Oudejaarsgedachten. Postrekening No. 23330 Int. Telef. No. 20 26 PAGINA'S. Zaterdag 30 December 1933. SCHEER 77ste Jaargang. No. 9407 COURANT. Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver- tentiën nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst. Uitgave der N.V. v.h. P. Trapman Co., Schagen. Prijs per S maanden fl.80. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN* TIëN van 1 tot 5 regels f0.85, iedere regel meer 15 cent (bewijsno. inbegrepen). Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. HET leven snelt voort in razend tempo. De gebeurtenissen volgen elkaar op met verbijsterende snelheid. Wij hebben geen tijd om lang met iets ons bezig te houden, want een ander gebeuren vraagt weer onze aandacht. Dit brengt een zeer groot gevaar met zich mede, een gevaar, dat wer kelijk niet denkbeeldig is: oppervlakkigheid. Dit gevaar is op één manier slechts te ontloopen. Wij moeten onze iren van overdenking hebben, waarin wij, niet meegesleurd door de geweldige vaart der elkaar verdringende feiten, even stilstaan en rust nemen, om het gebeuren te overdenken en, zoo mogelijk, den zin daarvan te doorgronden. Indien wij dit niet doen, bestaat er alle kans, dat wij in 's levens jachten onszelf verliezen en slechts worden tot stuurlooze wezens, die geen eigen richting volgen, die niet doel bewust hun weg gaan, maar de slachtoffers worden van wisselende stroomingen, van tijdelijke bewegingen, van leuzen zelfs'zonder veel wezenlijken inhoud. En zou er één tijd wezen, welke zich hiertoe beter eigent dan de laatste dag van het jaar? Het zal den lezers van de „geestelijke levens" dan ook niet verwonderen, dat ik in dit. artikel tot hen kom met het verzoek om met mij een poosje hun gedachten te wijden aan wat er voorviel in 't afgeloopen jaar en te vragen wat dit ons te zeggen heeft. En ik ben er vrij wel zeker van dat het hun een teleur stelling zou wezen, indien ik dit niet deed. Want het is onloochen baar, dat ieder mensch steeds min of meer onder den indruk komt van de jaarwisseling en iets in zich voelt opkomen van de neiging om het afgeloopen jaar te overzien. En nu wil ik mij niet bezig houden met het individueele leven. Dit doet ieder voor zichzelf wel en dit is begrijpelijk; het zou onna tuurlijk wezen, wanneer wij niet onze blijde en droeve herinneringen nog eens verlevendigden, als een tijdperk van een jaar zich afsluit Wij met elkaar; gij, mijne lezers, en ik, die geregeld voor u schrijf, denken echter thans óók aan wat niet in ons eigen kleine kringetje is geschied. Wij denken aan het groote leven, dat zich buiten ons af speelt en waarin wij ons, zij 't op een afstand en voor velen zelfs op een grooten afstand (dit hangt af van de intensiteit van ons saam- hoorigheidsgevoel) betrokken weten. Én dan ben ik geneigd om te beginnen met den uitroep: Wat een geweldig jaar is 1933 geweestl Indien wij een uitgebreid verslag zouden lezen van dit jaar, zou den wij verbaasd staan over de dingen, die zich in dit tijdsbestek heb ben afgespeeld en die niet hebben nagelaten de wereld zéér diep te schokken en te beïnvloeden. Wie de geschiedenis van dat ééne jaar eenigszins volledig zou willen beschrijven, zou daarmede een zeer, zeer dik boek kunnen vullen. Wij bepalen ons dus tot de vermelding van de voornaamste feiten. Allereerst richt zich onze blik naar Duitschland. Daar is in 't begin van 1933 de grondslag gelegd voor wat men bij voorkeur het Derde Rijk" noemt. En wij behoeven het heusch niet te verbloemen, dat de overwinning van het nationaal-socialisme niet alleen beteekenis heeft voor de Duitschers, maar evenzoo voor andere volken, bij. wie daardoor de kerngedachte van het, fascisme in bedenkelijke mate voor velen iets aantrekkelijks heeft gekregen. Zoo sterk zelfs, dat zij geneigd zijn al het onmenschclijke, waardoor het zegevierend nationaal-socialisme, zich voor eeuwig heeft geblameerd, eenvoudig over het hoofd te zien. En mij komt, dit schrijvende, allereerst voor den geest, de wijze waar op in Duitschland de Joden zijn behandeld. Wie had ooit kunnen den ken dat zoo iets nog. mogelijk was in onzen tijd en dit nog wel bij een volk, dat graag hoog opgeeft over zijn Cultuur en zich uitverkoren waant de leiding in de wereld op zich te nemen. Daarom acht ik het een bedenkelijk verschijnsel, dat de geest van het nationaal-socialisme in het' afgeloopen jaar zoo sterk is toegeno men. Ook bij ons! Want m.i. gaat de aanvaarding van den geest van dit nat.-soc. noodzakelijk gepaard met verenging van het menschelijk bewustzijn en vormt een belemmering voor de vrije ontwikkeling der persoonlijkheid. Is hiervan de publieke boekenverbranding in de ste den van Duitschland niet het droevige zinnebeeld geweest? Eeuwen aaneen is gestreden voor de vrijheid van gedachte en de vrijheid van gedachte:uiting! Duizenden hebben voor deze vrijheid hun leven geofferd. En 1933 heeft ons weer teruggestooten naar de middel eeuwen. Vroeger was het de kerk, die de geesten knevelde en kerkerde; thans schijnt de staat haar rol over te nemen! En men zij er zich goed van bewust wat dit zeggen wil. Dat moet gepaard gaan met huichelarij èn geveinsdheid. In nieuwen vorm komt de inquisitie teru,g. Hebben wij haar niet zien herleven in de radio-controle commissie, in het verbod aan ambtenaren om lid te zijn van door de regeering verboden vereenigingen. Inderdaad de nationaal-socialisten kunnen tevreden zijn: de machthebbers gaan in de door hen gewenschte rich ting. 1933! in de geschiedenis van het Nederlandsche volk zal'dit jaar ook bekend blijven als het jaar van de muiterij op „De Zeven Provin ciën". Het is hier niet de plaats om te oordeelen over de ware be teekenis van deze muiterij en over haar oorzaken. Dit ligt buiten den sfeer der „geestelijke levens", maar toch worden wij vervuld met droef heid en ergernis, als wij denken aan de zware straffen aan de mui ters opgelegd, aan de wreede manier, waarop men tegen de „rebellen" is opgetreden. Ja, de bom was goed gegooid. Zij, die er 't bevel toe gegeven hebben konden tevreden zijn. Het succes was verbluffend. Maar zouden zij ook dit begrijpen dat die bom ook zijn uitwerking beter zullen hebben begrepen hóe mooi en verheven het christendom is, waartoe zendelingen hen willen bekeeren, mooi en verheven omdat het is de .godsdienst der barmhartigheid en liefde en vergevensgezind heid! Zij, die de verantwoordelijkheid voor het optreden tegen de muiters dragen, hebben pas hun Kerstfeest gevierd en ook bij hen komen de oudejaarsherinneringèn op. Zal er iets van schaamte en berouw in hun ziel zijn ontwaakt? Schaamte tegenover Hem, dien zij belijden als hun Heer en Heiland en die ook van hen vraagt de aanvaarding van het gebod der liefde? Berouw omdat zij, als ééns Judas, hun Heer hebben verraden? 1933! Jaar van ellende voor millioenen. Als een wreed monster gaat door de wereld d.e werkloosheid. Hoe moet het. hun te moede, zijn, die zich gaan gevoelen als overbodig in deze maatschappij. Ook zij hebben hun oudejaarsgedachten. En ze zitten in hun armelijke woningen zijn slecht gevoed en slecht gekleed zij- zien neer op hunne kin deren. En treurig is hun stemming. Wat. is het leven voor hén gewor den? Als schooiers verdringen zij zich voor de stempellokalen als bedelaars hopen zij op gaven van liefdadige menschen en vereenigingen. Hun menschelijke fierheid wordt gebroken, hun energie verdwijnt, dege neratie dreigt Zij worden geduld meer niet! Dat is hun lot. Somber en grauw is de wereld der werkloosheid. En toch is onze maatschappij zoo rijk, toch is er een ontzaglijk productievermogen, toch is moeder aarde zoo mild en goed en beloont zij allen arbeid .aan haar verricht met overvloed van gaven. Maar de Christenwereld is zoo wreed, zoo wreed. En uit millioenen zielen barst een verwensching op den avond van het stervend jaar. 1933! De productie moet beperkt woeden, levensbenoodigdheden vernietigd! Waarom? Zijn er dan geen menschen meer die voedsel en kleeding behoeven? Is ieders maag gevuld, kan ieder zich warm klee- den en dekken? Welk een vraag! Alsof er geproduceerd zou worden voor de behoeften! Neen, de winst loopt gevaar! Daarom die waan zinnige beperking en vernietiging. Want graan moet worden omge zet in.góiid, groenten in gou d, vruchten in go lid, k&toen in goud. En als dat niet mogelijk is, dan weg er mee! „Weg met dat nietig graan!" zooals het heet in de legende van het vrouwtje van Stavoren! In Spanje werden 40 wagons zuidvruchten in zee geworpen. In Denemarken werd 137131. stuks rundvee vernietigd. In Canada werden 700.000 Hectoliter tarwe verbrand. In Bretagne 500-000 haringen in zee gesmeten. In Brazilië 23 millioen zak koffie vernietigd.'In Nederland wordt de veestapel ingekrompen door afslachting van biggen en drach tig vee. In 't Westland (Zuid-Holland) werden op één dag 100 000 pond tomaten vernietigd. In 1933 werden in ons land 25 millioen K.G. sluit- kool, 38 millioen K.G. vroege aardappelen, 3 millioen stuks bloemkool, 3 millioen komkommers, 6 millioen struiken andijvie, 14 millioen krop pen sla naar de vuilnisbelt verwezen! In „ons" Nederlandsch Oost-Indië is in dit jaar een oppervlakte van slechts 35000 Hectaren mpt. suiker riet beplant,terwijl deze óppervlakte in 1932 nog 85.000 Hectaren be droeg. In een graanvertiouwend gebied als Argentinië is het bebouwde terrein met i5 verminderd. Deze verre van volledige opsomming moge voldoende zijn om ons een; beeld te geven van dé wereld, zóó als zij is geworden. En er'is, als wij hieraan denken^ maar één woord, dat zich aan ons.opdringt: waanzin! i 1933! Terwijl de wereld bloedt uit vele wonden, die voor een deel veroorzaakt .zijn door den wereldoorlog, hebben wij in het afgeloopen jaar getuigen moeten zijn van oorlog en oorlogsvoorbereiding. In het verre Oosten hebben Japanners en Chineezen .de gruwelijke moderne wapenen tegen elkaar gericht en overal, zien wij spanning tusschen de verschillende régeeringen. En, waar alle industrieën kwijnen, maakt de bewapeningsindustrie goede zaken.' De handelaars in dood runnen juichen. Het is één rijke tijd-voor-hen. Of zij hun winsten maken; ten koste van onuitsprekelijke ellende, die 'epn naderende oorlog brengen zal.cjo,et. niets ter zake. Als er.maar ^oud'verdiend wordt en de leuze van het kapitalisme is immers „zaken zijn zaken!" En de slachtoffers? Zij, die inden komenden oorlog zullen worden vaneen gereten door.de granaten; geveld door de mitrailleurs, vergast door de allernieuwste gifgassen, vernietigd dobr de ziektekiemen, die zullen worden .uitgestrooid? Zij worden stelselmatig opgevoed in na tionalisme, opdat zij. als het noodlottig uur geslagen is. bereid zullen wezen op te trékken tégen andere nationaliteiten. En met weerzin mer- ken'wij op hoé' dit nationalisme groeit en de bereidheid tot moord van medemenschen daarmede gelijken tred houdt. En diezelfde menschen gaan naar hun kerken en bejubelen hun Christus, in wien elk natio nalisme is opgeheven om plaats te-maken voor-universeele mensche- lijkheidü En diezelfde menschen zijn -vol deernis wanneer èeri verschrik kelijke spoorwegramp, zooals juist in Frankrijk heeft plaats gehad, eenige honderden dooden engewonden, ten. gevolge 'heeft. Ook mij heeft deze ramp ontroerd en pijnlijk getroffen en ik voel diep mede lijden met de slachtoffers en 'hunne verwanten. En toch toen ik, juist in Amsterdam aanwezig, de eerste berichten las en iemand met een meewarig gezicht tot mij zeide: „wat is dat verschrikkelijk, mijn heer", toen heb ik geantwoord: ja, het Is verschrikkelijk, maar laten de menschen toch niet te hard jammeren. Want zelf, zélf veroorza ken zij veel vreeselijker rampen: hier zijn enkele'honderden slacht offers, maar denkt eens aan de millioenen, die in den oorlog elkaar hebben vermoord! En nu komen er betuigingen van deelneming van de zijde van andere regeeringen naar Frankrijk, maar hoe kort zal het misschien duren dat diezelfde regeering hunn9 troepen mobili* seeren en ten strijde voeren om geen honderden, maar millioenen te verminken* en te dooden. Hebben de menschen nog recht om te jammeren over rampen, zoolang zij zelf moedwillig rampen verwek* ken en daartoe wetenschappelijk zich voorbereiden? 1933! Onze blik richt zich naar het Zuiden, naar het zonnige Spanje. Een geweldige worsteling is daar gaande, welke telkens met groote felheid oplaait Maar wij weten, dat wat daar geschiedt, niet anders is dan een uitslaande brand, die in 't verborgen smeult over de gansche wereld. Want overal zijn dezelfde tegenstellingen. En zoo levert ons de wereld van thans een droevig beeld van strijd, van vijandschap, vaa haat. 1933! Nog juist vóór Kerstmis is het vonnis geveld over den zieligea jongen uit Leiden, over Van der Lubbe, die het gebouw van den rijks dag in Berlijn in vlammen zette. Met spanning heeft de gansche we* reld het groote proces gevolgd. En wel niemand zal er zijn, die niet medelijden heeft gevoeld met. dien stumperd, maar niemand zal ook den tol zijner bewondering hebben onthouden aan den moedigen, scherp* zinnigen Dimitrof. Zonder twijfel zal ook ieder de overtuiging hebben dat er iets is, wat niet is opgehelderd en daarom is over de geheele wereld dit proces niet geworden tot een bevrediging van de publieke opinie er blijft een onopgelost raadsel, waardoor de gruwelijkste ver* moedens kunnen worden gewekt ten opzichte van ben, die in Duitsch land de macht in handen hebben en hun anticulturcel werk volbren* gen door middel van een niets ontziende terreur. t 1933! Het is niet veel goeds, dat ik neergeschreven heb als eersli- opkomende herinneringen aan het jaar, dat van ons scheiden gaat ora in de eeuwigheid te verzinken en slechts als geschiedenis te blijven voortleven. Maar het is niet mijn schuld dat juist deze herinneringen zich onweerstaanbaar bij mij opdringen. De droevige werkelijkheid heeft er mij toe genoodzaakt. Ik zou oneerlijk zijn geweest tegenover mijn lezers en tegenoveï mijzelf, wanneer ik dit alles onvermeld had gelaten. O, zekez*, ik had een oudejaarsstemming kunnen schrijven van min of meer sentimen- teel karakter en sommigen zouden het misschien mooi hebben gevon* den. Voor sentimentaliteit schijnen velen juist zoo omstreeks Kerstmis en Oudjaar, nogal gevoelig te zijn. Maar onze tijd vraagt niet om sen< timentaliteit; hij vraagt om eerlijk inzicht, om menschelijke beginselen, om bewuste, strijdvaardige menschen. En bewuste, strijdvaardige menschen willen de dingen zien zóó als zij zijn. Daarom kunnen zij niet anders dan met waanzin terugdenken aaö het stervend jaar. Het feit echter dat zij b e w-u s t e d.i. denkende menschen zijne roept ook andere gedachten in hen wakker. Zij kunnen niet volstaan met een klaaglied aan te heffen of desnoods een vervloeking te uiten. Zij willen trachten te begrijpen. En dan kan hun oudejaaroverdenking er toe medewerken om dieper te beseffen dat ook dit jaar, dat slechts een schakeltjc is in den langen keten der millioenen jaren die gingen en de millioenen jaren die komen, dat ook dit jaar met al zijn ellende iets heeft gebracht van waarde; iets, wat mee heeft gewerkt aan de vermenschelijking der menschheid. Want dit is het lichtpunt, waar* op wij kunnen en mogen wijzen: De nood der tijden, het pijnlijke ge beuren, de terugval naar een overwonnen geacht verleden, de ont aarding en het verderf om ons heen, de verheerlijking van het geweld hebben in ieder geval dit ten gevolge gehad, dat duizenden onzer mede menschen (en ik hoop dat velen mijner lezers en ik zelf daartoe mogen behooren!) tot het inzicht zijn gekomen dat er verandering moét ko men in de wereld, dat wij in dezen waanzin niet langer kunnen blijven voortleven. Dit is de geestelijke winst, die het rampzalige jaar 1933 ons heeft opgeleverd. Wie dit erkent, kan aan-het stervend jaar terugdenken met nog iets anders dan smart en ergernis. In zijn geest is ook het vertrouwen in de toekomst gegroeid. Want hij heeft méér beluisterd dan de stem men van reactie, méér gezien dan terreur en dictatuur. Hij heeft óók gehoord de stem van verzet van het opstandig, menschelijk geweten, óók gezien den wil tot bevrijding zich uitend in daden van dappere ongehoorzaamheid. En hij weet dat 1933 maar een uiterst klein stukjo geschiedenis is van de over vele eeuwen zich voltrekkende historie dermenschheid. En deze historie voert, door duistere laagten zooals wij thans bele ven en over lichtende hoogten; zij is een opeenvolging van eb en vloed. Maar zij voert onverbiddelijk naar hooger leven. En hier raken wij aan den kern der menschheidsgeschiedenis zelve. De menschheid wordt gedreven door de groote kracht, die in den kosmos werkt. En deze kracht is evolutionair, d.w.z. zij is eeuwig scheppend, uit het lagere het hoogere te voorschijn brengend. Om deze reden kan ik mijn oudejaarsoverdenking beëindigen met hét woord, waarmede eens de Hongaarsche dichter Madach zijn aan grijpende „tragedie der menschheid" besloot: Ik zeg u, mensch, blijf strijden en vertrouw!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1933 | | pagina 1