Siwahoe de Indiaan. SCHAGER COURANT De Zoon der prairiën keert terug.... DE GROOTSTE VLAG VAN DE WERELD. DE HAANTJES EN DE MUSCH. DAVID EN GOLIATH. SLAAP... EEN BIJZONDERE TRUC. Paarden, tenten en rotsen vormden zijn wereld Door JAC. v. d. WAST. Er was eens een jonge Indiaan, dié ver in het Westen der Vereenigde Sta ten van Amerika woonde, waar de In dianen van zijn stam tegen de glooiing der rotsachtige bergen hun tenten had den, opgeslagen. Onze Indiaan, die Siwahoe heette, vond het op den duur niets prettig om nooit iets anders te zien dan tenten en rotsen en als hij in de verre verte het zachte fluiten van een locomotief hoor de, kreeg hij een heel groot verlangen naar het onbekende land, waar die trein heen stoomde. Toen hij zeventien jaar was, werd dat verlangen hem te machtig en pakte hij een bundeltje met wat kleeren en mais- brood bij elkander om de groote, vreem de wereld in te trekken. Dagen en nachten achtereen moest hij loopen en leefde alleen van maisbrood en wat water, toen hij eindelijk doode- lijk vermoeid in New York aankwam. Zóó ver had hij toch werkelijk niet ge dacht, dat deze stad, waar de groote trein heen ging, van zijn tentendorp ver wijderd was. Siwahoe begreep wel, dat hjj nu werk zou moeten zoeken om aan eenig geld te komen, zijn brood was op en de honger begon hem duchtig te kwellen. Hoe langer en moedeloozer liep hij 'door die onmetelijk lange straten van New York, waar het drukke auto-ver keer hem inderdaad groote angst aan joeg. Hij had geen oogen genoeg om a.1 die enorme huizenblokken en winkels te bekijken, vooral als hij 't-avonds door de verlichte straten liep, was het of hij in een sprookjeswereld vertoefde. Al leen als die ellendige honger hem maar niet zoo kwelde. In New-York. De eerste dagen, die volgden, ging hij overal zoeken naar werk en gelukki; vond hij dit bij een meelfabriek, waar hij zakken meel uit de fabriek op de auto moest dragen. Na eenige dagen was hij niet meer noodig en moest hij opnieuw aan het zoeken gaan. Ditmaal gelukte het hem niet zoo heel gauw en zijn beurs begon al weer bijna leeg te geraken. Geld om een onderdak te zoeken had hij niet meer, zoodat hij 'a nachts in een der parken op een bank moest slapen, terwijl het dan meerma len gebeurde, dat hij vrij onzacht door een politie-agent wakker geschud werd. die hem gebood te maken, dat hjj weg kwam, juist vaak op oogenblikken, dat hij droomde van zijn tentendorp, waar zijn ouders en verdere familie zoo vre dig en rustig samenleefden, waar ook hij zijn legerstede en volop eten had ge had! Eindelijk gelukte het hem werk te vinden in een bioscoop, waar hij aan den ingang moest staan om bij groote drukte de orde te bewaren. Hij kreeg 'n roode uniform aan met vergulde knoo- pen, die veel te nauw was voor het flin ke, gespierde lichaam van Siwahoe en natuurlijk heel vreemd aanvoelde. Op de lange zwarte haren kreeg hij een klein rood petje, dat sterk afstak bij zijn ravenzwarte lokken. Tijdens de bioscoopvoorstellingen moest Siwahoe bij de kindervoorstellingen in de zaal orde houden. Dit gelukte hem ochter niet bijzonder goed, daar de kin deren onzen armen Indiaan, die er in zijn te nauw pakje eerder belachelijk uitzag, dan respect afdwong, heelemaal niet gehoorzaamden en als hij hen aan maande tot stilzitten, zeiden zij allerlei onvriendelijkheden tot den armen jon gen en lachten hem uit. Hij gevoelde zich dan ook dood onge lukkig en toen hij op een avond een paar levenmakers de zaal uit moest zet ten, kwam het tot een vechtpartij, waar bij Siwahoe ernstig gewond werd en naar het ziekenhuis moest worden ge bracht. Dagen en dagen lag hij daar ernstig ziek, daar zijn lichaam door te weinig en ongewoon voedsel zeer verzwakt was en toen hij eindelijk zoo ver was, dat hij uit het ziekenhuis ontslagen kon wor den, zorgde de dokter, die hem behan deld had, ervoor dat hij weer naar zijn tentendorp terug kon gaan. Vijf dagen en vijf nachten moest hij met den trein reizen om eindelijk de plaats te bereiken, van waaruit hij het beste in zijn dorp kon komen. Diep ontroeerd zag hij in de verte zijn eigen grond en de rotsen die hij als kind zoo vaak beklommen had en waarach ter het tentendorp lag, waaromheen de groote, oneidige groene prairie bloeide, terwijl het geluid van het woest voort- stroomende water der groote rivier hem als muziek in de ooren klonk. Eindelijk had hij zijn dorp bereikt; reeds was hij voorbij de eerste tenten en stond nu voor zijn vader's tent. Met gebogen hoofd ging hij naar binnen en groot was de vreugde van zijn moeder en zusters, toen zij den verloren zoon weerzagen. De vader liet zijn ontroering niet bemerken, maar hief zijn rechte gestalte nog hooger op en wees naar buiten, waar een groote stapel hout en een bijl lagen. De zoon begreep zijn va der en met een jubelkreet rukte hij de potsierlijke uniform uit en ging aan het houthakken. Hij werkte zoo hard, als wilde hij de verloren uren inhalen en toen hij ein delijk klaar was, en het hout naast de tent had opgestapeld, gunde hij zich geen oogenblik rust. Plotseling ging er 'n schok door zijn leden.. Wat hoorde hij daar geheel in de verte? Heel zacht voerde de wind het stootende geluid van den trein tot het tentendorp door en heel flauwtjes hoor de hij 't fluiten der locomotief, die den langen, langen trein naar het Oosten voerde. Ontroerd balde Siwahoe de vuisten en zei tot zichzelf: Domoor! Groote domoor! waarom heb je verder willen vliegen, dan jo vleugels lang waren?" 's Avonds om het groote kampvuur, vertelde Siwahoe aan zijn stamgenooten van de groote stad en van alles wat hi„ daar gezien en ondervonden had. Zijn toehoorders hadden met belangstelling geluisterd, maar namen zich, evenals Siwahoe, voor. rustig in hun tentendorp te blijven en al de genietingen van de groote stad aan de bleekgezichten over tp laten. Vooruit dan maar! zei Siep, want hij vond dat Kuuk gelijk had. Ze gingen naar de '-ossenhoornen en pas waren ze er, of riep: Kijk, wat een v» Ik zag 'r al lang, antwoordde Kuuk en hij holde vooruit. Een dikke spin hing aan een draad en liet zich zakken. Siep sprong op en pikte er naar, maar 't was mis, want de spin hing nog te hoog. Daar streek een oude musch neer op den grond. Zij had de spin ook gezien, maar de haantjes joegen haar weg en de musch wipte in een bessenstruik er naast. De spin zakte een beetje en Kuuk sprong er naar, maar het was wéér mis. Het is eigenlijk mijn spin, riep Siep. Dat denk je maar, ik zag 'r het eerst De spin liet zich weer een eindje zak ken en toen sprongen Kuuk en Siep er tegelijk naar, waarbij ze geweldig tegen t-lkaar aanbotsten. Dat is gemeen! schreeuwde Siep nu en hij stormde met geweld op Kuuk los. Toen begon een vechtpartij van be lang. Het duurde niet lang of de veertjes vlogen naar alle kanten; Siep was de sterkste en Kuuk werd hoe langer hoe meer achteruit gedreven. Kuuk begreep dat hij de spin kwijt was. Hij wilde daarom een poging doen. om er nog iets van te redden. Laten we ophouden met vechten en de spin eerlijk deelen, Siep en dan mag jij den eersten hap nemen, stelde Kuuk voor. Goed, zei Siep. die juist een in schikkelijke bui had. De haantjes liepen weer terug naar d( plek waar do spin moest hangen, inaar hoe ze ook rond keken tusschen de takken van den bessenboom, de spin was weg. Toen ze zoo druk aan het vechten wa ren, had de oude musch haar kans waargenomen en het lekkere hapje in gepikt Siep en Kuuk waren zeer teleurge steld, maar het was hun eigen schuld. Ze kropen weer door het gaatje in de heg en liepen naar het kuikenhokje te rug, waar ze van moeder een flink standje kregen voor hun wegloopen. De vader liet zijn ontroering niet blijken. Als wij bij feestelijke gelegenheden van kerk, stadhuis of een ander hoog ge bouw de vlag uithangen, lijkt ze van de straat af gezien, soms heel klein. Toch kunt ge U daar leelijk in vergis sen en zoudt ge verbaasd staan kijken als ge de ware afmetingen van zoo'n vlag wist. De grootste vlag van heel do wereld is eenige jaren geleden gemaakt voor de stad Pittsburg in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika. Otn er jullie een denkbeeld van te ge ven, vertel ik jullie, dat deze reus, op den grond uitgespreid, een derde van een acre grond zou beslaan. Nu is een acre 4047 M2., dus een derde hiervan is 1319 M2. Nu begrijpen jullie dus wel, dat het maken van die vlag een reuzenwerk is geweest. Het naaien ervan verschafte aan 400 vrouwen gedurende een aantaJ weken volop werk. Toen de vlag na tuurlijk de Stars en Stripes! ten laat ste klaar was, woog ze met touwen enz ongeveer 1350 Kg. Ze werd op een der hoogste gebouwen van Pittsburg gehe- schen en maakte een tijdlang den trots der burgerij uit. De vreugd was echtei van korten duur. De vroolijk wapperen de vlag deed de gebouwen in den buurt op hun grondvesten schudden, zoodat de bewoners zich ongerust begonnen te ma ken. Bovendien brak op zekeren dag een storm los en slingerde de vlag een groot aantal dakpannen naar beneden. Toen was haar lot beslist. De stedelijke overheid liet haar weer afnemen en thans ligt de eens zoo be wonderde vlag zoo klein mogelijk opge vouwen op een zolder weggeborgen. Mis schien hebben de muizen tusschen haar plooien wel een toevlucht gezocht! Op de boerderij liep een hen met twaalf kuikens. Het waren lieve dier tjes en zeer gehoorzaam. Alleen Kuuk en Siep, de twee grootste haantjes, de den wel eens hun eigén zin. Ga je mee naar den moestuin, Siep? vroeg Kuuk. Daar mogen we niet in, zei Siep, Dat weet ik wel, antwoordde Kuuk. maar ik heb een gaatje in de haag ontdekt, daar kunnen we net door. Dan ga ik mee, klonk het ant woord, want in den moestuin is al tijd wat te vangen. Ze liepen achter elkaar door het lange gras, Kuuk voorop. Kok, kok, kok, kok, kok! riep moe der. Vooruit Kuuk! Moeder roept al! waarschuwde Siep. Kok, kok. kok, hoorden ze weer Loopen, Kuuk! Achter die hooge brandnetel.*] om! Een oogenblik later waren ze bij do haag. Hier is het gat, zei Kuuk. Gauw er door! In den tuin voelden ze zich vei hg, want daar kon niemand bij hen komen. Een gedeelte was omgespit. Laten we hier naar wormen zoe ken, zei Siep. Gisteren hebben we wel een uur gezocht en er niet eentje gevonden, mopperde Kuuk. Laten we.dan kevers gaan zoeken, die loopen er genoeg op de paadjes, meende Siep. Ik houd niet erg van kevers, want die harde doppen van hun rug krijg je soms in je keel; dat is me al meer ge beurd. Je bent lastig, hoor Kuuk; wat wil je dan? Tusschen de bessenbnomen han gen soms spinnen, van die dikke spin nen, die zijn fijn. dig slagzwaard, deed een paar stappen in Davids richting en... viel levenloos neer. Een steen uit Davids slinger nad hem precies tegen het voorhoofd ge raakt. Diep verslagen waren de Filistij nen! Dit is de korte geschiedenis van Uavid en Goliath. Hier zien jullie Da- vid staan; hij heeft zijn slinger in de rechterhand. Maar waar is Goliath ge bleven? Wel als je héél goed kijkt, zie je hem duidel^k. Probeer het maar eens. (Zoekplaat je). Jullie hebt toch wel eens de geschie denis van David en Goliath gehoord, uit het Oude Testament? Op zekeren dag kwam een troep Filistijnen, een bepaal du volksstam, op de Joden toe en wilden vechten. Uit hun gelederen kwam een reusachtige krijgsman naar voren, een abnormaal groote man, een reus, die Goliath heette. Hij daagde zijn tegenpar tij uit met hem alleen te vechten, eén voor één. Hij droeg een zware harnas, een geweldige helm, waar zijn woeste haren onder uit kwamen, een groot slag zwaard en een flink schild. En niemand van de Joden durfde tegen hem op te treden, want het zou een ongelijke strijd zijn geworden en hij zou hen allen over wonnen hebben. Maar... toen Goliath ai enkele malen zijn uitdaging had her haald, trad er opeens een eenvoudige herdersjongen naar voren en nam den tweestrijd aan. Hoewel men hem be wonderde raadde iedereen hem af zich zoo in gevaar te begeven, maar David, zoo heette de herdersjongen, was niet van zijn voornemen af te brengen. Men deed hem een harnas aan, zette hem een zwaren helm op en gaf hem een zwaard en een zwaren speer in de han den, maar David kon zich in al dit me taal niet bewegen. Hij verzocht te mo gen strijden, zooals hij altijd gekleed was, in dierenhuid en gewapend met zijn slinger, waarmede hij kluiten aardu naar zijn schapen slingerde, om hen bij elkaar te houden. Inplaats van kluiten aarde, deed hij echter een scherpen steen in zijn. slinger en in zijn gordel nam hij nog een paar steenen mee. Toen trad hij in het strijdperk. Men had afge sproken, dat wie overwinnen zou, was overwinnaar over het volk van zijn te genstander. De Filistijnen waren ervan overtuigd, dat hun Goliath zou over winnen. Maar zij hadden buiten David gerekend. Goliath lachte spottend, toen hij Da vid kalm zag naderen, trok zijn gewei- Naar bed? Nu at naar bed? Och kom! k Won juist dit mooie boek gaan lezen, Ik ben zoo wakker als een haan; Mijn oogenkijk ze eens helder staan. Ik slapen! Kom, ik zal wijzer wezen! Hé, bah! Daar zit iels in mijn oog, Au hel linker! Rechter! Even wrijven Au weet ik niet meer waar ik was. Ja, hier! Neehier was ik pas. Vervelend, dal ze prikken blijven. Hoe heette nu ook weer die man? Ik las 't maar ik ben 'l vergeten Ja, ja o, ja! nee toch het was De smid, o ja, de groene jas. 0. nee, - z'n hoed -, die was - versleten. Bah! - slecht gedrukt, - niet duidelijk. - Ik slaap? Wel nee - ik ben - aan 'l lezen Waarvan? Een koe - een smid - welnee Een - piep - een - een -ja - ja, aan zee. En - dan Men breekt een lucifer zoodanig door midden, dat de vezels grootendeels rr g tezamen zitten. Dus eigenlijk mesr „knakken". De aldus geknakte lucifer legt men, zooals de afbeelding aangeef^ op de hals van een flesch en daarover heen een niet te zwaar muntstuk. Wie kan nu dit muntstukje in de flesch wer pen, zonder lucifer, flesch, of munt aan t<? raken? Doodeenvoudig: Laat 'n droppel wa ter op de geknakte vezels van het hout vallen, de lucifer zal zich onmiddellijk spannen en het geldstuk valt in de fleschl

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1934 | | pagina 24