De wijze koning en de prinsen. DE BEDRIEGER BEDROGEN. SCHAGER COURANT Geschiedenis van Bruinbaard de Wiize. HET MAKEN VAN EEN KERSTBOOMVERSIERING. GEZICHTSBEDROG. Hoe hij recht sprak over de heide prin sen, die ruzie hadden over een schitterende parel. Heb je wel eens opgelet, hoe eigenaar dig het is, dat wanneer je op iemand héél erg boos bent razend boos en jo ziet hem in een tijdje niet, dat dan die woede langzamerhand slijt en dat je hem tenslotte niet meer zoo kwaad be kijkt. Dat komt, omdat je dan den tijd hebt om tot bezinning te komen en eens na te denken of het feit, waarover je kwaad bent, eigenlijk wel de moeite waard is, om daar steeds maar weer ru zie over te maken en kwaad met elkaar te leven. Op deze eenvoudige waarheid berust dit heele verhaal... Er was eens een koning, Bruinbaard de Wijze. Zoo had men hem genoemd, omdat hij een lange, golvende, bruinen baard had en door zijn wijze beslissin gen iedereen bewondering afdwong. Van heinde en verre kwamen de men- schen naar hem toe om bij hem recht te vragen en als ze het niet eens konden worden, was hun laatste eisch altijd: Kaar Koning Bruinbaard. Zoo waren er eens twee prinsen van een vreemd land. Zij hadden geweldige ruzie gekregen en leefden al jaren in onmin, alleen omdat hun vader, de ge storven koning, een parel van groote waarde had nagelaten voor hem, die binnen vijf jaar gebleken had de ver standigste te zijn. Nu, je begrijpt, dat zij allebei beweerden de verstandigste te zijn, om toch maar in het bezit van de schitterende parel te komen. Dat liep steeds op ruzie uit en tenslotte was het zoo ondragelijk, dat de beide prinsen, ieder in hun eigen rijtuig, op weg gin gen naar den beroemden koning Bruin baard de Wijze, om daar recht te vra gen. De beslissing van den koning zou doorslaand zyn. En koning Bruinbaard sprak recht. „Wie Uwer de verstandigste is, zal de parel krijgen," zei hij, „maar dat is heel moeilijk te bepalen; neen het is bijna onmogelijk. Daarom stel ik voor er om te vechten, waarbij ik zal bepaien, op welke voorwaarden." De beide broeders keken elkaar woedend en knarsetan dend aan. Ja vechten erom, dat was goed! Daar hadden ze wel ooren naar! Toen liet de koning hen naar een groot, uitgestrekt bouwwerk brengen. De eene broer in de eene hoek van het gebouw in een kamertje achtergelaten, de andere in de tegenovergestelde hoek. eveneens in een kamertje. In deze ka mertjes begon een gang. „Zoo," zeide de koning, loop elkaar nu tegemoet, net zoolang totdat je aan een groot vertrek komt, midden in dit bouwwerk en daar vecht je het samen uit. Wie wint, komt zoo spoedig mogelijk weer naar buiten. Als je een hoornsignaal hoort, kan je op weg gaan! Toen verdween de koning in een van de gangen va£ het doolhof, want dat was het! En daar hij er heel goed den weg wist, was hij al spoedig bij de ka nier, in het midden. Daar haalde hij zijn groote jachthoorn van zyn schou der en blies een fanfare. De beide prin sen gingen nu op weg... „Vechten," dacht de een, „vechten om een parel. Eigenlijk is dat krankzin nig. Veronderstel, dat ik het verlies, want mijn broer is ongeveer even sterk, dan wint hij de parel en ben ik dood of zwaar gewond... in ieder geval heb ik pijn en narigheid ervan! En win ik het, dan zal ik allicht ook al eenige blauwe plekken hebben opgeloopen... en dat al les om een doodgewone, doode parel, terwijl we allebei zoo rijk zijn, dat die ééne parel slechts een druppel in den overvloed beteekent! Daar hebben we al dien tijd ruzie om gehad... idioot eigen lijk!" En hij nam zich voor zich voor overwonnen te verklaren en zijn broer dp parel te laten, niet uit lafheid, maar om een eind aan de ruzie te maken, zonder elkaar eerst te hebben afgeran seld! Evenzoo verging het den tweeden broer. Die liep te denken aan vroeger, toen hun vader nog leefde en zij in vre de met elkander omgingen! Toen had den zij een veel rustiger leven. Thans was het niets dan narigheid, haat en jalouzie, plagerijen en elkaar-hinderen En hij nam zich voor zijn rechten op de parel maar te laten varen en zijn broer de hand te reiken en vrede te sluiten. Om dat alles te overdenken hadden zij ruimschoots den tijd, want het dool hof was groot en meer dan eens gingen zij een verkeerden weg in en moesten zij weer een heel eind terugloopen. Eindelyk betraden zij toevallig te gelijkertijd de middelkamer, waar de koning stond. Beiden waren zij echter zoo in hun gedachten verdiept, dat zij Bruinbaard de Wijze heelemaal niet zagen. „Roland," zei de eene prins, „we moesten..." Maar voor dat hij zijn zin kon voltooien, zeide de andere prins: ...„elkaar maar de hand reiken!" „En jij mag de parel!" riepen ze elkaar toe, en ze moesten er zelf om lachen... „Weet je wat," zei de een „we moes ten die akelige parel maar verkoopen en ieder de helft van het geld nemen, dan is alle tweedracht de wereld uit!" „Top!" zei de ander... Nu trad de Wijze Koning uit zijn hoekje te voorschijn. De prinsen zagen hem en maakten een diepe buiging. „Mijn beste vrienden", zei de wijze ko ning, „jullie hebt goed gehandeld. Door vrede te sluiten, ten koste van eigen voordeel, heb je getoond, ieder even ver standig te zijn, zoodat het deelen van de opbrengst van de par|l precies volgens de laatste wenschen van je overleden vader zou zijn! Dat heb ik juist willen hereiken en de wandeling door het dool hof heeft jullie tot deze gedachten ge bracht! Leer daaruit nooit overijld kwaad op iemand te worden en steeds te bedenken of die ruzie het wel waard is. Leeft voortaan in vrede! En volg mij nu naar den uitgang!' De wijze koning geleidde beiden naar den uitgang, gaf hen nog tal van fraaie geschenken als herinnering mede en gelukkig en tevreden verlieten de beide prinsen, nu gezworen kameraden, het doolhof en hun vriendelijken gastheer. Zij verkochten de parel, deelden de op brengst en leefden vele jaren gelukkig en in zuivere harmonie met elkaar vcort. En als ze niet gestorven zijn, le ven ze nog!... De plattegrond van het doolhof zie je hier voor je. Probeer nu eens den weg te vinden van het eene kamertje over het middelste vertrek, naar het andere kamertje. Ik ben benieuwd of je daar lang over doet. EEN VERHAALTJE UIT HET LAND VAN DE LANGSTAARTEN, UIT CHINA..... door Wim Kampeiman. De doolhof, n-aar de prinsen een uitneg in moesten zoeken. Vouw een mooi stuk gekleurd papier, of een stuk goud- of zilverpapier over langs door. Nu knippen jullie vanaf den vouw tot ongeveer een cen timeter van den bovenkant af allemaal gelijke reepen. zooals de groote teekening heel duidelijk laat zien. Zijn jullie daarmee klaar. Jan wordt het papier voor zichtig opengemaakt en de niet doorgeknipte boveh- en benedenkant wordt ieder aan elkaar geplakt, waar door een lantaarntje ontstaat, zooals hier is afgebeeld. Een klein hengseltje. dat gewoon een smal reepje papier is. wordt er van boven nog aangelijmd, om de lantaarn in den Kerstboom te kun nen ophangen. Als jullie een Kerstboom hebben met electriscbe verlichting, dan is het aar dig om de bolletjes hier en daar zoo'n lantaarntje te maken, verlichten jullie de boom met kaarsjes, dan kan dat natuurlijk niet, omdat het lantaarntje dadelijk in brand zou vliegen. Maar zoo zonder lichtje, dus enkel als versie ring is het ook aardig. Hier zien jullie negen cirkels in el kander geteekend, Als je nu strak naar de punt kijkt en je beweegt de teekening zachtjes heen en weer dan gaan de cir kels draaien. Probeer het maar eens. Langs de kust van China leven tal van parelvisschers. To Kwang was ook zoo'n parelvisscher. Dat is een moeilijk werk. De parelvisscher vaart met zijn bootje naar de plaatsen, waar hij wet-L. dat de oesterbanken zich bevinden, bindt zich een touw om het lijf, dat met het andere eind aan het bootje wordt bevestigd, neemt een zakje, waarin een steen zit in de handen (ook dit zakje is met een dunne lijn aan het bootje be vestigd) en springt te water. Het ge wicht van den steen trekt hem snel om laag. tot op den bodera van do zee, die daar niet diep is, slechts enkele meters, han grijpt hij snel zooveel oesters, als hij maar kan krijgen. Daar deze evenals mosselen vastgegroeid zit ten, kost het dikwijls vrij veel moeite en doet het mes van den duiker goeden dienst. De oesters worden in een zakje, dat hij aan zijn gordel draagt, gestopt. Kan hij het niet meer uithouden onder water, dan trekt hij zich op, of zet zich flink af en schiet weer omhoog, naar de oppervlakte. In zijn bootje onderzoekt hij dan de oesters op parels, want hij moet dikwijls tal van malen duiken, voordat er onder al die oesters één is, die een parel bevat. To Kwang nu was er reeds dikwijls op uitgegaan en vele mooie, glanzende parels bad hij opgehaald, maar iets was er toch, dat hem in zij'n werk hinderde. En dat was, dat hij niet genoeg voor zijn parels kreeg. Zij waren veel meer waard, als Ho Pa Woo, de parelkooper, hem ervoor wilde betalen! Ho Pa Woo had veel geld en invloed in het dorp ge had en daar hij de voornaamste parel kooper was, verkochten de parelvis schers aan hém meestal hun waar. Nu wist To Kwang heel goed, dat hij niet genoeg waarde voor zijn parels ontving Maar er waren er zooveel, die hetzelfde ondervonden en wat konden zij er tegen doen? De macht van Ho Pa Woo was heel groot en hij was zóó geslepen, dat njemand het zou wagen, zijn prijzen openlijk in twijfel te trekken. Als To Kwang met een mooie parel bij hem kwam, woog Ho Pa Woo het ding voor zijn neus en betaalde hem volgens het gewicht, maar hij wist maar al te goed, dat zijn weegschaal zóó ge steld was, dat een parel in werkelijkheid misschien twee of vier milligram meer woog; en dat maakt voor een parel reeds een belangrijk prijsverschil. Maar To Kwang was óók bang voor de macht van Ho Pa Woo en hij durfde nooit iets te zeggen. Totdat het ein delijk zoo erg en opvallend werd, dat To Kwang besloot een andere streek op te zoeken, waar hij eerlijk behandeld zou worden. Maar jullie kent het spreek woord wel: „Als de nood het hoogst is, is de redding nabij..." To Kwang vond een ander plan! Een neef van hem was weggegaan naar het Westen, naar Europa en Ame rika, om daar te leeren, wat de „groote blanke menschen" doen. Geregeld schreef hij zijn avonturen aan To Kwang. To Kwang, die veel van zijn neef hield, stuurde geregeld geld voor zijn studies naar Europa over. In een van zijn brieven had de neef gewag gemaakt van de wonderlijke knapheid van de blanken. Hij schreef, dat zij parels konden maken, die precies op echte geleken. En toen To Kwang dat las, was zijn plan gemaakt en vatte hij weer moed. Hoe slim een Chinees kan zijn, zullen we zien uit de manier, waarop hy den ouden schelm Ho Pa Woo te pakken nam. Aan zijn neef schreef hij, hem eer. van die nagemaakte parels te sturen. En toen hij deze ontving, kon. hij by'na niet gelooven, dat het imitatie was, zóó goed was deze nagemaakt. In ieder ge val is hij met zijn bootje uitgevaren en heeft toen nét gedaan, alsof hij de parel uit een oester haalde. „O, kijk eens, wal een pracht van 't parel, dat is de mooi ste, die ik ooit hier heb gevonden", riep hij uit. De andere visschers kwamen al lemaal kijken en zij moesten toegeven,, nog nooit zoo'n prachtige parel te heb ben gezien! To Kwang ging nu aan land en maakte, dat hy zoo spoedig mogelijk bij den sluwen Ho Pa Woo kwam. „Goe- denmorgen, Groote Heer!" zei hij, en hij maakte een diepe buiging. „Ik kom bier om U de prachtigste parel te brengen, die ooit in een oester gevonden is." Ho Pa Woo bestudeerde de parel en hij moest toegeven, dat hij nimmer tevo ren zoo'n pracht had gezien. „Ik zal je er 500 Pond voor geven Pond is Pond Sterling, een Engelsch betaalmiddel ter waarde van f 12.00)" zei hij. „Eerst wegeiy, eerst wegen, Groot Heer!" zei To Kwang. Ho Pa Woo haalde zijn schaal te voorschijn en legde de parel er in. Het gewicht bedroeg, vol gens zijn schaal, 22 grein. Maar To Kwang wist, dat de parel meer woog. „Geef maar hier", zei hij, „ik ga liever naar een anderen kooper, Groot Heer!"... Toen schrok Ho Pa Woo. „Neen, wacht even, wacht even," zei hij, „ik zal je zevenhonderd Pond geven!" Maar To Kwang hield voet bij stuk en eischte duizend Pond. „Goed," zei toen Ho Pa Woo. „Maar", vervolgde To Kwang, „dan moet U mij dadelijk een kwitantie geven, waarin staat, dat ik 'n parel van 22 grein gewicht voor 1000 Pond aan U verkocht heb!" Ho Pa Woo, die opgewonden was over het koopje, stemde dadelijk toe en schreef de kwitantie uit. En To Kwang ging tevreden met 1000 Pond in zijn ak weg. Maar nauwelijks was hij tbnia of er werd geweldig op zijn deur ge bonsd. Hij maakt open en daar staat Ho Pa Woo met een paar politieagenten. Ho Pa Woo was rocd van woede en opwinding! „Grijp hem, grijp hem!" gilde hy, „de bedrieger, de dief! Hij heeft me voor 1000 Pond bestolenl Hij heeft een parel aan mij verkocht, dio valsch is".... To Kwang zei niets en ging gedwee met de agenten mee, die hem voor den mandarijn, den rechter brachten. Dat was juist zijn bedoeling! Ho Pa Woo diende zijn klacht in. „Wel," zei de megistraat, „heb je die Parel aan Ho Pa Woo verkocht, To Kwang?" „Ik heb een parel aan hem verkocht, zeker," zei To Kwang, en liet de kwi tantie zien, „maar wat Ho Pa Woo nu vertelt, begrijp ik niet. Ik verkoop zoo véél parels aan hem"... De magistraat bekeek de kwitantie aandachtig en zei toen tegen Ho Pa Woo: „Geef mij die valsche parel eens!" Ho Pa Woo reikte hem de parel toe. „Ja," zei de magistraat, „dat is een prachtige imitatie! Ik zou deze parel warempel ook niet van een echte onder scheiden kunnen. Maar wacht, we zul len de parel wegen.' „Goed, goed", zei Ho Pa Woo zenuw achtig, „ik zal snel mijn weegschaal la ten halen." „Neen, dat neemt te veel tijd in be slag", antwoordde de rechter, „ik heb hier zélf een weegschaal. Agent, breng de schaal hier!" „Maar, maar..." wilde Ho Pa Woo zeggen, maar hij durfde niet, uit vrees zich te verraden. De weegschaal werd gebracht en de parel werd gewogen. Toen gleed er een schalks lachje over het gelaat van To Kwang... de parel woog zes- en twintig grein! „Zes en twintig grein", riep de magi straat verbaasd uit, „nu ga ik de zaak begrijpen! Jij, Ho Pa Woo, hebt van To Kwang een parel gekocht van twee en twintig grein, En om je geld terug te krijgen, stel je deze waardelooze parel, die veel meer weegt, daarvoor in de plaats.. To Kwang is volkomen onschul dig en mag zijn geld behouden!" Ho Pa Woo was vreeselijk kwaad, toen hij bemerkte, hoe To Kwang hem fijntjes had laten vastloopen, maar hü kon niets doen, want anders had hij moeten toegeven, dat hij reeds maan denlang de visschers bedroog, door zijn weegschaal verkeerd in te stellen. Hij moest een hooge boete betalen en vanaf dat oogenblik hebben de parel visschers geen last meer gehad van een verkeerd gewicht. Met scha en schande had Ho Pa Woo geleerd, eerlijk te zijn!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1933 | | pagina 20