De Oriënt, land van geleimzinni§!ieid Brouwgerst. Zaterdag 27 Januari 1934. SCHAGER COURANT. Derde blad. No. 9422 Welke eigenschappen voor de brouwerijen maatgevend zijn. besultaten, verkregen in noordholland. Evenals in voorgaande laren is ook in 19.13 het onderzoek naar de bruikbaarheid van de inlandsrhe eerst voor bromvdoeloinden voortgezet. Berustte do leiding tot nu toe bij bet r..g. Rrouwgeret-Comlté, dit zal in het vervolg anders worden. Er is nu ongericht een Nationalo Brouwgerst Com missie (N.B.Cbestaande tiit vertegenwoordigers van brouwindustrie en lnndhomv. Ik arht het nu een gunstige gelegenheid om hier onder een samenvatting te geven van wat er tot nu toe bereikt is. Het doel dat wordt nagestreefd komt in hoofdzaak hierop neer dat men tracht een betere afzetmogelijk heid te scheppen voor de heste partijen gerst die in jn ons land worden geteeld Indien het mogelijk is in landsche gerst door de vele brouwerijen in Nederland te laten verwerken, dan beteek ent dit in meer normale omstandigheden een aanzienlijke kans temeer op een beteren prijs voor dit artikel. Voordat men aan dit onderzoek hecon werd de gerst hoofdzakelijk verbouwd als voedermiddel. Het ging er dan in de eerste plaats om, dat er een voldoend aantal hl. werd verkregen: de kwaliteit kwam gewoonlijk in de tweede plaats, uitgezonderd bij die verbouwers, welke de gerst verbouwden voor de zaaizandhandel. Men onderscheidt wintergerst en de zomergerst. De eerstgenoemde is voor Noordholland van weinig of geen betcekonis. Het is vooral de verbouw van zo mergerst die hier van heteekenis is. pit blijkt wel uit de volgende cijfers, ontleend aan de Verslagen van den Landbouw. Gemiddelde van 1928 1921 1931 433 351 1879 2249 Aantal ha. 1931 ïaiO 1929 Wintergerst 157 124 96 Zomereerst 2271 2607 0564 in Nd Holland Van oudsher werden hoofdzakelijk verbouwd de ras sen Goudgerst, Princessegerst en nog wat Zwanehals- gerst. Het meest voor dn hand liggende was nu om deze rassen te onderzoeken op hun brouwkwaliteitcn: mocht dit goed uitvallen dan was men al aardig in de goede richting! Maar zoo eenvoudig bleek het niet te zijn. De eischen van de brouwers raan veel verder dan die van den verbouwer: die eischen schenen grootendeels te zwaar te zijn voor de tot nu toe genoemde rassen. Toch bleek toen reeds wel dat meerdere zorg. aan verbouw en oogsten van de gerst besteed, mogelijk heden tot kwaliteitsverbetering inhielden. Zoo werd o.a. aangetoond dat door laat dorschen, waarbij liet gezichte graan dus eenige weken in het 6troo werd bewaard een veel gunstiger vochtgehalte wordt verkregen. Bovendien was v$n groot belang dat de gerst goed uitgerijpt was' alvorens' zé ""werd gezicht: hierdoor wordt de hoedanigheid van het zetmeel iu.de korrel gunstig heinvloed en dit schijnt weer van goeden in vloed te zijn op het oplossend vermogen van dit re serve-voedsel diaslntteelt vermogen). Deze beide factoren zijn door den verbouwer eenigs- zins te beïnvloeden in gunstigen zin door zorg te besteden aan het te oogsten en vooral het geoogste product. Maar behalve deze twee eigenschappen zijn voor de brouwerijen nog andere factoren maatgevend: dit zijn in vele gevallen eigenschappen die kenmerkend zijn voor het ras. De snelheid van kieming is hiervan een voorbeeld. De geringe kicmsnelheid (kiemkracht) van de Goud gerst mankt dat dit ras niet in aanmer king kan komen voor verwerking in de brouwerijen. De Princessegerst heeft wel als bezwaren voor de practijk de wat latere rijping, het slappe stroo en de gemiddeld lagere korrelproductie. Uit nadere onderzoekingen op monster is gebleken, dat de „oude Princessegerst" overigens uit een oogpunt van brouw- kwaliteiten zich gunstig onderscheidt van de Goud gerst, Er is nu door het Brouwgerst-Comité gezocht naar rassen die voor de practijk dezelfde mogelijkheden in houden als do Góudgerst en voor de brouwerijen ge lijk.zijn te stellen met de oude Princessegerst. Resultaten verkregen in Noord-Holland. Hieronder volgt een overzicht van de tot nu toe verkregen resultaten in het ambtsgebied Noord Hol land. Korrelopbrengst zomergerstrassenproeven. Zege 100 gesteld. 1929 1929 1930 1930 1931 1932 1933 Gem. Rassen Zege kg. korrel p. are 52,5 61,3 47,5 43,4 38, Zegegerst 100 100 100 100 100 7 41,4 31,3 45,1 100 100 100 Princesse 118 97 91 79 92 91 94,7 Goudgerst 101 99 99 114 103,2 Spr. Archer 110 102 87 93 96 97.6 PI. Archer 95 95 84 83 89,2 Prentice 110 92 Binder 92 93 96 93,6 Opal 102 97 A. B. 90 84 81 88,3 Min. Ruys 86 72 75 77,6 IJürning 96 95 93 94,6 Hanna 87 94 Abed Kenia 113 100 106,5 Röwersdorf 91 89 90 Saxonia 104 110 107 Mansh. 2-rijige zomergerst 82 82 Bezien wij deze opbrengst-gegevens nader dan blijkt dat de meeste nieuwe rassen bene den de opbrengst blijven van de zegegerst, met uitzondering van die van Goud- gerst, A b e d Kenia en Saxonia. Uil landbouwtechnisch oogpunt blijkt de Goudgerst de meest productieve te zijn. L)c andere rassen als Abed Kenia en Saxonia zijn nog te weinig beproefd om reeds een positieve uitspraak te rechtvaardigen. Wel beloven deze rassen iets voor de practijk, maar hun brouwkwaliteiten moeien nog nader worden vastgesteld, hetgeen inmiddels dezen winter zal ge schieden. Het onderzoek op brouwkwaliteit geschiedt in de laboratoria van de N.V. Ileinekens Bierbrouwerijen te Rotterdam; daar is men ingericht jp dergelijke analysen en heeft men interesse voor dit werk. Op het oogenblik is de ver bouw van gerst voor de brou werijen zeer urgent en ver dient de vraag, of wij op som mige punten de buitenland- sche gerst kunnen evenaren, de grootste aandacht. Het is begrijpelijk dat men bij het onderzoek voor- loopig moet vasthouden aan de eischen die ook worden aangenomen voor de bcoordeeling van het buitenlandscb product, vooral zoolang nog geen an dere normen voor deze analyse bestaan. De buitenlandsche gerst is over het algemeen hard, droog en zeer goed uitgerijpt. Of wij op deze pun ten de buitenlandsche gerst kunnen evenaren is mo menteel de vraag die de grootste aandacht verdient. In 1933 zijn in Noordholland een aantal bunders bezaaid met de rassen Abed Kenia en Mansholt's 2- rijige zomergerst. Monsters, afkomstig van deze gerst zijn dit najaar door de N.V. Heinekcn's Bierbrouwerijen geanaly seerd naar de normen, geldende voor goede brouw gerst. Een oordeel uit de praktijk over sommige rassen. Eerst geef ik hier de practijkbeoordeeling van deze rassen. Abed Kenia. In 1933 een ras met kort. stijf stroo, dat vroeg rijp was. De opbrengst varieerde van 3200 tot 4100 kg. korrel per ha De kwaliteit van de korel werd gunstig genoemd, was even fijn als van Goudgerst. De goede stroostljfheid maakt dit ras zeer geschikt voor dekvrucht: bovendien kan door die stijfheid wel goed eenige bemesting met stikstof worden ver dragen. M a n s h o 1 t's 2-r ij i g e Zomergerst. Dit ras had in verhouding tot de Abed Kenia gerst langer stroo, van behoorlijke stijfheid. De rijping valt wat later dan die van Goudgerst. De korrel is groot en blank maar het kaf is wat grof. De korrel opbrengst varieerde in 1933 van 2750 tot 3500 kg. per h.a. Op enkele pcrceelen bleek dit ras sterk uit te stoelen. In het kort kunnen wij do eischen aan brouwgerst te stellen als volgt omschrijven: Maximum vochtgehalte in 17 Het eiwit moet liggen tusschen 9,5 en 11,5. Het 1000,— korrelgewicht liefst hooger dan 40 gram Het kiemvermogen in 5 dagen moet minstens 95 zijn. De sorteering verhouding der korrelerootten) moet zoodanig zijn dat niet meer dan 10 buiten de gestelde grenzen vallen. Het resultaat van de analysen was als volgt: z LU O CL. O ua3ep q cu %cg UIU1 3UIJ33JJ0S Ob 1—0001 S'! 1/6*6 11*13 %z.t **w t O 2 2 5 2. *0 2 2 "2 2 1 x y. Z. Z. H O sl SS c o *r V *r r CJ N N W O) o <y o J o o a JBl r3 a <S rö c '5 c '5 '5 i> O O li O c us g k x m 3 t -c r -o -a - O O 91 O o <£<§05.££S8£SS<2 fj c> o o -«5 io n e> ïi q a> SSSSSSSSadaót* - oo i- K w M !- C<ïr-^OoOW-!'»-'«0—<«o N O C 05 O O «j 0 Li OO C> 35 C- - O Cï ts 00 «.1 O O -c x-" •04SJ J3JSUOIV -I N C5 lVo t- te o c -I Zes van de 11 monsters vertoonden een niet toelaat bare afwijking. Van de vijf overblijvende voldeden drie aan alle eischen, (de nos. 2, 3 en 10), terwijl do re'stcerende twee werden afgekeurd op mufheid en kleur. Of dit laatste een geval is van verzending in gesloten busjes dan wel of inderdaad de partijen muf waren bij de bemonstering, staat niet vast. Bovenstaande cijfers geven eenig idee over de wijze van beoordeeling door de brouwerijen. Dat de verbouwer daarbij door een juiste behande ling op de boerderij gunstigen invloed kan uitoefe nen, zal duidelijk worden indien ik er op wijs dat monster no. 6 te nat en niet gesorteerd was. Dit laatste was ook het geval met monster no. 11. De no. 10 en 11 zijn vergelijkbaarno. 10 is wel ge1 schoond voor de bemonstering en gaf den hesten in druk van alle onderzochte gevallen. Monster no. 11 werd eeheel afgekeurd op slechte sorteering en te laag 1000-korrelgewicht. De monsters 4 en 5 waren te donker van kleur (onrijp?). Als men de verkregen resultaten vergelijkt met de gestelde eischen, dan krijgt men wel den indruk, dat het inlandsche product toch niet geheel onbruikbaar is. Er mankeert tot nu too wel eens wat aan, maar in de meeste gevallen valt er vóór de aflevering aan de brouwerij ook nog veel te verbeteren. Mocht de praktijkproef, die nu mot Abed Kenia en Mansh. 2-rijigc zomergerst in de Hcinokens Bierbrou werijen genomen wordt, goed uitvallen, dan is men weer een stapje nader tot de vervanging van Goud gerst door een ras dat niet minder geeft en meer kansen inhoudt. Resumeerende, kom ik tot de volgende mogelijkhe den inzake de verbouw van gerst voor brouwdoel- einden: Alleen zomergerst komt voor dit doel in aanmer king. Geen product voor de brouw er ij is: Goudgerst, Hanna, Opal, Binder, Hörning, Plu- mage, Archer, Prentire en Böwersdorfer Sudctengerst. Op grond van de tot nu toe verkregen ervaringen heeft men de meeste kans op verkoop voor brouwgerst bij verbouw van: Oude Princessegerst, Sprat's Archer, Min. Ruvs. Zegegerst, A. B. gerst, Abed Kenia, Mansholt's 2 rijige en misschien Saxonia. Rekening houdende met de landbouwtechnische be langen, komen dan in do eerste plaats naar voren: Zegegerst, Abed Kenia, (Saxonia?), P r i n c e s s e en Mansholt's 2-r ij i g e zo mergerst Van de 6 rassen die dit jaar op ons proefveld in den Anna Paulownapolder zijn vergeleken, zie tabel 1933, is bij de bcoordeeling op het oog op brouwkwali teiten slechts één ras afgekeurd en wel de Röwers- dorfer. De tevens vergeleken Goudgerst was in uiter lijk ook voldoende goed, maar dit ras is uitgesloten op grond van zijn"traag kiemvermogen. De Abed Kenia gerat kreeg een gunstig oordeel op grond van goede sortecring, lichte kleur en fijn kaf. De verdere ontwikkeling van de brouwgerst verbouw aangelegenheden zal behartigd worden door de Na tionale Brouwgerst Commissie. Binnenkort zullen wel publicatiën geschieden, dat de gerstverbouwers we ten waar ze aan toe zijn. De Rijkslandbouwconsulcnt voor N.-Holland: Ir. G. J. LIENESCH. DE GEHEIMEN VAN HET OOSTEN. FA KIRS EN DERWISJEN, WAARZEGGERS EN WONDERDOENERS. HAVE- LOOZÈ MENSCHEN MET SCHATTEN AAN GOUD (van omen reizenden correspondent). BAGDAD, Januari. STEEDS zijn de door Arabieren bewoonde landen voor de Europeanen geweest lan den vol geheimzinnigheid en onmetelijke schatten. Talrijk zijn de legenden, die hierover werden en worden verhaald, legenden van won derdoende fakirs, van onverklaarbare verschijn selen, van tooverspreuken, van verborgen kel ders vol goud. Zeker is, dat de meeste Europeanen, die hier lang wonen, niet in de toch alle min of meer ge moderniseerde steden, doch meer afgelegen, waar ze in nadere aanraking komen met do be volking, naar onze begrippen eenigszins bijgc- loovig zijn geworden, ai spreken ze er niet gaar ne over. Reeds bij een vorig verblijf in het Nabije Oos ten, in Anatolië, te Damascus, hebben wij ge tracht nader met deze fakirs en derwisjen in aanraking te komen. Enkele malen hebben we op een voor het groote publiek verborgen plaats de vreemde feesten van dansende deswisjen bijge woond, nachtelijke feesten onder een Oosterschen sterrenhemel, die aan wilde razernij deden den ken. Honderden Arabieren, behoorende tot een der derwisj-orden (in Turkije zijn dezen door Kemal Pasja verboden), bogen zich voorover, achterover, voerden kleine danspassen uit onder het steeds sneller en fanatieker uitstooten van den naam „Allah", terwijl enkele, gekleed in een spookachtig lang zwart gewaad niet een vreerad gevormde hooge muts op het hoofd, zoo snel om zichzelf ronddraaiden, dat het lange kleed wijduit stond als de rokjes van een ballet danseres. Uren duurde dat en steeds feller werd de geestvervolging der derwisjen, waarvan er nu en dan een in vervoering nederzonk, verzen uit den Koran schreeuwend om dadelijk daarna weder den wilden, razenden dans te beginnen, waarbij fluiten van een klein orkestje gilden en trommels in vreemd rythme werden geslagen. Op mij heeft dit steeds den indruk gemaakt van een door opzwepende Arabische muziek, wilde kreten en bewegingen opgewekte kunstma tige dronkenschap. De sjeich dezer broederschap van derwisjen, dien wij (het was ruim twee jaar geleden te Da mascus) een dienst hadden bewezen en die ons daarom in de gelegenheid had gesteld het zon derlinge feest bij te wonen, zeide me, toen ik hem eenige dagen later over den wilden avond sprak: „U moet dit beschouwen als godsdienstige li chaamsoefeningen." Dat klonk heel nuchter en volstrekt niet ge heimzinnig. Ook de zich kastijdende derwisjen heb ik me degemaakt. 0~k hier begon het met een wilden dans, bij vreemde, voor onzo Europeesche ooren De Tigris bij Bagdad. onbevattelijke muziek van fluiten, tokkelinstru- menten, trommels. In vlammende houtvuren wa ren ijzeren staven gelegd en in de hoogste be geesteringen namen de derwisjen de staven, druk ten de gloeiende einden een oogenblik tegen de wangen, tegen de naakte armen of likten eraan, zoodat men rook zag opstijgen. Brandwonden waren bij deze menschen later niet vast te stellen. De verklaring scheen mij, dat de menschen door het wilde dansen dropen van zweet en dat bun tong van speeksel flink nat was, zoodat de rook, dien we zagen opstijgen, veroorzaakt werd door verdampend vocht. Vreemder en onverklaarbaar was de voorspel ling van een oude Bedoeïnenvrouw, die niets van ons wist, nu ongeveer een jaar geleden te Tangar. en ons zeide: „Ge komt uit een land, waar het nu koud is en koude zult ge spoedig ontmoeten. Voor eerst komt ge dit land niet uit." We lachten er om. We waren immers zeker binnen een week in Algarije te zijn. In werkelijk heid werden we door hevige koude maanden lang in een klein Marokkaansch grensstadje vastgehouden. Indertijd schreef ik over onze ontmoeting met een maraboet (een soort Mohamedaansche heili ge en wonderdoener), dien we tot onze groote verbazing alleen en te voet in de Libische.woestijn zagen opdagen en die zeide onze reis te willen ze genen, maar toen hij dacht, dat geen van ons heidon het zag, met een uitdrukking van haat op het gezicht naar ons voertuigje spoog. Enkele kilometers verder braken de schroeven onder ons zijspan wagentje en zoo goed als zonder water stonden we hulpeloos onder de gloeiende zon in de laaiende woestijn, vijftig kilometer van het naaste fortje, waar we te drinken konden vin den. Een uren later toevallig voorbij komend automobiel-convooi redde ons, gaf ons water en had zelfs de ons ontbrekende schroeven. Goed honderd kilometer vóór Bengari ont moetten we een maraboet, die ons vriendelijk ge zind was. oindat wij hem lucifers schonken en omdat mijn Tsjechische makker Turksch met hein sprak (vroeger was dit gebied Turksch.) De oude zeide tot mijn reisgenoot: „U beiden zijt geen Italianen. U komt uit een land met bergen, uw vriend uit een land met heel wat water. Ik zie het. Een zeer groote reis wilt ge maken, maar weldra wachten u zeer ernstige moeilijkheden." „In de woestijn?" vroeg mijn makker. „Neen, van menschen, van Europeanen, niet van Arabieren," luidde het antwoord. Daarop volgden onze moeilijkheden te Bengasi en in Egypte. Eigenaardig was een ontmoeting hier in Bag dad. Mijn makker had kennis gemaakt met een gewezen Turkschen officier, een hoogst beschaafd man, die ook Fransch, Duitsch en Engelsch spreekt. Deze Turk had zoowel mijn makker als mij uitgenoodigd bij hem eens een avond te ko men. We werden ontvangen in een echt Oostersch vertrek met ook langs de wanden diepkleurige kleeden. We lagen op kussens op den grond en midden in het vertrek stond een groote man gaal (houtskoolcomfoor) van heerlijk bewerkt koper. Er waren nog twee bezoekers: een reeds be jaarde Italiaan, die reeds tientallen jaren in deze streken woont en ergens bij een aanleg van we gen arbeidt, en een ongeveer vijf en dertig-jari ge man in Bedoeïnenkleederen, die alleen Ara bisch en Turksch bleek te kennen. De Bedoeïn had een bijzonder fijn gelaat met sprekende, groote, fluweeldonkere oogen. Kort nadat wij waren gekomen, nam de Be doeïn afscheid en bij zijn vertrek zeide hij plot seling tot mijn makker: „De sneeuw en het ge broken ijzer zullen u en uw vriend hier nog voor eerst vast houden." Wij waren verbaasd. Dat er in Perzië sneeuw ligt, is natuurlijk bekend, maar hoe kon de man weten, dat we die richting uit wilden? en dat wij reizen met een voertuigje, dat door de woes tijn reis beschadigd is? Wij uitten onze verwondering tegenover on zen gastheer, den Turk. Deze antwoordde: „Hij die daar juist weg ging, is een wijs man, een hei lig man. Hij weet alles." Fantastische verhalen vertelde daarop de Turk over den Bedoeïn als wonder-geneesheer, die zelfs dooden, b.v. een onthoofd man, dien hij het afgesneden hoofd weder op de schouders plaat ste, tot nieuw leven riep. Ik was natuurlijk te beleefd om mijn ongeloof te laten blijken. Plotseling mengde zich de Italiaan in het ge sprek en zeide: „Ik ken dezen man al bijna tien jaar, toen hij me van een ernstige ziekte heeft genezen. Twee jaar zoek ik hem, want hij is steeds rondzwervend en moeilijk te vinden. Ik ben naar Bagdad gekomen, omdat ik hoorde, dat hij hier was. Waar hij morgen zal zijn, weet niemand. Meer dau twee jaar heb ik een wonde aan mijn heen, die steeds grooter wordt en zich niet wil sluiten. Bij een Franschen, bij een En- gelschen, bij een Turkschen dokter, in twee zie kenhuizen ben ik geweest, doch zonder resultaat. De Bedoeïn heeft nu de wonde gezien en gezegd, dat zij binnen een week genezen zal zijn." De Italiaan toonde ons de wonde, zoo groot als een hand en vertelde, dat de Bedoeïn er eeni ge handbewegingen over gemaakt en enkele on verstaanbare woorden op gepreveld bad. „En gelooft u aan de wonderkracht van dien man?" vroeg ik. „Hij geneest", antwoordde de Italiaan, daarbij mijn vraag half ontwijkend. Veertien dagen later heb ik den Italiaan we derom gezien, te Ivhadmiane, een stadje enkelo kilometers van Bagdad. De man was genezen en

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1934 | | pagina 9