Een hel van ellende
en jammer.
De Gibraltartunnel.
Raad St. Maarten.
VARIA.
Beroepsinbrekers gedood.
HET LEVEN DER
DIEPZEEEN
VERDI EN DE
OUDE ZANGER
Het oerdeel der Studiecommissie. Er be
staan geen onoverkomelijke moei-
lijkheden.
Men mag zonder vrees voor tegenspraak beweren,
dat het bouwen van een tunnel onder de Straat van
rihraltar niet alleen voor Spanje, maar voor de ge
hele wereld van groote en vérstrekkende beteekenis
ÏZ Wanneer eenmaal een tunnel zal zijn aangelegd,
Sl het mogelijk zijn vanuit Europa met den trein via
Tancer door de Sahara naar de Kaap en van Tanger
langs de Afrikaansche Middellandsche Zee-kust naar
Kaila-Bassorah en Karachi te reizen. Dan zal ook wel
de treinverbinding met Indië gereed zijn en de tunnel
onder de zeestraat van Gibraltar zal dan voor het
drukke verkeer over de Straat van Gibraltar zelfs
noodzakelijk zijn. Spanje zal dan het uitgangspunt
van het transitoverkecr naar Amerika, het hart van
Azië en naar heel Afrika vormen, dus het centrum
van verkeer tusschen de continenten zijn.
Het project van den Gibraltar tunnel is van overste
Pedro Jevenois. „Mijn onderzoekingen en studiën"
verklaarde hij „hebben mij gesterkt In de meening,
dat de bouw van een tunnel, die 6 kilometer Weste
lijk van Tarifa begint en in Afrika tusschen Alcazar,
Seguer en Punta Altares eindigt en zoo het Spaansche
met het Afrikaansche spoorwegnet verbindt, geen on
oplosbare of zelfs nieuwe problemen stelt. De electri-
sche spoorweg zal een helling van 30 per 1000 hebben.
Naar uit de peilingen thans nog eens duidelijk is
gebleken, is de zeebodem volkomen waterdicht, zoodat
geen doorsijpelen van het water te vreczen is. In elk
geval zou dit zich slechts tot zeer geringe hoeveclhe
den beperken. De treinen zullen in 30 tot 40 minuten
van de ecne kust naar de andere rijden. De mogelijk
heid zal worden onderzocht, den tunnel twee of drie
uur per dag lang voor het autoverkeer te reserveeren.
Twee pompstations aan elke uitgang van den tun
nel één zorgen voor de ventilatie en de verwijdering
van water. Do tunnel zal 20 tot 27 kilometer lang
d.w.z. 7 a 8 kilometer langer dan den Simplontunnel
rijn."
De kosten voor doorvoering van het plan acht de
ontwerper overdreven hoog. „Als men de kosten dub
bel zoo hoog schat ais die voor den Simplontunnel.
dan komt men tot een bedrag van 300 millioen goud
peseta's", zegt hij. „Het onderzoek eiseht Intusschen
hooge bedragen, die momenteel door Spanje en het
Soaansrhe protectoraat in Marokko worden betaald.
Het verkeer en de bijdragen der regeeringen, die be-
lanzen in Afrika hebben, zullen na cenigo jaren van
niet al te groote déficits een winst mogelijk inaken."
„Het aanvankelijk verkeer" aldus gaat de ont
werper voort kan men op ongeveer 700.000 per
sonen en 80.000 ton goederen berekenen. Deze getallen
zijn niet te hooe genomen, als men er rekening mee
houdt, dat Afrika ongeveer 115 millioen inwoners
telt en dat zijn in- en uitvoer een waarde van meer
dan 15 milliard goudpeseta's bereikt
Deze overwegingen hebben mij tot de overtuiging
gebracht, dat een tunnel onder de Straat van Gibral
tar mettertijd een goede rente zal afwerpen.
Wat mij echter aanspoorde tot mijn langen en
moeilijken arbeid bij de voorbereiding der plannen
waren niet zoo zeer dergelijke overwegingen als mo-
reele argumenten: het tot stand brengen van snellere
en dagelijksehe verbindingen met het centrum van
Afrika zou een schrede voorwaarts beteckenen van
de cultuur en de beschaving der wereld en tevens
een schrede voorwaarts op den weg naar verlossing
van het zwarte ras. welks voortdurende achteruitgang
een schande voor de Christenheid is. Als de Angel
saksen en de Latijnsch-Amerikanen de millioenen ne
gers, die zij in de laatste eeuwen in Afrika roofden en
en tot slaven maakten, als vrije mannen, opvoeders,
technici en missionarissen weder naar hun vaderland
teruzzonden, zouden de Westelijke beschaving en de
Christenheid een misdaad verzoenen, waarvoor men
ze met recht verantwoordelijk kan stellen. Niets be
vordert de beschaving van een land meer dun goede
verkeersverhoudingen en Groot-Brittannië, dat zich
zoo zeer door zijn werk voor vrijheid en menschen-
waarde hesft onderscheiden, mag zich dan ook niet
onttrekken aan de plicht mede te werken aan de tot
standkoming van dezen tunnel."
In de Woensdagmorgen gehouden raadsvergade
ring. gepresideerd door den burgemeester, den heer
A. Klerk, waren afwezig de heeren A. Wit en C
Stoop Sz.
Na de opening volgde de installatie van het nieuw-
benoemden lid. den heer A. Brak, waarbij de Voor
zitter hem feliciteerde en er op wees dat hij reeds
eerder zitting had in dit college en opnieuw hoopl
spr. op een prettige samenwerking in het belang
van de gemeente.
Algemeene felicitatie volgde.
Mededeeling werd gegaan van de ingekomen stuk
ken en van de correspondentie die gevoerd is om
trent het verleenen van steun aan tuinliouwers, die
door opheffing van hun bedrijf arbeiders zijn gewor
den en omtrent het voor zichzell baggeren met over
heidssteun.
Antwoord van den Minister van Sociale Zaken
kwam nog niet in.
De heer C. Stoop had bedankt als lid van den
raad, in zijn plaats was door het hoofdstembureau
benoemd verklaard de heer C de Geus Kz., die do
benoeming niet aannam, waarna benoemd ver
klaard werd de heer P. Blom te Eenigenburg, en
die de benoeminR aannam.
De Voorzitter herinnert er aan dat de heer Stoop
ongeveer 10 jaren raadslid is geweest, gekozen werd
door de R. Katholieken, doch steeds in het alge
meen belang werkzaam is geweest Veel is mede
door zijn medewerking tot srand gekomen en spr.
uit den wensch, dat er spoedig voor den heer Stoop
en gezin betere tijden mogen aanbreken. Teekenen
vati instemming.
De heer Wit komt ter vergadering.
Op verlangen van Ged. Staten worden enkele wij
zigingen aangebracht in de bouwverordening.
Voor extra-hulp aan werkloozcn wordt voor het
jaar 1934 aan het crisiscomité beschikbaar gesteld
50 pet. van f 52.50.
Aan Mej. Maas. onderwijzeres, wordt op haar ver
zoek, eervol ontslag gegeven, ingaande op een na
der te bepalen datum.
De geloofshreiven van den heer P. Blom, nieuw
benoemd lid van den raad, worden nagezien door
de hoeren Gootjes en Broed. Tot toelating wordt ge
adviseerd, en door den raad besloten.
Door Ged. Staten was het gevoelen van den raad
gevraagd over pensioen verhaal op de jaarwedden,
van burf^emeeste',, secretaris en ontvanger en wel
tof het bij de wet toelaatbare percentage, nJ. 81/-.
Zooals bekend adviseerde de afdeeling Noordhol
land van den Bond van Gemeenleambtenaren om in
dat geval te doen vervallen de thans toegepaste tij
de'ijke korting.
B. en W. ziin in meerderheid voor pens'oensver-
baal, de heer Glas daarentegen was tegen pens'o'-ns
verhaal, en motiveert dit door te wijzen op do lagere
inkomens, van de heeren Heneweer en Sloof, en acht
dan salarisvermindcring verkieselijker.
De Voorzitter zegt dat de heer Wit en spr. voor
pensioensverhaal ztjn, omdat voor het pensioen de
gemeente steeds het volle pond hoeft betaald en zij
iet voor de betrokken ambtenaren beter oordeolcn
den pensioensgrondslag te handhaven.
De heer Van Druncn ziet geen heil in salarisver-
mindering, maar gelet op het feit, dat alom de sala
rissen verminderd worden, acht ook spr. het beter
de salarissen te verlagen, met behoud van pensioens
grondslag.
De heer Breed is ook meer voor korting op de sa
larissen. dan voor pensioensverhaal. Voor spr. is 't
echter de vraag, of, als salariskorting plaats vindt,
do pensioensgrondslag gehandhaafd blijft
De heer Gootjes acht ook korting op de salarissen
beter, terwijl de heer Brak zich principieel tegen
pensioensverhaal verklaart
De Voorzitter zegt toe dat aan Ged. Staten mede
deeling zal worden gedaan van het oordeel van den
raad.
Volgt wijziging van de gemeentebegrooting 1931,
waarna in verhand met de aangebrachte wijzigin
gen de opcenten op de personeele belasting nood
gedwongen van 10(1 op 150 worden gebracht
De wijzigingen zijn noodig in verband met de na
de vaststelling der begrooting plaats gehad hebben
de korting op de uitkeering uit het gemeentefonds,
vermindering van bijdrage werkloozensteun, enz.,
-nz. De post „onvoorzien" zou dan nog met 1038.53
verlaagd moeten worden. In Haarlem werd hoven-
dien nog de mogelijkheid in uitzicht gesteld dat dc
opcenten op de gemeentefondsbelasting van 80 op 100
gebracht zouden moeten worden als de directie van
de Wieringermeer geen 20 pet. bijdrage voor de
werkverschaffing beschikbaar stelde. Nadien is even
wel gebleken, dat deze directie over 1934 15 pet. bij
draagt. zoodat verbooging opcenten gemeentefonds
belasting niet noodig is.
De heer Brak acht de opcentenhefflng op de per
soneele belasting een onbillijke belasting en zou
liever de opcenten on de gemeentefondsbelasting tot
100 opvoeren, doch dit is niet geoorloofd, zoolang de
opcenten op de personeele belasting niet 150 bedra-
gen.
De heer Breed voorziet voor 1935 nog meer ver
booging van opcenten personeele belasting en geeft
in overweging reeds nu de opeenten op dc gemeente
fondsbelasting tot 100 on te voeren.
De Voorzitter ontraadt, om thans nog tot hoogere
belastlngverhooging te besluiten.
De heer Van Drunen wijst erop dat de noodige
cijfers ontbreken, om een goed overzicht te krijgen,
maar de Voorzitter wijst er on. dat na de vaststelling
van de begrooting nog verschillende kortingsbeslui-
ten zijn afgekomen, terwijl ook niet bekend is wat
er in 1034 zal gebeuren.
Ook de heer Van Drunen wil naast de 150 opren
ten personee'e belas'mg. de opcenten op de gemeen
tefondsbelasting op 100 stellen.
De beer Glas bocriint niet wanrom In dezen tijd
deze gemeentefondsbelasting verhoogd moet worden
De heer Gootjes erkent dat het thans geen tijd is,
om tot die verhooging. opeenten gemeentefondsbelas
ting. over te gaan. maar aan die hoogere opeenten-
heffing gemeentefondsbelasting. zullen we! niet de
menschen met lage inkomens betalen.
De Voorzitter zegt dat daaraan ook zullen meebe
talen inwonende zoons en ook arbeiders.
Nadat het voorstel van B. en W., 150 opcenten op
de personeele belasting, was aangenomen, wordt het
voorstel-van Drunen. om de opcenten op de gemeen
tefondsbelasting met 20 te verhoogen, verwornen met
4 tegen 2 stemmen, vóór stemden de heeren Van Dru
nen en Breed.
Vastgesteld wordt bet gewone iaarlijkscbe voor
schot, dat aan de bijzondere scholen voor 1934 zal
worden verstrekt.
Ter voorziening in de vacature-Blom wordt tot
plaatsvervangend lid der commissie van uitvoering
an den vleeschkeuringsdienst benoemd de heer A.
Brak, met 5 stemmen; 1 stem werd op den heer Glas
uitgebracht.
De heer Brak nam de benoeming aan.
Bij de rondvraag dankte de heer Brak voor dc
vriendelijke woorden bij de installatie door den Voor
zitter gesproken en voor de tegemoetkomende hou
ding van de raadsleden.
De heer Van Drunen vraagt hoe het staat met de
verlaging van de kluft van den Westfrieschen Dijk
en de verbetering van de Molensloot.
De Voorzitter zegt dat alleen bericht is ingekomen
dat er rekening gehouden dient te worden met de
uitvoering van het werk bij de grasverpachting.
Maar spr. wil er aanstonds wel een praatje over
houden, ook over de Molensloot.
De heer Van Drunen wijst verder op de wenschelijk-
heid van verbetering van Wijzendsloot en Ring-
sloot, het gedeelte van Govers tot Wit. Ook wijst spr.
op de wenschelijkheld dat een regeling wordt vast
gesteld t. a. v. het bewonen van krotwoningen. Spr.
noemt bijv. het bewonen van de z.g. „Kippenhemel",
die nog weer in andere handen is overgegaan.
De Voorzitter zal het gesprokene in de vergade
ring van B. en W. overbrengen.
Hierna sluiting.
Opslagplaatsen van levensmiddelen zijn onweerstaanbaar voor
ratten en ten duidelijkste blijkt hierbij de onmacht van fox-
terrters. katten, vallen en vele bestrijdingsmiddelen om het gevaar
te keeren. Dit ondervond o.a. de Heer Jellesma te StNIcolaasga.
die ten slotte Rodent toepaste en met één doosje 120 ratten wist
te dooden. Rodent faalt nimmer, het heeft een bijzondere aan
trekkingskracht Koop nog heden een doos Rodent van 50 ct
of een dubbele doos 4 90 ct en morgen zal ook U van ratten en
muizen verlost zijn. Imp.: Fa. B. Meindersma. Den Haag. D 5'
Ervaringen van een priester
in vagebondskleeren.
HET EASTEND IN LONDEN ZAL VERDWIJNEN.
224515 HUIZEN ZULLEN WORDEN
AFGEBROKEN.
De zoo geziene Engelsche priester rev. Frank L.
Jcnnings, ondernam een paar jaar geleden de niet
nllcdaagsche poging, het grootste ellende-kwartier
ter wereld uit eigen ervaring te leeren kennen. Hij
verkleedde zich als vagebond, trok een havelooze
ulster aan en begaf zich naar Eastend. Over zijn
avonturen vertelt hij het volgende:
„Nadat ik een middagmaal van zeven pence er
door had weten te krijgen, begaf ik mij op zoek naar
een nachtherberg. Ik wist niet, waarheen ik gaan
moest en trad de eerste, do beste spelonk binnen
Een arme man trad met mij in gesprek. Ja, zeide hij,
er wordt gezegd, dat wij. Britten, nooit slaven zullen
zijn en toch zijn wij heiden slaven van onze honge
rige maag. Maar pas op, Jack, (in Eastend wordt
elke onbekende gewoonlijk met Jack aangespro
ken), er kan toch eens weer een ooi log komen en
dan zullen wij weder onzen gouden tijd beleven.
Wij gingen naar buiten, in de mist. Nu begon een
eindelooze tocht door een labvrinth van straten,
welker ellende ik niet vermag te beschrijven. Ik
trachtte later don weg terug te vinden: het was mij
echter onmogelijk. Tijdens den vreeselijken tocht
door deze hel, scheon het mij, alsof ik Dante's tocht
persoonlijk meemaakte. Ale jammer dor menschheid
schreit uit deze vervallen en verpeste huizen, waar
do ongelukkigsten der menschen zijn gedoemd een
leven van misdaad, nood en vertwijfeling te leiden,
ten hemel.
Eindelijk bereikten wij een half vervallen barak,
dat was de slaapgelegenheid, waarvoor zich een
schare havelooze gestalten had verzameld. Ik voegdo
mij bij hen en kwam in een ruimte, die 40 man her
bergen moest, ofschoon er plaats was vf>or nauwe
lijks 20. liet was een tragikomisch schouwspel, het
ontkleeden der vagebonden te zien. Ioder droeg n.1.
al zijn hebben en houden op zijn lichaam. Zoo was
er een man, die 3 paar kousen uittrok; een andere
had liefst vijf hemden aan. De nacht was verschrik
kelijk. Dof vloeken en steunen vulde de lucht, waar
in men nauwelijks kon ademen. Tegen 3 uur
morgens hield ik het niet meer uit en liep de vrije
lucht in. Ik ben echter in dezen nacht een ervaring
inzake het leed der menschheid rijker geworden."
Hoe verdroeg de hoofdstad van eon wereldrijk
East End? De Londcnaar wil het liefst dezen etter-
huil aan het lichaam van Londen verloochenen, wil
liefst nooit daarvan hooren en slechts nu en dan,
als een proces deze wijk der onderwereld weder eens
»n de publieke belangstelling plaatst, discussieert
hij. tracht hij te verklaren, hoopt hij. dat aan deze
toestanden eindelijk eens een einde zal worden ge
maakt. Dit ellende-kwartier, welks oppervlakte zoo
groot is als Kopenhagen, Stockholm on Oslo te zn-
men, is een Inferno van ellende en jammer, dat met
alle menschelijke waardigheid spot. In de sloppen
en stegen der spookwereld valt het licht der zon
slechts met vale stralen. Dc ganscho wanhoop van
het menschelijk bestaan spreekt uit deze sloppen,
hoeken, doorgangen, keldergaten en bouwvallige
krotten.
Toen in 1914 de lente aanbrak, verscheen op de
eerste bladzijde van een toonaangevend blad de vol
gende bekendmaking: „Geen voedsel! Geen vuur!
Geen tehuis! Honderden en honderden verhongerde
gezinnen! Goede, edelmoedige vrienden, helpt spoe
dig! De ellende schreit ten hemel!" Deze noodkreet
kwam uit het kwartier, dat dc Londcnaar gewoonlijk.'
niet kennen mag: uit Eastend.
Fr brak eon tijd aan, waarin de rijke menschen
in landen het voor hun plicht hielden ,.to go slum-
ming", het werd mode iets voor deze ongelukkige lie
den te doen. Weldoende dames kwamen in haar wa
gens en brachten levensmiddelen in groote manden
en deelden met voile handen aalmoezen uit.
Eastend heeft reeds gansche generaties bezig ge
houden. Tientallen jaren voor den oorlog werden
door rijko lieden stichtingen in het leven geroepen,
om de bewoners der krotten naar beste krachten te
helpen. Deze zegenrijke arbeid geraakte weer uit de
mode, men liet het Oosten aan zich zelf over. In
1928 nam de I.ondens<ho gemeenteraad het besluit
0000 woningen te verniettwen en duizenden menschen
werden aan eon grondige, hvgienische behandeling
onderworpen, welke dringend noodig was. daar de
besmettelijke ziekten in dit ellende-kwartier natuur
lijk de beste uitbreidingsmogelijkheden vinden.
Met het verdwijnen der donkere, vunzige stegen
en sloppen en verpeste holen wordt de Engelsche
crimineele roman en zijn talrijke navolgingen een
bijna onuitputtelijke bron armer. Straks zal de Ka-
belstreet, de hoofdverkeersader van Eastend. die
weinig jaren geleden nog de gcvaarlijkstre straat van
Londen was, den criminalist geen gelegenheid ge
ven, zich nog langer met haar te bemoeien. In deze
straat zijn in den voor-oorlogschen tijd ontelbare
menschen verdwenen, zonder een spoot achter te la
ten. Straks zullen nog slechts de schilderingen van
Dickens, die in zijn romans eon beeld gaf van het
Eastend-kwartier. als een getrouwe beschrijving
naar de werkelijkheid de herinnering aan dit don
kerste Londen wakker houden.
Tot bijna een eeuw geleden wa
ren het alleen de bovenste lagen
van de zeeën en oceanen, welke
men had onderzocht, en men geloof
de dat de „onpeilbare diepten" be
woond werden door de meest af
schuwelijke zeemonsters, die voort
durend de vreeselijkste gevechten
met elkaar leverden, in een water
dat door den hoogen druk zoo dik
was geworden, dat do onderste la
gen massief waren!
Het was omstreeks 1870, dat door
directe metingen werd vastgesteld,
dat het zichtbare licht van de zon
niet verder doordrong dan tot op
een diepte van 200 M.
Waar geen zonlicht meer door
dringt, daar houdt ook de planten
groei op.
Er zijn dus geen zeeplanten, geen
levende wieren op grooter diepten
dan 200 M. en de eerste conclusie,
die dc geleerden daar abusievelijk
uittrokken, was dat er in de duistere
diepten ook geen dierlijk leven mo
gelijk was.
De onderzoekingen na 1870 heb
ben geleerd, dat het water der diep
zee bijna hetzelfde is als het water
aan de oppervlakte, en dat er tot np
duizenden meters diepte evengoed
visschen leven als in de bovenste
waterlagen der oceanen.
Maar de „levensomstandigheden*
op die groote diepten zijn natuur
lijk anders dan aan de oppervlakte.
Hoe dieper men in zee afdaalt,
des te minder bemerkt men van
de werking der golven, van eb en
vloed, en van de verschillende stroo
mingen.
De visschen, die op groote diepte
leven, missen dus de organen, die
zij noodig hadden voor den strijd
tegen de golven.
Hoewel de diepzeevisschen leven
in water, dat voortdurend op een
temperatuur van om en nabij het
nulnunt is, is er nog een groote va
riatie in de soorten tot op een diep
te van 3000 M. Daarna wordt de
fauna der diepzee schaarsch, maar
er ziin visschen gevonden tot op
7000 M. diepte Dan houdt eindelijk
het dierlijke leven op.
Zooals wij reeds boven vermeld
den, houden de zichtbare zonnestra
len op een diepte van 200 M. op. De
violette stralen dringen door tot op
1800 M. Maar dieper komt er geen
straaltje van het licht der zon.
Toch hpeft men tot op diepten
van 3 k 4000 M. visschen gevangen,
die vele organen van de hoogcr le
ven do visschen bezaten, en ook
oogen.
Zooals men weet, verdwijnen do
oogen der dieren, die van gcslacnt
op geslacht in holen onder den
grond leven, omdat ze die oogen niet
gebruiken.
Maar hoe is het dan te verklaren,
dat visschen, die in de duistere
diepten der oceanen leven, wel
oogen hebben?
En hier zijn we gekomen aan een
van die verschijnselen, die we mo
gen rangschikken onder dc wonde
ren der natuur.
Wanneer die visschen oogen heb
ben, dan is dat inderdaad om to
zien, en wanneer zij kunnen zien
in de diepste duisternis, dan be-
teekent dat, dat zij hun eigon licht
maken.
Sommige van die visschen heb
ben enkele sprieten op den kop,
weer andere hebben tallooze stekels
over het geheele lichaam, die alle
maal eindigen in een knopje, wat
we het best met het „spotlight" van
een automobiel kunnen vergelij
ken.
Door de aanraking met het wa
ter gaan de uiteinden der sprieten
phosphorescecren, de lampen gaan
dus branden!.
Het allermerkwaardigst is, dat er
visschen zijn, die verschillende kleu
ren van licht uitstralen, groen, vi
olet, blauwachtig, van welke ver
schillende tinten ze zich bedienen
om zich te verdedigen of om een
prooi tot zich te lokken.
Wanneer we dan nog weten, dat
de modderlaag, die den bodem der
diepzee bedekt, op vele plaatsen mil-
liarden lichtgevende microben be
vat, dan kunnen we ons dus zoo'n
beetje voorstellen, dat de diepzee er
op vele plaatsen van een vis-
schenstandpunt beschouwd! moet
uitzien als een winkelboulovard in
een metropolis hij avond, vol auto's
en fonkelende lichtreclames!
Het was in Lagi di C.omo.
In den tuin van de Villa d'Este
kwamen, eiken avond, alle gasten
bijoen, d!e in het oürle paleis der
vroegere hcerschers van Lombar-
dile verblijf hielden.
Het was een sprookjesachtig
schoone maannacht, de zilveren
maan verlichtte de zee. Do lampen
waren gedoofd en de zuidelijke
nacht was onvergetelijk schoon.
Daar klonk in onze nabijheid een
mandoline. Een oude bedelaar na
derde het palcis en met bevende
stem zong hij een of ander Itali
aanse*., ï'ed.
Iemand lachte hardop.
„Stilte", riep de beroemde Itali-
aausche componist Guiseppo Verdi,
die met zijn uitgever Riccordi in het
hotel logeerde. Toen vroeg hij den
zanger: ..Enrico, ben jij het?"
„Ja, illustro maestro", antwoord
de bescheiden de oude zanger.
„Hoe gaat het met dc zaken?"
vroeg Verdi verder.
„Slecht, maestro, maar ik hen ge
lukkig, dat u wel bent en gezond."
„Waarom geeft ge de buitenland-
sche zangers geen les, zooals je col
lega's in Milaan?"
„O, maestro, ik heb op het tooneel
gezongen als een vogel in het woud.
Dat was een stem en ik had talent.
Noch het eon, noch het ander kan
ik mijn leerlingen bijbrengen. Ik wil
do vreemdelingen niet bedriegen. Ik
ben geen kwakzalver, zooals de an
deren, die beloven uit iedereen een
tweeden Caruso te maken."
„Je hebt gelijk", zei Verdi pein
zend. „Je was een groot zanger, je
bent ook eon eerlijk man. Helaas,
tegenwoordig vindt ge dien maar
weinig." „Je weet", zei Verdi tegen
zijn vrouw, die bij ons zat, „dat de
oude vroeger een beroemd zanger
is geweest. Zijn naam is Arnaldi;
eens weende men in de theaters,
wanneer zijn wondorschoono stem
weerklonk."
„Wat moet je doen", zei de oude
zanger, „het is nu een andere tijd.
Nu lachen de anderen en ik moet
van honger sterven."
„Maar dat mag niet zoo blijven",
riep mijn vrouw, de beroemde Rus
sische operazangeres Sonja Kret-
schetowa. „Wij moeten wat doen. Ik
ken den naam Arnaldi, dat is de
beroemde zanger, die eens met
Viardo on Bosio heeft gezongen."
.Noodlot", zei peinzend do oude
zanger, ..anderen rusten op hun lau
weren, ik op mijn stroozak".
„Wij moeten voor den zanger iets
doen", zei mijn vrouw opgewonden.
„Bedenk iets, carina", merkte Ver
di op. „Ik heb het", riep plotseling
mijn vrouw en trad op den zanger
toe: „Care Arnaldi, kunt ge op je
mandoline de aria van Gilda bege
leiden uit de tweede acte van „Rigo-
Jetto"?" „O, ja, Signora, ik heb deze
opera gezongen. Mijn geheugen
heeft me niet verlaten. De mando
line is mijn trouwe vriend, de sna
ren voeden me, al word ik daarbij
niet half zat."
„Vooruit dan maar".
En nu klonken in den stillen,
wondermooien Italiaanschen nacht
de droevige klanken van Verdi's
muziek. Stil werd het in den tuin,
sprookjesstil. Slechts van uit de ver
te werd het klateren van de bron
gehoord. Allen, die nog op hun ka
mers waren, kwamen in den tuin
en on de balkons verschenen gestal
ten in het wit. Sonja zong in dien
nacht zoo mooi als nooit te voren
en toen zij had geëindigd, applau-
diseerden allen geestdriftig.
„Geef me je hoed", zei mijn vrouw
tot den zanger, toen wendde zo zich,
in het F.ngelsch, tot de aanwezigen
en vertelde op ontroerende wijze de
geschiedenis van don zanger. Zij
trad op mij toe en ik wierp 200 liro
in don hood. Toen lien zo naar de
Amorikanen on deze gaven 100 en
500 lire. Do Italianen wierpen klei
ne bankbiljetten in den hoed. Arri-
gn Boito gaf 25 lire, Riccordi nam
uit z'n notitieboekje een blaadje en
schreef er iets on en wierp het pa
piertje in den hoed. Toen mijn
vrouw op Verdi toetrad, kuste hij
haar op het voorhoofd en zei: „Ik
kus mijn grootmoedig hart", maar
hij gaf niets.
Te zamen vonden we 1500 lires
in den hoed en het papiertje van
Riccordi. We lazen het en we von
den de woorden: ..De kas van mijn
uitgever betaio levenslang op den
lsten van iedere maand aan signor
Arnaldi, die zoo veel voor mijn
opera's heeft gedaan. 100 lire. Bo
vendien mag hij zich de mooiste
mandoline in mijn muziekhandel
uitzoeken. Roccordi."
Een Amerikaan, het was een neef
van Vanderhilt. naderde miin
vrouw, nam zijn hoed af en zeide:
„500 lire voor de roos, die gij op
uw borst draagt." „600", riep een
tourist uit Chicago. „1000. wanneer
de Signora nog een lied zingt".
,3200, wanneer maestro Verdi de
Russische zangeres begeleidt."
Verdi stond op en ging in de zaal,
waar een prachtige vleugel stond en
na een uur kon de oude zanger
eenige duizenden lires meenemen.
Den volgenden dag verscheen Ar
naldi hij ons. Hij was geschoren,
net gekleed en hij moest onze gast
zijn. Verdi. Arrigo Boito (componist
van Mephistoplioles en van Nero),
Elvira Laboranti, vriendin van Boi
to, namen aan onze tafel plaats.
Plotseling stond de grijze Verdi op
<u\ vroeg den ouden zanger: „B<>n
je niet verbaasd geweest, dat lk gis
ter niets gegeven heb?"
„Maestro, ge hebt me meer dan
geld geschonken, gij hebt mij bege
leid."
„Ik heb over uw lot nagedacht",
zei Verdi. „Je kent mijn villa bij
Genua. Ga daar heen en leef daar.
Ik zal morgen aan Giovanni schrij
ven; bij zal je eon tuinkamer in
richten. Voor je verpleging zal ge
zorgd worden. Tot het einde van je
leven bon je mijn gast, al zou je obk
honderd jaar worden."
Van de personen, die aan dezen
merkwaardigen lunch deelnamen,
zijn de meesten niet meer in het le
ven. Eerst is mijn vrouw gestorven,
toen volgde Verdi, Signora Labo
ranti, Boito, Riccordi.
Twee janr geleden was Arnaldi
nog onder de levenden en leefdo in
de villa van Verdi welke villa zooais
bekend, als tehuis voor oude Itali-
aanscho zangers werd ingericht
naar de testamentaire beschikking
van Verdi.
WASILI NEMIROWITS
DANTSJENKO.