Het zingende blad.
Een onthoud-spelletje.
SCHAGER COURANT
De
geschiedenis
„Bruinblad".
van
NIEUWE KLEERTJES VOOR SALLY.
JAN
EN ZIJN PIANO.
ZILVERPAPIER...
HOE ZE EEN NIEUW KLEEDJE
KREEG EN HOE ZE LEERDE
ZINGEN.
Bruinblad moest zich eigenlijk erg
eenzaam voelen, want ze was het eenige
blad aan de heele eik met een gewoon
kleedje aan. Maar ze was niet eenzaam,
want ze had een geheim, dat haar heel
erg gelukkig maakte. Zóó gelukkig en
blij was Bruinblad altijd, dat haar zus
ters er over spraken. Zij hoorde dan wel
wat zij zeiden, doch ze luisterde liever
naar de liederen, die de vogels dicht bij
haar zongen.
Gewoonlijk werd zij des morgens heel
vroeg gewekt door het getjilp van een
jonge lijster, die met een heel zacht
stemmetje zat to piepen. Dat maakte
Bruinblad altijd zoo juichend, maar lie
ver dan dit te vertellen en uitgelachen te
worden, hield zij het voor zich.
„Wat maakt Bruinblad toch zoo ge
lukkig", hoorde ze een harer zusters in
een prachtig scharlakenrood kleed
vragen. „Als ik zoo'n armoedige jurk
aan had, dan zou ik mijn oogjes rood
schreien."
„Ik begrijp het ook niet", fluisterde
Oranjeblad, een andere zuster. Ze lacht
alsof ze net zoom mooi kleed draagt als
wij. Ze zou toch evengoed zoo'n pracht-
jurk kunnen hebben gehad, als ze zich.
net als wij, in het zonlicht had gebaad,
in plaats van aldoor naar die lijsters te
luisteren."
„Maar", viel Purperblad in do rede.
=,,11 u de lijsters vertrokken zijn, zal ze
wel zonnebaden willen nemen en dan
zal de kleur van haar kleed nog wel iets
veranderen."
„Het zal tenminste anders heeleraaal
niet prettig voor haar zijn, om zoo te
blijven", hernam Scharlakenblad.
Bruinblad hoorde ieder woord, dat
haar zusters over haar zeiden, doch ze
bleef gelukkig en behield haar geheim.
Nu zou er een groote partij worden
gegeven, de wind had de uitnoodigingen
al rondgedeeld. Naar aanleiding van
deze invitatie namen al de bladereu
iederen dag nog eens een extra zonne
bad, om er op het feest zoo voordeelig
en mooi mogelijk uit te zien. Maar
Bruinblad vond, dat ze geen mooi kleed
noodig bad, ze was bruingrijs van na
ture en zoo wilde zij blijven.
Eens, toen ze nog jong was, had
Bruinblad aan de moederlijster, die
vlak bij haar haar nestje had gebouwd,
gezegd, dat ze zoo graag een kleedje
wilde hebben in de kleur van de lijster
haar veeren.
„AVelnu," had deze vriendelijk gezegd.
5,neem maanlichtbaden en luister naar
mijn gezang, als je dat steeds vol houdt,
krijg je vanzelf je wensch vervuld."
Nacht na nacht had Bruinblad nu
maanlichtbaden genomen en steeds naar
het gezang der lijsters geluisterd. En ja
wel, toen ze op zekeren morgen ont
waakte, had ze een prachtig bruin
kleedje aan, met grijze strepen, net als
haar vriendjes de lijsters.
O, als ze haar hartewensch net zoo
gemakkelijk kon bereiken, als haar
nieuwe kleedje! Het leek wel heel een
voudig, tenminste zooals de lijster het
haar voorstelde.
Toen ze er eens met de lijster over ge
sproken had, zei deze: „Let nauwkeurig
iederen avond op den zonsondergang
denk dan aan het liefste geluid dat je
kent."
Dit advies was gemakkelijk op te vol
gen. Iederen avond had Bruinblad van
uit haar verborgen schuilplaats naast 't
lijsternestje, de zonsondergang gadege
slagen. Toen de lijsters nog in het nest
woonden, hadden ze er samen naar ge
keken, terwijl de vogels prachtige liede
ren opdroegen aan de zonnestralen, ze
zongen dan van de mooie natuur, de
prachtige kleuren in het bosch, van het
frissche water in het beekje en van de
Zou haar wensch heusch vervuld
worden, als ze iederen nacht trouw den
raad opvolgde en overdag en ?s avond*
luisterde naar het gezang? Bruinblad
wilde het probeeren, haar andere
wensch was immers ook vervuld gewor
den door maar vol te houden.
Doch deze hartewensch was veel be
langrijker. Ze koesterde hem vanaf hef
oogenblik, dat ze de jonge lijsters voor
het eerst tegen hun moeder had hooren
tjilpen, en naarmate de lijsters groei
den en mooier gingen zingen, was de
wensch van Bruinblad dieper geworden.
Vol aandacht luisterden ze altijd toe, al-
een der elfjes 's morgens kwam, om met
de drie kleintjes de liedjes in te studoe-
ren. Zoo verdiept was ze steeds in het
gezang, dat ze liever bleef luisteren, in
plaats van zich in het zonlicht te gaan
baden. Geen oogenblik verloor zij het
nestje uit het oog.
Eens had zij met haar zusters over
haar groote wensch gesproken. Toen zij
haar vroegen, waarom ze toch ook niet
bij haar kwam praten, zei ze: „Neen, ik
wil liever naar het gezang van de lijs
ters luisteren en me oefenen, want ik
wil ook leeren zingen."
Hard hadden zij gelachen, allemaal,
haar voor den mal gehouden, en haar
bespot. Ha, ha, een zingend blad. Waf
verbeeldde Bruinblad zich toch eigenlijk
wel? Eerst wilde zij een bruingrijs kleed
dat al zoo raar was en nu wilde ze weer
gaan zingen. Waarom was Bruinblad
toch zoo heel anders als haar zusters?"
Bruinblad had er heel veel verdriet
van en spijt, dat zij haar geheim had
verteld; gelukkig had ze niet verteld, hoe
ze wilde leeren zingen. Misschien zou
er eens een tijd komen, dat zij haar zus
ters zo'j kunnen verrassen en dan zou
den ze haar niet voor den gek houden
en baar uitlachen.
Eindelijk kwam de groote partij.
Bruinblad hoorde de vroolijke muziek
van de helpers van meneer de Wind.
„Arm Bruinblad", hoorde ze haar
zusters fluisteren, „ze zal het heelemaal
niet prettig hebben op het feest." Ze wa
ren het gesprek over dat zingen al weer
lang vergeten.
Óm hunne stemmen niet te hooren.
zei Bruinblad tot zichzelf: „Let op den
zonsondergang, denk aan het liefste ge
luid, dat je kent."
„Waar zijn jullie, waar blijven jullie
dan", riep meneer do wind en eenige
oogenblikken later zag Bruinblad haar
zusters dansen en springen, terwijl de
wind het rvthme aangaf. Steeds wilder
en wilder dansten ze tot zij op het laatst
laadden in het zweet. „Houd op, me
neer de Wind. we zijn doodmoe, we moe
ten nu gaan slapen," riepen ze allemaal
Bruinblad schrok hevig en zag. dat de
wilde wind al haar zusters van de tak
ken had afgeblazen, ze dwarrelden op
den grond, bij de bloemen.
„Maar ik ben nog lang niet moe",
riep meneer Wind. „Nu komt de tijd
voor de werkelijke muziek en zich tot
Bruinblad wendende, vroeg hij heel
zachtjes: „Wil je een liedje zingen, dan
zal ik er op mijn hard bij spelen."
Bruinblad sprong op van vreugde, de
wind dacht dus heusch, dat zij zingen
kon. Dan, terwijl de wind vast de melo
die inzette, keek ze oplettend naar den
ondergaan den zon, dacht heel intens
aan het liefelijke zingen van de lijsters;
zachtjes begon Bruinblad te zingen,
eerst verlegen, daarna alles om zich
heen vergetende, het eene lied na het
andere. Ten slotte zong ze een slaap
liedje voor haar zusters, die daar dood
moe op den grond bij de bloemen lagen
en ze was heel gelukkig toen ze zag.
dat haar zusters, haar vol bewondering
en dankbaarheid aankeken.
Sally was uit al haar kleertjes van
\erleden jaar gegroeid en haar moeder
moest dus alles nieuw voor haar maken.
Kijk maar eens wat een pracht van een
jurken zij heeft gekregen en drie hoeden
en nog een extra paar schoenen met
sokjes. Zij is erg blij met alles en laat
het aan haar vriendinnetje Piedewit
zien, die van verbazing haar bekje open
laat staan.
Als jullie Sally nu willen aankleeden,
ga dan als volgt te werk. Plak eerst de
heele teekening op een stukje karton,
voor de stevigheid en knip dan alle stuk
ken voorzichtig en netjes langs de ran
den uit. Laat vooral de lipjes overal
aanzitten, want daarmede worden de
kleeren vastgezet, door de lipjes naar
achteren te buigen. Nu, veel plezier met
jullie nieuwe pop hoor!
\aar waarheid.
Rechter: Had Uw vriend de gewoonte
in zichzelf te praten als hij alleen was!'
Getuige: Om U de waarheid te zeggen
Edelachtbare, ben ik er nooit bij ge
vveest als hij alleen was.
fan had een piano gekregen
Wat was hij blijde daarmee,
l\ersl speelde hij nog wat verlegen,
Toen telde hij: „Je, eene, twee."
Dat had hij gehoord van zus Rika,
Die zangles al had in haar klas,
Zijn toetsen, die waren van mika
Maar Jan was er mee in zijn sas.
Soms zat hij dan heel diep le zuchten
En raad eens, wat Jan dan verzon
,.lk geef een concert", en hij kuchte:
„Eerst komt Beethoven, dan Mendelson"
Hier zien jullie een prent afgebeeld,
waar ontzettend veel opstaat. Bekijk
hem eerst maar eens op je gemak, niet
zoo oppervlakkig, maar van boven naar
beneden en van links naar rechts. Dan
proheer je te onthouden wat er alleman!
opstaat. Als je nu eens vriendjes of
inooie bloemen. „Je denkt aan het lief
ste geluid dat je kent", ook dat was heel Vriendinnetjes op bezoek krijgt. Iaat hen
gemakkelijk, want was het gezang van I
haar vriendjes niet het mooiste wat er dan de teeken,ng z,on' Voorbeeld
bestond? minuten lang en geef hen dan een pot
lood en een stuk papier. Laat ieder nu
opschrijven wat hij nog van de teekening
weet, dus bijvoorbeeld; hoeveel verschil
lende soorten dieren er op staan, Hoe
laat het is. Hoeveel klokken er op de
"kening zijn. welke letters en. cijfers
cr op de boot op den voorgrond staan eu
zoo meer. Jullie zult dan zien, dat er
werkelijk erg veel op te zien is.
Zijn lappenpoe8 met zijn lief snuitje
ol streken en oogjes van kraal,
Moest luisteren naar het geluidje,
Van de muziek en van het kabaal.
Ook Langoor, die werd niet vergeten,
Zat op de piano ter neer,
Hij kon er haast niet meer van eten,
Zoo deden zijn ooren hem zeer.
En Jan reeg de uren tesamen
Al op zijn piano!je klein,
Moe keek wet eens zoo door de ramen,
Want zij vond die muziek wel fijn.
Maar gauw had Jan er weer genoeg van,
Stil stond de piano-Ier zij
Hij speelde met langoor en Poesman,
Die waren nu weer eens echt blij.
Want speten, dat deden ze samen.
Heel graag, al was Jan ook wat wild,
u hoefden zij niets meer te beramen,
Tegen muziek, die in je ooren gilt.
DAT HEELEMAAL GEEN ZILVER
BEVAT.
IFnar het van wordt gemaakt.
Gewoonte-feestvierders.
Twee kleine jongens zijn samen in 'n
zwaar gesprek over bijen. De eerste
zegt: „Wat zijn die bijen toch eigenlijk
rare dieren, hé, zij werken en werken
en spelen nooit eens.
Het andere jongetje is het daar heele
maal niet mee eens en antwoordt: Nou
zeg, dat is niet waar hoor, want iedere
keer als ik ga picniccen, zijn de bijen
ook bij ons.
Wat wij zilverpapier noemen en dat
vaak door veel kinderen zorgvuldig
wordt verzameld, bevat heelemaal geen
ilver. Het wordt gemaakt van tin. lood
en aluminium. In de zilverpapierfabrie
ken werken hoofdzakelijk meisjes. Ver
schillende menschen, die zilverpapier
sparen, maken daar groote stijf-in-el
kaar gedrukte ballen van, doch zij we
ten natuurlijk niet, dat het voor de
meisjes onmogelijk is deze mooie zilver-
baden uit elkaar te halen, dit zou te veel
arbeidsloon kosten, vandaar dat dit zil-
\erpapier in een smeltkroes wordt ge
daan, waarna de drie verschillende me
talen, het lood, de tin en 't aluminium
door een speciaal proces weer worden
gescheiden. Nadat de metalen zorgvul
dig zijn uitgezocht komen ze in een an
der deel van de fabriek in smeltkroezen,
waar elk metaal zijn eigen smeltkroes
heeft. Groote vuren houden de metalen
in gesmolten toestand. Een werkman
neemt nu een lepel vol gesmolten alu
minium en giet dit uit over een langen
papieren hand, die 'n draaiende bewe
ging maakt, daardoor loopt het metaal
zeer dun en gelijkmatig over do heele
oppervlakte van het papier uit. Het lood
en de tin worden op precies dezelfde wij
ze over de eerste laag, d.w.z. over het
aluminium uitgestort. Door de enorme
hitte vermengen zich dan de drie meta
len tot een dunnen laag. Als deze laag
afgekoeld is kan men het zoo van de pa
pieren rol afnemen en is het zilverpa
pier gereed om verkocht te worden en
gebruikt voor alle mogelijke doeleinden.
In verschillende groote steden vindt
men het loonend om in de groote gebou
wen als bv. postkantoor, het zilverpa
pier, dat door het publiek in de papier
manden wordt geworpen, te verzame
len en bij groote hoeveelheden tegelijk
te verkoopen, waarvoor vroeger veel
geld werd betaald. Tegenwoordig is het
veel minder waard, ofschoon het toch
wel de moeite loont het te verzamelen.
Bijdehand.
Een autorijder kreeg een klein onge
lukje aan zijn auto en moest op een stil
len landweg even onder den wagen
kruipen. Tegelijk kwam er een koeien-
jongen aan. die eonice koeien voor zich
uit dreef. Toen hij de dieren voorbij de
auto had gedreven, riep hij:
..Komt lT er maar weer onder uit,
meneer, de beesten zullen U niets doen"