HET WELKOM
BELLA
HET PRACHTIGE
GESCHENK.
DE ONZICHTBARE
HULP.
SCHAGER COURANT
9
van den zeemeeuw.
alleen op den berg.
MAG IK?
Een zeemeeuw is een eigenaardige
vogel. Hij vliegt dikwijls over de zee en
vooral langs de kusten en stranden
vindt men hem in groote getale, maar
wisten jullie, dat de zeeman veel van
den zeemeeuw houdt? Waarschijnlijk
niet? Welnu, dan zal ik jullie eens ver
tollen, waarom hij deze vogel graag ziet
Bij hel vertrek van groote stoomsche
pen gaan er dikwijls verschillende zee
meeuwen een eind mee op reis. Zij vol
gen enkele dagen lang het schip en le
ven van hetgeen er over boord wordt
gegooid door de koks of door de visch-
jes. die zij in het water zien zwemmen
en waarop zij soms ineens neerschieten.
Maar 's nachts, als er geen menschen
op het dek zijn, komen zij voorzichtig
naderbij en rusten in het want, of op de
railing uit van het vliegen dat zij den
heelen dag doen.
Maar een schip dat naar Indië gaat,
heeft niet den heelen reis zeemeeuwen
om zich heen, op zekeren dag, jö merkt
het in het begin niet eens, zijn zij plotse
ling verdwenen en men ziet ze ook niet
terug. Voordat men echter een paar
dagen van den anderen kust verwijderd
is, komen plotseling weer een drom an
dere zeemeeuwen opzetten en deze ma
ken den reis weer mee, tot het schip
in een haven is gekomen.
Zoo vervolgen zij dan weer korten
lijd met het schip de reis, totdat ook
zij weer plotseling verdwenen zijnen
men dicht bij Indië gekomen een kleiner
soort meeuwen op het schip ziet toeko
men. die hen vervolgen tot het eind van
de reis.
Voor den zeeman, die tegenwoordig
met de prachtige instrumenten, die hem
ten dienste staan, nauwkeurig weet
waar hij is en hoeveel dagen het nog
duurt voordat hij in een haven kan an
keren, is toch de meeuw het voorteeken
dat er spoedig land in zicht is en de
dieren zijn voor hem een welkomstbode,
een groet uit den vreemde.
Niet alleen zijn deze vogels nuttig,
omdat zij een vriend van de menschen
zijn. maar zij houden tevens groote
schoonmaak langs den kust, want zij
eten allerlei etensresten op, die anders
in het water zouden hlijven drijven en
bederven, want niet alles wordt door de
visschen verslonden. Jn het midden van
de oceaan, waar grootere visschen zich
bevinden, die weer zorgen voor het
schoonhouden van het water, daar
komt de zeemeeuw niet, zoover gaat hij
meestal niet van huis weg. maar hij
vliegt toch een tamelijk eind van den
kust af en wel in zulke groote getale,
dat er niet veel eetbaars meer overbluft.
Als zoodanig doen zij dus ook hun
plicht.
De zeemeeuw is niet eetbaar, wat aan
den eenen kant maar gelukkig is ook.
omdat zij anders weldra beelemaal uit
geroeid zouden zijn, omdat als zij eet
baar waren er een flinke maaltijd aan
zat. Het vleesch is echter taai en tanig
terwijl ook de veeren niet bruikbaar
zijn. zoodat het geen nut heeft hen te
vangen of te schieten, zoodat men de
zeemeeuwen ongemoeid laat en zij hun
grootschen taak in de natuur kunnen
vervullen.
Bella was een prachtige lappenpop,
dc lieveling van haar kleine vrouwtje.
Annie, het vrouwtje had heel veel pop
pen en ander speelgoed, maar Bella
was en bleef toch altijd haar lievelings
pop.
In de speelkamer van Annie stond
een boekenkast en toen zij een prentc-
boek uit haar kast wilde halen had zij
Bella in haar arm. Daardoor kon z.j de
lade niet gemakkelijk open krijgen, en
legde Bella toen boven op de kast. Zij
pakte nu het prenteboek, keek er in
naar de mooie prentjes en vergat beele
maal, dat zij haar poppekind boven op
den kast gelegd had.
Na het eten was zij naar bed ge
bracht en daar lag Bella nog steeds en
keek met haar hoofdje over den rand
naar beneden naar al het andere speel
goed, terwijl zij er niet bij kon komen,
omdat zij alleen op den hoogen berg,
zooals zij de kast noemde, lag.
Om twaalf uur. de klok had juist zijn
laatsten slag laten hooren, kwam er be
weging in het speelgoed en het eone
stuk na het andere werd wakker. Wis
ten jullie het, dat het speelgoed 's nachts
lovend wordt en dat zij dan met elkaar
gaan spelen?
Bruintje Beer keek eens in het rond
ec zag Jodocus dc aap. en Tom de
agent. Maar het was toch ongewoon
rustig in de speelkamer, hoewel nie
mand zoo gauw begreep, hoe het kwam
Die arme Bella was ook wakker gewor
den en zag tot haar schrik dat zij niet
bij haar vriendjes kon komen. Daarom
riep zij: „Tom, Tom. klim eens naar me
en help me eens gauw."
Het speelgoed hoorde wel de stem van
Bella, maar hoe zij ook rondkeken, zij
zagen haar niet, want zji dachten er
natuurlijk heelemaal niet aan om naar
hoven te kijken op den hoogen berg.
omdat zij niet verwachtten, dat Bella
daar zou zijn.
„Waar ben je dan?" riep Tom terug,
„want ik kan niet naar je toe komen,
als ik je niet zie."
„Kijk naar boven, heelemaal naar
den top van den borg", huilde Bella.
terwijl zij bedroefd snikte, „o. haal me
hier gauw af, ik wil zoo graag hij jul
lie zijn."
Tom keek naar hoven en al het ande
re speelgoed volgde zijn voorbeeld en
schrokken toen zij hun liefste vriendin
daar zoo hulpeloos zagen liggen.
Goeden raad was duur, want hoe zou
den zij haar van dien gladden berg af
kunnen krijgen. Jodocus, die het als
aap aan zijn naam verplicht was, be
sloot tegen den berg op te klimmen,
maar de kast was zoo glad. dat het hem
na eenige vergeefsehe pogingen nog
niet lukte.
Teen probeerde Tom de agent het.
maar ook hij moest wegens dc gladheid
van zijn reddingspopingen afzien.
Opeens kreeg Bruintje Beer een goe
de inval. Hij liep nu naar den kast en
zei: „Bella. je bent toch immers een lap
penpop. welnu, laat je maar naar be
neden vallen, er kan immers niets met
;e gebeuren."
Bella vond het wel griezelig om zoo'n
sprong te wagen, maar dat deed zij dan
toch liever dan den heelen nacht alleen
blijven en met een sprong viel zij vlak
voor de voeten van Tom en Jodocus. die
haar overeind hielpen. Zij was alleen
maar erg geschrokken, maar zij had
zich gelukkig heelemaal niet bezeerd en
nu konden zij weer gezellig met hun al
len spelletjes doen en het was juist Bel
la. die allerlei nieuwtjes wist te heden-
ken.
Maar toen de klok een uur sloeg en
al het speelgoed weer in slaap viel tot
den volgenden nacht twaalf uur. was
er geen sprake van dat Bella weer bo
venop den berg kon komen en d&arom
ging zij even te voren maar in haar
stoeltje zitten, waar Annie haar anders
's avonds altijd in zette.
Toen Annie den volgenden morgen
in de speelkamer kwam, was zij erg
verbaasd Bella in haar stoel te vinder,
en niet boven op de kast. want zij had
's nachts precies gedroomd wat er ge
beurd was, maar toen zij haar droon
aan haar moeder vertelde en zei, da'
Bella heusch op haar stoel zat, lachte
haar moeder eens, en knuffelde haa:
dochtertje, zonder te antwoorden. En
zoo wist Annie nog niet of zij nu wer
kelijk had gedroomd of niet.
Koning Fil en Koningin Bertha vier
den hun verjaardag. Niet dat zij twee
lingen waren, maar zij waren allebei
zoo bescheiden, dat zij geen van beiden
een heelen dag in het jaar op den voor
grond wilden treden en daarom vierdeD
zij hun verjaardag altijd tegelijk.
Zij kregen natuurlijk altijd talrijke
geschenken, ieder jaar weer en een van
de ministers wist altijd iets heel bijzon
ders te bedenken. Meestal gaf hij nogal
groote cadeaux deze minister, die
Graaf Edel heette, maar dit jaar was *t
hem onmogelijk geweest iets te beden
ken, waarmede hij zeker was dat hij de
Koning en dc koningin een groot genoe
gen zou kunnen doen. Hij reisde het
heele land af om iets te vinden, maar
toen hel hem niet gelukte, ging hij naar
het buitenland, om te kijken, of hij daar
misschien zou kunnen slagen.
In de eerste de beste stad die hij bin
nenreed, zag hij in de etalage van een
winkel een groote spiegel staan.
Nu waren er in het land waar Graaf
Edel woonde, nog geen spiegels, zoo lat
nog nooit iemand zelfs Graaf Edel
niet een sniegel had gezien.
„Wat kan dat voor een vreemd ding
zijn?" vroeg hij zichzelf af, terwijl bij
naar den winkel toestapte en in den
>piegel keek. En natuurlijk was het eer-
Ie wat hij zag, zichzelf.
„Hoe is dat mogelijk", riep hij ver
wonderd uit. „Dat is.een portret van
mij. en een heel goed ook. Dat zal ik koo-
pen, het is een prachtig verjaarsge
schenk en ik weet zeker dat de koning
en de koningin er blij mee zullen zijn.
Hij ging den winkel binnen, bekeek
den spiegel nog eens, kocht hem en liet
hem voorzichtig inpakken, waarna hij
er mee wegreed.
Toen hij het groote pak in het paleis
had gebracht en de koningin het zag en
de woorden las. die er opstonden:
„Voorzichtig, breekbaar", kon zij haar
nieuwsgierigheid niet bedwingen om te
ien wat het was. Koning Fil was er
niet, maar zij vond het niet nordig om
zoo lang te wachten, daarom deed zij
het papier er af en het eerste wat zij zag
was haar eigen portret en met een gil
letje van vreugde bekeek z'j het.
„Ach," riep zij „dat is mijn eigen por-
ret! En hoe prachtig! Wat aardig van
Graaf Edel om aan zoo iets te denken.
Nu Fil zal er wel blij mèe zijn. het is het
mooiste geschenk, dat wij ooit nog heb
ben gekregen."
Zij zette het in het salon en toen Ko
ning Fil thuis kwam. zei koningin Ber
tha: „Het cadeau van Graaf Edel is ge
komen. Het is prachtig..."
„Zoo?" zei de koning, „en wat is het
dan?"
„Ga zelf maar kijken", lachte zij, „je
raadt het nooit."
De koning ging nu het salon binnen,
waar alle cadeaux uitgestald stonden
en vond ook den spiegel, waarin hij zijn
eigen portret zag.
Vlug liep hij naar de koningin terug
en zei: „Ja, dat is werkelijk schitterend,
hoe kreeg Graaf Edel eigenlijk zoo'n
mooi portret van me?"
„Van jou?" vroeg de koningin.
Weineen het is mijn portret."
„O, neen. het is het mijne, zoo klaar
als wat", zei de koning.
„Maar begon de koningin.
„Heusch, het is het mijne", zei de ko
ning, „denk je nu, dat ik geen verschil
zie tusschen jouw portret of het mijne?
Kom, laten we er samen naar toe gaan,
dan zul je het zien."
%Dat doden zij en liepen nu terug naar
het salon en koken in dea spiegel. En
wat zagen zij? Zij zagen zich zelf en de
andere, naast elkaar staan. Toen ke
ken zij elkaar verwonderd aan en zei-
den: „Kijk. we hebben allebei gelijk ge
had, want het is het portret van ons
tweeöen."
Zoo waren zij allebei tevreden gesteld
•naar tegenwcnrd'g weten wij wel beter,
denken jullie ook niet?
Dag Kinderen! Ik hoop, dat jullie er
allemaal weer zijn. dan gaan we deze
week eens een ander spelletje spelen.
Dat heet „Mag ik?" Hebben jullie er al
eens van gehoord? Neen? Nu, dan zal
ik het jullie uitleggen. Je kunt het spe
len met hijvoorbeeld de heele buurt, 10
of 12 kinderen. Een van jullie is „Mag
ik" en de andere kinderen staan op een
kleine afstand van hem op epn rij.
„Mag ik" geeft aan ieder kind een op
dracht, een tegelijk.
Het was een warme zomerdag, maar
het regende zoo hevig, en daarbij on
weerde het ook nog. dat er geen sprake
van was, dat de kinderen naar huiten
konden om te spelen. Het was donker
in de achterkamer waar Bietje en haar
broertje Ton zaten te spelen en toen
moeder even later binnenkwam en hoe
wel het nog heel vroeg in den midlag
was, het electrische licht wilde aan
draaien, ging het niet.
De step is zeker doorgeslagen, door 't
onweer", zei mceder. „Ik zal eens even
gaan kijken."
Juist toen zij de kamer wilde verlaten,
kwam Toos, het dienstmeisje binnen en
zei dat het strijkijzer plotseling niet
meer warm wilde worden. Moeder zei
tegen Bietje: „Draai eerst even dc ven
tilator aan, want het is hier benauwd
warm."
Maar Rietje begon te lachen en zei:
„Dat kan toch niet. moeder, als de
stop doorgeslagen is."
Dat was waar ook en daaraan had
moeder heelemaal niet gedacht. Zij ging
nu vlug naar den gang, draaide een
nieuwe stop in den meter en daar op
eens was er overal weer licht en het
strijkijzer begon ook weer warm te wor
den. Bietje draaide nu aan den ventila
tor, die nu weer begon te draaien.
Moeder kwam terug in de kamer en
zei: „Zoo zien jullie, dat electriciteit toch
maar een onzichtbare hulp in huis is,
waar wij niet buiten kunnen. En ik ge
loof. ging zij verder, „dat dit een mooi
onderwerp is voor onze rol papier."
Zij liep naar de kast en kwam met
een rol papier terug. „Hier", zei ze.
snijden jullie daar nu netjes een aan
tal vellen af. maak er een boek van en
als het boek klaar is, dan gaan wij er
een electriciteitshcek van maken. Hoe
vinden jullie dat?"
„Hoe zullen wij dat doen, moeder?'
vrceg Ton.
- „Dat zal ik jullie vertellen, als je het
hoek eerst klaar hebt."
Dc kinderen sneden nu mooie gelijke
vellen van den rol af. vouwden deze in
elkaar, terwijl Rietje met een naald en
draad de vellen aan elkaar hechtte. Zoo,
het boek was nu klaar. Mceder, d c even
de kamer uitgegaan was, kwam terug
met een armvol oude tijdschriften, waar
\an sommige in mooie kleurendruk uit
gevoerd waren.
„Hier hebben jullie oude tijdschrif-
Ilij begint met het eerste kind, dat
links aan het eind van de rij staat en
zegt: „Loek, neem jij eens vier reuze-
stappen". Nu meet Loek antwoorden:
„Mag ik?" waarop „Mag ik" dan zegt:
..Je mag". Dit Ls liet sein voor Loek om
de vier reuzestappen te nemen. Doet zij
dat zonder gevraagd te hebben: „Mag
k", of voordat „Mag ik" gezegd hoeft:
„Je mag", dan moet zij naar haar plaats;
terug gaan en kan haar stappen niet:
maken. Ieder kind krijgt op zijn beurt]
een andere opdracht en zij moeten dan
altijd eerst vragen en het antwoord af
wachten, voordat zij de opdracht mogen
doen. Heeft een van de kinderen de eer
ste stappen goed gemaakt, dan mag hij
dc volgende stappen doen zonder dat
„Mag ik" het heeft gezegd, maar „Mag
k" mag het niet zien. dat hij zich be
weegt, wordt het wel gezien, dan moet
hij heelemaal terug naar het begin. Ik
::al jullie nog een paar verschillende op
drachten leeren: b.v. reuzestappen, ha-
.'.anenstappen, dat zijn stappen, alsof je
uitglijdt, babystapjes, sprongetjes, die-
renstappen, dat is op handen en voeten,
damespasjes; eekhoornsprongetjes,
schaatsen passen en zoo zijn er nog ver
schillende, die je voor do opdrachten ge
bruiken kunt. De opdrachten moeten
natuurlijk steeds passen zijn. omdat de
kinderen anders niet vooruit komen,
degene. die zonder gezien te worden,
„Mag ik" een tikje geeft, is „hem", en
wordt nu „Mag ik."
ten," zei ze, „zoek daar nu allerlei din
gen in op. d e door electriciteit gedre
ven worden," ging zij voort.
Rietje bladerde in het eerste boek het
beste en riep uit: „Ik heb al wat, hier is
een ventilator."
„En ik heb hier een ijskast', voegde
Ton er aan toe.
„Welnu", zei moeder, „knip nu net-
:cs al die voorwerpen uit en plak ze
dan in het boek. dat jullie zoo juist heb
ben gemaakt. Op den buitenkant zetten
wij dan: „Electriciteit. de onzichtbare
hulp" en aan den anderen kant kunnen
jullie dan onmiddellijk met het plakken
beginnen."
Met zorg knipten de kinderen nu al
lerlei voorwerpen uit, die met electri
citeit te maken hadden: een broodroos
ter. ccn stofzuiger, een theeketel, een
i rijkijzer, een auto, een lift, een wa-
"eliizer, een radio.
Toen zij begonnen met inpakken wil
de Rietje de auto.er niet in hebben, om
dat die door benzine werd gedreven en
niet door electriciteit en vader moest er
aan te pas komen om te beslissen.
Hij zei, dat Rietje gelijk had en dat
de auto niet in het boek kon worden
'ceplakt, „maar", zei hij, „jullie hebben
het voornaamste vergeten, namelijk de
electrische fabriek, waar de electriciteit
vandaan kemt." Dat was waar ook en(
zij gingen nu in de tijdschriften zoeken
nf zij geen electrisch-fabriek konden vin
don en jawel, na lang zoeken vonden
er een afbee'ding van en een van een
transformatiehuisje. Deze werden
het allereerst ingeplakt, teen lampen er
ten slotte allerlei andere dingen. Ze
hadden de kindoren rioh tijdons den r
gen prettig en nuttig bezig gehouden