VAN DIT EN VAN DAT
9 EN VAN ALLES WAT
De vermoorde onschuld
De droevige geschiedenis van een
eerlijken dief.
De Avontuurlijke Lotgevallen van Miep Muizenschrik en Bul Krakebeen
III!
Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 24 Februari 1934. No. 9438.
I
Door SIROLF vrij bewerkt
naar het Engelsch.
(Nadruk verboden).
HET ecnigste wat men op liet eersto
gezicht tot zijn nadeel had kunnen
zeggen, was, dat het inderdaad
een vreemde snaak was. Doch dat is na
tuurlijk geen geldige reden om iemand
voor het gerecht te sloepen. Hij stond
met zijn overdreven, onwaarschijnlijk
magcro lichaam, in een vreemdsoortig sa
menstel van klecren, voor het gerecht, 't
vogelhoofd op een lange, magere hals
geplant, waarvan de enorme adamsappel
de gelijkenis met een vogel nog vergroot
te
Hoor 'ns hier. Edelachtbare, aldus be
gon hij op niet onwelwillende toon. Ik
zal U dat zaakkic wel eris even uitleg
gen. Ik staan hier als beklaagde, maar
ik hin natuurlijk zoo onschuldig als een
ongcboi^n lam! Wat zeg ik, als een pas
geboren kalf, als als Uedclacht-
bare zelf, hij wijze van spreken, als ik
zoo verasstrantig mag wezc. Ja, feitelijk
most ik hier als eischer staan. Want nou
mottu eris hoorc, Edelachtbare. Ik gaan
tnit me knol, een echt fijn beessie, van
Nergenshuizcn naar Waarhuizen. Maar
wat wil nou het ongeluk? Onderweg ver
liest mijn knol een hoefijzer. Nou, zeggu
nou zelf. dat kan toch zeker de besta ge
beuren. nicwaar? Zou r ook kenne ge-
beure. Edelachtbare, net zoo goed. Nou,
en toen wier ie natuurlijk mank an se
poot, die knol bedoel ik natuurlijk! En
wat doen ik, as een man die hart heb
voor heeste? Meeslepe kon ik 'm toch ze
ker niet?! Want dan was de dlerebe-
scherming gekonmie, en had me die
knol afgenomen, want, ja, Edelachtbare,
U weet dat niet zoo, maar dat docne ze,
ijskoud! Nou, toevallig zien ik onderweg
een oud mirakel van een knol staan, o.
veel lcelijker dan mijn eigen knol, al
had die dan ook een lamme poot van
wege dat hoefijzer. Toen docht ik zoo hij
me cige: Weet je wat. wees nou een ke
rel met een groot hart, en leen die leelij-
ke, ouwe knol nou maar effe, en zet er
jouw mooie paard voor in de plaats zoo
lang. As je dan van Waarhuizen weer
naar Nergenshuizcn terugkomt, ken je
die diere weer verruilen.
Waar gebeurde dat?, vroeg de rechter
gestreng.
In IIalfhuiz.cn, Edelachtbare, met 1 *ws
welnemen, as Uedelachtbarc het goed
vindt.
Dus, vroeg de rechter nog strenger. Dus
Jij stal een paard in Halfhuizen?
Ben U nou hcclmaal van Lotje?!, riep
de verdachte stomverbaasd en zeer Ver
ontwaardigd uit, Neemp U me niet ver-
kwalijk, Edelachtbare, maar as een on
schuldig monsch kwaad wordt, vergeet
ie de parlcvoesdeflikflak wel eris. Ik heb
dat paard niet gestolen, welnee, ik heb
het alleen maar geleend! (Vreugde op de
publieke tribune). Nou, ik had zoo n mi
nuut of vijf met die knol gcloopcn, toen
ik een man tcuge kom met een oud
wrak van een knol aan een touw, een
geraamte gewoonweg, met an drie poote
mank en het vierde lam. Dat paardclijk
sleepte zoowat met zijn kop door de geut
on hoestte zoo verschrikkelijk met Uws
permissie, dat al zijn tanden in zijn hek
rammelden dat je d'r bang van wier.
Nou, ik zeg zoo „goeie dag" tcuge die
man met die dooie knol en hij zcit wat
terug en we raken zoo an het smoezen en
toen zegt ie teugc me: „/.alle wc ruile,
voor de aardigheid, dan zal ik jo d'r een
riksdaalder bij geven". Ik dacht zoo hij
me cige, dat kon* ik feitelijk best doen,
omdat ik toch een betere knol in de
plaats van die knol die ik geleend bad,
bad achtergelaten. De ccnige die er dus
bij zou verliezen was ik, als ik die an
dere snuiter ze knol aan deze vent zou
geven
Welke andere vent? vroeg de rechter,
wenkbrauwen fronsend.
Nou, natuurlijk die vent waarvan ik
die knol nam!
En je zei, dat jc die knol onderweg
gevonden had?
Nou maak L' me an liet lachen Edel
achtbare!, zei do man meelijdend als te
gen een lastig kind, maar die knol
moet toch van een inan gehoord hebben,
nou ja, of van een vrouw, maar dat kan
ik toch niet ruike, nou enne De man
trok een wanhopig gezicht.
Wat heb je nu weer?, vroeg de rech
ter nog strenger.
Ja, Edelachtbare, nou hin ik effe de
kluts kwijt, U heb me hcelegaar van de
wijs gebracht met die vraag. Wat is dat
nou weer met die andere vent en deze
vrouw, waarvan ik nog nooit gehoord
heb? Die hoorei» d'r heelcmaal niet hij,
ik zee dat allcenig maar voor dc duide
lijkheid, maar nou hin ik heelegaar in dc
war. (Uitbundige vreugde op de publieko
tribune).
Waar waren we gebleven? bricschte do
rechter.
Ja, waar L" was, Edelachtbare, dat weet
ik niet, maar ik was in Driekwartshui-
zen, daar kwam ik die snuiter tegen!
Welke snuiter?
Nou, natuurlijk, die snuiter met die
dooie knol?!
Een dood paard?, vroeg dc rechter, min
of meer flauw wordend, terwijl zijn ge
laat een groene weerschijn kreeg.
Nou ja, Edelachtbare, bij was niet hoe-
lemaai dood, maar liet scheelde niet veel.
t" weet wol, die halve dooie knol van die
vent die me een riks gaf? Weet U het
niet meer? En ik heb U dat nou net haar
fijn uitgelegd? Mot U nou 'ns goed hoo
rc, dat was die dooie knol, die ik van 'm
gekocht had, ik bedoel, die hij van mij
geleend had, of eigenlijk, die hij van mij
gekocht had, U weet wel, die knol waar
voor ik die riks kreeg! Nou, wil 1' wel
gcloove, Edelachtbare, ik docht elk
oogenhlik, dat die stumper van een knol
dood neer zou valle. Dat kon ik niet over
mo hart krijgen. Pal bij Waarhuizen zien
ik een andere knol in de wei staan. Ik
denk bij me eigen, weet je wat, denk ik,
ik zal die knol nemen, en deze ervoor
in do plaats zetten, dan heeft toch ieder
een een paard nietwaar? Kon niemand
iets reclamecre. Eerlijk is eerlijk, zeg ik
maar altijd, wat U? Want U snapt wel,
Edelachtbare, als ik naar Nergenshuizcn
terug zou gaan, zou ik die dooie knol
van die kerel met die-riks weer meene
men en die weer in de plaats zetten voor
die andere knol en dan zou ik weer met
me cige knol naar Nergenshuizcn gegaan
zijn en
Stop, stop! Wacht even riep de
rechter flauwtjes, terwijl hij nu loodkleu
rig in het gezicht werd: Welke knol be
doel je nu eigelijk?
Do magere man slaakte een hartgron
dige zucht, schudde het hoofd als dc ver
moorde onschuld en zweeg.
De rechter wischte zich het koude zweet
van het voorhoofd, en stamelde onsamen
hangend: Die knol ik bedoel dat
wil zeggen dat dooie paard, ja, bliks
katers nog-an-toc man, welke knol, voor
den drommel, over welke knol heb je het
nu eigenlijk?
Neemp U mij nou niet vcrkvvalijk', Edel
achtbare, zei de magere man op zijn tee-
nen getrapt, terwijl hij met zijn ééne oog
naar den rechter keek en met het ande
re naar de publieke tribune knipoogde,
Neemp U mij nou niet vcrkvvalijk, met
Uws permissie, Edelachtbare, over die
zelfde knol, waarover U het had .Ja, fei
telijk ware d'r een massa knolle, van ons
allemaal één. Ja, U inot me goed begrij-
pc, van U Edelachtbare was d'r natuur
lijk geen knol hij. Ik zeg dat maar voor
dc duidelijkheid, anders zegt U straks
nog, dat ik Uw knol heb gestolen. Nou,
d'r ware dus een massa knolle, maar per
slot van rekening heb ik er nou geen
een! Nou, zeggu nou zelf, is dat zuiver?
Die ouwe knol is dood gegaan, en toen
kom ik *m natuurlijk niet meer verruile
voor die ccnc en die andere. Nou, en
toon hebben ze me opgepakt, zeggu nou
zelf, is dat rechtvaardig? En nou heb ik
geen knol om voor me eige knol in de
plaats te zette!
Op dat oogenblik zou dc rechter flauw
zijn gevallen, als dc veldwachter hem
niet bijtijds een glas water gebracht had.
Hij schraapte zich dc keel, gaf een don
derende slag met zijn vuist op de groene
tafel cn riep: Beklaagde, jo bent veroor
deeld tot zes weken gevangenisstraf we
gens diefstal van een paard. Ik ben er
van overtuigd, dat jc in eerste instantie
nooit een paard hebt gehad! Had jc nog
iets tot je verdediging te zeggen?
Nou, Edelachtbare, ik wou alleen maar
zeggen, U wordt bedankt! Maar ik wou,
met Uws permissie nog wel één dingetje
vragen.
En dat is?
Ja, Edelachtbare, hoe staat het nou fei
telijk met me eige knol, die toch zeker
door iemand gestolen is?!
Toen viel de rechter flauw. De publieke
tribune moest ontruimd worden.
WETENSWAARDIGHEDEN.
Is het U bekend:
dat dc Niagara-waterval elcctrische
stroom verschaft aan 500 steden?
dat Damascus, de hoofdstad van Sirië,
een belangrijke stad was 2000 jaar vóór
Christus?
dat er ongeveer 7TX)0 sterren waar
neembaar zijn met het bloote oog?
d a t het oude Babyion volgens de over
levering omgeven was door muren van
100 meter hoog en 25 meter dik?
dat de waarde van de grondstoffen (che
mische elementen) waaruit liet men-
schelijk lichaam bestaat, ongeveer een
rijksdaalder bedraagt?
dat het menschelijk lichaam voor 85
uit water bestaat?
dat in het begin van dc negentiende
eeuw de tooneelcensuur in Weenen zoo
belachelijk streng was, dat zelfs op het
tooneel twee gelieven vergezeld moesten
zijn van een chaperone?
dat Rusland de grootste voorraden plati
na ter wereld bezit?
dat men met het bloote oog ongeveer 5000
sterr aan den hemel kan waarnemen?
dat men echter met de grootste telescoop
te Victoria (Britsch-Columbia) er minstens
300000.000 ziet?
d a t de koker van dezen telescoop zoo wijd
is, dat een gewone auto er gemakkelijk door
kan rijden?
dat dit kijkertje 55.000 kilo weegt?
DE BER BER PUZZLE.
(Oplossing van de vorige week).
1. Berghelling;
2. Oberkei Iner;
3. Ambergeuren;
Gemberplant;
5. Weerbericht;
li. Novemberdag;
7. Versomberen;
s. Lemelerberg;
Machthebber.
251. Want nu kunnen we alle
warmte die we noodig hebben uit
Jiulië bekomen. Als ze het daar
dan maar niet koud krijgen, zei
Bul, want dan ziet het er voor ons*
Ook weer niet zoo goed uit! Toen
zei Knips'.anrt heel eigenwijs: In
India krijgen ze wel weer nieuwe
vooraad van de zon. Daar zitten ze
er veel dichter bij dan hier.
252. En nu ons zaad halen, zei
Bui, want we zullen maar zoo
gauw mogelijk beginnen. Ik ben
benieuwd, wanneer we er dan van
kunnen eten. Het eerste pak was
bananenzand. Fijn, juichte Knip-
staart, bananen!! De. eerste is voor
mij hoor! Best, zei Bul, die toch
niet van bananen hield. Daarna
kwamen aardappelen, wortelen,
boontjes, thee cn nog veel meer an
dere zaden.
253. .'-.lies werd netjes in kuiltjes
gelegd en de kuiltjes weer dicht
gemaakt. Toen bleef er nog plaats
over voor wat mooie bloemen cn
struiken. Ook meteen maar zaaien,
zei Bul, die veel ondernemings
geest bezat. Ken paar beren ston
den vanuit de verte dat gedoe gade
te slaan. Ze snapten cr niets van
en dichterbij komen durfden ze niet.
251. Dat was maar goed ook, want.
met hun logge poolen zouden ze al
les bederven. Maar ze hadden ont
zag voor die lange staart van dat
êêno beest en ze zetten dan ook
maar rustig hun wandeling voort.
255. Op den grond werden nu bui
zen gelegd, waarin gaten waren ge
boord. Hierdoor kon de warme
lucht stroomen cn werd het hecle
terrein gelijk verwarmd. Toen alles
Klaar was. werd een dunne sneeuw
laag over de aarde gelegd. Dit zal
door dc warme lucht smelten, zei
Miep <vi büit't de aarde vochtig. En
nu war'i cu we maar af. zei Bul. 'k
Hoop, dat we gauw vruchten zien.
lviiipsiaart liad ingeschakeld cn al
les werkte prachtig.