Aluiiu Ifitms- Geestelijk Leven Uitgevers: N.V. v.h, TRAPMAN Co, Schagen. eerste blad dit nummer bestaat uit acht bladen TER VERDUIDELIJKING. Kinder-opnamen, Familie-groepen, Studiefoto's Bestellingen voor St. N i c o I a a s Zaterdag 25 November 1933. SCHAGER 77ste Jaargang No. 9388 EIWIT. Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder dag «O Zaterdag. BIJ Inzending tot morgens 8 uur, worden Adver- |entlên nog zooveel mogelijk In het eerstuitkomend nummer geplaatst. POSTREKENING No. 23330 INT TELEF. No 20. Prijs per 3 maanden f 1.80. Losse nummers 6 cent AD VERTEN-) TJëN van 1 tot 5 regels f0.85, iedere regel meer 15 cent (bewijsno,! Inbegrepen). Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.' door Astor. NU ik er toe ga zitten om een „geestelijk leven" te schrijven, bemerk ik, dat ik haast verlegen zit met de keuze van een onderwerp. Verschillende brieven werden mij toegezonden met vragen en opmerkin gen, die mij stof geven voor meerdere „geestelijke le vens". En juist had ik een keuze gedaan en was ik reeds bezig mijn gedachten op een onderwerp te con eentreeren, toen mij te binnen schoot dat ik in „de Schage.r" van Zaterdag den ISden November (sterf dag van Domela Nieuwenhuis) onder het opschrift „Brieven van een boer uit de buurt", een aan Jaap gezonden brief van Arie van de Veluwe had gelezen Hierdoor wordt een verandering in mijn plan ge bracht. Want deze brief mag ik met het oog op enkele daarin aan het adres van Astor gerichte verwijten en eenige andere beweringen niet onbeantwoord laten Ik ga daarop dus in en ik doe dit met temeer ge noegen, omdat juist in dezen tijd van verwarring niets meer gewenscht is dan duidelijkheid, klaar heid, helderheid van begrip. Wanneer de lezers van „de Schager", die de „Brieven van een boer uit de buurt" aandachtig hebben gelezen, daarna dit artikel onder de oogen krijgen, kunnen zij verschillende mee ningen met elkaar vergelijken en dan laat ik hei gaarne aan hen over, welke meening zij de voorkeur geven. Ik begin met iets persoonlijks. Volgens Arie van de Veluwe ben ik een idealist Ik aanvaard dit gaarne. Want inderdaad als ik geer ideaal had om voor te leven, dan zou de dood mi| het meest verkieselijk zijn. Ik vind een leven zonder idealisme de moeite niet waard. Wanneer het leven niet anders is dan streven naar brood en stoffelijke welvaart, heeft het voor mij elke bekoring verloren. Dit is Arie (ik mag hem kortheidshalve wel met zijn voornaam alleen aanduiden) natuurlijk geheel met mij eens. Want ook hij is idealist blijkens hetgeen hij schrijft Dat zijn ideaal een ander is dan het mijne, verandert hieraan niets. Waar ik echter tegen opkom, is, dat hij mij hopeloos onpractisch noemt, omdat ik, volgens hem, altijd weer vergeet dat de massa niet mijn mooie ziel heeft en ik daarom droom van een gemeenschap, die slechts mogelijk zou zijn met engelen als aardbewoners. Allereerst merk ik op dat mijn ziel wel niet zoo veel zal verschillen van die van anderen. Maar dit terloops. Ik kom er tegen in verzet, wanneer ik on practisch wordt genoemd. Want ik vind mijzelf heel erg practisch en ik doe heb steeds gedaan altijd mijn best om dat te zijn. Dat is gemakkelijk var je zelf te zeggen, zal Arie me tegenwerpen, dat denkt iedereen, maar daarom is 't nog niet zoo. Om deze reden wil ik nader verklaren, wat ik onder practisch zijn versta. Ik denk daarover als volgt: Wanneer iemand een hecht en sterk huis wil bouwen, begint hij van onderen, met het leggen van een stevig fun dament. Indien hij dit verzuimt, zal zijn huis, hoe mooi ook naar den schijn, heel gauw vervallen en waardeloos worden. Zoo iemand noem ik practisch En, geheel in overeenstemming hiermede zeg ik, dat slechts hij practisch is, die, als hij een nieuwe samen leving wil opbouwen, begint met het leggen van een deugdelijk fundament. En wat is het fundament eener samenleving? Het is inzicht, gezindheid, het is het innerlijk verlangen naar persoonlijkheid, het is het hunkeren haar gerechtighe.id en liefde. Daarom is practisch werken voor de toe komst hierin gelegen, dat het zuivere inzicht in de bestaande verhoudingen wordt verbreid, dat de zui vere gezindheid opbloeit en dat het verlangen naar persoonlijkheid (d.i. het uitstijgen boven de kudde eigenschappen) evenals het sterke zoeken naar ge rechtigheid en liefde wordt gewekt. Want hoe een maatschappij ook georganiseerd is zij zal in haar wezen nooit beter kunnen zijn dan de moreele inzichten en strevingen van de groote meerderheid van hen, die haai' vormen. Wie hiermede geen rekening houdt noem I k onpractisch, omdat hij zich door schijn laat misleiden Daarom heb ik mijzelf steeds en doe dat nog vóór alles ten taak gesteld, de menschen geestelijk te revolutioneeren. En het heeft mij eenigszins pijn lijk getroffen te lezen dat Arie mij 't verwijt maakt, dat ik zou hebben gespeculeerd op de laagste en steeds zuiver materialistische instincten. Want hon derden keeren heb ik welbewust juist het tegen deel gedaan. En doe dit nog! Schrijf ik niet daar nm „geestelijke levens"? Slechts enkele dagen geleden sprak ik 't was op 18 November op een vergadering ter herdenking van Domela Nieuwenhuis. En toen heb ik, wijzend op zijn voorbeeld, voor een volle bijeenkomst nog eens met allen nadruk beweerd, dat het strijden voor het socialisme nooit mocht zijn een strijden om het persoonlijk beter te krijgen in stoffelijken zin, hoezeer ook dit een begrijpelijk ele ment in den strijd is (wij moeten ons daartoe maar eens indenken in het leven van hen, die dag aan dag gebrek lijden!), maar dat het moest wezen een strij den voor recht en liefde en dat wij dit slechts dan eerlijk en volhardend konden doen, als dal recht endie liefde wezenlijk in ons leefden, een stuk van ons leven wa- rengeworden en daarom onze niet te breken stuwkracht waren. Mij dunkt dit is iets anders dan speculeeren op lage. materialistische instincten! Ik stap thans van het persoonlijke af om tot de bespreking van enkele andere opmerkingen over te gaan. Arie staat heusch niet alleen met zijn bewering, dat een waarlijk goede, harmonische gemeenschap slechts zou kunnen bestaan, wanneer de menschen engelen waren. Duizenden zeggen dit mét hem. Mei engelen wordt dan kennelijk bedoeld: volmaakte we zens. Welnu, ik denk er geen oogenblik aan, dat de menschen coit engelen zullen worden. En ik zou het niet wenschen ook. Want in een engelcnmaatschappij zou het onuitsprekelijk saai wezen, daar zou het meest kenmerkende van het leven verdwenen zijn omdat daar de noodzakelijke tegenstelling tusschen goed en kwaad, waaruit de geestelijke acti viteit geboren wordt, niet meer aanwezig is. Maar meent Arie en die duizenden, die zijn stand- pünt deelen, inderdaad dat slechts engelen een goede gemeenschap kunnen vormen? Denkt hij zóó min over zijn soortgenooten, dat hij niet in staat is te ge- looven, dat die redewezens langs den weg der evolutie zullen komen tot ik zeg niet volmaakte, maar r e d e 1 ij k e menschverhoudingen? Meent hij heusch, dat slechts een dictator bij machte zal zijn om een betere maatschappij op te bouwen? Kom, kom een dictator is maar tot één ding bekwaam; hij kan door geweld en schrik en angst rust brengen in het gebied, waarover hij heerscht, hij kan door draconi sche maatregelen de massa (naar het uiterlijk al thans) omvormen tot cliché-menschen, hij kan zijn gebied vervormen tot één groote gevangenis voor den geest Maar onmogelijk is het hem om waarachtig menschelijke gezindheid te wekken. Want juist die menschelijke gezindheid kan hij niet gebruiken, zij is de grootste vijandin, welke hij moet trachten te dooden. Iets wat hem misschien tijdelijk, maar nooit op den duur kan gelukken. Is het niet teekenend en geeft het ook aan Arie niet iets te denken, dat in Duitschland ook de boeken van Remarque zijn verbrand. (In Italië door Musso- lini verboden)? Gaat er niets in hem om bij de ge dachte, dat zelfs de werken van Sigmund Freud, den grondlegger van de wetenschap der psyche-analyse verbrand zijn? En heeft het geen wrange beteekenis voor hem, dat zoowel in Italië als in Duitschland de gansche jeugd vermilitairiseerd wordt en opgevoed in den geest van vijandschap tegenover andere vol ken? Hoe staat hij tegenover dit feit, dat een Duitsch onderwijzer, H. Groenewald, die een onderzoek instel de naar de gezindheid der schoolkinderen over heel Duitschland, daarbij kwam tot dit verbijsterende re sultaat, dat 69 procent zeide de Franschen te haten en 92 procent er voor uit kwam de Polen te haten? Ziet ge, waar zulke gevoelens gekweekt worden, spreek i k van speculeeren op minderwaardige ge voelens. En dit geschiedt niet alleen tot schade van het Duitsche of het Italiaansche volk, maar van de geheele mcnschheid. En het is wel heel treurig, dat een Duitsch opvoedkundige, Rudolf Kappe, in „Die neue Erziehung" (De nieuwe opvoeding) kon schrij ven: „de jonge menschen hebben allen zin voor indi- vidueele vrijheid verloren. Opnieuw gelooven zij i n geweld als eon van de productieve beweegkrach ten van het historische leven." (Ik laat om niet te uitvoerig te worden, de ge- meene houding van de Duitsche Hitlerbeweging te genover de Joden d.i. tegenover andersdenkende me deburgers van hetzelfde vaderland, achterwege.), En dit, terwijl wij leven in een tijdperk der ge schiedenis, waarin millioenen zich bezig houden met de vraag, hoe wij kunnen komen tot de overwinning van het geweld! Voor geweld trede de redelijkheid in de plaats. Geweld behoort in den sfeer van het barbarisme waarboven de menschheid bezig is zich moeizaam te verheffen. Daarom is de opmerking van Arie, dat ik met die puntjes zou doelen op een „bloedige revolutie" er vlak naast. Buitendien ben ik een principieel tegen stander van elke dictatuur. Ook dus van de dicta tuur der bourgeoisie, waarvan Hitier en Mussolini de zetbazen zijn. „Socialist is in onze dagen reeds ieder weldenkend mensch", schrijft Arie. Kerel, ik wou dat je gelijk had! Maar het lijkt er niet op. En wij zouden tot eigenaardige conclusies komen als wij deze Arie sche uitspraak voor de volle honderd procent accepteer den. Is dan b.v. Colijn geen weldenkend mensch? En Marchant en prins Hendrik en de vrome Kersten en de oolijke Duymaer van Twist en onze geërbiedigde koningin mogen zij niet onder de weidenkenden ge rekend worden? Want deze willen heusch niets van het socialisme weten. Arie weet niet wat socialisme is, daarom alleen kan hij zulk een formidabelen zin schrijven. Laat ik hem daarom dit even mogen zeggen, dat het kernpunt van het socialisme is: de opheffing van den privaateigendom. (Denk er aan dat ik niet spreek van bezit, maar van eigendom). Het socialisme wil dus een gansch andere economische basis, waar op de maatschappij behoort te rusten. Eh er zijn nog duizenden „weidenkenden", die hiervan niets moe ten hebben. Gij zoudt eens zien, hoe al die weidenkenden op zouden treden, wanneer boeren en arbeiders er toe overgingen den grond en de productiemiddelen te onteigenen en te brengen in handen der gemeen schap!! Ik vind het heel vriendelijk van Arie dat hij het voor Hitier opneemt, maar ik ken ook nog een klein beetje van de Duitsche taal. En daarom weet ik dat „beschwindeln" niet beteekent wat Arie er van tracht te maken. Beschwindeln bedriegen en in de handelswereld beduidt het oplichten. Sla er maar een degelijk woordenboek op na. Maar Arie kan wonderlijke dingen schrijven. Na dat hij eerst beweert dat ieder weldenkend mensch socialist is, gaat hij daarna dien armen Astor verwij ten dat hij het r o o d e g i f heeft gespoten in hart en hersens der massa. Is voor hem het socialisme niet meer rood? Maar gelijk ik reeds schreef is het begrip socialisme hem niet duidelijk. Arie is nationaal-socialist. En het nationaal-socialis- me heeft met socialisme niets, niets te maken. Daar om wordt het dan ook door rasechte kapitalisten ge financierd. De naam nationaal-socialisme is handig gekozen; ook hierin toont zich Hitier en toonen zich zijn volgelingen handige „Schwindler"! Want daar zit volksmisleiding in. Zeker, Hitier kreeg het volk nagenoeg geheel ach ter zich. Maar wat blijkt daar uit? Dat het in zijn ellende en wanhoop geloofde dat deze belover in staat zou zijn om redding te brengen. En daarin zal hel volk bedrogen uitkomen. Want Hitier en Vijne tra wanten denken er geen oogenblik aan om de macht der bezittende klasse te breken. En de ontnuchtering zal niet uifcblijvsn. Morgen of overmorgen zal de wanhopige massa ervaren, dat zij inderdaad niets gewonnen heeft door de zegevie ring van het nationaal-socialisme en dat het daar door integ°ndeel gekomen is in een toestand van staatssiavernij, stoffelijk en geestelijk. Maar dit schijnt Arie zoo erg niet te vinden. Want hij is vooral bang van vrijheid. „Wat is vrijheid en waar is de grens?' roept hij uit En dat moeten dan mannen als Mussolini, Hitier en Mussert uitmaken. Die hee- ren zullen beslissen wat geschreven en gezegd mag worden. Zij en hun knechten mogen bepalen wat on der de aandacht van het volk kan worden gebr^*T. Ik veronderstel, dat Arie met bijzonder groot genoe gen het optreden van het ministerie Colijn gadeslaat. Die Colijn is wel geen Mussert, maar hij begint er aardig op te lijken En hoe zal Arie's hart van vreug de hebben gepopeld, toen hij vernam, dat de Inter nationale niet meer voor de radio mocht worden ge zongen, zelfs niet muzikaal ten gehoore mocht wor den gebracht. En met welk een vreugde zal hij heb ben vernomen, dat de censuur op de radio-uitzen ding nog zal worden verscherpt. Maar, Arie, weet gij wel, dat in al die vrijheids beperking zich zwakheid en vrees openbaart? Wie werkelijk overtuigd is, dat zijn opvatting goed en zuiver en waar is, is niet bang voor de verkondi ging van andere meeningen. Want hij is er diep van doordrongen, dat die meeningen misschien wel een korte poos verwarring kunnen stichten, maar op den duur houden zij 't niet uil. Bovendien moet gij dit bedenken, dat er niets nuttiger is voor den mensch dan juist met afwijkende ideeën kennis te maken. Daardoor komt hij tot voortdurende hèrzie- ning en blijft bewaard voor verderfelijk fanatisme. Wanneer Hitier en consorten zich er op beroemen marxisme en communisme uit te roeien, doen zij pre cies hetzelfde wat Filips en Alva deden, die de ket terij wilden uitroeien. Het is niet anders dan een enz.» in de meest artistieke uitvoering Specialiteit in Vergrootingen, ook naar oude, onduidelijke foto's. gelieve zoo vroegtijdig mogelijk te doen Fotografisch Atelier ARPAD MOLDOVAN Nieuwe Niedorp Geopend: dagelijks tot 's avonds 8 uur. Zondags tot 's avonds 10 uur. uiting van onmacht en ongeloof in de eigen zaak. Mijn opvatting over vrijheid en hare begrenzing is deze: de vrijheid van den mensch is de gebonden heid aan de rede. Deze vrijheid moet geëerbiedigd worden. Ieder heeft het recht zijn meening te uiten en te propageeren, wanneer hij zelf van de rede lijkheid daarvan overtuigd is. Zoo kan uit de botsing der meeningen de waarheid steeds meer worden be naderd. Want nog altijd blijft van kracht de bekende Fransche spreuk: „du choc des opinions jaillit la vérité". In dit verband wil ik even wijzen op wat Arie zegt naar aanleiding van het door den heer Van Zoonen ingezonden stuk. Ik doe dit niet omdat ik den heer Van Zoonen niet bekwaam zou achten om zichzelf te verdedigen. Integendeel, daartoe is hij mans ge noeg 1 Ik doet het, omdat ik het van groot belang acht dat men duidelijk leere inzien, hoe volgens Arie, de waarheidszin moet worden onderdrukt. Hij heeft een aardig voorbeeld gekozen met dien bakker en zijn knecht. Jammer echter dat het niet heelemaal juist is. Want als die bakker inderdaad beroerde broodjes bakt, is het heel goed dat de knecht daarop wijst. Want de klanten hebben recht op goed brood. Die knecht stelt daarmee het algemeen be lang boven het stoffelijk belang van zijn patroon. En wanneer de overheid slecht zorgt voor hpn over wier lot zij beschikt, dan heeft óók hij die in dienst van die overheid werkzaam is, het recht en de vrij heid om daarop te wijzen. Want het algemeen be lang gaat boven het overheidsbelang. Waar deze kritiek verboden wordt, drijft men tot onwaarach tigheid en huichelarij. Het heeft mij getroffen dat Arie zoo verrukt is over de tegenwoordige opvoeding van de jeugd in Hitler-Duitschland (in Italië is 't precies 't zelfde) in militairistischen geest. Want, zegt hij, dat is op voeding tot soldaten van den eerlijken, mooien arbeid en niet voor het slagveld. Heel aardig gezegd, maar niet overeenkomstig de waarheid. Weet Arie wel wat er gezegd werd toen het boek van Remarque „Van het Westelijk front geen nieuws" in de vlammen werd geworpen? Laat ik zijn geheugen dan eens opfrisschen. Toen werd 't volgende uitgesproken: „Tegen het literair verraad aan de soldaten uit den wereldoorlog. Voor opvoe ding van het volk inden geestvan w eer- fa aarheid". Das is wat anders dan opvoeding, tot soldaten van den eerlijken, mooien arbeid. Als ik aan Arie een goeden raad mag geven, dan raad ik hem aan het boek „Duitschland zet de klok terug" van den journalist Mowrer heel aandachtig te lezen. En hij moge tegelijkertijd eens rustig nadenken over de woorden van Von Papen die op den 15den Mei van dit jaar te Munster voor een vergadering van Stahlhelm, S.A. en -S.S. aldus zich uitliet: „De oorlog is voor de ware soldaten een smeltoven van nationale verbondenheid, de heldentijd van hun leven, waaruit zij toekomstblijdschap en levenshoop putten. Wij begrijpen weer de oud-Germaansche af schuw voor den stroodood. Wij beamen weer het oude soldatenlied: Geen schooner dood dan door den vijand te wor den geveld. Dat is de nationaal-socialistische opvoeding! Laat ik nog een aanhaling doen uit het nationaal- socialistisch zangboekje. Daarin kunnen wij dit versje lezen: Zoo staan de storm-bataljons Voor den rassenstrijd gereed. Slechts wanneer Joden bloedend terneer liggen Kunnen wij werkelijk vrij zijn. Is dit versje niet geheel doortrokken van denzelf den geest als het wrange versje van Arie: „Nu kron kelt onder Mussert's voet, het giftig-roode slangen- broed, enz."? Ik zou nog meer kunnen schrijven, naar aanlei ding van Arie's ontboezeming. Maar ook een arti kel heeft zijn grenzen! Ik eindig derhalve. Aan de lezers laat ik 't over om zich zelfstandig een oor deel te vormen over de meeningen van Arie en Astor. ASTOR.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1933 | | pagina 1