Kijken is Koopen bij CLOECK
Geestelijk Leven
No. 23330
Int. Telef.
No. 20
20 PAGINA'S.
NATIONALISME
MODEINE FDTD's in VEOEROOTINGEN
AKKER.CACHETS
Zaterdag 27 Januari 1934.
Postrekening
SCHAGER
77ste Jaargang. No. 9422
COURANT.
Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag. Donder
dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur. worden Adver-
tentién nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst
Uitgave der N.V. v.h. P. Trapman Co., Schagen.
Prijs per 3 maanden f 1.80. Losse nummers 6 cent ADVERTEN-
TlëN van 1 tot 5 regels f0.85, Iedere regel meer 15 cent (bewijsno.
inbegrepen). Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
door Astor.
WIJ leven in een tijd. waarin het nationaal
besef, het bewustzijn van nationalo een
heid steeds sterker op den voorgrond
treedt en waarin van veie zijdon wordt gepoogd om
dit bewustzijn te verlevendigen. Bijna elke gelegen
heid, welke daartoe zich leent, wordt aangegrepen
om het nationaal besef aan te wakkeren. Wij heb
ben dit op het einde van 1933 b.v. heel duidelijk ge
zien op Schiphol. De Pelikaanvliegers hebben inder
daad iets buitengewoons gepraesteerd. Wie zou daar
voor geen eerbied en bewondering gevoelen? Maar
hoe is hun glorieuse werk uitgebuit voor de natio
nalistische propaganda!'Wij behoeven ons de ge
houden redevoeringen slechts te herinneren om
daarvan ons een denkbeeld te vormen.
Ik persoonlijk zie in het groeiend nationalisme een
zeer ernstig gevaar. Dit is de reden, waarom ik er
een artikel aan wijd. Een artikel, waarin ik dezen
groei van het nationalisme hoop te kunnen verkla
ren uit het wezen van den monsch. Want het is
duidelijk voor ieder, die er over nadenkt, dat het
nationalisme onmogelijk zich zou kunnen ontwikke-
keien. wanneer niet iets leefde In de menschelijke
ziel, wat er als 't ware het uitgangspunt van kan
fijn.
Elke propaganda is gedoemd tot absolute onvrucht
baarheid, wanneer zij geen beroep kan doen op de
een of andere in den mensch aanwezige neiging.
Vóór ik hierop verder inca, moet ik beginnen met
het begrip „volk", vast te stellen.
Onder volk verstaan wij een groep van men-
schen, die door afstamming, door lichamelijken en
geestelijken aanleg, door gemeenschappelijke taal een
geheel vormen, waardoor zij van andere mensrhen
Zich onderscheiden. Een volk is dus wat wij met een
wetenschappelijken term noemen een ethnologisch ge
heel.
.Volgens het staatsrecht Is een volk echter iets an
ders, n.I. het geheel der menschen, die binnen het ge
bied van een staat wonen en dus een politiek begrip.
De Duitsche taal maakt daarom onderscheid tus-
«chen volk en natie. Zij verstaat onder volk Al de
menschen die tot den staat behooren, onder natie al
degenen, die door afstamming enz. een eenheid vor
men.
In onze taal wordt dit onderscheid niet gemaakt,
althans gewoonlijk niet.
Wij spreken van het Nederlandsche volk, denken
het ons als een eenheid en vergeten gewoonlijk, dat
het samenvoeging van verschillende volken is (Frie
zen, Franken, Saksers).
En zoo is het met alle volken in Europa. Het zijn
politieke eenheden. En deze politieke eenheden
zijn historisch ontstaan door gewelddadige samenvoe
ging van verschillende volken als resultaat van volk-
verhuizingen, oorlogen en veroveringen.
Dit wordt in den regel uit het oog verloren en het
gevolg daarvan is, dat men het natuurlijk gevoel van
volkssaamhoorigheid uitbreidt tot gevoel van saam-
hoorigheid met allen, die één staat vormen. Met een
eenvoudig voorbeeld kan dit worden toegelicht. De
Westfriezen vertoonen allen min of meer eenzelfde
type. Eeuwen aaneen hebben zij het drassige Noord
holland bewoond, een eigen dialect, eigen gewoonten
en zeden gehad. Zij voelen dat er iets gemeenschap
pelijks bij hen aanwezig is; er is een zekere eenheid
tusschen hen. In Westfriesland weten zij zich thuis
en zij zijn gehecht aan hun streek, aan hun wijde
uitzichten, hun groene weiden, hun akkers, hun sloo-
ten en vaarten. Diezelfde West friezen, overgebracht
naar Groningen of Limburg, voelen zich vreemdelin
gen aldaar. En zij klagen dat zij niet kunnen gewen
nen, want, voegen zij er aan toe ter verklaring, die
menschen zijn zoo anders dan wij. Toch behooren de
Groningers en de Limburgers tot hetzelfde (staat
kundige) volk.
Wij merken dus op, dat er verschillende volkstypen
bestaan binnen de grenzen van één staat.
En deze typen loopen soms zéér ver uiteen.
Daardoor wordt het ons duidelijk, dat het natuurlijk
besef van saamhoorigheid moét worden uitgebreid
tot het besef van saamhoorigheid ten opzichte van
allen, die eenzelfde staatsgebied bewonen en West
friezen en Friezen en Groningers, Gelderschen, Bra-
banters, Limburgers enz., moeten zich Nederlanders
voelen (dit moesten honderd jaar ruim geleden de
Belgische Vlamen en Walen ook, maar nu is 't niet
meer noodig). En zoo wordt langzamerhand dit re
sultaat bereikt, dat de mensch de streek, waar hij
woont en waar hij thuis is en het volk, waarvan hij
deel uitmaakt, gaat vereenzelvigen met wat men
noemt zijn vaderland. En te goeder trouw aanvaardt
hij als waarheid „de liefde tot zijn land is ieder aan
geboren" en hij is er zich niet van bewust dat „zijn'
land maar een heel klein stukje is van het zooge
naamde vaderland, van den staat, wiens burger hij
is.
Allen die de wetenschap, welke volkspsychologie
wordt genoemd, beoefenen, komen tot dc erkenning,
dat waar verschillende volken, ieder met hun eigen
type, in één staatsverband worden saamgchoudcn
weer een nieuw type gaan vormen.
De Duitsche volkspsycholoog Kessler zegt b.v. in
een artikel „Nationalit&t": De Duitsche stammen
hebben allen een nationalit&t (hier bedoelt hij dus
volkskarakter in engeren zin) evengoed als dc Duit-
schers in het algemeen (dus alle die tot het Duitsche
rijk behooren). En overal is het zoo. Een voorbeeld
daarvan is Griekenland, waar de Grieksche, de Jo-
nische, de Atheensche nationaliteit stap voor stap tot
het Parthenon omhoogvocren."
Ter verklaring voeg ik er aan toe dat het Parthenon
de beroemdste aan de godin Athcna gewijdo tempel
was, gebouwd op de Akropolis te Athene. Deze tem
pel werd ongeveer 500 vóór Chr. gebouwd en op 26
September 1687 tijdens een oorlog door een bom ver
woest. Kessler wil dus dit zeggen dat ten slotte uit de
verschillende volkstypen één n.1. het Athecnsch
Grieksche type ontstond.
Hij had »-en nog veel treffender voorbeeld kunnen
kiezen, als hij gewezen had op Italië. Want geen
volk ter wereld heeft zooveel vreemde volken in zich
opgenomen als het Italiaansche. Het is een mengsel
van Grieken, Joden, Galliërs, Gothen, Longobarden,
Slaven, Germanen en de oorspronkelijke stammen.
Toch kan er gesproken worden van het Italiaansche
type, waarin dus tot uiting komt iets wat in al die
verschillende typen weer gemeenschappelijk is en in
den loop der tijden tot een gcmeenschappelijkcn trek
is geworden.
Na deze beschouwing over volk als ethnografische
eenheid en als staatkundige eenheid, kom ik terug
op mijn punt van uitgang.
Het zal ons nu klaar zijn dat dAArom de propagan
da voor het nationalisme succes kan hebben, omdat
het een beroep doet op het natuurlijk gevoel van
volkssaamhoorigheid.
Thans wil ik wijzen op een psychologischen factor,
welke hierbij van niet licht te overschatten betee-
kenis is.
Deze factor is de menschel ij ke ij del heid.
welke met zich mede brengt, dat men gaarne voor
méér wordt aangezien dan men is. En daarom laat
men het „ik" opgaan in het „wij" en men suggereert
zichzelf de deugden en voortreffelijkheden van dc
groep, waartoe men behoort, als eigen deugden en
voort re f fel ij k heden.
Misschien zeg ik, wat ik bedoel, niet duidelijk ge
noeg. Ik beweer dit: dat ieder mensch de neiging in
zich heeft, om zich te beroemen op datgene, wat in dc
groep (partij, verecniging, kerk, dorp, gewest, staat)
waartoe hij behoort, als goed en mooi en edel kan
worden beschouwd en in nog sterker mate in wat
van die groep de glorie uitmaakt.
Onbewust gaat hij daarbij uit van de gedachte, dat
er iets van die glorie op hem afstraalt.
Wie herinnert zich niet uit zijn schooltijd, hoo hij
met een zekeren trots kon zeggen: „Wij hebben het
Spaansche juk afgeworpen, „wij" hebben do gewei
digo macht van Engelands vloot in de dagen van de
Ruyter weerstaan, „wij" hebben Indië veroverd. Waar
om zeiden wij dit? Omdat we ons voelden de deelen
van een volk en als zoodanig deelhebbenden van wat
in onze jonge jaren ons schoon en eervol leek te zijn.
Ieder, die wel eens een voetbalwedstrijd heeft mede
gemaakt kan weten hoe zich daar hetzelfde verschijn
sel openbaart. „Wij" hebben een schitterende overwin
ning behaald, zegt na afloop iemand, die hcelemaal
niet heeft meegespeeld tot een ander, die ook niet
heeft gespeeld, maar slechts toeschouwer is geweest.
De eerste is, laat ik zeggen, een Duitscher en de
tweede een Hollander. De Hollander voelt zich door
dat zeggen, ietwat geprikkeld en beweert, dat het
maar toeval is geweest, of een ongelukkige tegenslag
waardoor het Hollandsche elftal verloor. „Ach was",
zegt do Duitscher, jullie kunnen togen ons niet op,
w ij zijn jullie de baas. Enz., enz. In het einde mis
schien nog hoogc ruzie!
Weer is daarin dezelfde neiging te bespeuren: het
„ik" gaat op in het „wij" uit pure ijdelheid.
Deze neiging leeft zóó sterk in den mensch (ik ben
zelfs van meening dat niemand onzer er gehéél vrij
van is) dat wij haar in allerlei levensuitingen kunnen
terugvinden. Een algemeen voorkomend verschijnsel
is bijv. dat men steeds graag doet uitkomen van goe
de, deftige, rijke (dit is van buitengewoon gewicht in
veler oogen) familie te zijn. En wanneer men dit
doet is de ondergrond daarvan niet anders dan het
verlangen naar die familie te worden beoordeeld. Als
iemand het over zijn familie heeft en haar bctcc
kenis (do mislukte exemplaren van de familie ver
zwijgt hij het liefst) in het licht stelt, dan wil hij
eigenlijk zeggen: U moet niet zoo min over m ij den
ken. Het „Ik" plaatst zich in den glans van het „wij".
Het doet precies hetzelfde wat de maan zou doen, als
zij in een helderen nacht ons toeriep, ziet gij wel hoe
GEBRUIKTE AUTOMOBIELEN
verkoopen wij onder GARANTIE en op PROEF.
Garage C. NIEUWLAND, BERGEN.
veel licht ik uitstraal, speurt gij de schoonheid van
mijn zachte zilveren stralen. Wij weten immers, dat
die maan zoo dood ais een pier is en al sedert eeuwen
uitgebluscht en dat haar licht niet anders is dan de
weerschijn van het licht der zon, dio haar beschijnt.
Ik heb hierbij eenigszins lang stil gestaan. Ik deed
het met opzet. Want daardoor lecren wij den groei
van het nationalisme uit het wezen van den
mensch begrijpen. Het geeft ons tevens de sleutel in
handen ter verklaring van het geheim dat bepaalde
personen zulk een ontzaglijken invloed kunnen uit
oefenen en zulk een macht weten te veroveren.
Wie het nationalisme wil bevorderen en maken tot
een kracht van beteekenis in de samenleving, zal
daarom steeds trachten bij de massa het bewustzijn
te wekken, dat het volk waartoe zij behoort van uit
zonderlijke beteekenis is, méér dan andere volken
en dus geroepen boven andere volken uit te steken,
zoo noodig deze te overheerschen.
Dit begrijpen menschen als Hitier en Goerlng
drommels goed, en zij laten geen gelegenheid voor
bijgaan om als het kan den Duitscher in te pren
ten dat zij het nobelste het geestelijk en physiek
krachtigste volk ter wereld zijn Dat prikkelt do
ijdelheid, dat doet den eersten den besten onbenul-
ligen lummel uitroepen: „Wij, Duitschers!", dat doet
hem een gelukshuivering doorleven als hij b.v. leest
het woord van Frans Schauwecker (in Aufstand,
verschenen in 1931), „Duitschland is het Koninkrijk
Gods", of het woord van Fricdrich Wilhelm Ileinz,
die schreef dat „alleen het Duitsche volk geroepen is
de aarde te regeeren."
Nu zouden wij om het groeiend en met bewust
heid gepropageerde nationalisme kunnen lachen en
het laten voor wat het is en stil er ann voorbij gaan,
als er geen groot gevaar in stak. Dit is echter wel
het geval, want dit nationalisme voert noodzakelijk
tot militairistische gezindheid, tot nationale trots en
de zucht om méér, grooier. machtiger te zijn, dan
andere volken waaruit weer voortvloeit internatio
nale wedijver en eindelijk zelfs oorlog.
Want men bedenke wél. dat oorlogvoering, d 1. mas
sale menschenslachting niet meer mogelijk is. zon
der dat men aan den oorlog een ideëel karakter kan
geven. Vroeger kon men legers huren; er waren
menschen, die soldaat-zijn als een beroep uitoefen
den. Men herinnere zich het spreekwoord: geen
geld. geen Zwitsers! Maar die tijd is lang voorbij.
De legers worden thans uit het volk-zelf gerecru-
teerd. Het Is 't in uniform gestoken volk-zèlf, dat
vechten en moorden moet Hoe zal men in dit volk
oorlogsgeestdrift wekken? Het kan alleen geschie
den door het volk te suggereeren dat de oorlog f
voerd wordt in het belang van de natie, om haar
eer en grootheid!
F.n dan komen de daverende redevoeringen en
krantenartikelen los. Dan wordt gespeculeerd op de
zooeven beschreven ijdelheid en de massa wordt
er de dupe van. En de „ikken" lossen zich op in
het „wij".
Dit „wij" vertegenwoordigt dan de natie.
De natie wordt gesymboliseerd in „het vaderland".
..Het vaderland roept zoo klinkt het dan. „Het va
derland is in gevaar!" 7ijt ge uw glorievolle ge
schiedenis vergeten? Weet gij niet meer hoe dap
perheid en onversaagdheid altijd het kenmerk zijn
geweest van uwe voorouders en zoudt gij dan die
heerlijke deugden niet meer bezitten? Zoudt gij niet
goed en bloed willen offeren voor het bestaan van
uw volk? De snoode vijand staat aan de grenzen,
hij wil u onderwerpen, vernederen, dompelen in de
diepste ellende. Waak op, o volk, vind uzelf weer.
Schaar u onder uw dierbare vlag, toon een volk van
helden te zijn en glorie en roem staat u te wachten.
Ter overwinning! God zal u bijstaan!"
Zóó wordt een strijd roes gewekt hij de massa en zij
moordt en wordt vermoord voor het vaderland.
En er is rouw en droefheid bij millioenen. Maar
er zijn er ook die lachen en zich verheugen: dat zijn
de oorlogswinstmakers, dat zijn de menschen van
de bewapeningsindustrie, die zich buigen over hunne
boeken om op te maken hoeveel zij hebben verdiend.
Zij lachen om het stomme volk, dat door nationalis
tische leuzen bedwelmd, zich heeft geofferd
voor het vaderland, neen voor het stoffelijk belang
van hen. die wèl nationalisme prediken en schijn
baar liefde gevoelen voor hun volk, maar om wiüsi
te maken zonder eenig bezwaar aan den vijand de
wapenen leveren, waarmede hun dierbaar volk
wordt vernietigd.
Hierbij heb ik gewezen op het allergrootste gevaar,
hetwelk het nationalisme, dat opgevoerd wordt tot
een soort van religie, in zich sluit.
Er is meer nog van te zeggen. Wij hooren tegen
woordig veel over autarkie. Dit is wel de laatste
uiting van dc bewustzijnsverenging, welke het na
tionalisme tevoorschijn roept. Met autarkie wordt
bedoeld het streven om nis volk (staat) zich zooveel
mogelijk van andere volken onafhankelijk te maken.
Dit autarkische streven lijkt mij het toppunt van
dwaasheid, allereerst, omdat het lijnrecht ingaat te
gen de historische ontwikkeling, welke ons het
verschijnsel te zien geeft dat, zoowel economisch
als cultureel, de wereld steeds meer internationaal
wordt en dan, omdat geen enkel volk ter wereld (de
wilde stammen uitgezonderd) leven kan zonder
grondstoffen en producten van andere volken.
Toen de groote Duitsche denker Goethe nog leef
de stonden de economische vragen nog niet op den
voorgrond, het kapitalische stelsel zou daar steeds
meer toe leiden. Maar als hij (hij stierf in 1832) thans
leefde, zou hij zich ongetwijfeld schrap hebben gezet
tegen het streven naar autarkie. Want hij voelde
reeds internationaal. Door hem is eens geschreven:
van buitengewone kwaliteit. O
Fotogr. Atelier ARPAD MOLDOVAN - Nieuwe Niedorp
Neem
straks een
"AKK E RTJ E"
voor Uw beginnende verkoudheid,
want overal zweven kwaadaardige
griep-bacülen om U heen en doenU w
verkoudheid lot griep verergeren.
"AKKERTJES" verjagen de koorts,
sluiten dien griep-aanval en bespa-
ren U dagen van veel narigheid.
Nêdtrlandtcb Ongeëvenaard bij gevatte kou
Griep, rheumatische pijnen,
Zenuwpijnen, Hoofdpijn, enz.
Per 12 stuks slechts 50 cent.
Volgent recept von Apotheker Oomont
"AKKERTJES"
„Er bestaat geen vaderlandslievende kunst en geen
vaderlandslievende wetenschap. Beide behooren,
zooals al het hooge en goede aan de geheele wereld
en zij kunnen slechts vooruit worden geholpen door
een algemeene, vrije, wederzijdsche beïnvloeding
van allen die in denzelfden tijd leven, terwijl zij
voortdurend rekening houden moeten met wat van
het verleden over en bekend is."
Wie hierover doordenkt, kan niet anders dan ein
digen met een veroordeeling van het nationalisme.
Wij moeten komen tot internationalisme, dj. tot
humanisme.
En dat dit niet behoeft te worden beschouwd als
utopie, moge blijken uit het feit, dat telkens weer
de menschelijkheid boven de nationahteit uitgaat.
Een treffend voorbeeld daarvan was o.m. wat ge
schiedde na een mijnramp in Couriere.. Fransche ar
beiders verkeerden in levensgevaar en een Duitsche
mijnwerkersbrigade kwam helpen. Zij voelden zich
menschen. De oorlog brak uit en de Fransche en
Duitsche arbeiders richtten de wapenen op elkaar.
Toen voelden zij zich nationalisten!
Welnu dit besef van mcnschelijke solidariteit be
staat, ik durf zeggen, bestaat in ieder.
Op dit besef moet een beroep worden gedaan door
ieder, die mee wil werken aan den opbouw van een
maatschappij, waarin voor eiken mensch arbeid,
brood en vrijheid zal zijn. En deze maatschappij zal
niet zijn een volksgemeenschap, maar een mensch-
heidsgemeenschap. Als ik dit neerschrijf bedoel ik
daarmede niet, dat de volken moeten verdwijnen
en daarmede alles wat een volk typeert. Ik bedoel
dat de kunstmatige grensafscheidingen moeten ver
vallen en dat er geen bevoorrechting van volken zal
zijn en geen economische strijd, dat er komen moe
ten productieve arbeidsgroepen, die federatief met
elkaar zijn verbonden en dat dit verbond de be
schaafde wereld zal omspannen.
Hierbij hebben wij ons klaar bewust te worden
van de groote beteekenis van d i t historische feit,
dat verschillende volken reeds zijn saamgesmolten,
vergroeid tot één volksgemeenschap. Ligt het dan
niet in de lijn der ontwikkeling, dat die volksge
meenschappen op hun beurt zullen vergroeien tot,
één menschheidsgemeenschap?
Daarmede is m.i. het nationalisme veroordeeld.
Het heeft te verdwijnen of het moet worden gesu
blimeerd, d i. gebracht op een hooger plan. Maar
dan verandert het ook absoluut van karakter, omdat
t wordt tot een streven om het eigen volk te doen
vóórgaan in waarachtige menschelijkheid. dus in
innerlijke beschaving, in de verwerkelijking van
sociale gerechtigheid, in de overwinning van mili
tairisme en oorlog.
Als men dus nationalist wil wezen in dezen zin,
dat men zegt „wij" willen een geestelijk hoogstaand,
een geestelijk weerbaar volk zijn, „wijwillen dat
de glorie van ons volk bestaat in de beleving der
menschelijkheid dan heb ik er vollen vrede mede.
Want dit gesublimeerde nationalisme mondt uit in
internationalisme en heft de nationale tegenstellin
gen uiteindelijk geheel op, evenals dc jammerlijke
klassetegenstellingen.
ASTOR