat gij?)
Dus de wereld sukkelt verder,
Wakr naar toe? Ze weet het niet!
Zelfs geen nieuwe conferentie
Ligt er meer in het verschiet.
Ieder zorgt maar voor zichzelve,
Met of zonder ergernis,
En tracht er nog van te maken,
Wat er van te maken is!
Zelfs 't tariefbestand zonk krachtloos
En amechtig in elkaar,
Want de ondergrond van alles
Was wel aardig, maar niet waar!
Werkelijke grondbegVsels
Kwamen er niet aan te pas,
Want in wezen bleef de wereld
Net zooals ze vroeger was!
d'Een zoekt heil bij wat inflatie,
d'Ander werpt zich op het goud,
En het hoofd blijft boven water
Bij 't gevecht om zelfbehoud
Maar de rest blijft toch maar zinken,
Nu ook dit getij verliep,
In de zee der wereld-crisis,
En het water is zoo diep!
Samenwerking vraagt vaak offers,
Dat brengt weinig voordeel op,
Dat zet alle conferenties
In een handomdraaien stop.
Want men trekt naar elke zitting,
En hier hapert het verband,
In de hoop om winst te maken
Voor het eigen vaderland!
d'Oude wereld sukkelt verder,
En we zien het zwijgend aan.
Allen hebben willen nemen,
En zijn toen naar huis gegaan!
Niemand had den moéd té zeggen:
't Egoïsme is voorbij,
Hier" is dan mijn crisis-gave.
EN, GIJ AND'REN, WAT GEEFT GIJ?!
October 1933.
KROES.
(Nadruk verboden).
Wetenswaardigheden.
Snippertjes.
De drang des harten is de stem van het
noodlot.
Sterker dan het noodlot is de moed, di*
het standvastig draagt
Keer Uw gelaat niet toe aan het heden,
dan om te leeren, hoe ge de toekomst ont
moeten moet. (Turksch spreekw.)
De werkelijkheid is beter dan ieder
woord
Humor.
DAT GING NIET.
Ik kan maar niet op een goeden naam
voor ons huis komen!
Waarom doe je niet als Mary Pick-
ford en Douglas Fairbanks? Die voegden
de eerste helft van ieders naam samen en
noemden hun huis daarom Pickfair!
Ja, maar dat gaat bij ons niet, mijn
naam is Meerhuizen en mijn vrouw heet
van zich zelf Bergman!
EEN KUNSTKENNER
Een Amerikaan had een beroemde ruïne
van een historisch kasteel in Frankrijk
aangekocht. Om te voorkomen, dat iemand
de ruïne zou beschadigen, gaf hij een met
selaar opdracht een muur voor hem te
(bouwen. Toen hij terug kwam, vond hij
wel de muur, maar geen ruïne. Aan hevige
ontsteltenis ten prooi stuurde hij om den
metselaar en vroeg hem, wat er met de
ruïne gebeurd was.
„O, die ruïne?" vroeg de man, „Wel daal
heb ik die muur van gebouwd!"
Is het U bekend:
dat men in 1835 reeds hoefijzers machi
naal maakte?
dat er op Bermuda in de laatste vijftig
jaar geen enkele moord of ontvoering
heeft plaats gehad?
dat er in Britsch-Indië tien millioen meer
vrouwen dan mannen zijn?
Was er heelemaal geen schaduw in d»
woestijn?
Jawel maar ik kon er maar nietia
gaan zitten!
Waarom dan niet?
Heb je ooit wel eens geprobeerd om
in je eigen schaduw te gaan zitten?
LEUKE ROL.
Paul Fratellini, de beroemde Fransche
clown, legt zijn broer en mede-arbeider,
het plan voor een nieuw nummer uit.
Deze keer heb je geluk, Frans, ik doe
eenvoudig alles alleen!"
Hoe zoo?
Ja, in het eerst geef ik je een paar
oorvegen, zoodat je naar de andere zijde
van het tooneel tuimelt. Vervolgens stom
spel. Dan sla ik een stok op je rug kapot.
Weer stom spel. Dan laat ik mijn vuist
met reuze kracht op je neus neerdaler.,
waarna ik je met één schep met mijn
hoofd in je maag neersla! Aardig niet?
Ja, tamelijk! En wat gebeurt er dan
nog meer?
Dan? Dan klappen de menschen na
tuurlijk alsof ze dol zijn geworden en dan,
doen wij het nog eens van voren af aan!
Mtt. Zliepen nog een eindje veider
en stonden voor een prachtig kasteel
met heel hooge deuren en ramen en
een geweldige trap. Alls was blin
kend wit geschilderd en er zat geen
vuil plekje aan. De trappen waren
van marmer en daarlangs groeiden
mooie bloemen. Ze waren erg be
nieuwd, hoe de Koning er uit zou
zien.
162. Miep dacht aan een heele oude
heer met een grijze baard, gehuld in
een lange witte mantel en met prach
tige muilen aan. Bul dacht aan een
flinke groote man, die net als de elf
jes vleugels had en op bloote voeten
liep. Knipstaart, die nog niet veel
meegemaakt had, kon er zich heele-
maal geen voorstelling van maken.
Ze schrokken dus wel een beetje...
163. Toen ze daar een koning zagen
met een sportpak aan en heel groote
laarzen, kon Miep haar oogen niet
van die laarzen afhouden, die haar
plotseling erg bekend voorkwamen.
Daar was dus dat wonder door ge
beurd met haar staart. Het was dus
de koning uit tooverland, die zij bij
het begin van hun reis hadden ont
moet en daardoor waren ze dus altijd
zoo gce'! geholpen, als ze in nocd zar
ten. Bul begreen nu ook alles en beid
bedankten den koning heel hartelijk
voor zijn hulp.
164. Maar nu was 't de beurt aan
den Koning, om verwonderd te hij
ken, toen hij Knipstaart zag. Hoe
komt dat leuke aapje bij jullie, vroeg
hij opeer.e. Bul en Miep vertelden
nu alles van hun avonturen en hoe
ze Knipstaart gevonden hadden.
165. De Koning vond alles prachtig
en zei, nu zal ik Knipstaart een
mooie halsring geven. Wanneer het
nu noodig is. houd je de ring vast en
denkt daarbij, wat je graag zou wil
len. Maar wees er zuinig mee en
gebruik het alleen wanneer het wer
kelijk noodig is, anders is de toover-
kracht spoedig uit den ring. Knip
staart voelde zich heel gewichtig,
toen de koning met behulp van zijn
staf, de ring om zijn hals tooverde.