De oude Zeekapitein. Waar bestaan wij, mnischen, uit? PA EN MA MUSCH GAAN UIT. SCHAGER COURANT Wat is vleesch, wat is bloed, wat zijn de beenderen? EEN OPTiSCH EXPERIMENT. De geschiedenis van het gezin Musch. ZEEPBEL EN LAK. WIE DOET HET HEM NA? Als je bovenstaande vraag leest, heb je het antwoord al klaar, natuurlijk, vleesch, bloed en beenderen! Prachtig, maar daarmede zijn we er nog niet! Want als ik je dan weer vraag: Maar waarvan zijn nu die been deren en waarvan is het vleesch en het bloed gemaakt, dan zul je toch wel even langer moeten nadenken. En dan heb jc meteen tijd om eens even een groot verzuim te herstellen. Ja, wees gerust, jullie begaan niet alléén dat verzuim.... do groote menschen doen het net zoo goed! Wat dat verschrikkelijke verzuim dan wel is? Wel, wc vergeten ons altijd tu verbazen. Dat klinkt wel een beetje raadselachtig, hè... maar tóch zul je me heelemaal gelijk geven, als je hoort, waarover wij ons altijd vergeten te ver bazen! Wil je het hooren? Wel, 't is niet zoo erg moeilijk en je hoeft het heusch niet A-er te zoeken: het is over ons eigen lichaam. Of is het soms niet verbazingwekkend, dat wij maar dag aan dag kunnen wan delen, slapen, eten, zitten, drinken, den ken, spelen en wat wij al niet meer ver richten, terwijl wij daartoe eigenlijk 3- iets anders behoeven te doen, dan nu en dan wat spijs en drank te gebruiken? Heb je weieens een klein oogenblikje er over nagedacht, wat een prachtige ma chine het menschelijk lichaam eigenlijk wel is? Niet? Doe het dan eens in een rustig momentje en je zult inzien, dat ik heusch niet te veel gezegd heb, toen ik hierboven sprak van een „verzuim". En je verbazing en bewondering voor het menschelijk lichaam zal nog gröoter worden, als je daarbij bedenkt, dat die heele ingewikkelde machine slechts be staat uit veertien verschillende stoffen, en dat het alleen maar noodig is om van die veertien stoffen bepaalde hoe veelheden naar binnen te spelen, om dé machine voortdurend op gang te hou den. Welke die veertien stoffen zijn? Wel, ik kan ze hierbij niet allemaal opnoe men, omdat er namen bij zijn, die je als potjeslatijn in de ooren zouden klinken. Maar er zijn er toch ook heel wat bij. waarvan je vaak hoort spreken. Zóo bijvoorbeeld: ijzer, water, zuurstof, stik stof, zwavel, fosfer en koolstof. Nu moet je natuurlijk goed begrijpen, dat al die verschillende stoffen niet afzonderlijk in jc lichaam aanwezig zijn. Er zweeft niet ergens een staaf ijzer of een ballon door jc heen. Neen, al die stoffen zijn aanwe zig in je beenderen, je vleesch en je bloed, en alle te zamen helpen zij het lichaam in stand houden. Wil je nu eens hooreri, welke hoeveel heid er van sommige van die stoffen in je lichaam of liever, in het lichaam van een volwassen mensch, aanwezig is? Luister dan maar: Als we al het water, dat zich in het menschelijk lichaam bevindt, konden af zonderen, zouden we een hoeveelhe'd krijgen van... 42.5 Liter. Een stevig heer van 160 of 170 pond, dankt dus de helft van zijn gewicht aan al het water, dat hij in zijn lichaam met zich draagt. (Je weet immers, dat 1 Liter water precies 1 K.G. weegt?) Dat water bevindt zich natuurlijk weer door het heele lichaam verspreid; elk onderdeel van het men schelijk lichaam bevat dan ook een ze ker percentage water. Het ijzer, dat zich in het menschelijk lichaam bevindt, is voornamelijk aan wezig in het bloed, waar het een heel be langrijke taak te vervullen beeft. Het zorgt er namelijk voor, dat de zuurstof naar de verschillende deelen van het li chaam wordt vervoerd. En als die zuur stof niet vlug genoeg, of niet in voldoen de hoeveelheden kan worden vervoerd, kan de menschelijke machine niet goed werken. Als er dus niet genoeg ijzer in het menschelijk bloed aanwezig is, moet die voorraad spoedig worden aangevuld en de dokter schrijft dan ook dadelijk 'n „staaldrank" of „staalpillen" voor! Hoe veel ijzer er dan wel noodig is, om de zuurstof goed te kunnen vervoeren? Wel, in het geheele lichaam van den mensch bevindt zich ongeveer 48 gram ijzer, bijna een half ons dus! Als je dat ijzer afzonderlijk uit je li chaam te voorschrn kon tooveren, zou je er 4 a 5 flinke spijkers van kunnen maken van 5 a 6 c.M. lengte. KOOLSTOF (een zwarte stof, die in potlood bijvoorbeeld komt) bevindt zich in zulk een hoeveelheid in het mensche lijk lichaam, dat er 6 gros potlooden f864 stuks!) van gemaakt kunnen wor den. Een zeer belangrijke stof is voorts het PHOSPHOR (dezelfde stof, waarvan ï'oeger de luciferskoppen gemaakt wer den) tegenwoordig gebeurt dat meest van bruinsteen). Maar als de lucifers koppen nu nog van phospher gemaakt werden, dan zou men van allen phos- phor, welke zich in het menschelijk li chaam bevindt, de koppen van zoovee! lucifers kunnen maken, dat men er 3064 doosjes, elk van 60 stuks mee zou kunnen vullen. Die phosphor heeft ook een heel be langrijke taak in het menschelijk li chaam te vervullen; zij vormt tezamen met een andere stof, het calcium, waar van we 2 pond met ons rond dragen, de voornaamste bestanddeelen van al onze beenderen. Hadden we dus géén phos phor en geen calcium in ons lichaam, dan zouden we ons lichaam niet rechtop kunnen dragen. Onze beenderen zouden slap en zonder kracht zijn, en we zou den ons als kruipende dieren langs den grond voortsleepen. Zijn je beenderen dus een beetje slap. dan moet je wat méér phosphor en cal cium naar binnen zien te krijgen. En daar calcium een stof is, die veel in kalk voortkomt, schrijft de dokter je in zoo'n geval dan ook dadelijk een kalk- houdend preparaat voor. Al die verschillende stoffen, die we dus noodig hebben, om de menschelijke machine goed te doen werken, moeten natuurlijk voortdurend worden aange vuld, omdat er ook steeds van wordt ver bruikt Dat aanvullen nu, gebeurt dooi* ons eten en drinken. Want in alles wat wij gebruiken, bevinden zich wel een of meer van die stoffen, die ons lichaam noodig heeft In vleesch, in groenten, in vet, in brood, overal treffen we enkele van die veertien stoffen aan, die wij maar steeds (net als de steenkool bij een groot machine-vuur) moeten aanvoeren Natuurlijk zit in het eene voedsel meer van dit. en in het andere meer van dat, maar juist daarom moeten we ook erschillende soorten spijzen en dranken gebruiken. Vooral spijzen. En daarom is het ook zoo dom van vele kinderen, en ook van vele volwasse nen, dat zij vaak een heeleboel spijzen niet gebruiken, omdat zij ze niet „blie ven". Ze vergeten, dat ze daardoor on ontbeerlijke stoffen niet in hun lichaam opnemen, en dat dit natuurlijk op den duur schadelijk moet zijn voor de prach tige machine, die wij het „menschelijk lichaam" noemen. Wij nemen een gladde en blaasvrije glazen plaat en plaatsen deze zooals de toekening aangeeft, door middel van twee boeken rechtstandig op een tafel. Dan stellen wij voor en achter do glas- De oude'zeekapitein, eeu geze.iig prater, altijd even levendig, vertelt, druk bewe gende: „Al negen dagen hadden wij geen slok water over de lippen gehad... we waren half gek van dorst.!, (strooit asch op het fo n"t). Totdat op zekeren dag tot overmaat van ramp ook nog e«n flinke storm opstak, lie ons voortdreef uit den koers. Onze ?roote mast brak, het roer weigerde den dienst en wij dreven stuurloos rond! ..Juist zeg ik tegen mijn stuuman (strooit wéér asch, ondanks kwaadach tige blikken van de gastvrouw) (de gast heer weet nog net op tijd zijn aschbakje te grijpen en d* s:»>*p*>"o te iwW^n!) plaat een spéëlkaart op en haast éeii van beide kaarten een brandende kaars. Door de kaarten heen en weer te bewe gen, kan je in het glas het spiegelbeeld ervan zien, zoodat het lijkt alsof er aan de andere zijde van de plaat twee kaar ten staan, de een is de werkelijke kaart, de ander het spiegelbeeld van de bewe gende kaart. Dit verschi.nsel berust op een natuurkundige wet, die bij tal van toovertrucs uitstekende diensten ver richt. Jan, we krijgen zwaar weer, nou we gaan finaal naar den kelder", toen een van de matrozen, die boven op den uit- Het was al een paar weken geleden, sinds Meneer en Mevrouw Musch op zekeren morgen werden verblijd met de geboorte van vier heele kleine musch jes. En het waren zulke schatjes. In die paar weken hadden Pa en Ma Musch het vreeselijk druk gehad met steeds maar eten voor hun vierling te zoeken, die onverzadigbaar waren. Trouwens, kleine vogeltjes hebben altijd veel hon ger. Gelukkig is dat in het voorjaar niet erg, want dan zijn er rupsjes en vlieg jes in overvloed, zoodat de Musschen- ouders maar voor het happen hebben om hun kinderen de bekjes weer vol te kunnen stoppen. Maar eindelijk waren zij zoover dat zij op den rand van het nest konden zit ten en tenslotte konden zij vanuit het nest op de tak wippen, die vlak bij het nestje was. Dat had Mevrouw Musch goed uitgezocht, toen zij een plekje had ontdekt, waar haar nestje uitstekend gebouwd kon worden. Meneer Musch had eerst bezwaar gemaakt tegen dien dikken tak, die zoo vlak bij het nestje zou komen te zitten en hij was bang. dat de poes, die in den tuin, waar de boom stond, thuis hoorde, misschien lust zou hebben eens hoog in den boom te klimmen en dan zou juist die dikke tak gemakkelijk voor hem zijn om bij het nestje te komen en hun kindertjes op te eten. Mevrouw Musch had hem toen eens aangekeken, haar wijze kopje geschud en gezegd: „Nu op mijn verantwoor ding, hoor", en zoo was het nestje daar goed verscholen tusschen het dikke bla derendak in orde gekomen. De vier kleine muschjes vonden het heerlijk daar boven en zoo klein zij nog waren, zij hadden niet het minste last van dui zeligheid, zoodat zij rustig naast elkaar op de tak bleven zitten en keken wat hun ouders deden. Eindelijk, na eenige weken moesten Pa en Ma Musch op een avond op vi site. Dat hadden zij al zoo lang geleden beloofd en nu kwam het juist goed uit, want een zuster van Ma was jarig en daar zouden zij dien avond feest gaan vieren. Ma zette haar mooiste hoed op en ook Pa was met zijn keurige stroo- hoed het heertje. Ma zong haar kinde ren allerlei raadgevingen toe, zij moes ten in het nestje blijven en mochten er niet uitkomen, maar zoet gaan slapen. De kleintjes beloofden dat en tenslotte riep Ma, je ziet de nootjes uit haar sna vel komen: d-a-g. De kleintjes riepen al lemaal dag terug en daar vlogen de ouders heen. Zij hadden een heerlijken avond en Ma's zuster tracteerde op de vetste re gen wormen, die zij maar had kunnen vinden. Thuis in het nestje ging het echter niet zoo rustig toe,want een van de klei ne muschjes, een ondeugende bengel, besloot, ondanks het verbod toch het nestje uit te komen en op den tak te gaan zitten. Wat zijn broertjes en zus jes zeiden, het gaf niets, hij kroop op den tak en viel daar in slaap. Maar lie ve help, opeens verliest hij zijn even wicht en hij valt enkele takken lager naar beneden. Gelukkig kon hij zich nog op tijd vastgrijpen, zoodat hij niet op den grond terecht kwam, want an ders was hij dadelijk de prooi van poes geweest, die juist in den tuin was. Vol angst gilde hij om zijn ouders. Eindelijk na een langen tijd kwamen deze terug en vonden maar drie kinderen in hun nestje. Zij maakten de kinderen wakker en vroegen waar hun broertje was. De ze was door het vele schreeuwen ook in slaap gevallen, maar door het angstige rGepen van zijn moeder werd hij wakker en riep: „Hier ben ik, moeder." Einde lijk vonden zij hem. Moeder liet hem op haar rug klimmen en vloog zoo met. hem terug naar het nest, waaT hij be loofde voortaan niet meer zoo ondeu gend te zullen zijn en te doen waf zijn ouders zeiden. Pa en Ma vonden, dat hij a! straf genoeg had gehad door de schrik en zoo kwam hij er met 'n stand- jr af. En inderdaad heeft hij woord ge houden en werd het liefste en verstan digste muschje uit het heele nest. kijk op het zoogenaamde „kraaiennest" met een kijker rond zat te turen, uit riep:.... (tikt zijn asch van de sigaar; 'n noodsprong van den gastheer redt liet tapijt van do cci-u-lekken „Land in zicht, land in zicht!"... Ik was al blij en wilde juist aan dek gaan om ook eens een kijkje te nemen, toen het schip met een vervaarlijk(enthousi aste handbeweging, gevolgd door acro batische sprong van zijn gastheer!...) ..gekraak op de klippen liep... en in tweeën brak Wanneer je aan het bellen blazen bent, kun je prachtig een kunstje doen met een pijp lak. Maar eerst moet je goede zeepbellen kunnen maken en daarvoor is noodig groene zeep óf huishoudzeep (géén fijne toiletzeep) en een steenen pijp. Regen water schuimt het best en het beetje gly cerine door het zeepwater maakt, dat de bellen minder gauw uiteenspatten. Ook moet de rand van de pijp eerst goed \ochtig gemaakt zijn in het zeepwater. Blaas nu een zeepbel ter grootte van een vuist. Neem dan een stuk lak. dat je van te voren met een lapje zijde flink hebt gewreven! Houdt dat stuk bij de zeepbel, die nog aan de pijp hangt, de zeepbel zal zich van de pijp scheiden en het lak door de kamer volgen. Je doet het op dezelfde manier, als je speelvisch- jes in 'n kom water met een magneetje voortlokt. Op die wijze kun je de zeepbel door het lak laten stijgen en dalen. Meneer Zaagmeel is weliswaar niet mooi, maar zijn vak verstaat hij als de beste. Hij is namelijk meubelmaker, meester meubelmaker natuurlijk. Zoo bracht en kele dagen geleden een klant een vier kant tafelblad bij hem, dat op zestien verschillende plaatsen was aangeboord, zooals de teekening het aangeeft. Üit dit blad moest nu een klein blad gezaagd worden, dat juist het vierde deel van het groote blad uitmaakte. Meneer Zaag meel speelde het inderdaad klaar en le verde het vierde deel van het grootste blad af. zonder één boorgaatje erin! -Wie doet het hem na?

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1934 | | pagina 20