npj r
,11111
vliiüiil
Het Rotspad.
Amerika.
LKMAARSCHE b
CAUSERIE
ASPIRIftT
AMBTENAAR EN OVERHEID.
awicm
I
III
Grootgortbuikenburg's welbeminde Burge
meester begint aan den weg te timmeren.
De eerste donderwolken der crltiek ver
schijnen aan den horizon. De schoone
deugden van Vader Willem de Onverge
telijke, in het helderste licht gesteld.
Geen opgeblazen kwlbes of een grove
Koopvaardijmatroos, maar een minnend
vader voor zijn volk. Wie zal hem ver
vangen: 'n bullebak met een roestige stem,
ot "n hyper gentleman met een kraakge-
luid of een toffe jongen van do gestampte
pot? Aan welke elschen de nieuwe
burgerpipa moet beantwoorden! De
Grootgortbuiken mogen aftikken voor een
zending, die ze niet gevraagd hebben.
Zahlen und Maul halten, Freunden. We
laten de zaklantaarn schijnen, opdat den
mlnister's geest en hart verlicht moge wor
den. Amen. Met 'n slechte keus zijn we
18 karaats gesjochten. Minister van
Schalk dreigt met het schietmasker.
Twee rechtbanken ten doode opgeschre
ven. Onze Prinses op de bruiloft van
Kloris en Roosje! Wat weet een boer
van Saffraan? Meer wetten, meer mis
drijven en overtredingen en minder recht
banken! Zuinigheid, die de wijsheid
bedriegt
Hooggewaardeerde dames en heeren!
Het spreekwoord zegt zeer juist en vaak: Bij het
scheiden van de markt leert men de kooplui kennen.
En niemand zal zulks beter kunnen beoordeelen, dan
gij burgers en sieraden van Schagen. die zich kunnen
verhoovaardigen op een alleszins belangrijke en bloeien
de veemarkt. Zie zoo. dat is er gelukkig zonder onge
vallen uitgekwekt! De Eerste Hulp bij ongelukken kon
thuisblijven! Nou effe adem pompen en dan gaan we
verder.
Het is dan niemand minder dan onze bovenste beste
burgemeester, Mr. Wilhelmus Wendelaar, om hem dan
eens met zijn Zondagschen naam uit te schelden, die
kan ontwaren, dat hij bij het afscheid-nemen zijn wel
beminde burgers eerst goed leert kennen. Want nauwe
lijks is het een fait accompli, (beteekenis te vinden op
bladz. 281 van Kramers' Woordenboek, 18de druk. wel
ke taalkundige vraagbaak in geen enkele koegang mag
ontbreken,) een fait accompli, zeg ik, geworden, of de
critiek begint zoo zoetjes aan los te barsten. Verschil
lende uitlatingen uit zijn welgevormden, nog burge
meesterlijken mond worden onder de loupe genomen, en
het zal onzen lieven Vader Willem, de welbeminde,
reeds thans duidelijk zijn, dat het gemakkelijker is zijn
gemoed te ontlasten in kwalitiet van Burgemeester,
dan van Politicus, want direct is men op glad en glib
berig ijs gegleden en 'n uitgelezen zoodje politieke te
genstanders in diverse kleuren, loeren op elke onwel
gevallige uitdrukking of principieele uiting, om den
uitgezonden bal terug te kaatsen.
Als burgerpipa Wendelaar in Grootgortbuikenburg in
raads- of feestzaal, op het plein, op het veld. in het
bosch, op het ijs of in het water, de goedgesmeerde
sluizen zijner welsprekendheid opendraaide, dan was
het altijd koek en ei met zijn troetelaars. met zijn
zwaar beminde Grootgortbuikenburgers, die steeds
spontaan en geestdriftig met hem mee lachten, meezon
gen, meeweenden en meepraattenMaar nu is het
niet meer de groote man, die boven de partijen staat,
maar het nuchtere medelid, dat door de partij wordt
opgeslokt. Stop.
Nu, nu, ik moet u zeggen, dat het vertrek van mijn
vereerden heer Wendelaar en redenaar, wiens naam
zich zoo bij uitstek leende voor bijeenrammelen van
zoetvloeiende klinkdichten, mij oprechtelijk en van har
te spijt!
Reeds bij een vorige gelegenheid heb ik doen uitko
men. dat onze burgevader on3 geen oogenblik heeft ver
veeld, en we ons geen minuut aan hem hebben tegen-
gegeten. Hij was een aardige vriendelijke en met zijn
volkje meelevende burgervader. Geen opgeblazen kwi
bus, eindeloos hooggezeten op een troon van gesimu
leerde voornaamheid. Hij onthaalde ons niet op grove
zeemansknoopenhij sloeg ons niet de pet van den
kop, zooals eenmaal 'n alreeds ontslagen burgemeester
van Edam zijn Volendammers lapte, als zij ter audiën
tie kwamen. Nee, hij was permanent beminnelijk en
wist huilende burgers aan het lachen en lachende Groot
gortbuiken aan 't snotteren te brengen, vooral na de
verschijning der begrooting!
En al deze voordcelen en al dat gemak zullen we na
FEUILLETON.
Naar het Engelsch.
3.
Op dit oogenblik ging de deur open en Mr.
.Wernvss vroeg:
„Ben jij daar, Effie?"
„Ja, sir."
„Kom wat dichter bij mij; ik kan je daar niet
zien."
Het was een oude vrouw, de kamenier van
Dorothy Wemyss, nog al een treffende persoon
lijkheid, al was haar hooge gestalte dan ook ge
bogen en het haar nu geheel wit. Haar oogen
kwamen schitterend uit onder haar nog altijd
zwarte wenkbrauwen, die zoo'n vreemde tegen
stelling vormden met het zilverwitte haar, dat
onder het mutsje te voorschijn kwam. Ofschoon
zij zeer kalm was en zich eerbiedig tqonde, tegen
over haar meerderen, zag men toch wel heel goed,
dat zij gewoon was, met groote beslistheid haar
eigen weg te gaan.
Zij was kindermeisje geweest bij Dorothy's
moeder en was een Schotsche van geboorte en
afkomst. Volgens de overlevering had zij een
vreemde liefdesgeschiedenis gehad, die haar zoo
eigenaardig had gemaakt; droefgeestig en terug
getrokken, terwijl zij soms ineens heel scherp uit
den hoek kon komen; zij had droomgezichten en
was helderziende.
De andere bedienden waren echter aan haar
gewoon; ze was er al langer dan een van allen
en bij Mr. Wemyss stond zij heel goed aange
schreven. Zijn kleindochter Dorothy aanbad zij.
zijn heengaan naar het huis der politieke grooten, waar
een zee van woorden werd vergoten en 'n oceaan van
centen is verklad, dan weer moeten missen.
En wat zal de Heer. zoo vraag ik. voor den verloren
schat ons wedergeven? Quid retribuam, Dom Ine? Een
bullebak met 'n roestige stem en ongure tronie, waar
voor elke Gortbuik zal staan te beven en te sidderen,
met knikkende knietjes en bonzend hart?
Of een fijn gepoelitoerde arristocraat met een geaf
fecteerd kraakstemmetje en hyper gesoigneerde manle
ren, 'n suikermannetje, die bij het hangen geven alleen
de toppen van je grove jat beroert en zich als een
kruidje roer me niet met een lichte huivering voor een
al te familiaire aanraking terugtrekt?
Of een fideele baas, propagandist van de leus: Kun
je nog zingen, zing dan mee! Met heldere hersens en
'n breeden lach van amicaliteit op zijn goed geboetseer
de blozende postzegel? 'n Stadsgezagvoerder die humaan
en meegaand is, als dit de humaniteit elscht, maar die
de stalbezem en desnoods de gummiknuppel kan han-
teeren, wanneer de suprematie van het gezag zulks vor
dert?
Een kerel van stavast, maar wars van alle flauwekul
en wetsknechterij, die de goedwillende, rustige en door
belastingen en wettelijke zakenbelemmerende burgers
tot razernij brengt, zooals in sommige landelijke ge
meenten burgemeesters worden aangetroffen, die zich
tot taak hebben gesteld onder het gezagsmasker hun
gemeentenaren tot het uiterste te judassen?
Die den naam van burgevader teneenenmale onwaar
dig zijn en meer met de mattenklopper dan met de si
garenkoker regeeren! Voor zulk een gemeentelijke
Hoogwaardigheidsbekleeder: Verlos ons Heer!
Laat ons, weenende Gortbuiken, indien onze Vader
Willem is heengegaan, hopen en bidden, dat we weer
'n tweeden Vader krijgen, als hij. zoo mogelijk nog 'n
tikje beter, maar in ieder geval, geen beroerder stief
vader. Wij zelf zijn machteloos, onze portemonnaie is
altijd werkzaam en het salaris, dat tüsschen twee haak
jes veel te hoog is, mogen we automatisch opdokken,
maar we moeten lijdelijk toezien, welke persona grata
ons door den minister op ons pannedak wordt gestuurd.
Moge dan alzoo de geest en het verstand van zijn
Excellentie, de eerste dienaar des volks, worde ver
licht, opdat hij ons uit zijn magazijn van uitverkoren
candidaten een exemplaar toezende. dat de Grootgort
buikenburgers in alle opzichten welgevallig is, opdat we
later niet behoeven te verzuchten: Had hij ons maar
liever rijst met behangselspijkertjes te bikken gegeven.
Want het is een feit, zoo dik als een nijlpaard, als we
eenmaal zitten opgescheept met zoo'n oppersnurker. die
in 't gebruik bitter tegenvalt, dan begint ons bedorven
leven nog 'n tikje erger te stinken.
Een goeie en welwillende burgemeester kan het eco
nomische leed. want daar gaat het natuurlijk om. 'n
burgemeester behoeft geen verpleegsterscostuum aan te
trekken, pap te koken, medicijnen toe te dienen en met
de po de sjamber te loopen van zijn gemeenteliike
onderdanen aanmerkelijk verzachten, door aan billijke
wenschen en klachten het oor te leenen. Soit!
Volgens de courantenberichten gaat het er met
de opruiming van rechtbanken en kantongerechten
spannen, hoewel ik moet erkennen dat Opa van
Schaik billijker is, dan mijn vroeg gestorven vriend
Jan Donner. Inplaats van 7. later 4 rechtbanken. niet
te verwarren met draaibanken, want 'n rechtbank is
een onmisbaar meubelstuk in de keuken van meiuffr.
Themis geboren Zeef. zal minister van Schaik er
maar twee kielemorten en ziin nu Tiel en Winschoten
de aangewezen slachtoffers. Dat zal den Tielschen pre
sident. Ridder van Rappard. die verleden week aan de
Prinses en Prins Hendrik nog zoo'n fijn bruiloftsfeestje
gaf, ook niet zoo goed smaken als de koffie met slag
room na het feestdiner!
Maar afijn, dat moeten ze met Eksie Van Schaik
maar uitknobbelen. doch ik zou Zijne Excellentie met
alle verschuldigde eerbied en hoogachting want je
moet tegenwoordig voorzichtig zijn in je woorden met
de hooge oomes, zoo ben je geridderd en zoo zit je op
de bokkebank willen zeggen, dat waar hij beweert,
dat de verdachten voor een kantongerecht maar zelden
verschijnen, ik hem pertinent moet tegenspreken, in
alle nederigheid en eerbied, natuurlijk! Daar kan een
stokouwe verslaggever, die 35.000 strafzaken heeft ver
zwolgen, een regiment, als het achter elkaar door
Schagen stiefelde, een processie van zoowat 35 uur zou
vorderen beter over meeboomen. Excellentie! DIo do
verslagen in de diverse kranten leest zal bemerken, dat
juist het aantal comparanten tamelijk groot is. De mi
nister moet niet vergeten, dat soms 100 en meer za
ken op de rol van het kantongerecht van Grootgortbui-
Na een eigenaardige buiging bleef zij even
doodstil staan, in afwachting van wat haar heer
zou zeggen.
„Je weet, waar de papieren zijn?" vroeg Mr.
Wemyss.
„Ja, sir."
„Niemand verder weet het?"
„Niemand, sir."
„Nu, wijs ze mij dan eens, Effie. Geef mij je
arm. Hier zijn mijn sleutels. Ga mee naar mijn
kamer en doe dan eens de Iade open, waar ze
liggen. Dan moet je liever de sleutels bij je hou
den. Dorothy is nog een kind en ze kan zich licht
door schrik van haar stuk laten brengen. Ik heb
jou niet vergeten voor je trouwen diensten, Ef
fie. Je bent de kamenier van Miss Dorothy. Je
zult haar wel niet verlaten, hè? Hoor jij dat ook,
Dolly? Effie moet altijd op Wemyss blijven."
Dorothy lachte en legde de hand op den schou
der van de oude: „Nu, Effie weet zeer goed, dat
ik 't niet zonder haar zou kunnen stellen!"'
„Dat weet ik, Miss", antwoordde de getrouwe.
„Ga nu mee, sir. Ik ken de lade en ik zal de sleu
tels bij mij houden."
Toen haar grootvader en zijn geleide het ver
trek verlaten hadden, trad Dorothy weer naar de
piano en ging Schumanns Schlummerlied spe
len.
Even later kwam Rokeby binnen. Hij ging te
gen het instrument leunen en andermaal had
Dorothy de gewaarwording van door en door
gekeken te worden.
„Je speelt heel goed, Dory", zei hij waardee-
rend. „Waar heb je dat geleerd, terwijl je hier
zoo ver van iedereen afzit?"
„Ik heb les gehad van den organist uit de
kerk."
„Je moest in de gelegenheid zijn, goede muziek
te hooren; over het geheel zit je veel te zeer opge
sloten. Je moest meegaan naar Londen en eens
kenburg voorkomen. Je kunt dan gewoonlijk op 25 per
soonlijke verschijningen rekenen. Ze zeggen wel eens:
Wat weet een boer van Saffraan? maar: wat weet een
minister van Justitie af van hedendaagsche kantonge
rechtzittingen? In zijn jeugd verscheen misschien maar
anderhalve dronken kerel, maar dat is nu anders ge
worden in alle regionen van het strafrecht, o zoo Ko!
En daarom vind ik het absurd, op zijn Jan Boere-
fluitjes, mal, dat terwijl de incriminaliteit dagelijks
wordt vergroot, ze de rechtbanken gaan verminderen!
Terwijl de kinderachtige bezuiniging niet opweegt te
gen de veroorzaakte last en schade van de betreffende
Justitiabelen! Dit is, wat ik met alle eerbied en nede
righeid, hierboven reeds genoemd, pappie van Schaik
nog even onder zijn excellentiesnuffer zou willen druk
ken. Het welk doende uw dienstwillige
CAVE CANUM.
Apropos. Door onze nationale „beste Kamer'' is
Inmiddels zonder eenlge knokpartij besloten, om de
rechtbanken Tiel en Winschoten op te hangen tot den
dood er op volgt. Voorts zullen er 39 kantongerechten
worden „gemold". De nieuwe doodenlijst is ons nog
niet bekend, maar „kwade tijding komt vroeg genoeg",
is het bekende fopspeentje, om blèrende babys zoet te
houden.
Ingezonden stukken
De Raad van Ministers, overwegende, dat
in deze woelige tijden de ambtelijke plicht
meebrengt., dat de ambtenaar de overheid
in haar taak steune en haar geen moeilijk
heden berokkene, noch in. noch buiten <ie
uitoefening van zin bediening, besluit:
dat de ambtenaar zich zal hebben te ont
houden van elke openbare aktio tegen de
overheid en haar beleid.
(w.g.) COLIJN.
Aldus en bericht in de Schager Courant van Dins
dag, met enkele commentaren. Dat beteekent dus,
dat iemand, die in dienst van de overheid is, zich
niet alleen zal hebben te onhouden van elke oocn-
bare aktie tegen de overheid, doch dnt in ons vrije
Nederland zoodanige personen zich ook hebben te
onthouden van eenigerlei kritiek op het beleid van
de overheid.
Ach ja, zoo is het begin. Eerst verbiedt men de
ambtenaren, omdat men door middel van broodroof
deze mcnschen direct kan straffen, 't Was toch ook
wel een beetje gek hè, dat zoo'n doodgewoon ambte
naartje, zooals b.v. een Inspecteur van hel Lager On
derwijs, het in zijn hoofd durfde krijgen, om tegen
den aanslag, die Minister Marchant op de Openbare
School doet, te protesteeren.
Wat verbeeldt zoo'n man zich wel!
Wat doet het er toe. of zoo'n Inspecteur misschien
tien maal beter over Onderwijsbelangen kan oordee-
len. dan iemand, die bij de. gratie van de over ons
land waaiende bezuinigingswoede Minister is ge
worden!
Vervloekt brutaal van zoo'n Inspecteur, zag!
Bovendien nog lastig ook! Dus de muilkorf
voor en smoel houden.
En als de honden nog eens durven blaffen, dan
zullen we ze hun kluif afnemen. Wc hebben de
macht, dus nemen we het recht.
Ja, ja, zoo is het begin. Eerst de ambtenaren en
dan
Dan dc politieke partijen, dan de pers en dan de
gelijkschakeling
dit tevreden gezicht?
Nu, U weet het wel.
Hij heeft Aspirin ge
probeerd en heeft nu
het werkelijk afdoende
middel, wanneer hem
iefs pijn doet. Wij ge
ven U een raad: Doet
het hem na.
eenig op de wereld
wat vroolijkheid om je heen zien. Houdt je niet
van bals en schouwburgen en dergelijke verma
kelijkheden?"
„Ik ken ze maar zoo weinig. Ik ben maar
ééns op een bal geweest. Lady Elinor Martindale
heeft mij toen meegenomen en ze heeft mij een
toiletje in Parijs besteld. Ik heb er mij zeer ge
amuseerd; maar dat is ook mijn eenige bal ge
weest."
„En deed het je niet naar meer verlangen?...
Je bent met recht: „de schoone Slaapster in het
Slot"; maar dat kan toch ook niet zóó voortdu
ren? En ik wilde je een voorstel doen. Je bent
een verstandig ding, Dorothy, en je zoudt graag
grootvader ter wille zijn, niet waar?"
„Ja, natuurlijk Rokeby."
„En je houdt ook veel van Wemyss?"
„Het is altijd mijn tehuis geweest, moet je
denken."
„Nu, we zien beiden wel, dat grootvader niet
lang meer leven zal. Ik zou hem graag nog eens
een genoegen doen, eer hij stierf, en wat ik nu
ga voorstellen, zou hij heel aangenaam vinden.
Trouw met mij, Dorothy, dan voeg je jouw erf
deel bij het mijne en blijven we altijd op Wemyss
wonen... Nu, wat is je antwoord hierop?"
„Heeft grootvader het je dan niet verteld?"
„Mij wat verteld?"
„Van mijn verloving. Ik ben geëngageerd met
Colin Fenwick, nu juist een maand."
„Neen, daar heb ik niets van gehoord. Wie is
die Colin Fenwick?"
„Hij heeft een klein landgoed, hier dichtbij.
Fenwick Hall. Zijn tante, Lady Elinor, doet het
huishouden voor hem."
„Nu, dat spijt mij. Ik dacht, dat je nog te jong
was, om al verloofd te zijn. Een landjonker is
nu niet zoo'n groote partij voor je! Je liadt mees-
teresse van Wemyss kunnen zijn, als je nog wat
gewacht hadt. Zou het niet beier zijn, dat je mijn
De pers! Och daar mee zal het zoo'n vaart niet
loopen. De heele burgerlijke pers is er al zoo onge
veer op ingesteld.
Leest men één woord van protest in de pers tegen
deze onduldbare aanslagen op de vrijheid van iedc-
ren Nederlander?
Het is nog geen jaar geleden, dat diezelfde pers in
zwijmelende aanbidding lag hij de herdenking van
de groote figuur van den Zwijger.
Dat die pers hem vereerde al« de held. die voor ons
de gewetensvrijheid en politieke vrijheid en gods
dienstige vrijheid veroverde op de Spanjolen.
Welnu, Oranje, er is weer werk aan den winkel!
Nu moet de vrijheid niet worden bevochten op dc
Spaansche overheerschers, neen nu is dc vijand in
eigen land. Het gaat er nu cm dc vrijheid voor ieder
Nederlander te behouden.
Een komische historie. Dc vurigste vereerders van
den grootsten Vrijheidsheld doen hem een jaar ria
zijn herdenking wel eer aan.
Maar wat het wonderlijkst aandoet, dat deze poli
tiek gesteund wordt door twee Vrijzinnig-Democrati
sche ministers.
Het is een fraai schouwspel. Colijn-Deckers geflan
keerd door Marchant-Oud.
Is deze Vrijzinnig-Democraten nu niets meer te
dol?
Hebben deze lieden niet meer de minste of gering
ste voeling met hun Bond, of is de Vrijzinnig Demo
cratische Bond in zijn geheel bekeerd tot de politiek
van onze zoogenaamde ..Christelijke regeeringen".
Men mocht van een Christelijke regeering, met twoe
Vrijzinnige kampioenen, toch wel iets beters ver
wachten.
Men mocht van hen verwachten: „De navolging
van Christus."
Maar hun. politiek is slechts: „De navolging van
Hitier."
Schande, driewerf schande!
J. v. ZOON EN.
Oude Niedorp.
Trotsch ligt ginds ln 't verre Westen
Het beroemde Wonderland
Met z|jn hooge wolkenkrabbers
En zijn zakelijk verstand.
Film- en and're kampioenen
Zijn er vorstelijk bedeeld,
En van verre over 't water
Wenkt ons reeds het Vrijheidsbeeld:
Kunstige machines dreunen
By zyn reuzen Industrie,
En het voelt zich oppermachtig
Als een financieel genie.
Alles kan men fabriceeren,
Wat de rest der wereld wonscht,
Desnoods geestelijke zaken.
Groot foimaat en onbegrensd!
Toen de crisis er ging dreigen,
Ach, toen lacht© men eens wat,
Wat wou deze dwerg beginnen
Tegen dezen Goliath?
Toen de crisis door bleef wroeten
Nam men „even" een besluit
Enk'le knappe koppen peinsden,
En verklaarden: „Nu is 't uit!"
Als de welvaart niet wil komen,
Is de boom soms kaal geplukt,
Wel, dan gaan we welvaart maken.
Dat is weer een nieuw product!
Prijzen wat omhoog forceeren,
Dollar lager bij den grond,
Even koopkracht fabriceeren,
En dan is de zaak gezond!
Machtig land, wees toch voorzichtig
Overschatting maakt soms dwaas,
Véél kan Uw verstand regeeren,
Maar niet alles ls het baas!
Ook al meent ge 't lot te dwingen
Tot den nieuwen ommekeer,
De natuur gaat steeds nog boven
Uw vermeetle welvaarts-leerü
October 1033. KROES.
(Nadruk verboden).
aanzoek nog eens in beraad nam? Ik trek het nog
niet in."
Dorothy sloeg in wanhoop de handen ineen.
Wat was hij zeker, dat hij eens heer van Wemyss
zou worden en wat zou hij verschrikkelijk boos
zijn, als hij wist, dat hij zich vergist had! Maar
zij voelde zich eenmaal door haar woord gebon
den, om hem niets le vertellen.
„Nu, dus je zult mijn voorstel nog wel in be
raad nemen, hè?"
„0, neen, daar denk ik niet aan! Ik heb Colin
zoo lief; ik zou nooit voor iemand anders kunnen
voelen!"
„0, Dory, je bent pas negentien, hè? Je zult
nog wel drie of vier maal iemand lief hebben, eer
je sterft. Ga maar niet al te gauw tot een huwe
lijk met zoo'n boerenzoon over...., of tenminste:
dce eerst eens in Londen wat wereldwijsheid op!
Volg mijn raad kindje!"
„Ik behoef in dezen geen raad, Rokeby. Ik zal
nooit iemand anders dan Colin trouwen."
„Nu, goed dan! Als je eigenwijs wilt wezen,
moet je 't zelf maar weten. Waar is grootvader?
„In zijn kamer."
Rokeby trad aan het venster, keek eens uit en
Dorothy zat nog bij de piano.
„Zou je niet eens wat voor mij willen zingen?"
vroeg hij ineens.
„Vanavond niet. Een anderen keer wel eens."
„Goed, dan ga ik naar Grootvader. Ik denk er
over, om eens naar Londen to gaan. Goeden
avond, Dorothy."
In-de studeerkamer zal Mr. Wemyss aan zijn
schrijftafel. Effie stond te wachten en richtte on
middellijk een harden, doordringenden blik op
den jongen man. Zijn grootvader had het open
gaan van de deur niet gehoord en schreef door.
„Bent u bezig, sir? Ik wilde even een paot
woorden met u spreken."
Mr. Wemyss schrikte en liet een groote vi;;'