VAN DAT
EN VAN
Toen het avontuur kwam...
ARTSEN IN DE WILDERNIS.
De Avontuurlijke Lotgevallen van Miep Muizenschrik en Bul Krakebeen
Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 11 November 1933. No. 9380.
ZATERDAG AVONDS! 'HETS
Een oorspronkelijke, geheimzinnige
geschiedenis door SLROLF.
(Nadruk verboden
alle rechten voorbehouden).
EEN naburige torenklok sloeg halfne-
gec. Het was een donkere, kille
avond. Den heelen namiddag had
het gemotregend en de jonge chauffeur,
die vanaf één uur dien namiddag in
dienst was, hing loom achteruit in zijn
cabine. Dien middag had hij het nogal ta
melijk druk gehad. Tal van winkelende
dames had hij tegen vier en vijf uur naar
huis gereden, dan tegen zessen was de
stroom der thuiskomende reizigers aan het
station gekomen, waar hij als stationnee-
rccde taxi natuurlijk ook zijn deel van
had gekregen. En nu. tegen achten, waren
er nog een paar vrachtjes geweest, men-
schen die naar een schouwburg gingen.
In de betrekkelijk kleine ruimte van
zijn chauffeurscabine, in zijn dikke duffel-
sche jas gedoken, was het gauw warm.
Lusteloos keek de chauffeur van achter
zijn stuur naar de schaarsche voorbijgan
gers. Hij stond nu dicht bij een tamelijk
afgelegen plein, de eerste de beste vrije
standplaats, waar hij was neergevallen na
zijn laatste vrachtje, dat hij om kwart
over acht had afgeleverd. Het deed er niet
toe. Of hij nu hier stond of ergens anders,
vóór een uur of elf zou er natuurlijk niets
meer te doen zijn. Tijd genoeg dus, om
zich aan zijn gepeins over te geven. Wat
een stom vervelend, saai baantje was het
toch: taxi-chauffeur. En hij was nogal
wat men noemt een „ontwikkelde chauf
feur", een jongen die techniek gestudeerd
had er. thuis een diploma had van de Mid
delbaar Technische school. Jawel, toen hij
een jaar of wat geleden zijn eindexamen
deed, hadden ze hem niet noodig. Er wa
ren immers al zooveel technisch geschool
de menschen, die geen werk konden vin
den. Dus was hij maar taxi-chauffeuer ge
worden, om toch maar iets aan te pakken"
Maar wat een taai bestaan was dat. Er
gebeurde nu letterlijk nooit wat, behalve
dan een schrobbeering van een verkeers
agent af en toe. Maar iets opwindends,
Jets onverwachts, een avontuur ho
maar, Nu hing hij weer minstens een paar
uur werkeloos achter het stuur, tenzij
Hy had niemand aan zien of hooren ko
men. Doch opeens werd er een hand op
zijn mouw gelegd en hij hoorde een zach
te stem zeggen: Vlug naar de van der
Sande-straat en dan zal ik het je verder
wel uitduiden.." En nog voor hij zich goed
had kunnen omkeeren, om de dame aan
te zien want het was een dame, dat
had hij aan de zachte, jeugdige stem ge
hoord had deze het portier achter zich
dicht geklapt.
Hij wist zelf niet waarom, maar zijn
hart klopte toch een tikje harder dan ge
woonlijk. Snel trapte hij den starter in, de
motor zoemde aan, hij schakelde in en
reed weg in de richting van der Sande-
straat, een van de buitenwijken aan het
uiterste randje van de stad. Hij brandde
van nieuwsgierigheid om te zien, hoe zijn
vrouwelijke passagier er wel uitzag. Van
af zijn zitplaats schakelde hij het plafond
lampje van de coupé achter hem jn, en in
zijn achteruitkijkspiegeltje ziende, zag hij
dat de jonge vrouw zeer elegant gekleed
was, met een modem hoedje met donker
voiletje, dat het gelaat halverwege bedek
te en het daardoor nog geheimzinniger
maakte. Naar wat hij er zoo van kon zien,
moest de dame bijzonder knap zijn. Haar
gelaat stond echter angstig en ze hield
haar handtaschje krampachtig in de han
den geklemd.
Een eigenaardige gewaarwording maakte
zich van den jongen chauffeur meester,
't Was waar, hij kwam slechts heel zelden
in deze buitenwijk, maar hij had toch nog
nooit geweten, dat die van der Sande-
straat zoo ontzettend lang was en evenmin
dat die zoo schitterend geplaveid was In
tegendeel, in nieuwe wijken is de bestra
ting meestal erg slecht Hij was de van
der Sandestraat ingedraaid en tot zijn ver
bazing had hij gezien, dat de straat stik
donker was. Geen enkele lantaarn brand
de. Hij ontstak zijn koplampen, die de
straat recht voor hem uit verlichtten. De
straat leeik wel eindeloos, doch het vreemd
ste van alles was, dat de wagen haast
scheen te zweven, zoo gladjes schoof die
over het asfalt hen. Opeens, zonder dat hij
den overgang gemerkt had, reed hij op den
buitenweg. Maar wat drommel, waar ging
die weg naar toe? Links en rechts lagen
weilanden, waaruit een lichte nevel op
steeg, doch overigens was alles van een
ontzettende verlatenheid. Hij keek om, en
de jonge vrouw wenkte hem. met een
smeekend gebaar, om door te rijden.
Plotseling viel er een flauw lichtschijn
sel in zijn achteruitkijkspiegel, van een
auto die hem achterop reed, blijkbaar met
een sneltreinsvaart.* De jonge dame keek
aldoor nerveus achterom. Het licht van
den achterop rijdenden auto werd hoe lan
ger hoe sterker en even later schoot een
enorme, donkere wagen onder somber
claxongeloei hen voorbij. Dan opeens ging
het achterstoplicht van den wagen gloeien
en verlangzaamde hij op angstaanjagende
wijze plotseling zijn tempo, om even later
vlak voor de taxi stil te staan. De jonge
chauffeur remde uit alle macht, en toen
zijn wagen op enkele centimeters afstand
van den gepasseerden wagen stilstond,
sprong hij woedend eruit, om naar den
voorsten wagen te loopen en den roekeloo-
zen rijder de huid vol te,schelden. Doch
de deur van de taxi klapte open en het
bleeke, beeldschoone gelaat van de jonge
vrouw, spookachtig verlicht door het af
schijnsel der autolampen, verscheen in de
deuropening. Zij wrong de handen en fluis
terde den jonger, chauffeur toe. „Hij is 't,
ik heb het aldoor al gevreesd... hem wilde
ik juist ontvluchten... hij achtervolgt me...
hij wil me dwingen met hem te trouwen,
maar ik verafschuw hem... doch hij heeft
gewichtige documenten... jaja, gestolen
van mij... maar hij heeft ze... en hij kan
me tot den bedelstaf brengen... als ik
niet bijtijds in Sluiterheide ben, straks
klokslag twaalf uur... o, help, help me
toch...!"
De jonge chauffeur zag tranen in de
oogen-als-donkere vijvers van de jonge
vrouw schemeren. Er knapte iets in hem.
Het was, alsof zijn biceps opzwollen, toen
hij met een sprong bij den grooten donkeren
wagen was, het portier openrukte en een
greep deed naar den man achter het
stuur. Het was een man van minstens zes
voet hoog, die treiterend lachte, terwijl
zijn lippen bewogen, en, hoewel er geen
geluid uitkwam, schenen te zeggen: „Wel
wat moet jij eigenlijk, kereltje
Zonder een woord te zeggen sleurde de
jonge chauffeur, als had hij plotseling de
krachten van een reus gekregen, den man
uit den wagen en gaf hem, met een ge
weldige zwaai van zijn vuist, een slag te
gen de kin. Zonder een vin te verroeren,
bleef de man, die als een blok neerviel,*
liggen. Juist wilde de chauffur zich om
wenden, toen de jonge vrouw een gil
slaakte. Hij keek op... en daar stond...
nog een man, ook van wel zes voet hoog,
nog zwaarder en grooter dan zijn eerste
slachtoffer. Hij lachte treiterend naar
hem. De woede maakte den jongen chauf
feur wild, hij hief zijn arm op en velde
met een enkelen slag ook aezen kerel neer.
Alsof het de gewoonste zaak ter wereld
was, opende hij het portier van den groo
ten donkeren wagen, sleepte de twee ke
rels naar binnen en reed daarna den wa
gen aan den kant van den weg. Even
later zat hij weer achter het stuur van zijn
taxi en reed hij met pijlsnelle vaart heen,
de bewustelooze mannen in hun wagen
achterlatend. Van achter uit zijn wagen
hoorde hij een snik, en omkijkend boog de
jonge vrouw zich naar hem toe en fluis
terde op een toon, die den chauffeur deed
rillen van emotie ...„Mijn held..."
Een zachte tik tegen het tusschenruitje,
een wenk van de vrouw; daar zwaait hij
een oprijlaan in, met statige boomen. Een
kasteelachtig huis... een deur zwaait open,
bedienden snellen naar buiten, een oude
vader die de jonge dame ontroerd in de
armen sluit; dan. terwijl het meisje bloost
en de oogen neerslaat, neemt de oude
man het meisje bij een hand, vat met de
andere hand den van geluk bevenden
chauffeur bij den arm, schudt die lang.
terwijl hij stamelt: „Mijn zoon... neem
haar tot vrouw... je hebt haar gered... ons
heele vermogen... ons geluk..." Nogmaals
schudt hij den jongen chauffeur, die
bloost, stevig de hand en den arm...
Dan opeens slaat de chauffeur zijn oogen
op, schokt overeind en kijkt in het woe
dende gelaat van een norschen meneer,
die hem toebrult: „Zeg eens even, word
je nooit wakker?! Het is een schandaal
om zoo achter je stuur te zitten snurken.
Ik sta je al minstens vijf minuten te por
ren. Vooruit ,als de wferga, ik moet naar
het station! Schiet 'een beetje op, anders
mis ik mijn trein nog!"
Wreed uit het schoone avontuur van zijn
droom gerukt, bromde de jonge, roman
tische chauffeur een verwensching en reed
zijn vrachtje naar het station.
Wetenswaardigheden.
Ish et U bekend:
dat er onder de motorrijders in Coventry
(Engeland), die een geldig rijbewijs heb
ben, twintig dooven zijn?
d a t in Canada een op eiken negen bewo
ners telefonisch is aangesloten?
dat een vrouw in Arlzona, die vier en
twintig jaar getrouwd is, juist dezer da
gen haar vier en twintigste baby kreeg?
dat dit een meisje was, en dat er van de
vier en twintig kinderen slechts zeven in
leven zyn?
dat er tot nog toe van wege de Engel-
sohe regeering aan oudgedienden ruim
veertig duizend kunstledematen zijn ver
strekt?
dat zijde de goedkoopste stof is, diê in
Madagaskar te koop is?
dat bijna alle aardnooten in Amerika in
het Zuiden groeien?
dat de gemiddelde burger in de Vereenig
de Staten per jaar 180 pond aardappelen
eet?
Is het U bekend:
Humor.
TE DUUR!
Twee vrienden ontmoeten elkaar op
straat. De een heeft het blijkbaar erg druk*
Wat ga je doen? vraagt de andere.
Om vier uur heb ik met een meisje
afgesproken bij Heek!
Ach wat op een minuut later zal het
niet aankomen.
En óf, verleden week was ik ook
even te laat en toen had ze reeds drie ap
pelkoeken met slagroom opgegeten, die
ik allemaal betalen moest!
DAKHAAS?
Kwist eet haas. In het restaurant!
De kellner staat naast hem. Gesprek
ontspint zich. „Konijn is lekker", zegt de
kellner, „maar haas is nog delicater!"
„Of hij van Deli komt, weet ik niet"
zegt Kwist, „maar dat hij een kater is ba-
hoef je me niet meer te vertellen!"
Heldhaftig is het leven van medische
onderzoekers, die alle mogelijke ontbe
ringen lijden en alle soorten gevaren
ondergaau 0111 lot nu toe onbekende
ziekten op te sporen.
Boven allen, zijn de drie Duilsche
artsen bekend geworden, die het inder
tijd zes maanden lang in het door slaap
ziekte geteisterde gebied in Afrika uit
hielden en welker arbeid zoo rijk be
loond werd, dat het door hen gevonden
geneesmiddel tegen slaapziekte tegen
woordig in de geheele wereld bekend is.
Een andere medicus is den strijd te
gen lepra begonnen en heeft zich der
halve naar Robhen Eiland aan de Afri-
kaansche kust begeven.
Vier jaar lang zette hij zijn laborato
riumpogingen ijverig en onvermoeid
voort, toen werd hij zelf door lepra aan
getast en maakte een eind aan zijn le
ven. Deze groote wetenschappelijke
voorvechter was Haversham.
Twee beroemde Londensche artsen
gingen naar het eiland Kamaran in de
Roode Zee, waar allo Mohammedaan-
sche pelgrims, die van Indiö naar Mek
ka ter bedevaart gingen, zich aan de
noodige quarantaine en de inentingen
onderwerpen moesten. Dit eiland moet
het meest vreeselijke klimaat van de
heele wereld hebben, toch bloven de bei
de dappere Engelschen op hun post.
Ook op een. eenzame post is een Duit-
sche arts, die eens in Heidelberg stu
deerde en later in Hamburg als prac-
tiscli geneesheer werkzaam was. Hij
zwierf toen door Rusland, Finland en
dn Baltische provincies, en ging einde
lijk naar Afrika, waar hij zich vestigde
in een eenzaam dorp in de Kalahari-
woestijn, in de overtuiging dat de in
boorlingen een arts noodig hadden.
Hier werkte hij zoo goed hij kon,-
maar zei dat het. niet gemakkelijk was,-
operaties en amputaties zonder verdoo-
vingsmiddelen uit te voeren; de inboor
lingen echter schijnen niet zoo gevoelig
te zijn voor pijn. hij zelf voelde zich ech
ter gefolterd als hij de operaties op deze
primitieve wijze uitvoerde.
Al deze artsen offerden zich voor de
idee dat het lijdende deel der mensch-
heid hun hulp noodig had en dat zij in
de beschaafde wereld min of meer over
bodig zijn, daar er hier zooveel gereed
staan, het artsenberoep uit te oefenen.
176. En nu dames, zal ik U eens
precies vertellen, hoe U op de beste
manier rijst met krenten klaar
kunt maken. Maar, owee, de ko
ning, die rijst met krenten het ake-
'gste vond, wat er maar bestond,
:el plotseling flauw van teleurstel-
ng. De muzikanten keken erg
■>oos naar onze vrienden, die 't toch
niet zoo bedoeld hadden.
177.Bul sprong uit zijn rol en ge
volgd door Miep en Knipstaartje
holde hij naar den Koning, die er
erg naar aan toe was. Plotseling
springt Knipstaart achter den troon,
grijpt de ring er. denkt: Ik wil, dat
de Koning weer gezond op zijn troon
zit en alle schrik vergeten is. En
gelukkig, het gebeurt.
1J8. Het lijkt wel of de koning uit
een slaap ontwaakt. Ieder slaakt
een zucht van verlichting. Hé, zegt
de Koning, ik droomde geloof ik
van rijst met krenten. Vreeselijk!
Maar laten we nu toch naar de
mooie muziek luisteren. Alles werd
weer in orde gemaakt, in de hoop,
dat 't nu beter zou gaan. En jawel,
ze luisterden nu naar een paar
mooie walsen en ieder vond het
prachtig.
179. 's Avonds, toen ze allen gezel
lig om de tafel in de huiskamer za
ten, vroeg de Koning, waar ze die
mooie muziek vandaan haalden. Nu
vertelden Miep en Bul van Groote-
stad, hoe ze daar in den tijd dat ze
nog gewone dieren waren, altijd
naar de muziek hadden geluisterd,
die door de radio werd uitgezonden.
180. Bul zei: Vroeger werd 't me
wel eens te machtig en moest ik
soms huilen. De tranen biggelden
dan over mijn wangen en mijn eone
oor zakte altijd weg van zenuwach
tigheid. Maar sinds nwjn ooren zoo
krachtig en sterk zijn geworden,
heb ik er gelukkig geen last meer
van.